Standaard polyploid Standaard Toch nog liefde Al iAk I NIEUWE EPIDEMIE VAN MOND- EN KLAUWZEER VIJF GEBODEN VOOR DE VEEHOUDER 1. Isoleer Uw bedrijf. 2. Laat geen merkers en kooplui in varkenshokken. 3. Besef, dat elk vervoer gevaar lijk is. 4. Zorg voor aanwezigheid van ontsmettingsloog. 5. Gebruik het!!!! Gevolgen kunnen lang doorwerken NNP Een nieuwe explosie van de gevreesde ziekte mond- en klauwzeer heeft sinds een drietal maanden een groot deel van het Nederlandse boeren bedrijf in haar ban. Honderden var kens zijn al het slachtoffer geworden van deze ziekte, die ook de koeien, schapen en geiten bedreigt. Dit zijn de dieren die schadelijke gevolgen van de kwaal ondervinden. Andere dieren kunnen er wel door worden besmet en de besmetting overbrengen maar hebben er geen enkele last van. De strijd tegen het mond- en klauw zeer wordt al jaren intensief gevoerd. Deze nieuwe epidemie komt dan ook als een verrassing. In de loop van 1961 zag het er naar uit, dat de vee-artsenij kundige dienst een flink succes had ge boekt. Het Staatsblad gaf begin novem ber aan, dat er op dat moment slechts zes gevallen van mond- en klauwzeer voorkwamen. Hoe sterk de nieuwe op leving is, blijkt wel uit de cijfers voor begin januari van dit jaar. Toen waren al sinds november negenduizend be smette varkens, bijna zevenhonderd runderen, 230 schapen en enkele geiten geslacht. De nieuwe epidemie is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan door de clandestiene invoer van besmette big gen uit Duitsland. Daarna heeft de ziekte zich snel verspreid. Dat is niet zo verwonderlijk, want de kwaal is uiterst besmettelijk. Mond- en klauw zeer wordt veroorzaakt door een virus, een voor de wetenschapsmensen nog altijd tamelijk raadselachtig en minus cuul stukje natuur. Miljoenste van een millimeter En virus is niet hetzelfde als een bacterie. Een bacterie of bacil is een levend iets. zoals een plant of een dier. Maar de geleerden hebben nog niet kunnen uitmaken of men de virussen ook tot de levende soort voortbrengse len van moeder natuur moet rekenen. Er zijn talrijke soorten, die naar haar onderlinge aard sterk kunnen verschil len. Soms gelijkt het virus op een schei kundig fenomeen voor wat de structu rele opbouw betreft, soms gedraagt het zich als een levende stof. Eén ding is wel vastgesteld: een virus is voor het allergrootste deel opgebouwd uit een eiwitachtige stof. En dat is al heel wat om te weten, „gezien" het feit, dat zo'n virus soms niet groter is dan een miljoenste deel van een millimeter, zo dat het zelfs onder de microscoop nau welijks op helemaal niet zichtbaar wordt. Lift De besmetting met mond- en klauw zeer ontstaat door overbreng'ing van het virus. Voor dit transport maakt het virus van alle geboden mogelijkheden met gretigheid gebruik. Niets is te goed of te slecht. Het komt veel voor, dat de ziekte wordt verspreid door mensen, die beroepshalve boerderijen moeten bezoeken, zoals keurmeesters en veehandelaren. Van de zijde van de Gezondheidsdienst werd ons verzekerd, dat mensen geen enkele hinder van de ziekte ondervinden. Het menselijk lichaam heeft voldoende afweerstoffen om het virus direct onschadelijk te ma ken. Toch kan het soms wel eens voor komen, dat iemand zich gevoelt alsof hij een licht griepje heeft. Maar dat zijn grote uitzonderingen. Ook dieren honden en katten kunnen het mond- en klauwzeer-virus een lift geven van de ene boerderij naar de andere. Een ander middel is de veewagen van de handelaar, als daarin besmette dieren vervoerd zijn. Wordt de wagen niet ontsmet, dan zal ieder gezond dier, dat daarna in de wagen wordt vervoerd, onvermijdelijk worden aangetast. Op deze manier kon de ziekte zich van Overijssel waar de meeste ge vallen zijn gemeld verspreiden over een goed deel van het land. Hoe verder van Overijssel af des te minder wordt het aantal ziektegevallen. Op dit mo ment zijn de kop van Noord-Holland, West-Brabant en Zeeland nog vrij van besmetting. In Zuid-Holland zijn nog maar heel weinig gevallen bekend. Blijvend nadeel De dieren, die door het mond- en klauwzeer-virus zijn aangetast, kunnen allerlei ziekteverschijnselen vertonen. Er treedt vrij hoge koorts op, terwijl in de bek en op de poten allerlei zwe ren opkomen. De zweren kunnen zo ernstig doorwerken, dat de klauwen afvallen. Meestal blijven de dieren, ook na genezing, kreupel. Bij koeien treedt meestal ook een uierinfectie op, die zich manifesteert in blaren aan de spenen van de uier. Deze infectie benadeelt de melkpro ductie of zet deze zelfs geheel stop. Dit is ook al een blijvend verschijnsel. Omdat de ziekte blijvend nadeel ver oorzaakt worden de besmette dieren meestal zo snel mogelijk geslacht, ook al om verdere besmetting te voorko men. Dit betekent voor de boer van zelfsprekend een grote schadepost, ook al krijgt hij voor het dier een flink be drag terug van het rijk. Dit bedrag is echter nooit voldoende om bijvoorbeeld de schade te vergoeden, welke de boer lijdt door het wegvallen van een goede melkkoe. De geslachte dieren worden gesteriliseerd. Het vlees wordt na enige tijd aan de consument aangebo den. Er staat dan duidelijk bij, dat het van besmet vee afkomstig is. Bestrijding In de laboratoria van de vee-artsenij- kundige dienst is al in 1940 een entstof ontwikkeld tegen het mond- en klauw zeer. Men maakte daarbij dankbaar ge bruik van een vinding in Duitsland. Duitsland had het idee ontwikkeld in samenwerking met Denemarken. De entstof, die door de Nederlandse vee- artsenijkundige dienst in het Amster damse researchcentrum is ontwikkeld, werkt volgens het aanwakkerings principe. Het is geen geneesmiddel te gen mond- en klauwzeer, maar als het ware een opwekkingsmiddel, dat de na tuurlijke afweerstoffen in het lichaam sterk stimuleert. Het grootste deel van de Nederlandse runderstapel is ingeënt. Men heeft de entstof echter nooit op varkens toegepast. Bij deze dieren schijnt zij niet veel te helpen. Veel van het goede, dat de entstof bij runderen kan doen, wordt echter teniet gedaan door onachtzaamheid op het boerenbedrijf. Niet voor niets heeft de regering een vervoersverbod voor var kens ingesteld, dat nog wel enige tijd zal duren. Hoeveel boeren ook hun bedrijf ontsmetten, er blijven er altijd enkelen, die er niet toe overgaan en gods water maar over gods akker laten lopen. Hun bedrijf kan dan een haard worden, waaruit de 2iekte zich opnieuw over de omgeving verspreidt. Dat ook zij bij die bestrijding helpen is van het allergrootste belang. WEEKAGENDA VAN DE STICHTING CULTUREEL WERK TEXEL Dinsdag 30 januari Den Burg, Oranjeboom, Sparavond Den Burg, Filmavond „Herwonnen Levens kracht". Woensdag 31 januari Den Burg, Oranjeboom, Sparavond Den Burg, Texel, bridgedrive Den Burg, Landbouwhuishoudschool, Disco avond t.b.v. 10 x 10 actie. Donderdag 1 februari Den Burg, 10.30 uur. Dagvergadering Ver. voor bedrijfsvoorlichting. Zaterdag 3 februari Den Burg, Oranjeboom, Toneeluitvoering Ver. Oudleerlingen „O, oom Albert toch". ZON, MAAN EN HOOG WATER Hoog water ter rede van Oudeschild: 30 jan. 1.24 en 14.04; 31 jan. 2.28 en 15.17; 1 febr. 3.52 en 16.42; 2 febr. 5.19 en 18.06. Aan het strand ongeveer een uur eerder hoog water. ALGEMENE VERGADERING BEDRIJFSVERENIGING Een laatste herinnering. We vergade ren dus a.s. donderdag en beginnen om half elf. Nogmaals willen we er op aan dringen tijdig aanwezig te zijn. Wil een en ander goed tot zijn recht komen, dan hebben we de tijd beslist nodig. Het lijkt ons vooral van belang, dat we ruim tijd kunnen besteden aan het onderwerp van Dr. v.d. Grift, omdat we met de kwestie van een tekort aan mineralen in de veevoeding steeds meer te maken zullen krijgen. Naar mate de productie van planten en die ren toeneemt, worden de eisen, die aan de voeding worden gesteld steeds hoger. Het blijkt ook in de praktijk herhaaldelijk, dat vooral de hoogpro- ductieve dieren het eerst bepaalde ge breksverschijnselen vertonen Op de vergadering zullen verder nog mededelingen worden gedaan over de samenwerking bij het voorlichtings- werk tussen onze vereniging en de Commissie voor Streekontwikkeling. Wij rekenen op een goede opkomst. C. v. Gr. OPNAME VAN MAAIKNEUSKUILGRAS kwaliteit van de maaikneuskuilen ont- Na ons laatste artikeltje over de vingen we enkele mededelingen over moeilijkheden bij de opname van dit voedermiddel. In verschillende geval len zou de graagte van opname te wen sen overlaten. Het lijkt ons van groot belang hier over meer vaststaande gegevens te krijgen. Het is nl. niet onmogelijk, dat door een wijziging in de werkwijze bij het maaikneuzen of het uitvoeren in een ander groeistadium verbetering kan worden verkregen. We zouden het zeei betreuren indien als gevolg van moeilijkheden bij het voederen van dit kuilgras bepaalde veehouders het besluit namen in het komende seizoen weer volgens de ouderwetse methode te gaan kuilen. We hebben op het moment al voldoen de gegevens om te zeggen, dat de voe- derwaarde van dit kuilgras over het algemeen zeer goed is en dat de reuk zodanig is, dat je het bij wijze van spreken in de kamer op tafel kunt leggen. Aan de andere kant hebben wij er voldoende begrip voor, dat een minder goede opname een zeer groot bezwaar is. Het lijkt ons daarom van groot be lang zoveel mogelijk ervaringen te ver nemen. Mogen wij op U rekenen? Bij voorbaat hartelijk dank. C. v. Gr. EINDSTAND EERSTE COMPETITIE KLAVERJASCLUB „DE DOORMARS" De eindstand, na 46 partijen, is: (Respectievelijk punten en marsen) 1. J. D. Koning-D. Backer 75.423 30 2. H. Grootjen-J. Dekker 74.766 34 3. E. Westdorp-A. Kuiper 73.163 31 4. J. Blom-D. Kalverboer 72.657 25 5. mevr. Hemelrijk-Kl. Vlas 71.760 25 6. Echtpaar Vlas 71.680 25 7. Echtpaar Vondel 71.412 24 8. P. Vos-T. Eelman 71.228 25 9. Echtpaar H. Vermeulen 70.990 26 10. H. v. Sijp-A. Dootjes 70.977 21 11. mevr. Dogger-J. Kuiper 70.833 21 12. D. en S. Hemelrijk 70.348 26 13. J. Koning-D. Westdorp 69.838 22 14. C. A. Kaczor-T. Dekker 69.759 24 15. Joop Westdorp-P. Schagen 69.683 30 16. K. de Jong-D. de Ruyter 68.462 15 17. S. Kuiper-A. Schagen 67.924 29 18. J. P. Burger-J. v. Sikkeleras 67.913 17 19. H. Bekkers-H. Maas 67.805 19 20. mevr Krijnen-J. Barhorst 67.094 20 21. H. Groen-P. de Brok 66.447 17 22. T. Swaerts-B. Visser 66.249 19 23. J. Hoep-Z. W. Stolk 66.183 29 24. G. v.d. Meer-A. v. Liere 59.844 22 FEUILLETON. door HANOL SPOOR. 19. Zou dit nu het einde betekenen van de beproevingen? Martha werd nu in een ander klein zaaltje gebracht. Ze werd op een brede tafel geschoven. Het lijkt wel een grote strijkplank, dacht ze. Ze keek naar de toestellen, die stonden opgesteld. Hier worden röntgenfoto's gemaakt, wist ze als bij ingeving. Een andere dokter kwam nu op haar toegestapt. Martha hoorde een geluid als van een blaasbalg en in haar lin kerzijde ontstond na enige tijd een lichte druk. Zij lichtte haar hand op. „Prachtig", deed de dokter tevreden, „en nu de andere kant". Weer dat geluid van die blaasbalg, en toen een pijn in haar rechterzijde, alsof iemand met een grote vuist van binnenuit met kracht tegen de pijnlijke plek aanduwde. Vol schrik hief ze weer haar hand op. ,,Nu al?" vroeg de dokter verwonderd. „O ja, hou op", zei Martha in pani sche angst en hees stootte ze uit: „laat het nu alsjeblieft afgelopen zijn; dit is niet uit te houden". „Het is nu zo gebeurd", zei de dokter geruststellend. Een assistente kwam toegeschoten en gaf Martha opdracht om op een teken van haar de adem in te halen, even in te houden en daarna te ontspannen. Martha, die overgevoelig en overver moeid was geworden, voelde eerst de neiging opkomen om alles maar te laten zoals het was; dan bedacht ze dat van röntgenfoto's zoveel kon afhangen. Stel je voor dat de foto's niet goed zouden zijn en alles over moest. Misschien dan dat hele pijnlijke onderzoek ook wel. Daar kwamen de commando's al, en Martha werkte zoveel mogelijk mee. Er werd iets aan de toestellen versteld, en Martha moest nog even herhalen. Nu werd ze heus naar de zaal terug gebracht. De zaalzuster lachte haar vriendelijk toe. „Pijn gedaan?" vroeg ze meelevend. „De dokter heeft me gevild" ant woordde Martha klagend, en tranen stroomden uit haar ogen. „Kom, kom" deed de zuster opge wekt, „uw huidje zit er nog op en nog niet eens zo lelijk". Martha kende dat wel. Paulien had ook dat opgewekte dat iedere verpleeg ster zich scheen aan te meten. Ach, ze moest toegeven, het deed goed en het klok in ieder geval normaal. Daar straks dacht ze een ogenblik dat haar ver stand het begaf. Nu maar wachten op de volgende ge beurtenissen Haar intuïtie zei haar dat ze er nog lang niet was. Maar o wat een heerlijkheid, daar kwam de zuster met een spuitje, misschien zou eindelijk de smartelijke pijn een ogenblik ver dwijnen. HOOFDSTUK XVI Paulien krijgt een boodschap Paulien had nachtdienst op zaal 12. Het was al laat. Rustig deed ze haar rondgang voor ze aan haar tafeltje kon gaan zitten. Alle patiënten hadden hun glaasje water. Toch wenkte een oud moedertje haar. Paulien glimlachte, het was een dorpsgenote. Ze meende, en misschien niet ten onrechte, dat ze een streepje voor had. Paulien maakte geen verschil in de behandeling van haar patiënten, maar ze vond het toch altijd wel leuk om met zo'n bekende patiënt een praatje te maken, tenminste als haar dienst en de toestand van de patiënten het toe lieten. Kwasie bestraffend lichtte ze haar vinger op. „U moet gaan slapen; al bent u nu aan de beterende hand, dan mag u toch niet zo lang wakker liggen meer u meewerkt, hoe vlugger u bent". „Weet ik", zei het vrouwtje lac „maar ik mag volgende week naa en geen wagen met zeven paarde mij hier houden". „Zo", lachte Paulien, en zacht f] rend om de andere patiënten niet ker te maken, vroeg ze: „Heeft hier zo slecht?" „Je weet wel beter Paultje, ieder verlangt toch naar huis". „Ssst" deed Paulien bij dat „Pat het was het naampje waarmee vi iedereen in het dorp haar aan Paulien hoorde het graag. Het haar denken aan haar zorgeloze k jaren, welke deze vrouw weer herleven. Maar de hoofdzuster k< niet goedvinden. In haar werk Paulien, zuster Paulien voor ied en geen Paultje. De patiënte knipoogde ondei „Morgen zeg ik weer netjes: Paulien; nu hoort toch niemand Paulien schudde het kussen w en streek het laken glad. „Blijf ni stil liggen, woelwater", zei ze be fend. „Wie krijgt er opmerking de patiënten er niet netjes bij lig De patiënte dook behaaglijk in kussen. „Je bent een schat, hoor tje; ik hoop tenminste maar dat j met die halve Fransoos gaat trou Paulien begreep onmiddellijk w doeld werd met die „halve Fran Het dorp had haar oom Bernard naam gegeven, toen hij uit het bi land terugkwam. Zijn kleding ei hooghartige manier van doen h er niet weinig toe bijgedragen oir) in de dorpsgemeenschap een plaatsje te geven. Ze trok toch een verwonderd gel en zei lachend: „Ik ken geen Fraj en zeker geen halve; laat staan i daarmee zou trouwen". „Hou je nu niet van de domn weet best wie ik bedoel: natuurlij oom van je. Nou ja. oom, het is lijk geen oom van je maar je plee als ik het zo noemen mag". „Nu, en wie vertelt er nu dat il oom Bernard ga trouwen?" „O, wij op het dorp zijn er maa bang voor. We hebben onze ogei niet in onze zak zitten. Hij kijkt j aan, of hij van plan is je op te et« „Toe maar, nu is die halve Fra nog een kannibaal ook. en dat v men allemaal zo maar van mijn fa Zo, ga nu maar lekker slapen". „Nee, wacht nog even; ik moet slist iets vertellen. Vandaag is „wandelend streekblaadje" gewee dat had groot nieuws". „Wie is nu in vredesnaam het w lend streekblaadje?" „Ach, dat weet u toch? Dat is 'Daatje. Ze weet altijd alle nieu van het dorp; meestal nog eerdei de krant en daarom heeft ze ook naam. Ze is er nog trots op ook". „Zo, en had die tante Daatje nieuws?" Paulien lachte wat; ze dit hele gesprek niet zo ernstig bleef, omdat anders haar patiënte niet tot rust kwam. „Ja, moet u horen. Tante Daatj< op de weg daar bij het huis va moeder, en daar kwam die oom v aanfietsen, met een gezicht als eei weerswolk en een vaart, alsof hi laatste tram nog moest halen, tante Daatje zei netjes goedendag, het bij ons op het dorp hoort, maar je dat hij wat terug zei? Tante D hogelijk beledigd natuurlijk. Toer ze dat hij een brief uit zijn zak ve: Hij pakte zijn zakdoek om het i van zijn gezicht te vegen; dat zag Daatje allemaal, en toen ging die aan het wandelen. Nou, tante D eerst beduusd, en toen had ze noj kreet gegeven, maar hij maar doo ren. Zij natuurlijk de brief opgei en bar nieuwsgierig bekeken. En denk je?" (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1962 | | pagina 4