Vakantiespreiding op de .Waddeneilanden niet het slechtst Texel is weer het droogte-eiland Minder belangstelling voor hotels en pensions In noordelijke polders weer flinke schade VOOR EEN ZONNIGE VAKANTIE „iEn wat doen we met moeder t 'U - ^In ons blad van 19 juli 1961 publi- l ierden wij enige uitkomsten van het Aderzoek dat het C.B.S. in 1960 heeft r gesteld naar de vakantiebesteding m de Nederlandse bevolking. Ji De onlangs door het C.B.S. gepubli- terde cijfers vermeld in een artikel in i bciale Maandstatistiek zijn een ver- *re bewerking van het over 1960 ver- j unelde materiaal. Werd in het eerste i; *tikel een aantal algemene gegevens ir ver de vakantiebesteding bekendge- t'{ taakt, in het tweede artikel wordt in iv 2t bijzonder aandacht besteed aan de n oordzee badplaatsen. ii Binnen het kader van de Noordzee adplaatsen worden afzonderlijke gege- sns vermeld over de Waddeneilanden r ie, gezien de betekenis van het toeris- ie op Texel, hier zeker het vermelden *y aard zijn. De lezers van ons blad die nauw betrokken zijn bij het toerisme kun nen daardoor kennis nemen van een j aantal aspecten van de gasten die V Texel bezoeken. T 2 Uiteraard ontvangt iedere logies ver- 1 trekker maar een beperkt aantal gas- - ïn zodat alleen al hierdoor de navol- 1 ende geciteerde conclusies nooit ge- 5 eel overeen zullen stemmen met het- een ieder voor zich waarnam. Het doel j, s echter het beperkte beeld op de eigen L asten te verruimen tot een beeld van j et geheel dat alleen de statisticus (in it geval de onderzoeker van het C.B.S.) Lch kan vormen. Dan voorrecht tot recht Over de ontwikkeling van de vakan- iebestedmg gedurende de laatste de- ennia zegt het artikel: „Wie zich een vakantie kon permi eren en daarvoor behoefte gevoelde ing met vakantie, zonder zich te be- ioeven bekommeren om overvolle ver- oermiddelen, overvolle stranden, bos- en of heiden, overvolle logiesaccomo- laties. Voor hem, die zich in rust en rijheid wilde en kon verstrooien, het ij in eigen land, hetzij in het buiten- and, waren de mogelijkheden volop lanwezig. De anderen, de honderddui- enden met bescheiden beurs vond hij liet op zijn weg. Deze situatie is de aatste decennia geleidelijk aan gewij- dgd. Vakantie is van luxe meer en neer een maatschappelijk goed, een •echt voor allen geworden". Verandering van voorkeur In 1960 brachten 1.340.000 personen, vaarvan ruim 1 miljoen Nederlanders ïxclusief dagjesmensen hun vakantie ioor in één der Noordzeebadplaatsen De toeneming van het aantal Neder landse gasten aan de Noordzeekust tus sen 1954 en 1960 werd vnl. veroorzaakt doordat in die periode meer Nederlan ders met vakantie gingen. Van een ster kere voorkeur voor de badplaatsen in het algemeen was nauwelijs sprake. In 1954 ging 21°/o en in 1960 22% van de vakantiegangers die in Nederland ble ven naar een badplaats. Het bezoek aan de Waddeneilanden nam in die jaren toe met 32°/o. De be langrijkste toeneming vertoonde op deze eilanden het bezoek afkomstig uit de 3 westelijke provincies. Het aantal bezoekers uit Noordholland, Zuidhol land en Utrecht dat naar de Wadden eilanden ging nam van 1954 tot 1960 toe met niet minder dan 72%. Het was vooral het eiland Texel dat van deze toeneming het meeste profiteerde. Het bezoek aan de Noordzeebadplaat sen van uit de 3 grote steden nam toe van 1954 tot 1960 met 27%. Boven dit gemiddelde kwamen de Waddeneilan den met 78%. Een teruggang vertoon den Den Haag en de badplaatsen op het vasteland van Noordholland. Het per centage Amsterdammers op de Wad deneilanden nam toe van 4 tot 16%. Op grond van deze en andere cijfers komt het C.B.S. tot de conclusie, dat de belangstelling van de badgasten woonachtig in de drie grote steden zich in toenemende mate richt op de verder- af-liggende, onbekende en stillere stranden. Sociale herkomst Vrijwel overal aan de kust is het percentage arbeiders onder de badgas ten toegenomen. Alleen op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden deed zich deze ontwikkeling niet voor. Naast deze popularisering onder het badpubliek constateert het C.B.S. op grond van het cijfermateriaal tevens in bepaalde gebieden een versterking van de groep der middelbare en hogere em ployés en ambtenaren (Waddeneilanden, Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden, Den Haag). Leeftijd Van alle badgasten was in 1960 40% jonger dan 14 jaar (1954: 34%). Het aandeel van de kinderen in de bad gasten is dus toegenomen. Op de Wad deneilanden was in 1960 38% van de badgasten nog geen 14 jaar. Logiesvorm In 1954 kampeerde 21% van de Ne derlandse badgasten, in 1960 niet min der dan 43%. De betekenis van de tra ditionele logiesvormen (hotel, pensions, kamerverhuur) nam niet alleen relatief, maar ook absoluut af. Vermoedelijk heeft het toegenomen bezoek van bui tenlanders hier compenserend gewerkt. Logiesvorm Alle bad Wadden plaatsen eilanden Hotel 3 3 Pension 5 5 Kampeerhuisje 28 26 Kamphuis 2 5 Jeugdherberg 1 1 Tenten enz. 14 22 Kampeerschuur 2 6 Boot 1 3 Caravan 2 5 Gehuurd huis 15 13 Geruild huis 1 3 Familie of kennissen 26 8 Totaal 100% 100% Kamphuizen, tenten, kampeerschu- ren, boten en caravans dienen op de Waddeneilanden meer dan gemiddeld in de Nederlandse badplaatsen als lo giesvorm. Afspraken Van degenen, die hun vakantie aan de kust doorbrachten, maakten 13% reeds meer dan zes maanden voor de ZONDAGSDIENST DOKTOREN Den Burg: DOKTER ELIAS (ingaande zaterdagmiddag 12 uur) Oosterend en De Cocksdorp DOKTER RENOUT (ingaande zaterdagmiddag 12 uur) Zondagsdienst Witte Kruis Zr RIETVELD De Cocksdorp, tel. (02222) - 292 (van zaterdag 13 uur tot zondag 24 uur) Zr. FORTGENS Oostcrend, tel (02223) 250 of 207 (zondag van 9 tot 13 uur) vakantieperiode definitieve afspraken. Alle bad Wadden plaatsen eilanden Geen afspraak of minder dan 1 maand 41 46 1-2 maanden 7 3 3-4 maanden 8 3 2-3 maanden 3 3 6-9 maanden 8 7 4-6 maanden 28 35 9-12 maanden 4 3 12 of meer 1 Totaal 100% 100% Bij de badgasten op de Waddeneilan den blijkt een groot deel 4-6 maanden van te voren te bespreken. Opvallend is evenwel dat 46% of aanmerkelijk meer dan het gemiddelde van alle bad plaatsen, geen afspraak maakt of dit minder dan 1 maand van te voren doet. Men zou veronderstellen dat de bad gasten er van uitgaan dat ze op de Wad deneilanden op het laatst nog gemakke lijk onder dak kunnen komen. Tot welke gevolgen deze gedachten- gan kan leiden, blijkt in het bijzonder op de Friese Waddeneilanden, waar de kampeerterreinen soms meer dan vol zijn. Niet ten onrechte heeft men on langs een soort waarschuwingsdienst speciaal voor de Waddeneilanden inge steld. Vakantiespreiding Ook naar de vakantiespreiding een onderwerp dat welhaast doodge- praat lijkt heeft het C.B.S. een on derzoek ingesteld. Op de Waddeneilanden is de sprei ding nog niet het slechts. Hier worden 26% van de vakanties doorgebracht in de periode 12 juni-16 juli. Dat is een hoger percentage dan in één van de an dere delen van de Nederlandse Noord zeekust. Het naseizoen daarentegen is er aanmerkelijk minder goed bezet: 14% van de vakanties, of het laagste percentage van alle gebieden. Het ge middelde voor het naseizoen (14 augus- tus-30 september) bedraagt 24%. Alle badplaatsen tezamen beschouwd worden 53% van de vakanties in het hoogseizoen doorgebracht (17 juli-13 augustus). De Waddeneilanden geven een zelfde percentage te zien. Tot zover de voornaamste con clusies uit het artikel en de daarbij behorende tabellen. Wij zijn van mening, dat het C.B.S. hiermede weer een belangrijke bijdrage gele verd heeft aan onze kennis van het toerisme aan onze kust. De Texelaars, die er een gewoonte van maken om hun streekblad van het begin tot het eind te lezen, hebben de laatste weken mogelijk gedacht, dat de landbouw geen andere problemen kent dan de aanwezigheid van stekels op een aantal bedrijven. Helaas, is dit niet waar. Een veel groter probleem het is in de Texelaar al meermalen besproken is de droogte. De laatste zomers hebben dit probleem wat op de achtergrond ge bracht, omdat 1960 en 1961 aan de natte kant waren Wie echter op dit moment Texel met agrarische ogen bekijkt, moet wel tot de conclusie komen, dat de droogte het probleem van ons eiland is. En wel zeer speciaal van het noordelijke gedeelte van ons eiland. Zij, die onze artikeltjes regelmatig lezen kunnen weten, dat wij van mening zijn, dat er mogelijkheden zijn om de klap van de droogte minder hard te laten aankomen. Wij denken hierbij aan onze adviezen over vroeg en royaal stikstof. Op een bepaald mo ment vallen deze mogelijkheden echter uit en komen we er daar niet meer mee. En zeker wat het bouwland betreft geeft een advies omtrent de bemesting niet dè oplossing. We moeten het in de grond zoeken Zodra de eerste gevolgen van de droogte weer optreden, kunt U als bagage in ons vervoermiddel een graaf en grondboor aantreffen. We zijn n.l. nog steeds van mening, dat de hoofd oorzaak van de droogteschade te vin den is in de opbouw van de grond. Na tuurlijk moeten we er rekening mee houden, dat ons eiland in de groei- maanden gemiddeld zo'n 50 m.m. min der regen krijgt dan de rest van het land, maar dit is een feit, dat we moe ten aanvaarden. Daar kan geen Texe laar iets aan veranderen. En daarom moeten we de oplossing in een andere richting zoeken. En zoals reeds gezegd, dan denken wij vooral aan het feit, dat vooral de grond in de polders een op bouw heeft, die een groot risico van verdroging inhoudt. Dat het werkelijk de opbouw van de grond is, die bepaalt of er wel of geen verdroging optreedt, blijkt steeds weer uit de ongestoorde groei van de gewassen op de stroken, waar de drains liggen. Ook nu kunt U ze weer als groene hagen in de Eier- landse graanvelden zien staan. Wat er tot nu toe gedaan is Zoals bekend is, zijn de laatste jaren enkele proeven aangelegd. In 1959 zijn een aantal percelen gediepploegd en in hetzelfde jaar en ook daarvoor al werd er gewoeld. U weet, dat wij speciaal over de resultaten van het diepploegen REISDEVIEZEN VAN DE enthousiast zijn. De bezoekers van de grote tentoonstelling van de Streekont- wikkeling Texel zullen zich zeker nog herinneren, dat wij daar ook luzerne- planten van normaal en diep bewerkte grond lieten zien. We hebben toen heel wat keren de uitroep gehoord; Planten met zo'n beworteling kunnen niet meer verdrogen! Dit betrof de luzerne van het gediepploegde land. Op dit moment is heel duidelijk te zien, dat de luzerne op het gediepploegde deel van de heer S. C. Keijser het inderdaad veel beter houdt dan op de rest van het perceel. De andere gewassen op de gediepploeg de percelen geven ons nu nog niet de gelegenheid na te gaan welk verschil er ten opzichte van de droogte is. Hier worden n.l. aardappelen en bieten ver bouwd en deze gewassen houden zich tot nu toe ook op normaal bewerkte grond nog goed. We kunnen echter wel zeggen, dat zowel de bieten als de aardappelen er goed voorstaan. Wel moeten we nog eens onderstrepen, dat ook dit jaar duidelijk blijkt, dat de stikstofbehoefte van deze nieuwe grond buitengewoon «groot is. „Ondiep" woelen geeft geen oplossing Als we hier over ondiep woelen spre ken, dan bedoelen we daarmee het los maken van de grond tot een diepte van 50 a 60 cm. zonder dat de opbouw van de grond gewijzigd wordt. Gebeurt het woelen echter op een manier, die de grond niet alleen los maakt, maar waar bij grond uit de bouwvoor naar beneden raakt en andersom, dan is ook met woelen wel iets te bereiken. Dit blijkt zeer duidelijk uit een proef op het be drijf van de heer Rutten. Hier werden voorjaar 1958 door de Fa. Van Damme enkele akkers gewoeld tot een diepte van plm. 55 cm. Daarna werd een strook van 3 meter nogmaals met alle beschikbare kracht gewoeld tot eer. diepte van 90 a 100 cm. Bij deze bewer king werden stukjes klei uit de onder grond naar boven gehaald en een ge deelte van de bouwvoor ging omlaag. Het gèvolg was een profiel, waarbij door de hele bewerkte laag stukjes teelaarde en kleibonkjes als krenten in een krentenbrood voorkomen. Dat deze bewerking wel resultaat geeft, is op het ogenblik duidelijk te zien. De bedoelde 3 meter-strook ligt als een niet-verdroogd veldje in de rest van het geheel verdorde perceel. In augustus a.s. nieuwe „proeven" Zoals we reeds eerder vertelden ligt het in de bedoeling, dat de Fa. Van Damme in augustus a.s. weer met z'n materiaal naar Texel komt. Op vier be drijven in polder Eierland en het Noor den zal ruim 20 ha. worden gediep ploegd. Daarnaast zullen op een aantal percelen woelbewerkingen worden uit gevoerd. De Fa. Van Damme heeft aan de woelers, waarmee hij in 1959 ook op Texel werkte, verschillende verande ringen aangebracht. Deze wijzigingen hebben tot gevolg, dat nu zeker niet alleen meer van een los maken van de grond kan worden gesproken. We krij gen met dit werktuig nu een flinke menging van de grond en o.i. is dit voor veel percelen in Eierland, het Noorden en de P.H. Polder de oplossing. Welis waar zal deze bewerking tot gevolg hebben, dat de bouwvoor lichter wordt, omdat een gedeelte van het zand uit de ondergrond door de bouwvoor komt. Daarom is deze bewerking vooral be doeld voor percelen, die in de boven grond een behoorlijke zwaarte hebben. Maar mogelijk zal voor lichtere perce len het risico van enig stuifgevaar op de koop toe moeten worden genomen. C. v. Gr. de spaarbank met volledige bankservice IS 24. „Ik vind alles best. Zeg...." be dacht ze zich opeens, „zullen we een uurtje naar Wim en Tonnie gaan? Die wonen hier in Purmerend". Hij knikte. „Best. Ik wil wel eens kennismaken met je familie. Een broer van je, niet?" „Ja. ZijTonnie, gaf me groot ge lijk, toen ik zei, dat ik met jou uitging. Ze is erg lief en begrijpend. Kom op, Arie Schilders, ik wil hen m'n scharrel laten zien". „Scharrel?" Hij trok zijn wenk brauwen op en deed, alsof hij beledigd was. Ze keek hem plagend aan. „M'n lieve scharrelaar van bijna twee meter. Jeetje, wat ben ik dan maar een kriel kip bij jou vergeleken". Hij grinnikte. „Zullen we dan maar?" Ze keek hem even aan en liep toen naar hem toe. „Als je heel voorzichtig bent, mag je me wel even in je grote armen nemen, Arie Schilders Op het Cavaljéplein verwelkomde een enthousiaste Tonnie het tweetal. „Nee maar, dat vind ik even hardstikke- leuk! Wim. kijk eens, wie er zijn? Trek je jas aanwe hebben visite. De mannen monsterden elkaar even en er werden handen gedrukt. Wim knikte glimlachend. „Zo, zo, dus jij bent de bewuste Arie, waarover al zoveel te doen is geweest. Ik mag toch wel Arie zeggen? Ik ben Wim". Tonnie was een en al bedrijvigheid. „Kinderen, ga zitten. Ik maak een moordkopje koffie voor jullie. En ik heb nog koek in huis ook. Machtig vind ik het, dat jullie gekomen zijn". En op eens bleef ze midden in de kamer staan en keek naar haar schoonzusje. „Krim- menele.wat heb jij aan? Ga es effe staan.... Mens-nog-an-toeheb je het laten maken? O meid, zie jij er even hardstikkeleuk uit.... Jeetje, ik heb nooit geweten, dat je zo knap was. Ze liep op het meisje toe, greep haar handen en draaide haar in het rond. „Gommenikkie, Aal, het staat je voor treffelijk. O meid, ik zou haast jaloers op je worden.Vind je het niet mooi, Wim?" „Keurig," prees deze knikkend. „Onze Aal is in één slag een dame geworden". Het meisje ging verlegen zitten en keek naar Arie, die haar vriendelijk toelachte. „Wat zei ik? Was het ook niet zoiets?" grinnikte hij trots. Later, toen ze aan de koffie zaten, vertelde Aal, waar ze het gekocht had. Tonnie bewonderde de tas en voelde de stof van het pakje. „Kun je wel hon derd jaar mee doen. Wim.... ik wil ook zoiets hebben, hoor!" „Goed, meisje, zodra ik eens een por tefeuille vind". Waarop iedereen scha terde van het lachen. Het werd een gezellige avond. De mannen spraken over het riolerings werk, waarmee Wim in zijn functie op het stadhuis ook het een en ander te maken had. Later namen de vrouwen ook deel aan het gesprek en Tonnie durfde op te merken: „Toch maar ge lukkig, dat de firma Huurdeman dit werk in Purmerend gekregen heeft". De drie anderen keken haar vragend aan. „Waarom?" vroeg Aaltje. „Nou meid, anders had jij je Arie toch niet leren kennen?" En toen bloos de het meisje. Om kwart over negen namen ze af scheid. Arie had verteld van zijn ouders in Woerden, waarheen hij de weekein den heen ging „Ik wil Aaltje eens een vrijdag meenemen, maar tjawat doen we met moeder, he?" Bij de deur gaven Tonnie en Wim elkaar een knipoogje. „Vind jij het goed?" vroeg ze. Wim knikte en toen wendde Tonnie zich tot de opzichter. „Arie, als je wiltvrij dagavond.... en Aaltje heeft zin.... willen Wim en ik wel van vrijdag tot maandag naar het Zuiderpad. Onze Aal mag wel eens een paar dagen vakantie hebben, vinden wij". Aaltje zette grote ogen op van blijd schap. „Dat.dat zou geweldig zijn, zeg. Maar is dat niet te lastig voor Wim?" De man streelde haar even over de wang. „Welnee, zusje, voor jou doe ik het graag, hoor. En Tonnetje eveneens. Dat fiksen wij wel met moeder". Aaltje dacht even na. „Ja, als moeder het maar goed vind, zie je. Tonnie lachte hooguit. „Loop rond, malle meid. Dacht je, dat ze je dat zou misgunnen?" Aaltje greep blij de hand van haar schoonzusje. „O, Tonnie, reuze bedankt, dat je het wilt doen. En Wim ook na tuurlijk". En Arie zei: „Als ik jullie eens een dienst kan bewijzen, moet je het maar zeggen, hoor! Ik ben blij, dat ik kennis mocht maken met jullie". In de auto drukte ze even zijn arm. „Moorddadig, Arie. Ik verheug me er nu al op". Hij knikte. „Kom, we gaan nog even naar de Kanaalkade Of wil je meteen al naar huis? Je bent lopend, niet?" Ze ging ineens recht zitten. „Hoe weet jij dat, meneer de opzichter?" De man grinnikte voldaan. „Och, dat raad ik zo maar. Ze kneep hem in z'n arm. „Leuge naar! Je heb me dus zien aankomen. En toen ik binnenkwam, deed je net of je het niet hoorde en was je zogenaamd verdiept in je boek". „Ik dacht zei hij langzaam, „dat is mijn Aaltje niet. die dame ziet er zó deftig uit, die zal wel doorlopen. Dus ging ik maar weer lezen". Ze bloosde. „Je smoesjes zijn uitge kookt, Arie Schilders. Goed, we gaan nog even naar je woonwagen. Je hebt straf verdiend en die krijg je daar, jokkebrok!" In de wagen keek hij haar berouw vol aan. „En wat moet ik doen om het weer goed te maken, m'n poesje?" vroeg hij, kwasi-benauwd. De keek hem boos aan, trok toen de jas van het pakje uit, hing die netjes over een stoel en zei, in haar bloes en rok, de armen uitgestrekt: „Zo, Arie Schilders, voor straf zul je me nu eens stevig moeten omhelzen en tien zoenen geven als boetedoening. Hij trok haar heftig tegen zich aan en perste zijn lippen op de hare. „Poesje al waren het er duizendO, waaraan heb ik het verdiend, dat ik zo'n schat van een meisje in mijn armen mag houden?" HOOFDSTUK 13 Op het Zuiderpad waren opnieuw harde woorden gevallen, want moeder Dinkla was er helemaal niet over te spreken, dat haar dochter drie dagen en nachten zo ver weg zou gaan. „En dan met een wildvreemde man, waar over men zoveel lilluke dingen gezeid heeft. Ik had je verstandiger gedacht. Dat kan toch nooit wat worre? Dat geeft heel geen pas, zomaar met hem mee te gaan, drie dagen en drie nach ten. Dat hewwe de aare kindren ook nooit déén. En je kenne niet vergen, dat Wim en Tonnie die drie dagen zich voor jou opofferen. Dat is toch veel te gek. Nee, me kind, zet dat maar uit je hoofd, want déér ken niks van komme. „Ook goed", had Aaltje nors geant woord. „Dan blijf ik thuis. Bindt me maar met een end touw vast, dan kan ik helemaal niet van het erf af". De oude vrouw schudde haar hoofd. „Sinds die opzichter er is, ben jij een verschrikkelijk ontevreden kind ge worden. Dat gaat maar iedere avond de hort op en laat je moeder alleen. Ik heb toch al niet zoveel aan m'n leven en als ik dén ielke avend allènig bin. „Houdt er nou maar over op", Aaltje was spinnijdig. „Ik blijf wel thuis, hoor. Ik zal altijd wel thuis blijven. Ik mocht eens teveel plezier in m'n leven hebben" „Ja maar, me kind, en vroeger dan begon mevrouw Dinkla, maar Aaltje was al naar de keuken gegaan en luisterde niet meer. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1962 | | pagina 4