Cjrocn TwarL-Jexeh het harL,
Kapers op de kust
Onvoldoende deelneming aan
het tuinbou wonder wijs
Stikstofbemesting op grasland
verantwoord
I
Vanaf 1953 tot 1961 heeft de Texelse
landbouwschool gemiddeld 70 leerlingen
Ervaringen van één dag
DINSDAG 14 AUGUSTUS 1962
TEXELSE
75e JAARGANG No. 7684
COURANT
LfltgaTe N.V. r.h. Langeveld de RooQ
Boek-, Kantoorboek- en Fotohandel
Handelsdrukkerij
Den Borg, Texel Postbus 11 - Tel. 2058
Verschijnt dinsdags en rrjjdags.
Bank: Rotterdamse Bank; Coöp. Boerenleen
bank. Postgiro 652. Abonn.pr. ƒ2,40 p. kwart
25 ct incasso. Advertenties: familieberichten
12 ct p. mm.; andere advert 10 ct p. mm.
Het kan niemand verwonderen, dat schipper Cornelis Jansz. Gemis op die
mooie dinsdagmorgen in juli van het jaar 1756 zijn knecht Claas Ringers
verzocht, even aan te leggen bij het schip, dat hij ontdekte, een uurtje nadat
hij Den Helder met zijn zinkschuit verlaten had. Want al wat de zee bevoer
was tuk op nieuws, nu de oorlog tussen Engeland en Frankrijk twee maanden
geleden was uitgebroken. En die nieuwsgierigheid bepaalde zich niet eens tot
het zeevolk, want heel Holland gonsde van de geruchten nu na een jaar van
gewapende vrede de strijd tussen beide grootmachten een feit was geworden.
Die gonzende geruchten waren niet
zonder grond. Een oorlog tussen Frank
rijk en Engeland immers betekende
dreigende moeilijkheden voor de repu
bliek der Zeven Verenigde Nederlan
den. Want al was deze nu niet bepaald
dikke vrienden met Frankrijk, en al
had ze een hele mand appeltjes met
Engeland te schillen, in de oorlog is
iedere bondgenoot er één, zodat van
beide zijden aandrang op de republiek
werd geoefend, haar neutrale houding
op te geven en zich aan de kant van de
aandringer te scharen. En daartoe wer
den nu niet bepaald zachtzinnige me
thoden aangewend: Engeland eiste op
grond van een verdrag, dat 75 jaar oud
was, de bijstand van 6.000 man Hol
landse troepen en begon maar vast elk
Hollands schip, waarop het de hand kon
leggen, naar Engeland op te brengen,
terwijl Frankrijk dreigde met een inval
in het Zuiden en met stopzetting van de
handel.
Dus: oorlogstijd, althans oorlogsge
vaar, hetgeen een voldoende motief was
voor Cornelis Gemis, om eens te gaan
buurten bij het schip, dat daar boven
Den Helder en benoorden het Horntje
van Texel voor anker lag.
Cornelis en zijn knecht hadden het
slechter kunnen treffen. De Catharina,
een schip, dat te Amsterdam thuis
hoorde en eigendom was van de En
gelsman John Hodson, kwam regel
recht van New York, zodat John Vale-
ton, de kapitein heel wat nieuws mede
bracht en uit de beste bron kon ver
halen, dat in Amerika de Fransen aan
de winnende hand waren, waartegen
over de Engelse kapers er voor gezorgd
hadden, dat tot dusver 250 Franse
koopvaardijschepen de thuishaven niet
bereikt hadden
Cornelis, die gewend was zijn ogen de
E kost te geven, merkte op, dat de Catha-
g rina een Engelse equipage voerde, het-
geen op een schip, dat eigendom van 'n
Engelsman was en toevertrouwd aan
e een Engelse kapitein, nu niet zo groot
wonder mocht heten. Maar plotseling
dook daar een bekend gezicht op en
Cornelis kreeg gelegenheid, Claes
Symonsz. Diokert te begroeten, die voor
het ogenblik het commando met de
kapitein deelde. Anders gezegd: Claes
Dickert was de loods, wiens taak het
blijkbaar was, de Catharina naar Texel
te koersen en het over enige dagen
weer buitengaats te brengen.
De ontmoeting verbaasde Cornelis
niet. Claes was er een van Den Helder
en 't was niet de eerste keer, dat ze
elkander spraken met een schuit onder
de voeten. Veel gedachtenwisseling ter
inleiding was dus niet nodig.
„Je ligt hier zo?" informeerde Cor
nelis.
Claes haalde de schouders op. „Geen
wind èn ebstroom. Dan weet je het wel"
„Ben je vanmorgen aan boord ge
komen?"
„Weineen, eergisteren. We hadden
een rustige zondag op de loodsschuit,
maar in de middag kwam deze liefheb
ber opdagen. Hij seinde en ik stapte dus
over".
„Lig je hier dan twee dagen?"
„Je bent toch wel wijzer? Gisteren
zijn we Texel binnengelopen, maar de
schipper had haast en wilde verderop
zodra hij zijn zaken gedaan had. Dat
kon niet best meer en daarom hebben
we hier geslapen in afwachting van een
beetje wind".
„Ja, ja. Hebben ze een goede reis
gehad?"
„Ze hebben in elk geval niet te kla
gen. In deze tijd van New York naar
Amsterdam varen zonder gepraaid te
worden, is meer dan je mag verwach
ten"
„Zo?" zei Cornelis, „ik dacht anders,
dat die Engelse bokking zo even ver
telde, dat ze heel wat mans op de route
Waren!"
„Dat zijn ze ook, maar dacht je, dat
die Fransozen daarom stil zitten? Nee,
man, half Cherbourg en St. Malo zit op
bet water en ze zijn zo brutaal als de
beul. Vergeet niet, dat het meeste door
bet Kanaal gaat en daar zijn ze uit en
thuis. Nee, Catrientje mag van geluk
spreken en haar baas in Amsterdam er
bij. Althans.ze zijn nog niet thuis!"
Cornelis, die zijn tijd nodig had, gaf
zijn knecht een wenk.
„Mooi, ik heb een boel nieuws ge-
koord. Nou, Claes, tot ziens!"
„Zeg, Kees
„Ja?"
„Wat is er dat voor een?" Met het
hoofd wees hij naar een scheepje, dat
op enige kabellengten van hen af voor
anker lag.
„Dat had ik jou al willen vragen",
antwoordde Cornelis. „Bij m'n weten
heb ik dat poontje nog nooit hier m de
buurt gezien. Ze komen dus wijd weg,
maar 't zal wel goed volk zijn!"
„Ze houden zich tenminste erg kalm",
erkende de loods. „Behalve die sloor,
die onder de fok ligt te slapen heb ik
nog geen sterveling aan dek gezien!"
„Neen, ik ook niet. Nou, ze vermaken
zich maar. Ik^ ga je groeten!"
Hij stootte af en zette samen met
Claes Ringers zeil bij. Een uurtje later
was de zinkschuit uit het gezicht ver
dwenen.
Het zal tegen de middag geweest zijn,
toen Cornelis Gemis, die met zijn
zinkschuit tot voor Kijkduin was afge
zakt, het roer wendde en zijn scheepje
noordwaarts stuurde. Hij voelde zich
een beetje slaperig, want de zee was
spiegelglad en ofschoon er meer wind
was dan in de vroege morgen, blakerde
de zon het dek onbarmhartig. Onwille
keurig sloot hij af en toe de ogen en
doezelde een beetje tussen waken en
dromen, toen hij plotseling de stem van
zijn knecht naast zich hoorde.
„Wat.... eh.... ja, wat is er?"
„Ik zei, dat ik geloof, dat er een
kennis van je aankomt", antwoordde
Claes, die al bemerkt had, dat de
schipper erg aan zijn middagslaapje toe
was.
„Zo, wie dan?"
Hij kwam overeind en tuurde over
het water. „Ja", erkende hij, „je hebt
gelijk. Dat is de Catherina. Maar zie je
ook.
„Welzeker", zei Claes, „dat zie ik.
Dat poontje komt er achter aan als een
hondje achter zijn baas. Wat moet dat
betekenen?"
„Misschien is hij bang, alleen te
varen".
„Gekheid", zei de knecht, „wat heeft
zo'n alikruik te vrezen? Ofschoon...."
hij krabde zich nadenkend achter het
oor, „ofschoon ik moet bekennen, dat
hij vanmorgen ook al erg aanhankelijk
was
„Hou er maar op aan" raadde de
schipper. „Dan horen we allicht wat er
aan de hand is en als ie wil kunnen we
meteen de loods mee terug nemen".
De afstand tussen de zinkschuit en de
Catherina verminderde na korte tijd
zienderogen, zodat Cornells twee ge
stalten op het dek van de koopvaarder
kon onderschedien. Enkele minuten wa.
ren voldoende om hem de zekerheid te
verschaffen, dat het de Engelse kapi
tein en de loods waren, die daar ston
den. Nog even maar duurde het, voor
dat de beide vaartuigen elkander zou
den passeren. Achter de Catherina
kliefde het poontje, dat alle zeilen had
bijgezet, de speelse golfjes.
„Willen wij je loods meenemen?"
schreeuwde Cornelis, die verbaasd op
merkte, dat de twee hem zelfs niet
groetten. Maar nog groter werd zijn
verwondering, dat geen van beiden hem
één woord waardig keurden. Nog één
maal riep hij met het zelfde teleurstel
lend resultaat. Toen gleed de Catharina
hem voorbij, op de hielen gevolgd door
het poonschip. Maar wat de schipper en
zijn knecht déar ontwaarden, verklaar
de plotseling het raadsel van zo even.
In het ruim van de poon stond de
equipage van de Catherina bijeen, be
waakt door met geweren bewapende
schepelingen, in wie Cornelis en zijn
helper die met één oogopslag de
nationaliteit van iedere zeeman konden
vaststellen Fransen en een enkele
Hollander herkenden.
De laatste had blijkbaar het geroep
van Cornelis verstaan. Hij boog zich
over de reling en riep terug: „Ja, ware
maat, we hebben hem prijsgemaakt en
we zullen hem gaan opbrengen!"
Een nadere uitleg was overbodig.
Schipper en knecht begrepen, wat er
gebeurd moest zijn. Zonder dat iemand
op verraad bedacht kon zijn moest, kort
nadat de zinkschuit was weg gezeild, de
poon de koopvaarder langszij zijn ge
komen, zó dicht, dat voordat één En
gelsman tegenweer kon bieden, gewa
pende Fransen aan boord waren ge
sprongen en ieder, die een gebaar van
verzet maakte, met hun geweren be
dreigden. De manschap bijeen drijven
was het werk van een ogenblik ge
weest en hen naar het ruim van de
poon overbrengen vereiste ook al niet
veel tijd. Slechts de kapitein en de
loods had men onder bewaking achter
gelaten, met strikt bevel, door woord
noch gebaar aan voorbijgaande schepen
mededeling te doen van wat gebeurd
was. Hetgeen het raadselachtig zwijgen
van Claes Dickert, de loods, genoeg
zaam verklaarde.
De aanwakkerende wind joeg het
scheepje van Cornelis Gemis voort. De
afstand tussen de vaartuigen werd al
groter en groter, totdat slechts twee
kleine stippen het spoor tekenden,
waarlangs een drieste kaper een rijkge
laden koopvaarder als prooi naar zijn
thuishaven voerde.
En aan boord van deze koopvaarder
bedacht een verbitterde kapitein dat
het weinig zin heeft, een oceaan over te
steken zonder één vijand te zien als je
op de rede van je bestemming tóch in
handen valt en mijmerde een bezorgde
Claes Dickert over de vraag, hoe lang
het zou duren, voordat men hem in
Brest of Cherbourg zou vergunnen,
terug te keren naar zijn land, dat in
volle vrede met Frankrijk leefde.
Hoe lang het geduurd heeft, eer Claes
weer voet aan de Helderse wal zette
en zich naar zijn woning en zijn vrouw
Dirkje Pieters spoedde, kan ik U helaas
niet zeggen, 't Is al mooi, dat ik U be
richten kan, dat hij inderdaad terug
gekeerd is, want in die tijd maakte men
weinig onderscheid tussen de beman
ning van een gekaapt schip en de
loods, die men er op had aangetroffen,
dat wil zeggen, dat ze allemaal in de
gevangenis terecht kwamen en maar
moesten afwachten, wanneer men ze
vrij liet en naar huis stuurde. En
heeft hij zijn vrouw teruggezien? Het
lijkt twijfelachtig, want het begrafenis,
register van Den Helder vermeldt op
11 november 1760: Maartje Claes Dic
kert heeft het lijk van haar vader Claes
Dickert aangegeven te gehoren onder
de classis Pro Deo. De overledene was
dus in behoeftige omstandigheden ge
storven.
En het gekaapte schip? Dat zal wel
verbeurd verklaard zijn, want al voer
het onder Hollandse vlag, het behoorde
aan een Engelsman en voerde een En
gelse equipage en dat zal in oorlogstijd
voor Frankrijk wel voldoende motief
geweest zijn, het prijs te verklaren,
zelfs al hoorde het thuis in Holland,
waar Frankrijk geen oorlog mee voerde
en al had het een Hollandse loods aan
boord, die nog nooit één Fransman iets
in de weg had gelegd.
F. C. D.
Eén van de conclusies van het dezer
dagen gepubliceerde rapport (1): „De
belangstelling voor het agrarisch on
derwijs in Noordholland" luidt:
„In vergelijking met de ge
schatte behoefte aan landbouw, en
tuinbouwdagonderwijs, waarbij re
kening is gehouden met een daling
van het aantal kleine bedrijven,
lijkt schoolbezoek in Noordholland
als geheel voldoende. Dit geldt
echter niet voor alle gebieden af
zonderlijk. O.a. op de Wadden
eilanden (Texel en VVieringen) is de
deelneming aan het tuinbouwdag
onderwijs onvoldoende".
Zo op het eerste gezicht lijkt deze
conclusie voor Texel (cn Wieringen)
verontrustend. De betekenis van de
tuinbouw op Texel is ten opzichte van
de landbouw (akkerbouw en veehoude
rij) betrekkelijk gering, zodat het aantal
personen, dat bij vorenstaande conclusie
betrokken is, eveneens betrekkelijk ge
ring is. Wij merken in dit verband op,
dat in 1957 van het totale oppervlak
aan cultuurgrond van 9509 ha. 61,5% in
gebruik was als grasland, 36,3% als
bouwland en slechts 2,2als tuinland.
Het overgrote deel van het tuinland,
werd in beslag genomen door de
bloembollenteelt.
Uit één van de bijlagen van het rap
port blijkt, dat het in 1955 op de Wad
deneilanden gaat om 93 bedrijfshoofden.
Bij nader onderzoek blijken er daarvan
92 op Texel te wonen. Van de 16 be
drijfshoofden (tuinbouwers) jonger dan
35 jaar hebben er 9 of 56% agrarisch
onderwijs gevolgd. (Gemiddeld Noord
holland 81%).
Van de 76 bedrijfshoofden ouder dan
35 jaar hebben er 16 of 21% agrarisch
onderwijs genoten. Voor deze categorie
is het gemiddelde voor geheel Noord
holland 35%.
Belangrijker zijn de cijfers voor de
bedrijfshoofden in de eigenlijke land
bouw. Wij vermelden hier de afzonder
lijke cijfers voor Texel. Van de 54
bedrijfshoofden jonger dan 35 jaar ge
noten er 36 of 67% agrarisch onder
wijs; voor de 440 bedrijfshoofden
ouder dan 35 jaar bedroeg het percen-
1. Terwijl ik het terrein van één van
onze stikstofleverende bedrijven opreed
zag ik, dat het gesprek, dat enkele leden
van het personeel voerden ook iets te
maken had met o.g. Met een lach werd
in mijn richting gewezen.
Ze stonden bij een vrachtwagen, die
vol geladen was met stikstofmeststoffen
en waarvan een deel werd overgeladen
op de wagen van één van onze Texelse
bedrijven.
Het onderwerp was niet geheim,
want toen ik uit de auto stapte, werd
me de inhoud van hun gesprek meege
deeld. Ze hadden de veronderstelling
gemaakt, dat die „C. v. Gr." beslist
aandeel moest hebben in de winst van
de stikstofmeststoffenindustrie, want
dat geschrijf in de „Texelaar" over het
nut van het strooien van grasland hield
maar niet op.
2. Ik liep zonder een bepaalde bood
schap te hebben het perceel op, waar
één van onze Texelse boeren bezig was
met „de verpleging" van een stuk gras
land. Hier kon inderdaad van „verple
ging" worden gesproken. Gedeelten van
het perceel waren nl. als gevolg van
werkzaamheden van de ruilverkaveling
„zwart" geworden en opnieuw inge
zaaid. Er was niet alleen gras en klaver
gekomen, maar ook een massa onkruid,
dat enkele dagen tevoren gemaaid was.
In het gesprek bleek, dat de boer ook
over de gedeelten van het perceel, die
„groen" waren gebleven niet tevreden
was.
En ik voelde het bijna als een ver
wijt toen de boer opmerkte: 'k Heb hier
al voor zoveel geld aan kunstmest op
gestrooid, dat ik me afvraag of ik er
niet beter aan gedaan had voor dat
zelfde geld hooi aan te kopen".
3. Het was onnodig om op het bedrijf,
waar ik daarna kwam de vraag te stel
len of de boer ook stikstof op zijn gras
land strooide. Hoewel de bezetting met
melkvee zeer zwaar was, liepen de die
ren royaal in het gras en ook op de
rest van het bedrijf was het zo, dat de
koeien voorlopig geen gebrek zouden
krijgen en er zelfs nog mogelijkheden
waren een graskuil te maken. Op de
meeste percelen lag al 200 kg. of meer
zuivere sitkstof per ha.
,,'k Heb vanmorgen een heel gesprek
gehad met buurman over de stikstof
bemesting", vertelde me de veehouder.
„We hadden nl. allebei net een reke
ning gehad van de kunstmesthandelaar
en we waren er van geschrokken. We
hebben wel een uur zitten te praten en
het draaide allemaal om de vraag of
dit nu toch wel verantwoord was. En
we hebben elkaar serieus de vraag ge
steld of het niet beter zou zijn om wat
minder stikstof te strooien en dan
maar wat meer voer aan te kopen".
4. Het volgende bezoek gold een be
drijf, waar de boer de zeventig al was
gepasseerd. Je gaf hem die leeftijd be
slist niet, want niet alleen was hij
lichamelijk nog „fit", maar ook voor
het overige was hij nog „bij de tijd".
Hij vertelde me, dat hij op één per
ceel grasland na het hooien nog geen
stikstof had gestrooid. Dit perceel lag
nl. rondom in het bouwland en de af
scheidingen waren zodanig, dat er
zonder gevaar van uitbreken geen vee
kon worden geweid. Daarom was be
sloten de stikstofbemesting zo lang uit
te stellen tot het bouwland „leeg" was
en uitbreken van het vee geen bezwaar
meer gaf.
„Dit grasland ligt nu al een flinke
tijd leeg", vertelde de boer me, „maar
er staat nog geen spriet". En zijn con
clusie was: „Zonder stikstof gaat het
niet meer!"
Ons commentaar
a. Van een aandeel in de winst van de
stikstofmeststoffenindustrie hebben we
(helaas!) nog nooit iets bemerkt.
b. De stikstofbemesting is zeer be
langrijk, maar het heft jammergenoeg
niet alle kwalen op. Grasland, dat als
gevolg van wateroverlast in de winter
erg geleden heeft of waar de structuur
als gevolg van werkzaamheden met
zwaar materiaal verknoeid is, heeft
weer enige tijd nodig om op verhaal te j
komen,'. Intussen staat wel vast, dat
tage 34. Voor de gehele provincie waren
deze percentages 61 en 30. De landbou
wers steken dus wel gunstig af bij het
gemiddelde.
Evenals in andere delen heeft op
Texel naar verhouding een grote aan
tal jongeren agrarisch onderwijs ge
noten. Het rapport zegt hierover:
„Het percentage bedrijfshoofden jon
ger dan 35 jaar dat agrarisch onderwijs
had genoten, was niet alleen groter,
maar ook was de aard van het ge
volgde onderwijs anders. Meer dan lU
van de jongere landbouwers en iets
minder dan Vs van de jongere tuinders
hadden dagonderwijs gevolgd. Bij hen
bleek er ook een duidelijk verband tus
sen de aard van het gevolgde onderwijs
en de grootte van het bedrijf. Over het
algemeen hadden de bedrijfshoofden op
de grotere bedrijven in meerdere mate
dagonderwijs gevolgd dan de overigen".
Tenslotte laten wij hier nog en
kele cijfers volgen over de in 1928
opgerichte lagere landbouwschool
in Den Burg.
Van 1953 t/m 1961 bedroeg het aan
tal leerlingen gemiddeld 70. Op 1 jan.
1958 telde de school 66 leerlingen,
waarvan 42 zoons van een landbouwer,
12 zoons van een landarbeider en nog
eens 12 zoons afkomstig uit een niet-
agrische beroepsgang.
(1) Rapport van de door het Provin
ciaal Bestuur ingestelde Centrale Com_
missie voor het Agrarisch Plan voor
Noordholland (December 1961).
LAMPIONOPTOCHT TE
DE COCKSDORP
Donderdagavond zal te De Cocksdorp
een lampionoptocht worden gehouden.
Als het weer gunstig is zal het
een feestelijke stoet worden. De stoet
wordt voorafgegaan door de Marga-
retha Sinclair-band.
VERTROKKEN PERSONEN
Gerardus C. M. A. van Waesberge,
van De Cocksdorp 1 naar Nibbixwoud,
Zwaagdijk-Oost 202; Maarten Boon, van
De Cocksdorp 50 naar Haarlem, Rijks
straatweg 123; Maria A. Timmer, van
Den Burg, Weststraat 8 naar Lochem,
Mr. de Jonghuis; Maria Mosk, van Den
Burg, Parkstraat 2 naar Zeist, Nic.
Beetslaan 53.
INGEKOMEN PERSONEN
Jannes de Vries, van Ede, Verl.
Maanderweg 119 naar S 2; Janna
Bootsma (ev. v.d. Kerkhof) van Amster
dam, Sarphatistraat 89hs naar Koger-
straat 11, Den Burg; Koos Zoete, van
Ten Boer, Ten Post, Joh. Rengersstraat
14 naar B 131; Pieter Postma (en gezin)
van Wieringermeer, Kerkstraat 67 naar
C 40.
HANDELSREGISTER
Onder nieuwe inschrijvingen lezen wij:
Transportbedrijf Rien Bakker, Texel,
Oudeschild, Haven 6. E.: A. M. Bakker.
P. Kooiman (eig.), Texel, Paal 12.
Strand Jan Ayeslag. Exploitatie van
een verlof A. Corr. adres: Gravenstraat
19, Den Burg.
het op dergelijke percelen zonder stik
stof helemaal niet gaat.
c. Het is zeker niet zo, dat voor elk
bedrijf geldt, dat 150 kg zuivere stik
stof per ha. beter is dan 100 kg., of 250
kg. beter dan 200 kg. Eigenlijk moet dit
geval voor geval worden bekeken. Het
staat echter vast, dat een bepaald aan
tal koeien moet worden gemolken en
een zeker aantal schapen moet worden
gehouden om 'n bevredigend inkomen
te halen. En dit aantal is zo, dat dit op
de meeste bedrijven niet gehaald kan
worden zonder de stikstofzak flink te
gebruiken. Dus met andere woorden:
op een klein bedrijf en welk bedrijf
moet men op het moment nog klein
noemen? of op wat grotere bedrijven,
die een inkomen voor vader en een paar
zoons moeten opleveren zal meer stik
stof gestrooid moeten worden dan op
een groter bedrijf, waar de veehouder
het zoveel mogelijk alleen wil doen.
d. Onder de conclusie van deze oudere
boer wil ik een dikke streep zetten,
want inderdaad: Zonder stikstof gaat
het niet meer!
C. v. Gr.