Wat is de toekomst van Texel? Opa heeft verkering Keelpijn ASPRO Last van zenuwen? Bracht U weer Brandend Maagxrnr mee? neem TWEEDE BLAD TEXELSE COURANT VRUDAG 26 OKTOBER 1962 Er wordt zo, in het algemeen, graag over de toekomst gesproken. Wat is de toekomst van de middenstand, wat is de toekomst van het vreemdelingenver keer, wat van de landbouw en wat vanWe zouden er nog wel enkele kunnen invullen, o.a. wat is de toekomst van de Texelse jeugd. Wij zouden ook kunnen zeggen wat is de toekomst stedebouwkundig gezien van Texel? Dezer dagen is het zgn. rapport „Kwantes" verschenen. Een rapport ten be hoeve van de stedebouwkundige plannen van Texel. Dat rapport kijkt ver in de toekomst en in enkele artikelen willen wij onze lezers iets vertellen hoe de heer J. Kwantes, ec. drs. zijn opdracht van het gemeentebestuur heeft uitgevoerd. Het rapport is zeer belangrijk en wij zullen in het kort de drie voornaamste punten hieruit weergeven, nl.: 1. De ontwikkeling van de bestaans- bronnen van Texel van het ver leden naar de toekomst; 2. De groei van het inwonertal en de spreiding der bevolking in ver band met de ontwikkeling der bestaansbronnen; 3. De stedebouwkundige voorzienin gen. (Deze laatste kan dan in di verse „voorzieningen" onderver deeld worden) In 1958 stelde de stedebouwkundige van de gemeente Texel, professor Wie- ger Bruin, de vraag, wat de konse- kwentie van de pontverbinding tussen Den Helder en 't Horntje zal zijn voor het nog stille dorpje Den Hoorn. De ponthaven zal namelijk dicht bij dit dorp komen te liggen, waardoor dit be ter voor de rekreatie zal worden ont sloten. Daarbij aan sloot de vraag wat de konsekwenties zullen zijn voor Ou- deschild, het dorp van de huidige boot verbinding met op de haven gegronde bedrijven. Hij stelde ook de vraag wat het hoofddorp Den Burg zou staan te wach ten, dat de andere dorpen steeds meer gaat overheersen en wat er over de ontwikkeling van de zomerrekreatie en het vreemdelingenverkeer met het oog op de stedebouwkundige plannen zou zijn te zeggen. Na goedkeuring van de desbetreffen de begrotingspost door Gedeputeerde Statfn in 1960 werd door het Gemeen tebestuur een opdracht verstrekt aan het bureau voor Sociaal-Economisch en Stedebouwkundig onderzoek. In de eerste plaats iets over de ont wikkeling van de bestaansbronnen van Texel van het verleden naar de toe komst. In de loop der tijden is de keuze der FEUILLETON: 6. „Maar ik had liever ergens een rustig hotel uitgezocht, dat weet ik wel". „Ja maar, Lientje, ik wil graag varen. Vroeger wilde ik dat al. Maar moeder durfde het niet. Nu heb ik eindelijk de gelegenheid". „O, ik gun het u best, hoor, daar niet van. Enfin, we zullen dit thema maar niet verder aansnijden. Tenslotte gaat u met vakantie, niet ik" „Het zal best meevallen". „Zeg ze keek hem eensklaps ver schrikt aan wanneer moet ik u weer ophalen? Is dat niet de volgende week donderdag?" Hij knikte. „Zo omstreeks drie uur, staat er in het boekje. Je ziet maar; ben je er nog met, dan wacht ik wel". De scheepshoorn liet plotseling een doordringend geluid horen. Evelien sprong op, als was ze door een insect gestoken. „O, hij vaart al, en ik ben nog hier.... gauw, ik moet eraf". „Doet u rustig aan, dames en heren", klonk de kalme stem van mevrouw Van Goor. „U hebt nu nog vijf minuten, voor de loopplank wordt ingetrokken". Maar Evelien had geen rust meer en daarom gingen ze meteen naar het dek. Ze keken eens rond en Theo wees naar de stoelen. „Het zal hier heerlijk zijn, straks, als we varen. Ik ga eens lekker luieren en genieten, meisje". „Als u het prettig vindtik hoop, aat u de hele reis zulk mooi weer hebt. Maar ik ga aan de wal. Ik heb geen seconde rust meer. Geef me maar vlug een kus.... zo. Veel plezier, ouwetje, denk om de adviezen van Berends en tot de volgende week. Stuur maar eens een kaartje, dan kunnen we zien, waar je allemaal bent geweest". Hij knikte haar vriendelijk toe, toen ze de loopplank afging en Theó zag, dat ze een zucht van verlichting slaakte, toen ze weer vaste bodem onder zich voelde. Die is al net als Wil, dacht hij. Ze zou dood gaan van angst. En dat alleen om zo'n beetje rivierwater". Na een paar minuten klonk de scheepshoorn nog eens en de matroos begon de touwen los te maken. Samen met een der meisjes haalde hij de loopplank binnen en Theo zag de kapi tein op de brug aart het stuurrad staan. De motor, die al die tijd langzaam had gelopen, ging nu op volle toeren draaien en langzaam maakte het schip zich los van de kade. Aan de railing stonden de passagiers en wuifden naar een aantal achterblijvenden op de wal. Theo stak zijn hand op en Evelien glimlachte. Ze zal er wel net zo over denken als Dick, dat ik zo blij ben als een kind, dacht hij. Maar dat kan me niet schelen. Er bestaat voor mij geen Lochem meer en geen fabriek. Nu ben ik er uit en nu ga ik genieten. Gestadig draaide de boot van de wal af en de mensen werden steeds kleiner. Er werd nog gewuifd en Theo leunde op de railing. Hij keek naar zijn doch ter. Een verdraaid knap ding, zoals ze daar stond in die gebloemde jurk. Er staken een paar stevige genylonde be nen uit en daarom was het niet te verwonderen geweest, dat de deftige Robbie van Halmeskerke stapel ver liefd geworden was op zijn Lientje. Ze had hem wel een poosje aan het lijntje gehouden en hij had wel eens gevreesd, dat Bobbie's ouders bezwaren zou den hebben tegen een huwelijk, maar toen ze officieel voorgesteld was aan de ouders, had ze binnen een week de beide mensen om haar vinger gewon den. Enfin, ze had het slechter kunnen treffen. Nog half en half van adel en bovendien schatrijk. Kijk die wagen maar eens. Het schip lag nu in de vaarroute en ging volle kracht vooruit. Op de wal gingen de mensen al weg. Hij zag Eve lien nog één keer wuiven en toen in de wagen stappen. Enkele seconden later reed ze weg, wuifde nog even met haar gehandschoende hand uit het raam en reed toen weer omhoog, waar ze tussen de bomen verdween. Hij draaide zich om en keek naar de grote verkeersbrug, die ze nu naderden. Gelijk kwam een meisje in een helder wit schortje naar boven en riep: „Da mes en heren, komt u koffie drinken?" „Ja, daar had hij nu net trek in. Hij volgde de andere passagiers naar de deur en betrad de salon, waar een ge zellig geroezemoes van stemmen hem tegemoet klonk. Gelijk voeren ze on der de Rijnbrug door. Theo de Haan's vakantiereis op de Rijn was begonnen. HOOFDSTUK 4 Juffrouw Verleun heeft een goed figuur In de salon moest hij zich even rea liseren, welke tafel hem was toegewe zen. Hij keek eens langs de rijen en zag toen aan een der tafels bij het raam nog een plaats open. Ja, die zou het wel zijn. De diensters liepen al met grote kof fiekannen rond en schonken de kopjes vol. Terwijl De Haan ging zitten, keek hij even verstolen naar zijn tafelgeno ten. Naast hem zat een boom van een kerel en gelijktijdig keken ze elkaar aan. De man kwam overeind en begon in onvervalst Amsterdams: „Mag ik me effe voorstellen? Jansen, 't Is een rot- naam, maar m'n vader heette ook zo. En dat zijn mijn vrouw en kinderen". Theo drukte de uitgestoken hand, wist nog juist een kreet van pijn te onderdrukken en mompelde „De Haan. Prettig kennis te maken". Gelijktijdig stond ook de dame te genover De Haan op en zei: „juffrouw Verleun". Nogmaals werden er handen gedrukt en daarmee scheen het ceremo nieel afgelopen. „We zullen u maar effe bedienen, he?" zei Jansen lachend. „Moeder, geef es twee stuks an voor m'n buren". De vrouw gaf de koppen door en zette er ook twee neer voor de kinderen. Maar het meisje, misschien een jaar of negen, schudde haar hoofd en schoof de koffie met een ruk van zich af, zodat er een golf op het schoteltje terecht kwam. „Ik wil een ijssie", deelde ze mede. „Sjaantje, nou mot je niet zaniken, op een schip hebben ze geen ijs. Van avond, als we ergens stilliggen, krijg je een ijssie. Drink nou maar lekker je koffie op". Maar Sjaantje schudde energiek haar hoofd en herhaalde nog eens: „ik wil een ijssie". „Sjaantje, als je blijft dreinen, gooit die juf je in de majem, hoor! Dat kenne ze hier niet hebben". Gelijktijdig kwam een der diensters met een schaaltje koek en knikte het kind lachend toe. „Neem er maar één", nodigde ze uit. Doch het kind schudde opnieuw het hoofd en verkondigde voor de zoveelste maal: „Ik wil een ijssie". „Nou", verkondigde Jansen, „we zul len het opschrijven en als we vanavond aan de wal liggen, zullen we de bestel ling doorgeven". De Haan had geamuseerd geluisterd naar het dialoog tussen vader en doch ter en roerde in zijn koffie. Nu keek hij eens naar buiten. Het schip had al een aardige snelheid gekregen. De koffie was in ieder geval uitstekend. Als alles zo was, dan zou het best meevallen. De meisjes kwamen voor de tweede keer rond, maar De Haan bedankte. Hij stak een sigaartje op en gaf de dame tegenover hem vuur, toen ze een siga ret uit haar tasje had genomen. Ze knikte hem vriendelijk toe en toen er mensen opstonden om naar het dek te gaan, ging er een bel. (Wordt vervolgd) bestaansbronnen door de Texelaars in belangrijke mate bepaald door omstan digheden buiten hen zelf om. Wij be hoeven het boek „Texel" van de heer Van der Vlis maar op te slaan en men leest hoe de eilandbewoners het in de vorige eeuwen hebben versierd om hun dagelijks brood op tafel te krijgen. Wij willen dan ook uit het verleden weinig weergeven. De schrijver van het rap port, de heer Kwantes, heeft eveneens het boek „Texel" nageslagen. Wat wel interessant is, is te weten hoe de econoom de toekomst ziet van het eiland. Vast staat dat de landbouw de be langrijkste bestaansbron is gebleven, waarnaast het vreemdelingenverkeer zich aanvankelijk langzaam en na de laatste oorlog veel sneller tot een nieu we belangrijke bestaansbron begon te ontwikkelen. Van de visserij kan gezegd worden, dat deze omstreeks 1940 door omstan digheden van buiten, namelijk de af sluiting der Zuiderzee en de afzet- moeilijkheden der jaren dertig weinig meer van een vroegere glorie had over gehouden. Niet alleen ontwikkelde zich in de laatste 10 a 15 jaar de nieuwe welkome bestaansbron van het vreemdelingen verkeer, maar ook kwam op eigen kracht de Texelse Noordzeevisserij tot nieuw leven. En al vormt de land bouw dus nog duidelijk de belangrijkste bestaansbasis, dan is deze relatief van afnemende betekenis door de groei van een nieuwe en de wederopbloei van een oude bestaansbron. Duidelijk blijkt deze ontwikkeling, wanneer men na analyse van de mannelijke beroepsbe volking het stuwende deel afzonder lijk beziet. De toenemende betekenis van het vreemdelingenverkeer blijkt onvoldoende uit de cijfers van de man nelijke beroepsbevolking, al stijgt het percentage voor de logiesverstrekkende bedrijven duidelijk. Ook de stijging bij de scheepvaart (veerdient Texel-Den Helder) en bij de „overige beroepen" kan ten dele daaraan worden toege schreven. De mannelijke stuwende beroepsbe volking van Texel in 1930, 1947 en 1960 (inclusief tijdelijk niet werkenden). bedrijfstak 1930 1947 1960 landbouw c a. 1407 1437 1183 visserij (en jacht) 140 119 119 landbouwindustrie 28 26 49 overige stuwende nijverheid 37 41 41 scheepvaart 85 70 106 logiesverstr. bedr. 15 39 75 overige beroepen 93 164 146 Totaal 1805 1896 1719 Duidelijker nog dan door de cijfers van de stuwende mannelijke beroeps bevolking komt de betekenis van de belangrijkste bestaansbronnen door de in geld verkregen bruto-opbrengst tot uiting. De bruto-opbrengst van landbouw, vreemdelingenverkeer en visserij op Texel in 1950 en 1960 (x miljoen gulden) bedrijfstak 1950 1960 landbouw 12.1 16.0 vreemdelingenverkeer 2.0 6.9 visserij 1) 1.4 3.0 Totaal 15.5 25.9 1) over 1952. De toenemende betekenis van het vreemdelingenverkeer blijkt mede uit de relatief sterke toeneming van de mannelijke verzorgende beroepsbevol king. Zo steeg deze, uitgedrukt in een percentage van de totale mannelijke beroepsbevolking, van 32 in 1930 tot 38 in 1947 en 43 in 1960. Stagnering in de groei van het totaal aantal werkers in stuwende beroepen en bedrijven be hoeft daarom geenszins verdere groei van de totale mannelijke beroepsbevol king en van het inwonertal te stuiten. Het is wel zaak, dat gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke rentabili teit der bedrijven. Ondanks de teruggang van de man nelijke beroepsbevolking, vertoont het sociaal-economisch leven een zekere dynamiek. Men behoeft slechts te den den aan de veranderingen in de land bouw door de ruilverkaveling, aan de structuurwijziging in de visserij en aan de spectaculaire toeneming van het vreemdelingenverkeer. De niet ongunstige sociaal-economi sche ontwikkeling mag echter niet doen vergeten, dat de uitkomsten van land bouw en visserij in sterke mate afhan kelijk zijn van de exportmogelijkheden en dat ook de huidige omvang van het vreemdelingenverkeer in sterke mate door de toestand in het buitenland en met name in Duitsland wordt be paald. In de gehele economische situa tie valt daarom een zekere labiliteit niet te miskennen. Dit probleem kan zelfs van groter belang worden geacht, dan de te verwachten tijdelijke ver mindering van werkgelegenheid na het aflopen der ruilverkavelingswerkzaam heden. De toekomstige ontwikkeling van de landbouw valt moeilijk te voorzien door onzekerheid omtrent de marktverhou dingen. Hetzelfde geldt voor de visserij en het vreemdelingenverkeer Niettemin wordt hier van de veronderstelling uit gegaan, dat de afhankelijkheid van het buitenland geen al te grote moeilijk heden zal opleveren. Voor de landbouw wordt de conclusie getrokken, dat de ontwikkeling zich in de laatste vijf jaar door de ruilverkave ling en de daarbij ontplooide aktivitei- ten sneller heeft voltrokken, dan enkele jaren geleden werd verwacht. Voor de toekomst kan men er ook rekening mee houden, dat de Texelse boer bereid is Mijnhardt's Zenuwtabietten helpen U eroverheen gebruik te maken van nieuwe metho den en hulpmiddelen, indien deze hem voordeel zullen opleveren. De reeds tussen 1947 en 1955 duide lijk merkbare verschuiving van scha pen- naar rundveehouderij heeft zich na 1955 zij het in geringere mate voortgezet. Grotere grasproduktie door betere beheersing van de waterstand zal deze ontwikkeling steunen, waarbij uiteraard de marktverhoudingen een rol kunnen spelen. Genoemde verschui ving zal de arbeidsbehoefte kunnen doen stijgen. De grotere melkproduktic zal echter niet opnieuw tot een sterk vergrote personeelsomvang van de zui velfabriek ,,De Eendracht" leiden. Grotere aanvoer van melk zal door ver sterkte mechanisatie worden opgevan gen. Het aantal kleine agrarische bedrij ven neemt af en verondersteld kan worden, dat de versnelde afneming van het aantal arbeidskrachten in de landbouw mede een gevolg daarvan is. Deze afneming behoeft zich niet voort te zetten. Tegenover een vermindering van het aantal te kleine veehouderij en/of akkerbouwbedrijven kan name lijk een toeneming van het aantal tuin bouwbedrijven slaan, waarvan eerder een stijgende arbeidsbehoefte is te ver wachten. Hetzelfde kan worden ver wacht van een uitbreiding der gunstig geachte pootaardappelteelt. In tegen stelling met wat in het E.T.D.-rapport van 1958 wordt verwacht van het diep- ploegen in polder Eierland, moet de in vloed daarvan op de toekomstige werk gelegenheid niet groot worden geacht. Weliswaar heeft de hierdoor verkre gen structuurverbetering van de grond in een drietal gevallen tot een duide lijke verhoging van opbrengsten geleid, maar het is twijfelachtig of de daar voor in aanmerking komende agrariërs de voor het diepploegen noodzakelijke belangrijke investeringen ook zonder subsidie van het Provinciaal Bestuur zullen willen verrichten. Evenmin staat het vast of deze extra-investeringen ondanks de hogere opbrengsten vol doende rendabel zullen zijn. In het E.T.D.-rapport over de werk gelegenheid in de landbouw wordt op gemerkt, dat de akkerbouw al vrij sterk gemechaniseerd is, doch dat de aanwezigheid van 196 trekkers (in 1955) en 500 paarden (in 1957) op 9500 ha. cultuurgrond nog een aanzienlijke ver vanging van dierlijke door mechanische trekkracht mogelijk zouden maken. Overziet men de periode 1955 - 1960. dan heeft inderdaad een sterke verdere mechanisatie plaats gehad. Het aantal paarden liep terug van 653 tot 442, het aantal trekkers nam toe van 196 tot 313, het aantal melkmachines van 16 tot 66. Het is de vraag in hoeverre de mechanisatie ook in de toekomst nog voortgang zal hebben Zo nam het aan tal trekkers van de agrarische bedrij ven zelf of van de combinaties en coö peraties toe van 165 in 1955 tot 269 in 1960, dat van loonbedrijven van 31 tol 44. De indruk bestaat, dat in sommige gevallen zal worden teruggekomen op het gebruik van eigen machines en in sterkere mate zal worden gebruik ge maakt van loonbedrijven, hetgeen de investeringen en de kosten en een ge forceerde uitschakeling van menselijke arbeidskracht kan beperken. Daarte genover moet uitbreiding van pluim veehouderij, van fruitteelt en van bol lenteelt zeer wel aannemelijk worden geacht, hetgeen de arbeidsbehoefte kan doen stijgen. De oppervlakte blocmbol- lengrond nam reeds toe van 115 ha. in 1955 tot 169 ha. in 1960 en verdere ver dubbeling zou potentieel mogelijk «ijn. Het feit, dat de voor bollenteelt ge schikte grond veelal in handen was van anderen, de bollcnkwckers in vele ge vallen niet over rechtsgeldige pacht- contracten beschikten en het bovendien door de hoge prijzen dezer gronden mede door een te verwachten recreatie bestemming niet mogelijk was deze in het kader der ruilverkaveling aan bollenkwekers toe te wijzen, vormt een rem op uitbreiding van deze teelt. Niettemin is het juist om met voort gaande uitbreiding rekening te houden. Met de bollenteelt kan ook de groente teelt zich iets uitbreiden. Door relatief ongunstige omstandigheden van kli maat en bodem en gebrek aan voldoen de zoet water voor beregening moeten de mogelijkheden voor de groenteteelt echter beperkt worden geacht Het zelfde geldt voor de fruitteelt, al zijn er door de geringe kans op nachtvorst- schade en het minder sterk optreden van schimmelziekten door het ruwere klimaat voor deze teelt wat meer mo gelijkheden. Als mogelijkheid van verwerking van agrarische produkten kan ook gedacht worden aan wolspinne rijen, -breierijen en -weverijen, welke aan een aantal vrouwen of meisjes werk zouden kunnen ge ven. Het ware te bezien of dit zou kunnen gebeuren in een sociale werkplaats voor van de b.l.o.- school afkomstige meisjes of in de vorm van huisindustrie. De hier boven genoemde mogelijkheden maken geen nauwkeurige prognose mogelijk, doch doen niettemin ver onderstellen, dat de snelle vermin dering van het aantal arbeids krachten in de landbouw zich niet zal voortzetten. Het aflopen der ruilverkavelings werkzaamheden zal het aanbod van arbeidskrachten vergroten en mede daardoor het aantal werkers in de landbouw kunnen beïnvloeden. Toch moet hiervan niet te veel worden ver wacht. Een deel der arbeidskrachten zal met de uitvoerende ondernemingen naar elders afvloeien Voor een ander deel zal de weg terug naar het vroegere landarbeidersberoep wellicht te grote weerstanden oproepen. Visserij De sterke uitbreiding van de Noord- zeevisserij door de goede opbrengsten in de laatste jaren zal ook in de naaste toekomst kunnen worden voortgezet. In tegenstelling tot de verwachting van het E.T.D.-rapport kan daarom van een vermeerdering van het aantal arbeids plaatsen in de visserij worden uitge gaan. Niet alleen zullen vermoedelijk nog meer Noordzeekotters met een beman ning van 5 a 6 elk in de vaart worden gebracht, maar het is zeer wel mogelijk, dat de zich in het waddengebied uit breidende mossel visserij ook voor Texel van betekenis wordt. Zo wordt ook in de Structuurnota Noordhollands Noor den opgemerkt, dat het voor Oude- schild van belang zou zijn, indien en kele aldaar gevestigde vissers deel zou den kunnen nemen aan de mosselkwe kerij in de Waddenzee. Dit wordt mo gelijk geacht en zou zelfs met kracht bevorderd dienen te worden, indien men Oudeschild de zo nodige nieuwe impulsen wil geven. Gedacht kan daar bij worden aan de vestiging van een aantal Zeeuwse mosselvissers en aan de vestiging van de kunstmatige verwate ring op Texel, mede in verband met de gunstige kwaliteit van het water. Mogelijk blijft ook, dat een deel van de niet-Texelse bemanning der vis sersvloot door Texelaars wordt vervan gen. Van de 158 bemanningsleden in 1961 hadden er namelijk 21 elders hun domicilie. Een grotere belangstelling van Texelse jongens voor de zeevaart en visserijschool in Den Helder zou deze verschuiving kunnen bewerkstel ligen en het afvloeien van inkomens stromen naar elders kunnen voorko men. In de laatste zes jaar bedroeg het aantal Texelse jongens op de visserij- school gemiddeld 6 a 7 per jaar. Vestiging van een op de visserij ge baseerde visverwerkende industrie valt niet te verwachten. Wellicht, dat de zich uitbreidende kottervloot mede aanleiding wordt voor de vestiging van een scheepswerf te Oudeschild. Men behoeft daarbij niet alleen te denken aan de bouw en reparatie van vissers schepen, maar kan het oog ook gericht houden op de bouw van coasters. Het is niet ondenkbaar, dat de scheepvaart route langs Texel voor deze schepen door de Rijnkanalisatie en de daardoor te verkrijgen hogere waterstand op IJssel en IJsselmeer aan betekenis zal winnen. Toerisme Het vreemdelingenverkeer vertoont een sterke groei, welke zich ongetwij feld zal voortzetten. In een rapport van E.T.D. werd op grond van veronderstel lingen over de bezetting van het strand berekend, dat een tegelijkertijd aanwezig aantal vakantiegangers van 13.000 op Texel uit een oogpunt van ontspanning zeer wel aanvaardbaar was te achten. Dit aantal van 13.000 is al overschreden, zonder dat de drukte de mogelijkheid van ontspanning on gunstig beïnvloedt. Het knelpunt ligt eerder bij de aanpassing der vakantie- akkommodatie. Binnen de Waddenfede ratie bestaat verder de mening, dat de opvattingen omtrent de omvang der drukte, welke uit een oogpunt van ont spanning nog aanvaardbaar is, zich in de loop der tijd zullen wijzigen. Men zal de drukte op Texel ook steeds in re latie moeten zien tot de drukte elders langs de Noord- er. Zuid-Hollandse en Zeeuwse kust Dan zal deze op Texel door de langere afstand tot de grote bevolkingsconcentraties naar verhou ding steeds kleiner blijken te zijn. Werd door het gemeentebestuur in juli 1959 (Zie vervolg pagina 2 tweede blad) Op Uw werk, op een avondje uit eten, op vakantie of op zo-maar een dagje uit? Over de hele wereld vinden meer mensen baat bij Rennies dan bij enig ander maagtablet. ZONDAGSDIENST DOKTOREN Den Burg: DOKTER ELIAS (ingaande zaterdagmiddag 12 uur) Oosterend en De Cocksdorp: DOKTER SIEBINGA (ingaande zaterdagmiddag 12 uur) Zondagsdienst Witte Kruis Zr. FORTGENS Oosterend. tel. (02223) 250 of 207 (van zaterdag 13 uur tot zondag 24 uur) Zr. RIETVELD Dc Cocksdorp, te! (02222) - 292 (zondag van 9 tot 13 uur) ZON, MAAN EN HOOG WATER Dc zon komt 28 oktober op om 7.26 uur en gaat onder om 17.21 uur, 31 oktober op om 7.31 uur en onder om 17.15 uur Maan. 28 okt N.M.; 5 nov E.K. Hoog water ter rede van Oudeschild: 26 okt. 7.10 en 19 47; 27 okt. 7.52 en 20.25; 28 okt. 8.31 en 20.58; 29 okt. 9.03 en 21.26; 30 okt. 9 29 en 21.53; 31 okt. 9.56 en 22.19; 1 nov. 10.21 en 22.47; 2 nov. 10.49 en 23.17; 3 nov. 11.19 en 23.52. Aan het strand ongeveer een uur eerder hoog water. ,1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1962 | | pagina 3