Opa heeft verkering
leuqd\
-puistjes
s t ree kont vyi kke 11 ng
Texelse familienamen
Nu nog maar oen
scheut of 'n sïsek.
TWEEDE BLAD
TEXELSE COURANT
VRUDAG 22 MAART 1963
(XII)
Oosterend en omgeving
Op oudere kaarten van Texel tekent
het gebied tussen De Waal en Oost zich
bijna als een apart eiland af. Oosterend
en De Waal werden in de 17de eeuw
een tijd lang door een predikant be
diend; in 1666 kreeg Oosterend en om
geving een eigen dominee. Oosterend
was toen naar verhouding een klein
dorp; vrij veel mensen woonden in
Oost, terwijl ook Nieuweschild, opge
komen in de 17de eeuw, in de 18de
eeuw een paar honderd inwoners telde.
De bevolking deed vanouds veel aan
visserij. Het verloop van de zeevaart
bracht hier niet zo'n uittocht als in Den
Hoorn en Oudeschild; wel ging Nieuwe
schild te gronde. Velen vonden vroeger
hun bestaan in de oestervisserij eens
genoten Texelse oesters grotere faam
dan de Zeeuwse maar de oester-
cultuur ging in de 19de eeuw sterk
achteruit en verdween definitief met
de inpoldering van Het Noorden.
Van der Vis
Het naspeuren van het geslacht Van
der Vis wordt bemoeilijkt door een
aantal veranderingen van de achter
naam. Er is een ingewikkelde, maar ge
heel sluitende, bewijsvoering voor no
dig geweest om vast te stellen, dat deze
familie op Texel begint met twee
broers, Dirk Meesz. en Willem Meesz.
van Leeuwen, jongemannen van Den
Burg, die daar in 1722 trouwden. Het
is niet duidelijk of „van Leeuwen" hier
de achternaam is, of de aanduiding van
mogelijke eerdere herkomst van het
plaatsje Leeuwen of in klank daarmee
overeenkomende plaats. De vrouw van
Dirk, Martje Pieters Timmerman, was
afkomstig uit Oosterend; bij de doop
van zijn kinderen in Oosterend wordt
hij Dirk de Kruijer of de Kruijter ge
noemd, mogelijk sloeg dit op een be
roep.
Zijn zoon Mees Dirksz voerde in ieder
geval al de familienaam Van der Vis;
hij had alleen dochters. Voor de voort
zetting van de naam zorgde de eerst
genoemde Willem Meesz, die zelf echter
gewoonlijk zijn patroniem Mees een
afkorting van Bartholomeus tot ach
ternaam had. Zijn zoon Pieter, die door
huwelijk met Hiltje Teunisd. Brouwer
ook naar Oosterend kwam, werd even
als zijn afstammelingen altijd Van der
Vis genoemd. Het tegenwoordige na
geslacht. dat deze naam draagt, is onge
veer gelijk verdeeld onder Pieter's
kleinzoons Jan Willemsz en Pieter Wil-
lemsz van der Vis. Jan (geb. 1797) was
eerst getrouwd met Dieuwertje Dirks
Bruin, die van Vlieland kwam, en later
met Hendrikje Frederiks Stark. Pieter
(geb. 1802) trouwde met Tetje Simons
Vlaming, onder hun afstammelingen
treft men dan ook de Vlaming-naam
Biem aan. Beide broers waren zeeman
en dankten dus zowel hun naam als hun
bestaan aan de vis.
Plaatsman
De oorsprong van de naam Plaats
man-moeten we in Den Hoorn zoeken.
Hier leefde reeds in het begin van de
17de eeuw een zekere Cornelis Jacobsz,
anders genaamd Plaets, die later ook
wel Plaetsman werd genoemd. Zijn
zoons, van wie er een het schepenambt
bekleedde, hadden gewoonlijk Plaats
man tot familienaam, maar soms werd
het „man" ook wel weggelaten. Om
streeks 1750 verhuisde Pieter Jacobsz
Plaatsman, die met een Oosterendse
vrouw was getrouwd, naar Oost. Inmid
dels woonde daar echter al een uitge
breide familie Plaatsman, die op een
eigenaardige wijze aan de naam kwam,
nl. doordat Pieter Jansz Haan en Trijn
Cornelis (gehuwd in 1687) hun jongste
zoon Simon Plaatsman hadden ge
noemd. De lezers, die vorige artikelen
in deze serie hebben gevolgd, zullen al
wel vertrouwd zijn met dit vroeger veel
voorkomende gebruik. Een mogelijke
verklaring is, dat Trijn Cornelis een
dochter was van Cornelis Simonsz
Plaatsman, en dat zij dus haar jongste
zoon met naam en toenaam naar haar
grootvader heeft genoemd. Het is moei
lijk, de verschillende soorten van de
zelfde naam, die nauwelijks verwant
zijn, en waarvan de ene eigenlijk Haan
had moeten heten, uit elkaar te houden.
In de stam van Hoornder oorsprong
kwam de voornaam Paulus voor, die in
de familie kwam door het huwelijk van
Jacob Pietersz Plaatsman (geb. 1753)
met Antje Paulusd. Schuijl. Van deze
tak is een stamreeks op te stellen van
welhaast Bijbelse lengte. De andere
stam, grotendeels het nageslacht van
Pieter Pietersz Plaatsman (geb. 1762) en
Antje Gerrits Vlaming, heeft een voor
keur voor namen als Pieter, Jan en
Gerrit. Niet alleen leefden beide soor
ten in Oost, ook het beroep was het
zelfde: bijna allen waren zeeman of
schipper, met uitzondering van Jacob
Pietersz (geb. 1850), die bakker was in
De Waal, maar dat kwam door zijn
schoonvader.
Dogger
Dogger is een naam, die ook al in het
begin van de 17de eeuw op Texel voor
kwam. Omstreeks 1650 leefde er een
zekere Cornelis Leenertsz Dogger in
Den Burg; het is echter een raadsel, wat
deze te maken had met de familie van
dezelfde naam, die een eeuw later in
Nieuweschild woonde. Deze familie
heeft tot stamvader Saecke Obbesz, ge
huwd in 1659 met Alijd Korsdr. Hij
was een zoon van Obbe Saeckesz., die
zeker geen Dogger heette en waar
schijnlijk van Vlieland afkomstig was,
waar de typische combinatie van de
Friese voorname Sake en Obbe ook
voorkwam. Zijn kleinzoons voerden
allen Dogger als familienaam, misschien
is deze van moederszijde gekomen.
In de 18de eeuw was deze familie
zeer uitgebreid; de meeste Oosterenders
en veel andere Texelaars stammen dan
ook af van dit eerste echtpaar, dat veer
tien kinderen had. De beide Doggers die
door Van der Vlis worden genoemd
(Hertje Sakon^z, boer in Waalenburg,
en Cornelis Jacobsz, een zeeman, resp.
blz. 191 en 202) behoren ook tot deze
tak. Hun aantal liep in de 19de eeuw
terug. Behalve zeelieden waren er toen
ook twee kleermakers onder.
Wij beschikken niet over gegevens
van de laatste tachtig jaar, maar wij
krijgen de indruk, dat de meeste tegen
woordige Texelse Dogger's tot een heel
andere familie behoren, welke terug
gaat op Pieter Maartensz. Dogger, die
ca. 1710 in Den Hoorn werd geboren.
Zijn kleinzoon Klaas Maartensz. (geb.
1786), gehuwd met Neeltje Jansd. Bak
ker, trok naar Oudeschild en kreeg daar
een vrij groot nageslacht. Deze Dog
ger's in de vorige eeuw zeelieden en
steenzetters kunnen dus de oudste
rechten op de naam laten gelden. Volle
digheidshalve zij nog vermeld, dat de
naam ook in Enkhuizen voorkwam.
Timmer
Een enkel woord slechts over de
naam Timmer, die thans blijkens het
telefoonboek in Oosteiend zoveel ver
tegenwoordigers telt Omdat een deel
van deze familie in de 18de eeuw doops
gezind was en door een duistere periode
in het geref. doopboek van Oosterend
is de juiste samenhang niet meer goed
vast te stellen Een tak begint met
Maarten Timmer geb. ca. 1720, die ge
huwd was met Impje Wilkes, een vrouw
uit een oude doopsgezinde familie. Zijn
kleinzoon Maarten Cornelisz. Timmer,
die in 1814 trouwde met Cornelis je
Biems Vlaming, had een groot nage
slacht, waaronder zich behalve schip
pers en vissers ook een veldwachter
bevond.
Een andere tak gaat terug op Jan
Cornelisz. Timmer, ook al ca. 1720 ge
boren, mogelijk een broer van de eerst
genoemde Maarten. Hier was het Jan's
kleinzoon Hendrik Cornelisz Timmer
(geb. 1786) gehuwd met Jantje Klaasd.
Mossel, die voor een grote uitbreiding
van de familie zorgde. Er waren nog
enkele kleinere takken.
Reeds is melding gemaakt van een
uitgestorven r.k familie Timmer, die
omstreeks 1750 uit Funnix (Oost-Fries
land) naar Texel kwam Het ligt voor
de hand, dat de naam is afgeleid van
Timmerman. We hebben al enkele voor
beelden gezien, waarbij het laatste lid
nogal los aan de naam zat (Drijver
Drijverman, Plaatsman Plaats, Kooy
Kooyman enz.). Er bestond inder
daad vroeger ook een familie Timmer
man in Oosterend, maar enig verband
daarmee kunnen we (nog) niet bewijzen.
Slot
Tot slot iets over de familie Slot. De
stamvader van dit geslacht, Claes Fre-
deriksz, kwam in 1663 van Baf feit
waar dat dan ook mag liggen naar
Oosterend, waar hij acht jaar later
trouwde. Hij kreeg in de loop van de
volgende generaties een uitgebreid na
geslacht, maar de naam zelf is, naar
ik meen, in Oosterend al weer enkele
tientallen jaren verdwenen. Texelaars,
wier voornaam Frederik is, hebben een
goede kans de een of andere Frederik
Slot onder hun voorouders aan te tref
fen. Verreweg het vitaalste lid van het
geslacht Slot was Klaas Jansz. (geb.
1796) van Den Burg, een achter-achter
achter-kleinzoon van de eerste Claes.
Als weduwnaar van 60 jaar durfde hij
het nog aan een jonge vrouw van 17 te
trouwen. Hij beschaamde alle pessimis
tische verwachtingen: 21 jaar later
hij was toen 81 en al overgrootvader
kon hij nog trots naar het Raadhuis
gaan om de geboorte van een dochter
aan te geven. Valt het dan nog te ver
bazen, dat deze man honderd jaar
werd? Als dit laatste waar is, zullen
sommige bejaarde Texelaars zich hem
misschien nog wel herinneren. Zijn
zoons en kleinzoon uit het eerste hu
welijk waren getrouwd met vrouwen
uit r.k. geslachten.
Behalve in Oosterend kwam de naam
Slot in de 17de en 18de eeuw ook voor
in Den Hoorn; er is geen verband tus
sen beide families.
J. S. M. D.
Maar straks weet 0" zich geen raad
van de slopende
Theumatische Pijnen.
Doe de beroemde Kruschen kuur, de
kleine dagelijkse dosis, om 't bloed
weer zuiver te maken. Duizenden
gingen U voor en nog heel velen zullen
Uw voorbeeld volgen. Een heerlijke er
varing, reeds na een betrekkelijk kort
stondig gebruik, als vanzelf die pijnen
te voelen wegvallen. Dat gebeurt naar
mate het bloed gezuiverd wordt van de
pijn verwekkende onzuiverheden, die
zich zijn gaan ophopen in spieren en ge
wrichten. Kruschen is de natuurlijke
stimulans voor de bloedzuiverende
organen.
MEVR. VAN 'T KAAR-RADEMAKER
SPRAK OVER HET BOEK „MUIZEN
EN MENSEN"
Op de vorige week gehouden bijeen
komst van de Ned. Bond van Platte
landsvrouwen, afd. Texel, heeft mevr.
Van 't Kaar-Rademaker uit Amsterdam
een voordracht over het boek van John
Steinbeck „Muizen en mensen" gehou
den. De wijze waarop deze voordrachts
kunstenares dit boek voordroeg was
bijzonder mooi. Op boeiende natuur
lijke wijze beeldde de spreekster de in
het boek voorkomende personen uit.
Ook gaf ze de menselijke karaktertrek
ken voortreffelijk weer. Mede door de
goede inhoud van het boek was het een
geweldig mooi geheel. Diep ontroerd,
als tolk van ons allen, dankte onze pre
sidente, mevr. Laan-Kistemaker, mevr.
Van 't Kaar heel hartelijk voor het
gebodene. Secr.
PUROL-POEDER
INTERESSANTE LEZING VOOR
'T NUT
DE HEER G. D. VAN DER HEIDE
SPRAK OVER IJSELMEERVONDSTEN
Een zeer specalistische doch interes
sante lezing hebben de leden van de
afdeling „Texel" van de Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen vrijdagavond
j.l. beluisterd in hotel „De Lindeboom-
Texel". Het was voor het eerst sinds
lange tijd dat de leden van 't Nut bij
een kwamen, want door de vele moei
lijkheden gedurende de langdurige
vorstperiode was het niet mogelijk eer
der een spreker naar Texel over te
laten komen. De heer G. D. v.d. Heide
is betrokken bij het historisch scheeps
bouwkundig onderzoek, een instelling
die verbonden is aan de Archeologische
Dienst Zuiderzeewerken te Schokland.
De aankondiging van de lezing gaf de
indruk dat gesproken zou worden over
IJselmeervondsten in het algemeen. Het
bleek echter dat één bepaald onderdeel
onder de loupe zou worden genomen,
n.l. het historisch scheepsbouwonder-
zoek in de drooggevallen IJselmeer-
polders.
Nadat de heer E. J. Broekema, voor
zitter van het Nutsdepartement Texel,
de avond had geopend, startte de heer
v.d. Heide met zijn causerie. Begonnen
werd met een algemeen beeld te geven
van de scheepsbouw sinds de vroegste
tijden. Van een schip ging men al spre
ken toen primitieve volkeren boom
stammen begonnen uit de hollen om
zich daarmee drijvende te houden. Der
gelijke boomstamkano's zijn in ver
schillende gebieden op aarde aangetrof
fen en ook in ons eigen land is men er
in geslaagd, deze bewijzen dat in de
eerste tijden al aan primitieve scheep
vaart werd gedaan, te conserveren. Zo
werd een exemplaar in het veen van
Drente gevonden, dat door middel van
de radioactieve koolstofmethode (C-14
methode) kon worden gedateerd: 8000
jaar oud. Uit die tijd dateren ook ge
bruiksvoorwerpen die temidden van de
bootresten werden aangetroffen, o.a.
peddels. In later tijden begon men met
de vervaardiging van een geraamte
waarom huid of boombast werd beves
tigd. Deze huid- en bastboten verspreid
den zich over de gehele wereld en
worden ook nu nog bij primitieve vol
keren gebruikt. Al spoedig was de boot
niet alléén een middel om zich op het
water drijvende te houden en voor het
overbruggen van kleine afstanden.
In de bronstijd ging men de eerste
vracht vervoeren over zee. Meesters in
de scheepsbouw waren al heel vroeg de
Egyptenaren, Grieken en Phoeniciërs.
Ook de Romeinen hadden al ontwikkel
de scheepstypen, waarmee zij ten oorlog
trokken. Een dergelijk schip, zij het uit
een wat later periode, is in ons land ge
vonden en staat bekend als het
Utrechtse schip. Zeer bekend zijn de
Vikingschepen, die veelal in zeer goede
staat zijn aangetroffen in de grond
waar zij hebben gediend als grafkelder
voor een overleden hoogwaardigheids
bekleder. Met deze schepen zijn tochten
gemaakt die nu nog respect afdwingen.
De Vikingen trokken naar IJsland,
Groenland en zelfs Amerika, ver voor
dat Columbus dit land „ontdekte". Een
grote bijdrage aan het historisch
scheepsonderzoek werd geleverd door
de ontdekking van de in de 17de eeuw
met man en muis vergane „Vasa" nabij
Stockholm.
Uitvoerige aandacht werd door de
heer v.d. Heide besteed aan de be
schrijving van de diverse scheepstypen,
die tot ontwikkeling zijn gekomen, zo
als de kogge die een rol speelde in de
handelsvaart ten behoeve van het
Hanze-verbond. Deze Hanze-schepen
zijn in vrij groten getale aangetroffen
in de Noordoostpolder en zuidelijk
Flevoland. Ook het fluitschip is be
kend. Een dergelijk schip, 35 meter
lang, is ook in het drooggevallen land
van de voormalige Zuiderzee aangetrof
fen. De heer v.d. Heide had een groot
aantal dia's meegenomen, waarmee hij
zijn betoog op aantrekkelijke wijze
illustreerde.
Behoefte aan schepenmuseum
Na de pauze weidde de heer v.d.
Heide aandacht aan de vondsten in de
Zuiderzeepolders. Uitvoerig beschreef
hij de werkwijze, die wordt toegepast
bij het blootleggen van de gevonden
wrakken Heel vaak treft men slechts
fragmenten aan van de schepen en zelfs
de meest gave vondsten bestaan uit
slechts een romp waaraan de dekken
meestal nog ontbreken. De in de grond
gezakte schepen hebben een verstoring
veroorzaakt in het bodemprofiel. Aan
de hand van de verstoring kan men
vrij nauwkeurig nagaan in welke tijd
het schip moet zijn gezonken. In de
schepen worden vaak gebruiksvoorwer
pen aangetroffen die ook nuttig zijn bij
de vaststelling van de datum van on
dergang.
Een groot probleem is het conserve
ren van de vondsten. Meestal gaat het
hout, nadat het aan de lucht is bloot
gesteld, barsten door een sterke krimp.
Met bepaalde chemicaliën tracht men
dit zoveel mogelijk te voorkomen. On
juiste behandeling heeft in het verle
den veelal geleid tot het verloren gaan
van waardevolle ontdekkingen. Door
gebrek aan de noodzakelijke financiële
middelen moet ook thans nog regelma
tig materiaal worden» prijsgegeven. De
heer v.d. Heide pleitte aan het slot van
zijn lezing voor de stichting van een
museum, waarin de gevonden en ge
conserveerde schepen kunnen worden
opgeslagen en tentoongesteld. Noorwe
gen en Zweden hebben het goede voor
beeld reeds gegeven. De belangstelling
voor het schip is in Nederland groeien
de. Hopelijk zal men tijdig beseffen,
dat het materiaal, dat nog dagelijks in
grote verscheidenheid wordt aangetrof
fen, voor het nageslacht bewaard moet
blijven.
De heer E. J. Broekema dankte de
heer v.d. Heide voor zijn komst naar
Texel en meende dat het publiek wel
zeer voldaan moest zijn over de vak
kundige wijze waarop hij over dit on
derwerp had verteld. Teven kon hij de
volgende nutsavond aankondigen.
Nog voor het einde van deze maand
zal de heer Kalkman van het Loods
wezen een lezing komen verzorgen. On
derwerp: Het loodswezen langs de Ne
derlandse kust. Op donderdag 4 april
zal in samenwerking met boekhandel
Langeveld De Rooij een avond wor
den georganiseerd. De journalist Hans
C. M. van Assumburg zal dan een voor
dracht houden onder de titel; „Humor
in de Nederlandse literatuur" o.a. over
Annie M. G. Smidt, Simon Carmiggelt
en Godfried Bomans.
IN 1963 GROENBEMESTING
VOOR NIETS?
nenhalen In het kader van de activi-
Dit voordeeltje kunt U in 1963 bin-
teiten van de Streekontwikkeling
„Texel" zal er nl. in 1963 een wedstrijd
in het verbouwen van groenbemestings-
gewassen worden uitgeschreven. Hier
door zal ons eiland in een aantal onder
delen worden verdeeld. We stellen ons
voor dit als volgt te doen:
1 Prins-Hendrikpolder
2. Polder het Noorden
3. Polders Eierland en de Eendracht
4. Het oude Texel.
Voor elk van deze delen zal een
prijs beschikbaar worden gesteld, waar
over U hier onder meer vindt.
Naast de hierboven genoemde verde
ling zal verder een splitsing worden ge
maakt tussen groenbemestingsgewassen,
die onder dekvrucht gezaaid zijn en
groenbemesters, die na een hoofdgewas
worden gezaaid Onder een dekvrucht
kan dit bijv. een klavergewas of Wes-
terwolds raaigras zijna Na het hoofd
gewas komen vooral in aanmerking
stoppelknollen, Westerwolds raaigras,
Alexandrijnse klaver.
De beoordeling van de gewassen, die
in de periode van augustus tot oktober
zal plaats vinden berust bij een Com
missie, die bestaat uit landbouwers en
voorlichtingsmensen. Hierbij zal vooral
worden gelet op de hoeveelheid groen
gewas, die gevormd is.
De prijzen zijn zeer aanlokkelijk. De
landbouwer, die in de bovengenoemde
gebieden het beste gewas heeft, krijgt
daarvoor als „beloning" de kosten van
het zaaizaad en de stikstofbemesting tot
een maximum van ƒ100,per ha. De
maximale oppervlakte, waarvoor be
doelde prijs wordt gegeven is 2Vz ha.,
zodat er nooit meer dan ƒ250,per
bedrijf wordt uitgekeerd.
We zijn met dit bericht zeer vroeg,
maar U kunt dan rustig overwegen op
welke percelen U het groenbemestings-
gewas zult zaaien en welk gewas U
daarvoor wilt nemen. Voor hen, die
deelnemen met een gewas, dat na een
hoofdgewas wordt verbouwd zullen wij
in juli dit bericht nogmaals publiceren.
En vergeet vooral dit niet! Hoe deze
wedstrijd ook utvalt: Iedere landbou
wer, die aan deze wedstrijd meedoet en
er in slaagt een redelijk groenbemes-
tingsgewas overeind te krijgen ontvangt
een prijs. De kosten van het groenbe-
mestingsgewas worden n.1. met een
dikke rente terug ontvangen in de vorm
van een betere opbrengst van het vol
gende gewas.
C. v. Gr.
FEUILLETON:
38. „Mevrouw", zo besloot hij zijn re
laas, „ik houd van Cobie, misschien op
dit ogenblik nog meer als enkele maan
den geleden. En weest U ervan over
tuigd, dat ook zij nog van mij houdt.
Wilt u nu zo wreed zijn om mij geen
gelegenheid te geven althans met haar
te praten?"
De vrouw dacht na en haalde haar
schouders op, geïmponeerd door het
klemmende betoog van de man. „Goed,
ik kan hoogstens een standje van juf
frouw Verleun krijgen. Maar daar zal
ik niet aan sterven. „Goed", zei ze nog
maals en stond op. Op uw eigen risico.
Haar deur zal wel los zijn. Ze verwacht
het ontbijt. Als ze vakantie heeft, is ze
niet zo vlug, ziet u?"
„Mevrouw", antwoordde De Haan
enthousiast, „u krijgt een uitnodiging
voor onze bruiloft. Rekent u daar maar
vast op. Haar kamer weet ik wel. Ik
ben er al eens geweest. Hartelijk dank
voor uw toestemming".
Voor haar kamerdeur klopte hij even
aan en wachtte. Er klonk een lusteloze
stem: „Binnen".
De Haan draaide de knop om en trad
haar zitkamer binnen. Doch die was
verlaten. De deur van de slaapkamer
stond half aan.
Ik lig nog in bed, mevrouw. Breng
het maar hier, als u wilt", hoorde hij
haar vragen.
Inwendig grinnikend liep hij de slaap
kamer binnen, waarna hij de deur ach
ter zich sloot. Hij keek lachend in het
ontstelde gezicht van Cobie Verleun, die
instinctmatig het laken hoog optrok on
der haar kin.
„Zo, luilak", begroette hij haar, „ik
kom je halen. We gaan vanmorgen
aantekenen voor ons huwelijk".
Hij liep tot vlak voor haar bed en
lachte nog steeds. Ze knipperde even
met haar ogen en zei alleen: „Hoe ben
je binnengekomen? Wie heeft gezegd,
dat je hier naar binnen mocht lopen?"
Hij knikte. „Jij zelf. Je nep „binnen"
en toen ik binnen was zei je „breng het
maar hier. Dus: hier ben ik".
„Ik dacht, dat m'n hospita er was met
het ontbijt", begon ze, nog steeds geheel
van haar stuk.
„Eten doen we straks wel m de stad.
Vooruit, jongedame, kleed je aan, dan
gaan we naar het stadhuis, want over
drie weken trouwen we".
Ze schudde haar hoofd en week werk
tuiglijk wat meer terug naar de muur.
„Zeg, ben jij vanmorgen misschien uit
een gekkenhuis ontsnapt?"
Hij ging, zonder haar toestemming af
te wachten, op de rand van het bed
zitten en schudde zijn hoofd. „Dat is
niet aardig, Cobie? Zie ik er uit als
een ontsnapte krankzinnige? Ik ben
wel gek, gek op jou, als je het weten
wilt. Nog meer als van het najaar. En
daarom ga ik met je trouwen."
„Je bent niet lekker", antwoordde ze,
een hoogrode kleur op haar gezicht.
„Ik wil niks meer met je te maken
hebben, met jou niet en met je familie
niet, als je dat maar weet. En schiet op
wat bezielt je om in de slaap
kamer te komen van een vrouw? Heb je
geen opvoeding genoten?"
„Cobie, Cobie, wat doe je lelijk. Wat
mijn opvoeding betreft, mij dunkt dat
je beter kunt weten. Heb ik me ooit
gedragen als iemand, aan wiens opvoe
ding het een en ander ontbreekt? Ik
houd van je en ik ga nu met je trouwen,
dat is alles. Apropos, dat hadden we
toch afgesproken?"
Ze zat nog steeds met het hoog opge
trokken laken onder haar kin. Toen
keek ze hem spotlachend aan. „Zo, me
neer De Haan heeft daarover zeker
moeten nadenken van september af,
nietwaar? Zal ik jou eens wat vertellen,
Theo de tweede? Jij bent al net zo'n
slappeling als Theo de eerste, die ook
na de eerste moeilijkheden capituleerde
en me aan m'n lot overliet. Wat heb jij
gedaan, nadat die aardige dochter van
je me zo voor schandaal zette op die
zondagmorgen? Nou? Geef daar eerst
maar eens antwoord op".
Hij klemde even zijn lippen op elkaar
en begon toen langzaam, elk woord
overwegende: „Eigenlijk moest ik je
voor deze insinuatie een pak slaag ge
ven, maar ik houd veel te veel van je
om je pijn te doen. In de eerste plaats
waren er geen moeilijkheden, want die
schepte je zelf, door weg te lopen. Weg
lopen is zoiets als een nederlaag be
kennen en ik begrijp vandaag de dag
nog niet, waarom je er vandoor ging,
want je leed geen nederlaag. De neder
laag leed mijn dochter, maar dat wist
jij niet, want jij was er niet meer. Hoe
je zo snel weggekomen bent uit Lochem,
is voor mij onbegrijpelijk, maar dat doet
er verder niet toe. Je tweede fout was,
dat je mijn expresbrief ongelezen re
tourneerde. Had je je de moeite geno
men om hem open te maken en te lezen,
dan zou je ongetwijfeld heel anders
over me gedacht hebben. Ik capituleer
de niet en ik capituleer nog niet. Ik kan
een heleboel uitleggen, maar dat doe ik
later. We hebben nu onze tijd nodig.
Kom uit je bed en kleed je op je paas-
best, want we gaan naar het stadhuis
om ons voorgenomen huwelijk aan te
geven. Daarna kopen we ringen en la
ten we kaartjes drukken, begrepen?"
„Je kunt me nog veel meer vertellen,
Theo de Haan, maar je kunt me in feite
maar één plezier doen en dat is: als de
wind verdwijnen. Je bestaat voor mij
niet meer".
Hij grinnikte. „Dat geloof je zelf niet"
Hij stond op. „Ik zal het me gemakke
lijk maken in je zitkamer, zodat je je
rustig kunt nooit maken voor je brui
degom, zoals dat een lieve bruid past.
Ik geef je een half uur. Tot straks".
Hij liep naar de deur en had de knop
reeds in zijn hand, toen ze riep: „Ik
denk er niet aan. Je kunt je alle moeite
wel besparen. Ik blijf in bed, zolang ik
zelf wil en nu kun je me maar één ge
noegen doen: zo snel mogelijk op te
hoepelen en nooit meer terug te komen.
Gesnapt?"
Hij aarzelde. „Dus je wilt niet?"
Ze schudde energiek haar hoofd. „Ik
denk er niet aan. Je bestaat eenvoudig
niet meer voor me. Dat moet je toch
wel zo langzamerhand begrepen hebben.
Kort en bondig; ik ken je niet meer,
versta je?"
Hij keerde langzaam op zijn schreden
terug, en schudde even zijn hoofd. „Wel,
dan neem ik je zo mee, in je pyjama
of nachthemd of wat je ook draagt".
Ze week angstig terug naar de muur.
„Als je me aanraakt, ga ik gillen!"
Hij kwam naar het bed en lachte nog
steeds. „Je gilt maar, liefje. Ik zal je
met genoegen naar m'n wagen dragen
en met evenveel genoegen de trappen
van het stadhuis beklimmen met jou
in m'n armen. En reken maar, dat ik
het doe. Zo hij bukte zich ik ben
een heer, dat weet je, en daarom zal
ik je met dekens en al meenemen.
Heeft niemand wat aan te merken".
Hij vatte haar beet met deken en al
en probeerde haar op te richten.
„Theo, ben je nu helemaal gek ge
worden?"
Met een ruk trok hij haar van het
bed en voor ze er goed en wel erg in
had, zweefde ze hoog bven de grond.
Instinctmatig sloeg ze haar armen om
zijn hals, en twee angstige ogen keken
in zijn lachende gezicht.
(Wordt vervolgd)
La»i van kdowciiI
Ziatvublftui
helfwa U «varkm.