Opa heeft verkering leuqd\ -puistjes s t ree kont vyi kke 11 ng Texelse familienamen Nu nog maar oen scheut of 'n sïsek. TWEEDE BLAD TEXELSE COURANT VRUDAG 22 MAART 1963 (XII) Oosterend en omgeving Op oudere kaarten van Texel tekent het gebied tussen De Waal en Oost zich bijna als een apart eiland af. Oosterend en De Waal werden in de 17de eeuw een tijd lang door een predikant be diend; in 1666 kreeg Oosterend en om geving een eigen dominee. Oosterend was toen naar verhouding een klein dorp; vrij veel mensen woonden in Oost, terwijl ook Nieuweschild, opge komen in de 17de eeuw, in de 18de eeuw een paar honderd inwoners telde. De bevolking deed vanouds veel aan visserij. Het verloop van de zeevaart bracht hier niet zo'n uittocht als in Den Hoorn en Oudeschild; wel ging Nieuwe schild te gronde. Velen vonden vroeger hun bestaan in de oestervisserij eens genoten Texelse oesters grotere faam dan de Zeeuwse maar de oester- cultuur ging in de 19de eeuw sterk achteruit en verdween definitief met de inpoldering van Het Noorden. Van der Vis Het naspeuren van het geslacht Van der Vis wordt bemoeilijkt door een aantal veranderingen van de achter naam. Er is een ingewikkelde, maar ge heel sluitende, bewijsvoering voor no dig geweest om vast te stellen, dat deze familie op Texel begint met twee broers, Dirk Meesz. en Willem Meesz. van Leeuwen, jongemannen van Den Burg, die daar in 1722 trouwden. Het is niet duidelijk of „van Leeuwen" hier de achternaam is, of de aanduiding van mogelijke eerdere herkomst van het plaatsje Leeuwen of in klank daarmee overeenkomende plaats. De vrouw van Dirk, Martje Pieters Timmerman, was afkomstig uit Oosterend; bij de doop van zijn kinderen in Oosterend wordt hij Dirk de Kruijer of de Kruijter ge noemd, mogelijk sloeg dit op een be roep. Zijn zoon Mees Dirksz voerde in ieder geval al de familienaam Van der Vis; hij had alleen dochters. Voor de voort zetting van de naam zorgde de eerst genoemde Willem Meesz, die zelf echter gewoonlijk zijn patroniem Mees een afkorting van Bartholomeus tot ach ternaam had. Zijn zoon Pieter, die door huwelijk met Hiltje Teunisd. Brouwer ook naar Oosterend kwam, werd even als zijn afstammelingen altijd Van der Vis genoemd. Het tegenwoordige na geslacht. dat deze naam draagt, is onge veer gelijk verdeeld onder Pieter's kleinzoons Jan Willemsz en Pieter Wil- lemsz van der Vis. Jan (geb. 1797) was eerst getrouwd met Dieuwertje Dirks Bruin, die van Vlieland kwam, en later met Hendrikje Frederiks Stark. Pieter (geb. 1802) trouwde met Tetje Simons Vlaming, onder hun afstammelingen treft men dan ook de Vlaming-naam Biem aan. Beide broers waren zeeman en dankten dus zowel hun naam als hun bestaan aan de vis. Plaatsman De oorsprong van de naam Plaats man-moeten we in Den Hoorn zoeken. Hier leefde reeds in het begin van de 17de eeuw een zekere Cornelis Jacobsz, anders genaamd Plaets, die later ook wel Plaetsman werd genoemd. Zijn zoons, van wie er een het schepenambt bekleedde, hadden gewoonlijk Plaats man tot familienaam, maar soms werd het „man" ook wel weggelaten. Om streeks 1750 verhuisde Pieter Jacobsz Plaatsman, die met een Oosterendse vrouw was getrouwd, naar Oost. Inmid dels woonde daar echter al een uitge breide familie Plaatsman, die op een eigenaardige wijze aan de naam kwam, nl. doordat Pieter Jansz Haan en Trijn Cornelis (gehuwd in 1687) hun jongste zoon Simon Plaatsman hadden ge noemd. De lezers, die vorige artikelen in deze serie hebben gevolgd, zullen al wel vertrouwd zijn met dit vroeger veel voorkomende gebruik. Een mogelijke verklaring is, dat Trijn Cornelis een dochter was van Cornelis Simonsz Plaatsman, en dat zij dus haar jongste zoon met naam en toenaam naar haar grootvader heeft genoemd. Het is moei lijk, de verschillende soorten van de zelfde naam, die nauwelijks verwant zijn, en waarvan de ene eigenlijk Haan had moeten heten, uit elkaar te houden. In de stam van Hoornder oorsprong kwam de voornaam Paulus voor, die in de familie kwam door het huwelijk van Jacob Pietersz Plaatsman (geb. 1753) met Antje Paulusd. Schuijl. Van deze tak is een stamreeks op te stellen van welhaast Bijbelse lengte. De andere stam, grotendeels het nageslacht van Pieter Pietersz Plaatsman (geb. 1762) en Antje Gerrits Vlaming, heeft een voor keur voor namen als Pieter, Jan en Gerrit. Niet alleen leefden beide soor ten in Oost, ook het beroep was het zelfde: bijna allen waren zeeman of schipper, met uitzondering van Jacob Pietersz (geb. 1850), die bakker was in De Waal, maar dat kwam door zijn schoonvader. Dogger Dogger is een naam, die ook al in het begin van de 17de eeuw op Texel voor kwam. Omstreeks 1650 leefde er een zekere Cornelis Leenertsz Dogger in Den Burg; het is echter een raadsel, wat deze te maken had met de familie van dezelfde naam, die een eeuw later in Nieuweschild woonde. Deze familie heeft tot stamvader Saecke Obbesz, ge huwd in 1659 met Alijd Korsdr. Hij was een zoon van Obbe Saeckesz., die zeker geen Dogger heette en waar schijnlijk van Vlieland afkomstig was, waar de typische combinatie van de Friese voorname Sake en Obbe ook voorkwam. Zijn kleinzoons voerden allen Dogger als familienaam, misschien is deze van moederszijde gekomen. In de 18de eeuw was deze familie zeer uitgebreid; de meeste Oosterenders en veel andere Texelaars stammen dan ook af van dit eerste echtpaar, dat veer tien kinderen had. De beide Doggers die door Van der Vlis worden genoemd (Hertje Sakon^z, boer in Waalenburg, en Cornelis Jacobsz, een zeeman, resp. blz. 191 en 202) behoren ook tot deze tak. Hun aantal liep in de 19de eeuw terug. Behalve zeelieden waren er toen ook twee kleermakers onder. Wij beschikken niet over gegevens van de laatste tachtig jaar, maar wij krijgen de indruk, dat de meeste tegen woordige Texelse Dogger's tot een heel andere familie behoren, welke terug gaat op Pieter Maartensz. Dogger, die ca. 1710 in Den Hoorn werd geboren. Zijn kleinzoon Klaas Maartensz. (geb. 1786), gehuwd met Neeltje Jansd. Bak ker, trok naar Oudeschild en kreeg daar een vrij groot nageslacht. Deze Dog ger's in de vorige eeuw zeelieden en steenzetters kunnen dus de oudste rechten op de naam laten gelden. Volle digheidshalve zij nog vermeld, dat de naam ook in Enkhuizen voorkwam. Timmer Een enkel woord slechts over de naam Timmer, die thans blijkens het telefoonboek in Oosteiend zoveel ver tegenwoordigers telt Omdat een deel van deze familie in de 18de eeuw doops gezind was en door een duistere periode in het geref. doopboek van Oosterend is de juiste samenhang niet meer goed vast te stellen Een tak begint met Maarten Timmer geb. ca. 1720, die ge huwd was met Impje Wilkes, een vrouw uit een oude doopsgezinde familie. Zijn kleinzoon Maarten Cornelisz. Timmer, die in 1814 trouwde met Cornelis je Biems Vlaming, had een groot nage slacht, waaronder zich behalve schip pers en vissers ook een veldwachter bevond. Een andere tak gaat terug op Jan Cornelisz. Timmer, ook al ca. 1720 ge boren, mogelijk een broer van de eerst genoemde Maarten. Hier was het Jan's kleinzoon Hendrik Cornelisz Timmer (geb. 1786) gehuwd met Jantje Klaasd. Mossel, die voor een grote uitbreiding van de familie zorgde. Er waren nog enkele kleinere takken. Reeds is melding gemaakt van een uitgestorven r.k familie Timmer, die omstreeks 1750 uit Funnix (Oost-Fries land) naar Texel kwam Het ligt voor de hand, dat de naam is afgeleid van Timmerman. We hebben al enkele voor beelden gezien, waarbij het laatste lid nogal los aan de naam zat (Drijver Drijverman, Plaatsman Plaats, Kooy Kooyman enz.). Er bestond inder daad vroeger ook een familie Timmer man in Oosterend, maar enig verband daarmee kunnen we (nog) niet bewijzen. Slot Tot slot iets over de familie Slot. De stamvader van dit geslacht, Claes Fre- deriksz, kwam in 1663 van Baf feit waar dat dan ook mag liggen naar Oosterend, waar hij acht jaar later trouwde. Hij kreeg in de loop van de volgende generaties een uitgebreid na geslacht, maar de naam zelf is, naar ik meen, in Oosterend al weer enkele tientallen jaren verdwenen. Texelaars, wier voornaam Frederik is, hebben een goede kans de een of andere Frederik Slot onder hun voorouders aan te tref fen. Verreweg het vitaalste lid van het geslacht Slot was Klaas Jansz. (geb. 1796) van Den Burg, een achter-achter achter-kleinzoon van de eerste Claes. Als weduwnaar van 60 jaar durfde hij het nog aan een jonge vrouw van 17 te trouwen. Hij beschaamde alle pessimis tische verwachtingen: 21 jaar later hij was toen 81 en al overgrootvader kon hij nog trots naar het Raadhuis gaan om de geboorte van een dochter aan te geven. Valt het dan nog te ver bazen, dat deze man honderd jaar werd? Als dit laatste waar is, zullen sommige bejaarde Texelaars zich hem misschien nog wel herinneren. Zijn zoons en kleinzoon uit het eerste hu welijk waren getrouwd met vrouwen uit r.k. geslachten. Behalve in Oosterend kwam de naam Slot in de 17de en 18de eeuw ook voor in Den Hoorn; er is geen verband tus sen beide families. J. S. M. D. Maar straks weet 0" zich geen raad van de slopende Theumatische Pijnen. Doe de beroemde Kruschen kuur, de kleine dagelijkse dosis, om 't bloed weer zuiver te maken. Duizenden gingen U voor en nog heel velen zullen Uw voorbeeld volgen. Een heerlijke er varing, reeds na een betrekkelijk kort stondig gebruik, als vanzelf die pijnen te voelen wegvallen. Dat gebeurt naar mate het bloed gezuiverd wordt van de pijn verwekkende onzuiverheden, die zich zijn gaan ophopen in spieren en ge wrichten. Kruschen is de natuurlijke stimulans voor de bloedzuiverende organen. MEVR. VAN 'T KAAR-RADEMAKER SPRAK OVER HET BOEK „MUIZEN EN MENSEN" Op de vorige week gehouden bijeen komst van de Ned. Bond van Platte landsvrouwen, afd. Texel, heeft mevr. Van 't Kaar-Rademaker uit Amsterdam een voordracht over het boek van John Steinbeck „Muizen en mensen" gehou den. De wijze waarop deze voordrachts kunstenares dit boek voordroeg was bijzonder mooi. Op boeiende natuur lijke wijze beeldde de spreekster de in het boek voorkomende personen uit. Ook gaf ze de menselijke karaktertrek ken voortreffelijk weer. Mede door de goede inhoud van het boek was het een geweldig mooi geheel. Diep ontroerd, als tolk van ons allen, dankte onze pre sidente, mevr. Laan-Kistemaker, mevr. Van 't Kaar heel hartelijk voor het gebodene. Secr. PUROL-POEDER INTERESSANTE LEZING VOOR 'T NUT DE HEER G. D. VAN DER HEIDE SPRAK OVER IJSELMEERVONDSTEN Een zeer specalistische doch interes sante lezing hebben de leden van de afdeling „Texel" van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen vrijdagavond j.l. beluisterd in hotel „De Lindeboom- Texel". Het was voor het eerst sinds lange tijd dat de leden van 't Nut bij een kwamen, want door de vele moei lijkheden gedurende de langdurige vorstperiode was het niet mogelijk eer der een spreker naar Texel over te laten komen. De heer G. D. v.d. Heide is betrokken bij het historisch scheeps bouwkundig onderzoek, een instelling die verbonden is aan de Archeologische Dienst Zuiderzeewerken te Schokland. De aankondiging van de lezing gaf de indruk dat gesproken zou worden over IJselmeervondsten in het algemeen. Het bleek echter dat één bepaald onderdeel onder de loupe zou worden genomen, n.l. het historisch scheepsbouwonder- zoek in de drooggevallen IJselmeer- polders. Nadat de heer E. J. Broekema, voor zitter van het Nutsdepartement Texel, de avond had geopend, startte de heer v.d. Heide met zijn causerie. Begonnen werd met een algemeen beeld te geven van de scheepsbouw sinds de vroegste tijden. Van een schip ging men al spre ken toen primitieve volkeren boom stammen begonnen uit de hollen om zich daarmee drijvende te houden. Der gelijke boomstamkano's zijn in ver schillende gebieden op aarde aangetrof fen en ook in ons eigen land is men er in geslaagd, deze bewijzen dat in de eerste tijden al aan primitieve scheep vaart werd gedaan, te conserveren. Zo werd een exemplaar in het veen van Drente gevonden, dat door middel van de radioactieve koolstofmethode (C-14 methode) kon worden gedateerd: 8000 jaar oud. Uit die tijd dateren ook ge bruiksvoorwerpen die temidden van de bootresten werden aangetroffen, o.a. peddels. In later tijden begon men met de vervaardiging van een geraamte waarom huid of boombast werd beves tigd. Deze huid- en bastboten verspreid den zich over de gehele wereld en worden ook nu nog bij primitieve vol keren gebruikt. Al spoedig was de boot niet alléén een middel om zich op het water drijvende te houden en voor het overbruggen van kleine afstanden. In de bronstijd ging men de eerste vracht vervoeren over zee. Meesters in de scheepsbouw waren al heel vroeg de Egyptenaren, Grieken en Phoeniciërs. Ook de Romeinen hadden al ontwikkel de scheepstypen, waarmee zij ten oorlog trokken. Een dergelijk schip, zij het uit een wat later periode, is in ons land ge vonden en staat bekend als het Utrechtse schip. Zeer bekend zijn de Vikingschepen, die veelal in zeer goede staat zijn aangetroffen in de grond waar zij hebben gediend als grafkelder voor een overleden hoogwaardigheids bekleder. Met deze schepen zijn tochten gemaakt die nu nog respect afdwingen. De Vikingen trokken naar IJsland, Groenland en zelfs Amerika, ver voor dat Columbus dit land „ontdekte". Een grote bijdrage aan het historisch scheepsonderzoek werd geleverd door de ontdekking van de in de 17de eeuw met man en muis vergane „Vasa" nabij Stockholm. Uitvoerige aandacht werd door de heer v.d. Heide besteed aan de be schrijving van de diverse scheepstypen, die tot ontwikkeling zijn gekomen, zo als de kogge die een rol speelde in de handelsvaart ten behoeve van het Hanze-verbond. Deze Hanze-schepen zijn in vrij groten getale aangetroffen in de Noordoostpolder en zuidelijk Flevoland. Ook het fluitschip is be kend. Een dergelijk schip, 35 meter lang, is ook in het drooggevallen land van de voormalige Zuiderzee aangetrof fen. De heer v.d. Heide had een groot aantal dia's meegenomen, waarmee hij zijn betoog op aantrekkelijke wijze illustreerde. Behoefte aan schepenmuseum Na de pauze weidde de heer v.d. Heide aandacht aan de vondsten in de Zuiderzeepolders. Uitvoerig beschreef hij de werkwijze, die wordt toegepast bij het blootleggen van de gevonden wrakken Heel vaak treft men slechts fragmenten aan van de schepen en zelfs de meest gave vondsten bestaan uit slechts een romp waaraan de dekken meestal nog ontbreken. De in de grond gezakte schepen hebben een verstoring veroorzaakt in het bodemprofiel. Aan de hand van de verstoring kan men vrij nauwkeurig nagaan in welke tijd het schip moet zijn gezonken. In de schepen worden vaak gebruiksvoorwer pen aangetroffen die ook nuttig zijn bij de vaststelling van de datum van on dergang. Een groot probleem is het conserve ren van de vondsten. Meestal gaat het hout, nadat het aan de lucht is bloot gesteld, barsten door een sterke krimp. Met bepaalde chemicaliën tracht men dit zoveel mogelijk te voorkomen. On juiste behandeling heeft in het verle den veelal geleid tot het verloren gaan van waardevolle ontdekkingen. Door gebrek aan de noodzakelijke financiële middelen moet ook thans nog regelma tig materiaal worden» prijsgegeven. De heer v.d. Heide pleitte aan het slot van zijn lezing voor de stichting van een museum, waarin de gevonden en ge conserveerde schepen kunnen worden opgeslagen en tentoongesteld. Noorwe gen en Zweden hebben het goede voor beeld reeds gegeven. De belangstelling voor het schip is in Nederland groeien de. Hopelijk zal men tijdig beseffen, dat het materiaal, dat nog dagelijks in grote verscheidenheid wordt aangetrof fen, voor het nageslacht bewaard moet blijven. De heer E. J. Broekema dankte de heer v.d. Heide voor zijn komst naar Texel en meende dat het publiek wel zeer voldaan moest zijn over de vak kundige wijze waarop hij over dit on derwerp had verteld. Teven kon hij de volgende nutsavond aankondigen. Nog voor het einde van deze maand zal de heer Kalkman van het Loods wezen een lezing komen verzorgen. On derwerp: Het loodswezen langs de Ne derlandse kust. Op donderdag 4 april zal in samenwerking met boekhandel Langeveld De Rooij een avond wor den georganiseerd. De journalist Hans C. M. van Assumburg zal dan een voor dracht houden onder de titel; „Humor in de Nederlandse literatuur" o.a. over Annie M. G. Smidt, Simon Carmiggelt en Godfried Bomans. IN 1963 GROENBEMESTING VOOR NIETS? nenhalen In het kader van de activi- Dit voordeeltje kunt U in 1963 bin- teiten van de Streekontwikkeling „Texel" zal er nl. in 1963 een wedstrijd in het verbouwen van groenbemestings- gewassen worden uitgeschreven. Hier door zal ons eiland in een aantal onder delen worden verdeeld. We stellen ons voor dit als volgt te doen: 1 Prins-Hendrikpolder 2. Polder het Noorden 3. Polders Eierland en de Eendracht 4. Het oude Texel. Voor elk van deze delen zal een prijs beschikbaar worden gesteld, waar over U hier onder meer vindt. Naast de hierboven genoemde verde ling zal verder een splitsing worden ge maakt tussen groenbemestingsgewassen, die onder dekvrucht gezaaid zijn en groenbemesters, die na een hoofdgewas worden gezaaid Onder een dekvrucht kan dit bijv. een klavergewas of Wes- terwolds raaigras zijna Na het hoofd gewas komen vooral in aanmerking stoppelknollen, Westerwolds raaigras, Alexandrijnse klaver. De beoordeling van de gewassen, die in de periode van augustus tot oktober zal plaats vinden berust bij een Com missie, die bestaat uit landbouwers en voorlichtingsmensen. Hierbij zal vooral worden gelet op de hoeveelheid groen gewas, die gevormd is. De prijzen zijn zeer aanlokkelijk. De landbouwer, die in de bovengenoemde gebieden het beste gewas heeft, krijgt daarvoor als „beloning" de kosten van het zaaizaad en de stikstofbemesting tot een maximum van ƒ100,per ha. De maximale oppervlakte, waarvoor be doelde prijs wordt gegeven is 2Vz ha., zodat er nooit meer dan ƒ250,per bedrijf wordt uitgekeerd. We zijn met dit bericht zeer vroeg, maar U kunt dan rustig overwegen op welke percelen U het groenbemestings- gewas zult zaaien en welk gewas U daarvoor wilt nemen. Voor hen, die deelnemen met een gewas, dat na een hoofdgewas wordt verbouwd zullen wij in juli dit bericht nogmaals publiceren. En vergeet vooral dit niet! Hoe deze wedstrijd ook utvalt: Iedere landbou wer, die aan deze wedstrijd meedoet en er in slaagt een redelijk groenbemes- tingsgewas overeind te krijgen ontvangt een prijs. De kosten van het groenbe- mestingsgewas worden n.1. met een dikke rente terug ontvangen in de vorm van een betere opbrengst van het vol gende gewas. C. v. Gr. FEUILLETON: 38. „Mevrouw", zo besloot hij zijn re laas, „ik houd van Cobie, misschien op dit ogenblik nog meer als enkele maan den geleden. En weest U ervan over tuigd, dat ook zij nog van mij houdt. Wilt u nu zo wreed zijn om mij geen gelegenheid te geven althans met haar te praten?" De vrouw dacht na en haalde haar schouders op, geïmponeerd door het klemmende betoog van de man. „Goed, ik kan hoogstens een standje van juf frouw Verleun krijgen. Maar daar zal ik niet aan sterven. „Goed", zei ze nog maals en stond op. Op uw eigen risico. Haar deur zal wel los zijn. Ze verwacht het ontbijt. Als ze vakantie heeft, is ze niet zo vlug, ziet u?" „Mevrouw", antwoordde De Haan enthousiast, „u krijgt een uitnodiging voor onze bruiloft. Rekent u daar maar vast op. Haar kamer weet ik wel. Ik ben er al eens geweest. Hartelijk dank voor uw toestemming". Voor haar kamerdeur klopte hij even aan en wachtte. Er klonk een lusteloze stem: „Binnen". De Haan draaide de knop om en trad haar zitkamer binnen. Doch die was verlaten. De deur van de slaapkamer stond half aan. Ik lig nog in bed, mevrouw. Breng het maar hier, als u wilt", hoorde hij haar vragen. Inwendig grinnikend liep hij de slaap kamer binnen, waarna hij de deur ach ter zich sloot. Hij keek lachend in het ontstelde gezicht van Cobie Verleun, die instinctmatig het laken hoog optrok on der haar kin. „Zo, luilak", begroette hij haar, „ik kom je halen. We gaan vanmorgen aantekenen voor ons huwelijk". Hij liep tot vlak voor haar bed en lachte nog steeds. Ze knipperde even met haar ogen en zei alleen: „Hoe ben je binnengekomen? Wie heeft gezegd, dat je hier naar binnen mocht lopen?" Hij knikte. „Jij zelf. Je nep „binnen" en toen ik binnen was zei je „breng het maar hier. Dus: hier ben ik". „Ik dacht, dat m'n hospita er was met het ontbijt", begon ze, nog steeds geheel van haar stuk. „Eten doen we straks wel m de stad. Vooruit, jongedame, kleed je aan, dan gaan we naar het stadhuis, want over drie weken trouwen we". Ze schudde haar hoofd en week werk tuiglijk wat meer terug naar de muur. „Zeg, ben jij vanmorgen misschien uit een gekkenhuis ontsnapt?" Hij ging, zonder haar toestemming af te wachten, op de rand van het bed zitten en schudde zijn hoofd. „Dat is niet aardig, Cobie? Zie ik er uit als een ontsnapte krankzinnige? Ik ben wel gek, gek op jou, als je het weten wilt. Nog meer als van het najaar. En daarom ga ik met je trouwen." „Je bent niet lekker", antwoordde ze, een hoogrode kleur op haar gezicht. „Ik wil niks meer met je te maken hebben, met jou niet en met je familie niet, als je dat maar weet. En schiet op wat bezielt je om in de slaap kamer te komen van een vrouw? Heb je geen opvoeding genoten?" „Cobie, Cobie, wat doe je lelijk. Wat mijn opvoeding betreft, mij dunkt dat je beter kunt weten. Heb ik me ooit gedragen als iemand, aan wiens opvoe ding het een en ander ontbreekt? Ik houd van je en ik ga nu met je trouwen, dat is alles. Apropos, dat hadden we toch afgesproken?" Ze zat nog steeds met het hoog opge trokken laken onder haar kin. Toen keek ze hem spotlachend aan. „Zo, me neer De Haan heeft daarover zeker moeten nadenken van september af, nietwaar? Zal ik jou eens wat vertellen, Theo de tweede? Jij bent al net zo'n slappeling als Theo de eerste, die ook na de eerste moeilijkheden capituleerde en me aan m'n lot overliet. Wat heb jij gedaan, nadat die aardige dochter van je me zo voor schandaal zette op die zondagmorgen? Nou? Geef daar eerst maar eens antwoord op". Hij klemde even zijn lippen op elkaar en begon toen langzaam, elk woord overwegende: „Eigenlijk moest ik je voor deze insinuatie een pak slaag ge ven, maar ik houd veel te veel van je om je pijn te doen. In de eerste plaats waren er geen moeilijkheden, want die schepte je zelf, door weg te lopen. Weg lopen is zoiets als een nederlaag be kennen en ik begrijp vandaag de dag nog niet, waarom je er vandoor ging, want je leed geen nederlaag. De neder laag leed mijn dochter, maar dat wist jij niet, want jij was er niet meer. Hoe je zo snel weggekomen bent uit Lochem, is voor mij onbegrijpelijk, maar dat doet er verder niet toe. Je tweede fout was, dat je mijn expresbrief ongelezen re tourneerde. Had je je de moeite geno men om hem open te maken en te lezen, dan zou je ongetwijfeld heel anders over me gedacht hebben. Ik capituleer de niet en ik capituleer nog niet. Ik kan een heleboel uitleggen, maar dat doe ik later. We hebben nu onze tijd nodig. Kom uit je bed en kleed je op je paas- best, want we gaan naar het stadhuis om ons voorgenomen huwelijk aan te geven. Daarna kopen we ringen en la ten we kaartjes drukken, begrepen?" „Je kunt me nog veel meer vertellen, Theo de Haan, maar je kunt me in feite maar één plezier doen en dat is: als de wind verdwijnen. Je bestaat voor mij niet meer". Hij grinnikte. „Dat geloof je zelf niet" Hij stond op. „Ik zal het me gemakke lijk maken in je zitkamer, zodat je je rustig kunt nooit maken voor je brui degom, zoals dat een lieve bruid past. Ik geef je een half uur. Tot straks". Hij liep naar de deur en had de knop reeds in zijn hand, toen ze riep: „Ik denk er niet aan. Je kunt je alle moeite wel besparen. Ik blijf in bed, zolang ik zelf wil en nu kun je me maar één ge noegen doen: zo snel mogelijk op te hoepelen en nooit meer terug te komen. Gesnapt?" Hij aarzelde. „Dus je wilt niet?" Ze schudde energiek haar hoofd. „Ik denk er niet aan. Je bestaat eenvoudig niet meer voor me. Dat moet je toch wel zo langzamerhand begrepen hebben. Kort en bondig; ik ken je niet meer, versta je?" Hij keerde langzaam op zijn schreden terug, en schudde even zijn hoofd. „Wel, dan neem ik je zo mee, in je pyjama of nachthemd of wat je ook draagt". Ze week angstig terug naar de muur. „Als je me aanraakt, ga ik gillen!" Hij kwam naar het bed en lachte nog steeds. „Je gilt maar, liefje. Ik zal je met genoegen naar m'n wagen dragen en met evenveel genoegen de trappen van het stadhuis beklimmen met jou in m'n armen. En reken maar, dat ik het doe. Zo hij bukte zich ik ben een heer, dat weet je, en daarom zal ik je met dekens en al meenemen. Heeft niemand wat aan te merken". Hij vatte haar beet met deken en al en probeerde haar op te richten. „Theo, ben je nu helemaal gek ge worden?" Met een ruk trok hij haar van het bed en voor ze er goed en wel erg in had, zweefde ze hoog bven de grond. Instinctmatig sloeg ze haar armen om zijn hals, en twee angstige ogen keken in zijn lachende gezicht. (Wordt vervolgd) La»i van kdowciiI Ziatvublftui helfwa U «varkm.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1963 | | pagina 3