v Herrie op de
Hope Veluwe
BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF
1
TEXELSE FAMILIENAMEN
Bij het laatste deel van de om
vangrijke serie artikelen „Texelse
familienamen" willen wij vanaf
deze plaats dank brengen aan onze
medewerkers M. D. en J. S. M.
Dijt, die een belangrijk deel van
hun vrije tijd hebben besteed aan
het samenstellen ervan. Men kan
het niet ieder naar de zin maken,
maar we twijfelen er niet aan dat
toch een zeer groot deel van onze
abonnees de naspeuringen van
de heren Dijt met de grootste be
langstelling heeft gevolgd.
Redactie Texelse Courant
Import en Export
In de vorige artikelen in deze serie
speciaal in de nrs. V, IX en XI is
al een aantal families ter sprake ge
komen, die in de loop der eeuwen van
elders naar Texel zijn gekomen. Met
uitzondering van de Eierlanders weten
we in de meeste gevallen niet, wat hen
heeft bewogen zich op Texel te vestigen.
Vaak zien we, dat de ingekomen per
sonen zich Texelse vrouwen tot levens
gezellin kozen, maar dat kan natuur
lijk zowel het gevolg als de reden van
hun komst zijn geweest.
Martinus Martinusz Langeveld werd
in 1765 geboren in Beverwijk. Hij kwam
in 1797 naar Texel, waar hij eerst bal
juw en later vrederechter was, een
functie, die na zijn dood door zijn zoon
Arnoud werd vervuld. Een andere zoon,
Martinus, landbouwer en korenmole
naar, trouwde met een Texelse en bleef
op het eiland. Het Texelse klimaat be
viel de familie Langeveld blijkbaar
goed, want na de Franse tijd kwam ook
Pieter Arnoudsz Langeveld, grutter, een
neef van Martinus Mz., over uit Bever
wijk. Ook onder zijn afstammelingen
waren namen als Martinus en Arnoud
favoriet. Beide takken breidden zich
vrij snel uit. Behalve als landbouwers
waren de Langeveld's vooral als koop
lieden, winkeliers en molenaars actief.
Hendrik Willemsz Keesom kwam in
het midden van de vorige eeuw naar
Texel. Voordat hij zich hier definitief
vestigde, was bij korenmolenaar in
Graft. De familie Keesom was oor
spronkelijk afkomstig van Keijnsmer-
brug (ten noorden van Schagen in de
Zijpe). Al is hier dan sprake van „im
port", Texel heeft tocht het recht de
roem van prof. W. H. Keesom voor zich
op te eisen: met een moeder, die Dijt
heette, en twee grootmoeders Verberne
had het Texelse bloed in deze specialist
in lage temperaturen de meerderheid.
Nieuwe Niedorp was de geboorte
plaats van Cornells Moojcn. Voordat hij
naar Texel kwam (ca. 1810) woonde hij
een tijdlang in Purmerend, waar zijn
zoons uit het eerste huwelijk, Johannes
Gerardus en Willem, het levenslicht
aanschouwden. Hij was goud- en zil
versmid en vervulde tot op hoge leeftijd
de functie van eilandsbode. Zijn af
stammelingen zochten het ook in de
ambachtelijke beroepen: edelsmid,
schilder, schoenmaker, timmerman,
broodbakker enz.; één was logement
houder, vermoedelijk te verklaren door
de verwantschap met de logementhou-
derstak van het geslacht Kikkert. De
naam werd zowel met een ij als met
een j geschreven.
Uit Blokker kwam Claas Dirksz
Kindt (geb. 1798), een timmerman. Hij
trouwde in 1839 met de Texelse, Im-
metje Dros, dochter van de herbergier
Pieter Dros.
Herbergier was ook het beroep van
Theodorus Logman (geb. 1789). Hij
kwam uit Limburg, en wel uit Ubach
(net iets over de Duitse grens), zijn
eigenlijke naam was Luchtman, maar
hij noemde zich Logman. Zijn drie vrou
wen niet allemaal tegelijk waren
van Texelse afkomst. Een zoon, Gerrit
(geb. 1825), gehuwd met Jannetje Jansd.
Verberne, werd timmerman.
Limburg was eveneens de bakermat
van de familie Maas, een naam, die in
heel Nederland en ook in Duitsland
veel voorkomt Het Texelse geslacht
stamt af van Hendrik Pietersz Maas,
die in 1759 in Voerendaal werd ge
boren. Hij kwam ca. 1805 als boer naar
Texel. Zijn eerste vrouw, Trijntje
Simons Visser, was niet katholiek; de
meeste afstammelingen spruiten voort
uit het tweede huwelijk, met Jantje
Cornelis Mulder. Er trouwde ook nog
een neef (oomzegger) van deze Maas op
Texel, Johan Wilhelm, die uit Climmen
kwam, vlak in de buurt van Voeren
daal.
De familie Schrama is nog eerder
naar Texel gekomen. Deze naam komt
veel voor in Zuid-Holland. Gerrit Jorisz
Schrama werd waarschijnlijk aange
trokken door de bedrijvigheid van
Oudeschild, waar hij al woonachtig was,
toen hij in 1782 trouwde met Impje
Gerrits Kopjes, een vrouw uit een oud,
eertijds aanzienlijk, thans uitgestorven
r.k. Texels geslacht. Hij was afkomstig
uit Zoetermeer. Zijn zoon Pieter (1788-
1874), gehuwd met Cornelia Jansd. Dito
en Neeltje Mulder, zette de naam op
Texel voort.
Omstreeks dezelfde tijd vestigde een
r.k. gezin Boom zich te Oudeschild.
Twee zoons, Harmen, geb. 1766, en
Gerrit, geb. 1768, vonden daar een
levensgezellin. Een dochter, Trijntje,
trouwde met Arie Jansz Spigt uit De
Koog. In dit geval was Wieringen de
plaats van herkomst. Eerder woonde er
wel al een protestantse familie Boom in
Oudeschild.
Jan Gerardsz Hoogerlieide was een
varensgezel uit Sint Annaland op Tho-
len. Hij trouwde in 1835 met Antje
Coendertsd Veen uit een Oudeschilder
iamilie. De naam doet eerdere herkomst
uit het Brabantse plaatsje Hoogerheide
ten Z. van Bergen op Zoom vermoeden.
Uit Brummen (Gelderland) kwam
Jurriën Beumkes (geb. 1821). Hij was
getrouwd met de Texelse Annatje Sel-
ser, wier vader, Coenraad Selser, in
Amsterdam was geboren.
Tot de meer recente import behoort
ook de naam Vonk, een familie van
vissers uit de Wiermgerwaard. Twee
Vonken vatten vlam voor twee gezus
ters Drijver uit Oosterend. Arie trouw
de 1855 met Dieuwertje Jb Drijver,
Leendert in 1862 met haar zuster Aagje.
Johannes Hendnksz Hemelrijk werd
in 1763 geboren in Hanau, bij Frank
furt aan de Main. Ook hij had een
Texelse (Oudeschilder) vrouw. Het is
niet helemaal duidelijk, of deze familie
van oorspronkelijk Duitse afkomst is,
in dat geval is de naam vernederlandst,
wat wel vaker voorkwam.
De Duitse origine staat wel vast bij
de familie Kalf. Ook hier was Hessen
en wel het gehucht Fliendorff, de ba
kermat. De stamvader Adam Kalf geb.
1738 deed op Texel dienst als dienaar
der justitie en cipier. In de laatste
functie zal hij zich wel niet hebben
overwerkt. Hij werd 91 jaar oud. Ook
zijn vrouw, Johanna Schwacklenburg,
kwam uit Duitsland. Vijf zoons zorgden
in de eerste helft van de vorige eeuw
voor een gezonde bloei van de stam
boom. Omstreeks 1700 kwam de naam
Kalff al wel op Texel voor, deze fami
lie is echter uitgestorven.
Hendrik Wilner werd, gelijk de
Vader des Vaderlands, in Nassau ge
boren. Hij was Luthers en trouwde in
1785 in Den Hoorn met Antje Hendriks
Meijs (later hertrouwde hij met Lysbeth
Abbenes). Zijn beroep was eerst boer,
later kleermaker. Zijn zoons zochten
een bestaan op zee, maar de volgende
generatie hield zich weer met het boe
renbedrijf bezig.
De familie Barhorst was afkomstig
uit het gehucht Priggenhagen ten N.
van Osnabrück, in het destijds nog
zelfstandige koninkrijk Hannover, waar
toen een oom van koningin Victoria
van Engeland regeerde. Johan Arend
Barhorst en zijn vrouw Maria Catha-
rina Schene vestigden zich met hun ge
zin omstreeks 1835 in Waalenburg. Een
zoon trouwde op Texel nog met een
meisje uit z'n eigen dorp.
Export
Tegenover deze import staan de tal
lozen, die Texel in de loop der eeuwen
hebben verlaten. Tussen 1600 en 1900
nam de bevolking van ons eiland nau
welijks toe. Door „export" is het be
volkingsoverschot weggewerkt. Van
ouds oefende Amsterdam, de grote
stad, een sterke zuigkracht uit. Velen
verlieten Texel vanwege hun beroep.
Door het verloop van de zeevaart en de
verplaatsing van het loodswezen ver
huisde de halve bevolking van Oude
schild en Den Hoorn naar Den Helder,
dat voor een groot deel uit Texelaars
is opgebouwd. Boeren zochten een be
staan in de nieuw ontsloten gebieden
als de Anna Paulowna polder (o.a. Pie
ter Pz Koning, Klaas en Maarten Jbz.
Vlaming) of de Haarlemmermeer (Dijt,
Kan, Zijm). Oestervissers (Vlaming)
verplaatsten hun bedrijf naar Yerseke.
Texelse familienamen vindt men nu
dan ook over het hele land verspreid.
Een naam als Dijt komt alleen al in
het telefoonboek van Haarlem meer
voor dan op heel Texel. Ontelbaar is
het aantal dergenen, die in het laatst
van de vorige eeuw, toen de landbouw
zulke slechte jaren doormaakte, naar
Amerika zijn gegaan. Een laatste golf
van emigratie, nu gericht op Australië
en Canada, bereikte kort na 1950 een
hoogtepunt.
Zo zijn we ongemerkt in het heden
aangeland. Het is wel duidelijk, dat in
de tegenwoorige tijd, met zijn grote
bewegelijkheid, de samenstelling van
de bevolking sneller verandert dan in
enige eeuw sedert de Grote Volksver
huizing. Veel jongeren zoeken hun toe
komst buiten Texel. In de landbouw
vermindert de werkgelegenheid. Het
vreemdelingenverkeer en de overheids
instanties trekken personen van elders
aan. Niet alleen de samenstelling van
de bevolking verandert. Terwijl het
landschap door het moderne verkeer en
de internationaal eenvormige bouwstijl
een ander aanzicht krijgt een ont
wikkeling, die door de ruilverkaveling
met zijn rechte wegen en de buiten de
buurtschappen gelegen boerderijen nog
wordt versneld bewerken technische
vooruitgang, verbeterd onde.rwijs en
zulke invloedrijke media als dames
weekbladen en televisie een stille revo
lutie in levensstijl en mentaliteit. Ge
vaar voor verlies van eigen karakter
is de keerzijde van deze ontwikkeling
naar gelijkheid en gelijkvormigheid.
Daarom wil ik besluiten met de
hoop uit te spreken, dat deze artikelen-
serie iets heeft bijgedragen tot grotere
belangstelling, eerbied en waardering
voer ons voorgeslacht en het verleden
in deze moderne tijd.
J S. M. Dijt.
VAN DE RIJKSLANDBOUW-
VOORLICHTINGSDIENST
ZE ZIJN ER WEER!
Overal zie je ze weer. En ze ontsieren
ons mooie eiland.
Laat nu alsjeblieft niemand denken,
dat ik de vele toeristen bedoel, die op
dit moment ons eiland weer bevolken.
Daar kunnen we naar ik meen, ook als
agrariërs, weinig bezwaar tegen maken.
En ik denk dan niet eens aan die agra
riërs, die van het toerisme ook een
graantje meepikken. Afgezien van een
korte tijd gedurende de wekelijkse
marktdag kan je niet zeggen, dat de
badgasten ons „voor de benen lopen".
Neen, als ik het over minder ge
wenste gasten heb dan denk ik aan de
vele stekels, die de laatste weken op tal
van bedrijven te pronken staan. Inder
daad te pronken! Want op diverse
plaatsen vind je ze al met de bloem in
de kop.
Het blijft met die stekels een moeilijk
geval. We hebben de indruk, dat ze dit
jaar weer zeer ruim vertegenwoordigd
zijn. ,,'t Komt van de strenge winter",
zeggen oudere boeren. „De grond is
open gevroren en het oude zaad krijgt
daardoor een kans", menen ze. „De
schuld ligt bij de besturen van enkele
Openbare Lichamen, die op hun terrei
nen de stekels niet verwijderen. Vorige
zomer was de lucht boven Texel soms
vol van stekelzaad, afkomstig van der
gelijke terreinen", beweren anderen.
Het gebeurt ook wel, dat ze o.g. aan
kijken met een gezicht, waarop je kunt
lezen: „Je loopt met boter op je hoofd,
mannetje, want ook op percelen, die
bij de Ruilverkaveling in beheer zijn
komen nog al eens wat stekels voor".
En waarschijnlijk hebben ze niet hele
maal ongelijk.
Zoals ik hiervoor al opmerkte, het
blijft een moeilijk geval. Ik denk daar
bij vooral aan de stekels in het hooi
land. Je zit er altijd mee op welk mo
ment je in deze percelen de stekels moet
bestrijden. De eis is, dat de planten op
het tijdstip van bespuiting in het sta
dium van het „schieten" zijn. Het is
dan meestal zo, dat het gras er met
een paar weken af moet en dit bete
kent, dat de periode, waarin het middel
op de planten kan inwerken te kort is.
Een goed resultaat bereikt men immers
alleen wanneer de groeistof, waarmee
de bestrijding wordt uitgevoerd tot in
de wortels kan doordringen en dit duurt
diverse weken.
Wij menen daarom, dat het in veel
gevallen beter is de stekels in het hooi
land voor lief te nemen en de bestrij
ding uit te voeren in de nagras. Dit
betekent een bestrijding van juli tot
begin september. Ook wat het weer
betreft is dit vaak een zeer gunstige
periode. We denken dan speciaal aan
augustus, die wel de tweede mei-maand
wordt genoemd.
Natuurlijk kan zich niet iedereen ver
schuilen achter het motief, dat bestrij
ding tot nu toe niet mogelijk was. Ook
op percelen, die tot nu toe beweid zijn
zie je ze bij hopen. In verschillende ge
vallen is ook hier het goede stadium om
te spuiten al verstreken en is er maar
één mogelijkheid: de zeis of maai-
machine er in. In ieder geval is de
schande dan weg. Maar laat het alsje
blieft hierbij niet zitten, want op deze
manier komt U nooit of zeer moeilijk
van dit schadelijke onkruid af. Als U ze
maait zijn ze er na een paar weken,
mogelijk zelfs in een nog groter aantal,
opnieuw. Neem U voor en voer dit
voornemen ook uit om ze op een andere
manier te lijf te gaan, nl. met „de spuit".
Telkens heren we nog meer, dat er
al verschillend keren gespoten is zon
der resultaat. Die gevallen zijn ons ook
bekend. Het staat wel vast, dat het niet
altijd even goed lukt, maar even zeker
is, dat er nog altijd fouten gemaakt
worden. We willen er een paar noemen.
a. Spuiten in een verkeerd stadium.
Het gunstige tijdstip is er als de
knop te voorschijn komt. Als dit
stadium samen valt met groeizaam
weer zijn de omstandigheden ideaal.
b. Spuiten met een te zwakke oplos
sing. Houd U aan het voorschrift dat
op de verpakking staat. Een iets
sterkere oplossing kan in 't algemeen
geen kwaad.
c. Spuiten met een te sterke concen
tratie Waarschijnlijk wordt deze
fout nog meer gemaakt dan die on
der b. Het i§ vrij logisch om te
denken, dat het resultaat met twee
„kogels" beter of in ieder geval
minstens zo goed zal zijn als met
één. In dit geval is het onjuist. De
stekels moeten zich dood groeien
en met een te sterke oplossing krijgt
men een rechtstreekse verbranding.
Het bovengrondse deed raakt dan
wel weg, maar de wortel blijft in
tact.
d. Men geeft het middel de tijd niet.
Als de planten een haveloos aanzien
krijgen wil men ze niet langer zien
en de zeis of maaimachine gaat er
in. Het komt dan voor, dat de „do
dende stof" nog niet in de wortels
is doorgedrongen. U mag het zo
zien: Als de stekels bespoten zijn en
U dit goed gedaan hebt, mag U zich
het brevet van stekelbestrijder toe
kennen en „lak hebben" aan wat
men zegt over de stervende stekels
op Uw bedrijf.
C. v. Gr.
INGEKOMEN PERSONEN
Pieter Vennik. en Rosemarie Lenz,
beiden van Duitsland naar K 27; Wil
lem Eelman, van Den Helder, Joubert-
straat 29 naar Oosterend, Koetebuurt 12
WEEKAGENDA VAN DE
STICHTING CULTUREEL WERK TEXEL
Woensdag 31 juli
Den Burg, De Zwaan, 20 uur, klaverjasdrive
Den Burg. 19.30 uur, Ringrijderij. Folklore-
programma in samenwerking met Ver. voor
Vrienden van het Paard.
De Cocksdorp, theehuis „De Molen", 20 uur,
dansavond S.V.C.
BOOTDIENSTREGELING T.E.SO.
Werkdagen:
Van Texel: 5.50 6.50 8.00 9.30
10.30 12.30 14.30 15.30 16.30
18.30 20.30
v. Den Helder: 6.40 8.00 9.30 10.30
11.30 13.30 15.30 16.30 17.30
19.30 21.15
Zon- en feestdagen:
Van Texel: 8.00 9.00 10.30 11.30
14.30 16.30 17.30 18.30 20.30
v. Den Helder: 9.00 10.30 11.30 12.30
15:30 17.30 18.30 19.30 21.15
HL 4
13 Karei Kleuntjcs mocht dan al een een
voudige jongen van het platteland zijn, hij
begreep heel goed dat de Engelsman hem
belachelijk stond te maken. En düt was nou
juist wat hij met wenste te nemen. Eerst die
Italianen en nou weer een Engelsman die hem
lastig viel' Karei begon werkelijk een hekel te
krijgen aan alles wat buitenlander was en hij
hief dreigend zijn vuisten omhoog. Daarbij
viel zijn oog op het scoringsbord, doch dat
deed duidelijk uitkomen, dat de stand van
zaken op dit moment werkelijk niet bar gun
stig was voor het bonds-elftal. Karei had zo
hier en daar tijdens de wedstrijd wel ge
merkt, dat er een goal was gemaakt, maar het
had hem als zuivere amateur werkelijk
niet veel kunnen schelen aan welke kant die
goal viel. Sport om de sport, was Karel's eer
lijke devies. Maar nu werd het anders Vier
tegen nul voor de London Sleepy Soccers!
Dat was te gek!
Dat vonden de twee heren van de keuze-
commissie trouwens ook, die onder het sco
ringsbord zaten. Dat waren de bekende oud
internationals ir. Debie en een zekere Hendrik
Craenvoghel.
„Het is niks, Harrie", zei Hendrik
„Je hebt gelijk, Hendrik", antwoordde Har
rie. En in diep ongelukkige eensgezindheid
keken de beide hoge pieten de droevige ver
toning aan. Gij ziet het, lezers. Ook de heren
van de bond waren zéér somber gestemd
FEUILLETON
door Henk van Heeswijk
21. „Klets maar zus, je begrijpt me best.
Je bent lief voor me en. dat verwarmt
m'n hart. Nou wil ik gauw beter wor
den, zie je? Om jou. Kom eens wat
dichter bij, Stien, ik moet je wat ver
tellen, wat een ander niet hoeft te ho
ren".
Ze kwam, aarzelend overeind, keek
naar de andere patiënten met hun be
zoekers en boog zich toen wat dichter
naar hem toe. „Wat is dat voor belang
rijk nieuws? Heb je een afspraakje ge
maakt met een der zusters?"
„Ga nou.Luister nu eens een keer
heel goed, Stien. Ik ben dol op je, hoor
je het? Ik ben stapeldol op je. Ik houd
van je en jij wordt mijn Vrouw".
Met een hoogrode kleur kwam ze
half overeind. „Je hebt nog behoorlijk
koorts, jongeman, want je ijlt. Zal ik
even de dokter roepen?"
„O, Stien, steek er de gek niet mee.
Eerlijk, ik houd ontzettend veel van je.
Wil je het niet geloven?"
„Misschien", antwoordde ze raadsel
achtig. „Loop niet zo hard van stapel.
Zie eerst maar, dat je weer opknapt,
he?"
„Stien?"
„Ja?"
„Krijg ik een afscheidszoen?"
„Nee. Ik ben niet zoenerig".
„Bij wijze van uitzondering dan,
Stien? Eén heel kleintje dan".
„Moe'k nou lachen?"
„Nee, zoenen. Heb je dan niet een
heel klein beetje medelijden met een
arme, in elkaar getimmerde vertegen
woordiger?"
Ze stond nu vlak bij zijn bed en hij
had haar hand gepakt. „Wel een tik
keltje je eigen schuld, vind je ook niet?"
„Laten we niet vechten met woor
den, zus. Kijk eens naar de klok? Drie
uur. De bezoektijd is verstreken voor
je er erg in hebt. Alsjeblieft, Stien".
Ze keek op hem neer en begon te
lachen. „Jij maakt misbruik van de
omstandigheden, jongeman".
Een verpleegster stak haar hoofd om
de deuropening en riep: „Wil het be
zoek afscheid nemen?"
„Nou, zie je? Daar heb je het al. Mag
is dan voor één keer eens misbruik ma
ken van het feit, dat ik hier weerloos
lig?"
„Bij wijze van uitzondering dan. Als
je maar weet, dat Lk er geen gewoonte
van maak en dat je hieruit niet de ge
volgtrekking moet rnaken, dat je zekere
rechten op me kunt gelden".
„O, Stien, je doet net of het iets ver
schrikkelijks is: één afscheidskus".
Ze boog zich over hem heen en
drukte een lange kus op zijn kapotte
lippen. „Sterkte, pechvogel".
Met zijn vrije arm hield hij haar een
ogenblik vast. „Zeg maar: geluks vogel.
Jeetje, wat heb jij >=en leuke jurk
aan.
Met een ruk kwam ze overeind en
opnieuw kwam er een rode gLoed op
haar gezicht. „Zodra je beteT bent,
krijg je hiervoor een d raai om je oren".
Hij keek haar kwasi'-veront waardigd
aan. „Waarom? Omdat je zo"n mooie
jurk aan hebt?"
„Je begrijpt me wel, jongeman. Je
bent al net als de rest".
Hij schudde zijn hoofd. „Wacht maar,
tot ik beter ben. Dan zal ik je bewijzen,
dat ik anders ben. Dag mop!"
Ze drukte nog even zijn hand. „Dag,
Karei".
Een goed half uur later was ze weer
op de Hoge Veluwe, en bediende de
vele bezoekers. In een vrij ogenblik
nam Jopie haar terzijde en vroeg: „Hoe
gaat het met 'm?"
Stien keek haar verstoord aan. „Wat
bedoel je?"
„Die Welsenaar uit Ede. Ligt immers
in het ziekenhuis? Gaat het een beetje?"
Stien was stomverbaasd. „Hoe weet
jij dat?"
Jopie haalde smalend haar schouders
op. „Zeg, ik ben ook niet achterlijk!
(gisteren is hij hier niet geweest en
vandaag ook niet. Bij jou thuis is alles
oké en jij komt met zijn wagen hier
heen. Vanmiddag moest je nodig op
ziekenbezoek. Wat scheelt hem opeens?
De mazelen?"
„Moe'k nou lachen?"
Jopie schudde heftig haar hoofd.
„Vast niet. Moet je niet mee spotten.
M'n zus heeft het ook gehad en is er
weken hard ziek van geweest. Boyen
dien is het besmettelijk".
Stien snapte er niets van. „Waar heb
je het over?"
„Nou, over de mazelen natuurlijk.
Heeft-ie al uitslag?"
„Ach meid, leuter niet. Hij mankeert
niets".
„O nee? Ligt-ie er zeker ter opluis
tering. Of heb jij hem sqms het zieken
huis ingetimmerd?"
„Pas maar op, dat ik jou er niet in
timmer", dreigde Stien bloeddorstig.
Jopie lachte verheerlijkt. „Hè ja.
Vraag ik, of mijn bed naast het zijne
mag staan. Kunnen we lekker roddelen
over jou."
Gelukkig werd er geroepen en de
meisjes gingen weer bedienen. Zodat
Stien niet in de gelegenheid was haar
dreigement ten uitvoer te brengen.
Zondagsmiddags reed Stien opnieuw
naar Ede. Haar chef had er al in be
rust, dat ze voortaan iedere middag een
paar uurtjes weg ging. „Is 't je moe
der?" vroeg hij belangstellend. „Heb je
soms een zusje of een broertje gekre
gen? Maar Stien had geen antwoord
gegeven.
Toen Karei Welsenaar de bezoekster
bemerkte bij de deur, verhelderde zijn
gezicht. „Daar is mijn schat", begroette
hij. En toen ze hem alleen een hand
gaf, keek hij verontwaardigd en zei:
„Nou, daar kom ik zuinig af, hoor".
Waarop mevrouw Welsenaar rustig
verklaarde; „Er komt nog wel een tijd,
dat jullie de schade kunt inhalen".
„Hoe gaat het?" informeerde ze
plichtsgetrouw en constateerde, dat
zijn oog niet meer zo dik was. Alleen
vertoonde het nu alle kleuren van de
regenboog.
„Best", antwoordde hij met een
strak gezicht. „Ik heb met alle zusters
al mot, want ik wil er uit en ik mag
niet van de dokter. Allemaal flauwekul"
„Heb je het hier dan niet goed?"
vroeg Stien lachend.
„Reuze. Ik ben net een baby, moet
weer helemaal leren eten. Voorlopig
pap en soep. M'n kaak is ontwricht. Als
jij nu eens een paar zoenen geeft op
deze kant, komt-ie misschien weer in
het gelid".
„Of niet", repliceerde het meisje.
„Jij wilt ook heel niet helpen, om me
zo gauw mogelijk beter te maken",
klaagde hij.
Stien keek lachend naar zijn moeder
aan de andere kant van het bed. „Zou
je nu geen medelijden met hem krijgen,
mevrouw?"
„Kunst, he?" mopperde Karei, „om
me zo te plagen. Ik hoor niet in een
ziekenhuis. Ik heb er nog nooit in ge
legen".
„Jawel", weerlegde zijn moeder. „Bij
je geboorte".
Hij keek haar lachend aan. „O ja?
Herinner ik me niets meer van. Ik ben
liever bij jou thuis, mam".
Ze knikte gestreeld. „Geduld, Karei.
Misschien een kwestie van een paar
dagen".
Hij wendde zich tot het meisje. „Hoe
is het in de Koperen Ketel?"
„De Pot, bedoel je", verbeterde ze.
„Best en druk. Je moet de groeten heb
ben van Jopie".
„Verroest, heb je het haar verteld?"
(Wordt vervolgd)
HOOG WATER
Hoog water ter rede van Oudeschild:
26 juli 0.06 en 12.03; 27 juli 0.30 en 12.25;
28 juli 0 51 en 12.50; 29 juli 121 en 13.28;
30 juli 2.05 en 14.27; 31 juli 3.13 en 15.38;
Laagwater valt gemiddeld 6 uur 15 min. na
hoogwater. Aan het strand ongeveer een uur
eerder hoogwater.