Moord op Oudejaarsavond
Texels landbouw in 1963
lekker en gezond
De bloembollenteelt in 1963
De invloed van het weer
We moeten dit van streek tot streek
bekijken, betoogde ik hiervoor. Daarbij
denk ik in de eerste plaats aan het
volgende We hebben 'n paar groeisei
zoenen achter de rug, die zich kenmerk
ten door 'n meer dan normale hoeveel
heid regen. En hoewel 't zeker niet zo is,
dat een Texelse boer nooit over een
te veel aan water klaagt, is het toch een
feit, dat een tekort op ons eiland in het
algemeen veel meer schade doet dan
een teveel. De meeste klachten komen
op het moment uit de weidestreken op
het veen en de klei. Gebieden, die zeer
kwetsbaar zijn in koude, natte zomers
en waar men nu nog met een zeker
heimwee spreekt over de droge zomer
van 1959. We kunnen rustig vaststellen,
dat de Texelse boeren in overgrote
meerderheid de laatste jaren het weer
mee hebben gehad.
De indeling van het bedrijf
Dan is er de samenstelling van het
bedrijf. D.w.z. het feit of we met een
akkerbouwbedrijf, een gemengd bedrijf
of wel met een zuiver weidebedrijf heb
ben te maken. Waarbij onze Texelse
bedrijven met een flinke schapenbezet
ting nog weer een bijzondere plaats in
nemen Het zijn op het moment zeker
niet de akkerbouwbedrijven, waar de
meeste klachten worden gehoord. Mo
gelijk vormt het noorden van Gronin
gen hierbij een uitzondering. We hebben
de indruk, dat ook uit de gemengde
bedrijven niet de meeste noodseinen
komen. Het zijn speciaal de weidebe-
drijven, waarvan U de laatste maanden
telkens gegevens omtrent het boeren-
ïnkomen tegen komt. En deze gegevens
zijn inderdaad onrustbarend. We dur
ven rustig te stellen, dat l\pt fout zit als
het inkomen van de boer lager ligt dan
van een landarbeider. En uit de gepu
bliceerde cijfers blijkt, dat dit in veel
gevallen inderdaad het geval is.
De bedrijfsgrootte
Een onderwerp, waarbij de schrijver
erg kwetsbaar is. Het is n.l.. beslist niet
zo, dat ieder klein bedrijf slechter re
sultaten geeft dan elk willekeurig groot
bedrijf. Ook op ons eiland zijn daarvan
wel voorbeelden. Toch meen ik te moe
ten zeggen, dat de mogelijkheid om aan
een verantwoord inkomen te komen op
grotere bedrijven eerder aanwezig is
dan op kleine bedrijven. Op ons .eiland
verkerc-n we in de gelukkige omstandig
heid, dat de gemiddelde bedrijfsgrootte
vrij hoog ligt. Het is wel zeker, dat de
rol hiervan steeds belangrijker gaat
worden In dit verband willen we op
merken, dat er niet voor niets een
Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor
de Landbouw is opgericht. Eén van de
doelstellingen van dit Fonds is om be
drijfsleiders van te kleine bedrijven uit
te kopen en met de vrijkomende grond
andere bedrijfjes te vergroten. Als dit
in vrijheid gebeurt is dit o.i. een zeer
lofwaardig streven.
Het is langzamerhand een gewoonte geworden, dat aan het eind van ieder
jaar in de Texelse Courant een overzicht van „de landbouwredacteur" ver
schijnt over het wel en wee van onze Texelse landbouwers. Nu ik mij daarvoor
weer klaar maak, denk ik er aan, dat de mannen, die iedere keer ons krantje
verzorgen mij enkele weken geleden begroetten met de vraag: „Is het nu
werkelijk waar, dat die boeren het zo slecht hebben?" Deze vraag wekt geen
verwondering in een tijd, waarin ook de dagbladen veel aandacht schenken
aan landbouworganisaties, die met staking dreigen en ook in ons parlement
heel wat te doen Ls over het boereninkomen.
Mogelijk heeft deze of gene wel belangstelling voor het antwoord, dat de
landbouwredacteur op deze vraag heeft gegeven. Toch krijgt U dit niet te
horen. We willen er mee volstaan met te zeggen, dat wij van mening zijn
deze vraag niet zonder meer met „ja" of „neen" te kunnen beantwoorden.
Daar behoort nog een „praatje" bij. We moeten daarbij m.i. n.l. een duidelijk
onderscheid maken tussen de verschillende bedrijfstakken en het is zelfs nodig
dit van streek tot streek te bezien.
En nu de Texelse bedrijven
In het voorgaande noemden we U
enkele pluspunten voor de Texelse be
drijven, n.l. het weer, de samenstelling
van het bedrijf en de bedrijfsgrootte.
Deze pluspunten hebben er voor ge
zorgd, dat de situatie op de Texelse
landbouwbedrijven naar onze mening
minder schrijnend is dan op veel andere
plaatsen. Dit betekent zeker niet, dat
het op ons eiland rozegeur en mane
schijn is. De veelbesproken „zes mil
joen" zal voor een deel ook wel ten laste
van de boerenbedrijven komen. De ge
gevens van de bedrijfseconomische
boekhoudingen over het boekjaar mei
1962-mei 1963 wijzen ook voor Texel
een verlaging van het boereninkomen
aan, al is deze verlaging minder ingrij
pend dan in de zuivere weidestreken
van ons land.
Misschien moeten we ook het vol
gende in aanmerking nemen. We heb
ben de indruk, dat de Texelse land
bouwers in het verleden genoegen heb
ben genomen met een inkomen, dat wel
wat lager lag dan van hun collega's aan
de vaste wal. De laatste jaren gaat met
name de veehouderij op ons eiland dui
delijk in de richting van een intensive
ring van de bedrijven. In de laatste tien
jaar is de totale melkproduktie in maar
heel weinig gebieden zo sterk gestegen
als op ons eiland. Dit is niet bereikt
door vervanging van schapen door
rundvee, maar door een intensiever
gebruik van het grasland. Met name
speelt hier de toename van het gebruik
van stikstofmeststof een belangrijke rol.
Verder *is er de verbetering van de
kwaliteit van het grasland. Deze inten
sivering heeft o.i. gunstig gewerkt in
die zin, dat het inkomen minder sterk
gedaald is dan op veehouderijbedrijven
aan dt vaste wal.
Dit gevoegd bij het feit, dat de
Texelse boeren ook m het verleden
geen weelde gewend waren kan de re
den zijn, dat de klachten minder talrijk
zijn dan bij hun overkantse collega's.
De schapenhouderij
De strenge winter van 1962/'63 en het
late voorjaar is ook voor vele Texelse
bedrijven een handicap geweest. De
kostprijs van de lammeren lag daardoor
aanmerkelijk hoger dan in een normaal
jaar. Gelukkig is dit in het algemeen
goed gemaakt door goede prijzen. Niet
iedereen heeft daarvan gelijkelijk ge
profiteerd. Het zijn vooral de bedrijven,
waar men kans zag de lammeren enige
tijd te houden, die hiervan profijt trok
ken. In dit verband verdienen de door
de Streekontwikkeling genoemen proe
ven om de lammeren enige tijd aan te
houden zeker belangstelling.
Vorige week maakten we een verga
dering van één van onze landbouwor
ganisaties mee, waar een deskundig in
leider zijn visie gaf over de toekomst
van de landbouw, vooral gezien in het
verband van de E.E.G. Deze visie was
zeer gunstig voor vleesproducten Zo
gezien biedt de schapenhouderij zeker
perspectief. Het gaat er nu om hiervan
zo veel mogelijk te profiteren.
20 cent per rol
De rundveehouderij
Ook hier was het late voorjaar een
belangrijke post aan de debetzijde. Ge
lukkig was de ruwvoederpositie op ons
eiland veel minder kritiek dan met
name in de rest van Noord-Holland. In
de zomerperiode zijn we verschoond
gebleven van het veelal in juni en juli
optredende grastekort. Dit dank zij de
ook in deze maanden royaal vallende
regenwater.
Dit water heeft niet uitsluitend voor
deel gebracht. Er is dit jaar op ons
eiland veel hooi van slechte kwaliteit
in schuur en berg gekomen. De hoeveel
heid is ruim voldoende, ook bij de vee
houders, die „te kampen" hadden met
ruilverkavelingswerkzaamheden.
Wat de kwaliteit betreft menen we
een uitzondering te kunnen maken voor
enkele boeren, die dank zij het feit,
dat ze over een ventilatie-systeem be
schikten iets vroeger durfden te maaien
en inschuren.
De produktie van het rundvee was
ook dit jaar weer goed. Voor de rund
veehouderij op ons eiland is dit nog
altijd een zeer sterk punt ten opzichte
van veel streken aan de vaste wal. Toch
wijzen de gegevens er op, dat de Texel
se veehouders alles op alles zullen
moeten zetten het gunstige niveau te
handhaven. Op zichzelf is een geringe
daling bij de zeer goede produktie, die
we hadden en een vrij sterke uitbrei
ding van de melkerij niet onrustbarend.
Laten de veehouders intussen in het
achterhoofd houden, dat deskundigen
van mening zijn, dat zoals de zaken nu
liggen uitbreiding van de vleesproduk-
tie in E.E.G.-verband iets meer pers
pectief biedt dan uitbreiding van de
melkproduktie. Waarbij we niet moeten
vergeten, dat voldoende grote „een
heden" van groot belang zijn. We be
doelen dit. Koppeltjes van 7 a 8 koeien
worden te onrendabel. In verhouding
tot aantallen van 15 - 20 melkkoeien
per man worden de kosten bij deze
kleine eenheden te hoog.
De akkerbouw- en gemengde
bedrijven
Er is de laatste jaren een drang naar
specialisatie van de bedrijven. D.w.z.
een streven om zich meer toe te leggen
op één of enkele teelten. Dit betekent in
de eerste plaats of zuiver akkerbouw
of zuiver veehouderij. En verder op de
akkerbouwbedrijven een beperkt aantal
gewassen. Niet meer dan voor de
vruchtwisseling nodig zijn. In deze re
denering krijgt het gemeengde bedrijf
geen kans. Toch hebben we de indruk,
dat er op Texel vrij wat landbouwers
zijn, die zich de laatste jaren gelukkig
hebben geprezen naast het grasland ook
nog wat bouwland te hebben. In diverse
gevallen heeft de opbrengst van het
bouwland het inkomen belangrijk om
hoog getrokken.
We kunnen rustig stellen, dat de
opbrengsten op de akkerbouwbedrijven
dit jaar op Texel voor onze omstandig
heden goed zijn geweest. Dit geldt met
name voor de granen. Speciaal de op
brengst van de zomergerst ons meest
verbouwde graangewas was dit jaar
zeer goed. Helaas laten de prijzen te
wensen over. Het feit, dat voor de lichte
gronden nog steeds een toeslag van
ƒ175,per ha. wordt gegeven bij ver
bouw van gerst, haver en rogge maakt
de graanteelt in diverse gevallen nog
wel aantrekkelijk.
Dit wordt nog onderstreept door het
feit, dat de poterteelt op diverse be
drijven dit jaar een teleurstelling is
geworden. Niet in de eerste plaats door
een te lage opbrengst, maar vooral door
de slechte prijzen. Op dit moment zijn
er nog heel wat partijen onverkocht en
in verschillende gevallen moest men er
toe overgaan partijen voor „afbraak-
prijzen" van de hand te doen. Dit mag
o.i. echter voor de goede pootgoed-
telers zeker geen reden zijn de teelt er
aan te geven of de oppervlakte in te
krimpen.
Ook de verbouw van suikerbieten is
dit jaar in veel gevallen een teleur
stelling. Algemeen is men er van over
tuigd, dat de prijzen te laag zijn. Ver
der laat de opbrengst dit jaar veel te
wensen over. Alleen een zeer forse
verhoging van de prijs zal tot gevolg
hebben, dat de oppervlakte suikerbieten
op ons eiland op peil blijft of uitbrei
ding krijgt
De verbouw van stoppelknollenzaad
Het afgelopen jaar is voor de bloembollenteelt en -export in vele opzichten
een uitzonderlijk jaar geweest.
De zeer strenge winter, gepaard gaande met regenval in de dooiperiode is
er de oorzaak van geweest dat de bollenoogst beneden middelmatig is gebleven,
met als gevolg in de zomer, vooral voor de tulpen, hoog oplopende prijzen.
Op Texel, waar in de dooiperiode minder regenwater is gevallen dan aan de
vaste wal, is daardoor weinig of geen schade ontstaan door verstikking, zodat
de oogst hier over het algemeen nog wel meeviel.
De Sions vormden hierop een uitzondering. Deze bleken niet tegen de lage
temperaturen bestand en hebben dan ook de meeste schade opgelopen. De oogst
hiervan was matig tot slecht, hetgeen tot gevolg had, dat de prijzen in de
zomer hoog opliepen.
De overige narcissensoorten zijn er
beter afgekomen; een matige tot goede
oogst.
De tulpen op Texel waren, behoudens
enkele uitzonderingen, van goed tot
best.
De oogst van gele crocussen was ma
tig, hier en daar goed, maar ook bij
velen slecht.
De oogst der tijgerlelies tenslotte was,
tengevolge van de lage zomertempera-
turen, matig tot slecht. Vooral de oude,
viruszieke partijen waren slecht ge
groeid en veelal aangetast door fusa-
rium en schubrot Alleen met gezond
en virusvrij plantgoed zal deze cultuur
nog in stand kunnen worden gehouden.
Waren de tulpen duur, de prijzen
voor de meeste soorten narcissen kon
den zich gedurende het gehele seizoen
handhaven. De gehele oogst van deze
beide artikelen is verkocht, zodat geen
surplusheffing behoefde te worden be
taald. Eén en ander heeft tot gevolg
gehad dat er voor levering volgend jaar
een levendige handel in tulpen en nar
cissen is ontstaan, waarvan velen ge
bruik hebben gemaakt door hun ge
hele of gedeeltelijke oogst te verkopen.
De handel in crocussen verliep aan
vankelijk goed. Maar eind augustus
bleek, dat er, ondanks de slechte oogst,
toch nog te veel aanbod was. 500 bun
der is nu eenmaal te veel als we beden
ken dat bij een normale oogst een aan
was kan worden verwacht van 2800 ton,
terwijl de export zeker niet meer ge
bruikt dan 2200 ton. Mogelijk dat door
de slechte oogst het areaal nu is inge
krompen, waardoor vraag en aanbod
weer meer in evenwicht zouden komen.
De bollenteelt op Texel breidt zich
gestadig uit. Dit jaar van 7 tot 11 ha.
tulpen en van 65 tot 75 ha. narcissen.
De oppervlakte crocussen bleef gelijk,
n.l. 50 ha.
Landelijk bezien is het aldus. In 1962:
heeft dit jaar ook geen winst gebracht.
De oogst moest onder zeer moeilijke
omstandigheden plaats hebben. Dit
betekende in veel gevallen zaadverlies.
Mede daardoor lag de opbrengst per ha.
te laag.
Ook de resultaten van overige teelten
als consumptieaardappelen, graszaad en
erwten zijn niet zodanig geweest, dat
we moeten aannemen, dat de opper
vlakte in het komende jaar uitbreiding
zal krijgen. Het ziet er naar uit, dat
ook in 1964 de graanteelt op ons eiland
wel op hetzelfde niveau zal liggen en
mogelijk nog wel zal worden uitgebreid.
Hierbij speelt de kwestie van de arbeid
zeker een grote rol.
Tenslotte: De boer
We zeggen het dit jaar niet voor het
eerst. Maar willen het aan het eind nog
eens onderstrepen. Er is geen enkele
factor zo belangrijk als de boer zelf. Het
zijn vooral de deskundigheid, de animo
en het ondernemer zijn van de boer,
die bepalen hoe het bedrijf draait. Na
tuurlijk mogen we spreken van geluk
en ongeluk en ik ben overtuigd van de
waarheid van het gedicht, dat in het
verleden bij een van onze Texelse boer
derijen was te lezen waarmee ik dit
artikel eindig, maar dit doet niets af
van het feit: De kwaliteit van de boer
is een van de belangrijkste factoren.
En nu het gedicht, dat zeker velen
van U kennen:
Ik bouw mijn land
Met verstand
En verder moet ik wachten
Op qunstiq weer
Van God, de Heer
En niet op eiqen krachten.
C. v. Gr.
4100 ha. tulpen, 1170 ha. narcissen, 400
ha. soortcrocussen en 110 ha. gele
crocussen. In 1963: 4500 ha. tulpen,
1160 ha. narcissen, 405 ha. soortcrocus
sen en 116 ha. gele crocussen.
Hieruit kunnen we zien dat de animo
voor de teelt van narcissen aan de vaste
wal niet toeneemt. Dit zal niemand
verwonderen als we bedenken dat deze
teelt nog zeer veel arbeid vergt. En het
huidige prijspeil der meeste soorten
narcissen is heus niet zo dat dit aan
moediging aan nieuwelingen zal geven
om met deze teelt te beginnen.
Met de tulpenteelt ligt dit anders. De
laatste jaren is deze goed lonend ge
weest, terwijl ze zich uitstekend leent
voor ver doorgevoerde mechanisatie.
En deze, kostprijsdrukkende, mechani
satie zal noodzakelijk blijken te zijn als
straks, door de invoering van de E.E.G.
de beschermende maatregelen, zoals
teeltregeling, minimumprijzen en sur-
plusfonds, zullen komen te vervallen.
Onderwijs
Daarnaaast zal vakkennis meer dan
ooit noodzakelijk zijn en het is daarom
verheugend dat Hoofd en bestuur van
de landbouwschool zich beijveren om
van de school een land- en tuinbouw
school te maken opdat de leerlingen
dan, naar eigen keuze, kunnen worden
opgeleid voor landbouwer of voor
bloembollenkweker.
Ruilverkaveling
Dank zij de ruilverkaveling beschix-
ken vele kwekers thans over bollen-
gronden, die beter gelegen en beter
ontwaterd zijn. Helaas heeft de ruil-
verkavelingscommissie niet aan alle
wensen kunnen voldoen. Veel moet er
op dit gebied nog gebeuren, met name
te De Koog en omstreken. Goede bollen-
grond is een levensbelang voor de kwe
kers en we hopen dan ook, dat de com
missie er in zal slagen die gronden
voor de kwekers beschikbaar te stellen,
waarop, bij minder gunstige weersom
standigheden nog redelijk goede oog
sten kunnen worden verwacht.
Want in de nabije toekomst zal blij
ken, dat alleen bij kwekers met vak
kennis, met goed ingerichte bedrijven
en met goede teeltgrond, waardoor een
prima produkt tegen concurrerende
prijzen kan worden geleverd, van een
lonende cultuur sprake zal kunnen zijn.
Daarmee nu reeds rekening te houden
is een gebiedende eis.
Intussen zijn de eerste bollen alweer
in bloei getrokken. Uit het buitenland
komen goede berichten.
Het in bloei trekken n.l. verloopt
gunstig en de bolbloemen brengen beste
prijzen op.
Hetgeen goede verwachtingen wekt
voor 1964.
H. Bruijn.
FILMNIEUWS:
Op de middag en avond van Nieuw
jaarsdag draait in het City-Theater te
Den Burg de film ,JDe Rode Kaper
kapitein". De kaperkapitein heet Vallo.
Hij weet een van konings afgezanten
gevangen te nemen en met hem een
lading wapens, waarmee de koning de
kapers op de eilanden in het Caraibi-
sche gebied had willen bestrijden. Daar
mee neemt een spannende geschiedenis
een aanvang, die zich afspeelt in de
achttiende eeuw. Toegang 14 jaar.
„Dit laatste kan ik niet beoordelen,
omdat ik uw tante bij haar leven niet
heb gekend. Maar wij hebben in haar
woning verschillende bewijzen gevon
den: schuldbekentenissen voor kleine
en grote bedragen. Kom, juffrouw Van
Andel u bent bijna een en twintig jaar,
u hebt een uitstekende opvoeding ge
had en ik beschouw u als een behoorlijk
ontwikkelde vrouw. U kwam op gezette
tijden thuis Wilt u mij wijsmaken, dat
u nooit iets in deze richting hebt be
merkt?"
„Ik heb u al gezegd, mijnheer, dat ik
me er nooit in verdiepte, welke bron
van inkomsten tante Anne had".
„Oké, juffrouw, dan weet u het nu.
Haar bronnen van inkomsten, zoals u
die noemt, waren dus min of meer van
twijfelachtig allooi. Om precies te zijn:
geld lenen tegen woekerwinst is straf
baar. Ik heb zelf jaren in Amsterdam
gewerkt, als agent van politie. Ook in
de Jordaan. Ik heb ze ook wel in de
'kraag gepakt, zulke woekeraarsters. Het
waren parasieten, die profiteerden van
de ellende van minder met aardse
goederen bedeelden. Wie eenmaal in het
web van een woekeraarster zit, komt
er niet gemakkelijk weer uit, ziet u?"
„Ik belief het niet te geloven, mijn
heer".
„Zo u wilt. Geloof kan ik u niet ge
ven. Ik zal het u in de komende dagen
wel kunnen bewijzen, veronderstel ik".
De verstandhouding tussen beiden
verkilde en gedurende het laatste stuk
naar Dorringen werd er niet veel meer
gesproken.
De confrontatie met het stoffelijk
overschot van de tante was voor het
jonge meisje teveel In het lijkenhuisje
barstte ze in een zenuwachtige huilbui
uit en nadat ze formeel geantwoord
had, dat ze haar tante als mevrouw
Goedgeburen herkende, voerde Gert
haar naar het politiebureau, waar hij
probeerde de jonge vrouw tp kalmeren.
En toen dit niet gelukte, reed hij met
haar naar zijn woning. Gert zette met
een paar woorden de situatie uiteen en
Cobie was op slag een en al hartelijk
heid. Ze voerde het meisje mee naar
een hoek van het vertrek en suste haar
zo goed mogelijk In de gang bracht
Gert telefonisch verslag uit van zijn
wedervaren en verkreeg toestemming
om voor de rest van de avond te staken.
Nadat het meisje weer wat tot rust
was gekomen, wist Cobie het gesprek
handig op andere dingen te brengen en
al spoedig vertelde Grada van Andel
haar haar internaat jaren, van haar
vriendinnen, waarheen ze af en toe een
paar vakantiedagen ging logeren, van
haar toekomstplannen als onderwijzeres
en zo werd het toch nog een goede
avond, voorzover dat onder de gegeven
omstandigheden mogelijk was. Cobie
nodigde Grada uit althans deze nacht
te blijven slapen, wat het meisje graag
aanvaardde. Zodat ook dit probleem
opgelost was.
Voor ze slapen gingen, nam Gert zijn
vrouw in de armen, kuste haar en
zei: „Cobie, wat ben jij toch een gewel
dige vrouw. Zoals jij met dat arme
ding omsprong vanavond. Ze kwam
weer helemaal op haar gemak".
„Ik had zo met haar te doen, Gert.
Ze heeft nu verder niemand meer in
de wereld. Met zo'n kind moet je toch
wel medelijden hebben?"
HOOFDSTUK 6
Zondag of geen zondag, aan een
moordzaak moet doorgewerkt worden.
Feitelijk ben ik nog niets gevorderd,
dacht Gert, toen hij die tweede januari
het bureau betrad. De inspecteur was
ook al aanwezig en ontbood hem. Ze
hadden een lang onderhoud en be
spraken de verschillende aspecten van
deze zaak Gert erkende, dat hij nog
niet veel bereikt had en stelde een
werkplan op, dat de inspecteur goed
keurde. „Ik zal je beslist niet haasten,
Hoolwerf", besloot de baas, „maar hoe
eerder je de dader te pakken hebt, hoe
liever het me is". En dat begreep Gert.
's Middags reed Gert naar de Park
laan en vond daar vader en zoon rustig
thuis.
„En? Bent u al wat te weten geko
men, meneer?" informeerde de zoon.
„Wat komen we altijd te weten", ant
woordde Gert geheimzinnig. „En een
klein theorietje omtrent de beweegre
denen heb ik ook al in mijn hoofd. Het
gaat er nu maar om te controleren, of
mijn gedachtengang de juiste is".
„O ja?" antwoordde Jan Gillissen, die
er niets van begreep
„Ik zou u graag wat willen vragen",
zo ging de rechercheur verder. „Ex
cuseer me, dat ik u op zondag lastig val,
maar in ons werk kunnen wij daar niet
altijd rekening mee houden".
„Vraagt u maar. Als ik antwoord kan
geven, zal ik het doen".
„Die tante Goedgeburenhoe lang
kende u haar?"
De jongeman glimlachte. „Vanaf mijn
prilste jeugd natuurlijk".
„Hoe is de familieverhouding?"
„Zij is een zuster van mijn moeder.
Mijn moeder is al jaren dood".
„Dus van u was de verslagene een
schoonzuster?" vroeg Gert aan de oude
man.
„Vader is doof, meneer", verduide
lijkte Jan Gillissen. „Hij is bovendien
vaak een beetje afwezig".
Gert keek naar de oude man, die een
pijp rookte en er bij zat of het hele
bezoek hem niet aanging.
„Vader heeft enige jaren geleden een
ongeluk gehad op de fabriek. Sedert
dien is hij niet meer de oude, ziet u?"
„Zo zo. We hadden het de vorige keer
over de inkomsten van uw tante, me
neer Gillissen. U zei toen, dat ze stil
leefde".
Gillissen keek de politieman aan en
knikte. „Ze leefde van haar geld, me
neer. Och, ze was maar alleen en had
niet veel nodig".
„Hebt u er enig idee van, hoeveel
geld uw tante bezat?"
De jongeman schudde zijn hoofd.
„Daar weet ik niets van. Vergeet u niet,
dat wij maar weinig kontakt met elkaar
hadden".
„Hoe weinig?" vroeg Gert.
Gillissen keek verbaasd. „Nou, weinig
is weinig. Een paar keer per jaar, mis
schien drie keer".
„Was daar een oorzaak voor? Ik be
doel: was de verstandhouding soms niet
goed?"
„Welnee, waarom? We zijn nu een
maal niet erg familiezwak, dat is alles".
„En bezocht uw tante u alleen maar
op oudejaarsavond?"
„Ze was nog nooit in Dorringen ge
weest. Zoals ik u al gezegd heb, ik was
vorige week maandag bij haar thuis.
En toen nodigde ik haar uit van oud
tot nieuw bij ons te komen, en die uit
nodiging nam ze aan"
„Bezocht uw vader zijn schoonzuster
wel eens?"
„Vader? Die is al tien jaar niet meer
uit Dorringen geweest".
„En daarvoor?"
„O, dat zal wel eens het geval ge
weest zijn. Maar dat is al 2olang ge
leden".
„Hoe lang woont u hier in Dorrin
gen?"
„Van mijn geboorte af".
„En uw ouders?"
„Vader is ook uit Dorringen geboor
tig. Moeder was een Amsterdamse,
evenals tante Anne. Vader was in zijn
jonge jaren in Amsterdam in militaire
dienst en heeft daar moeder leren
kennen".
(Wordt vervolgd).