Moord op Oudejaarsavond Texels landbouw in 1963 lekker en gezond De bloembollenteelt in 1963 De invloed van het weer We moeten dit van streek tot streek bekijken, betoogde ik hiervoor. Daarbij denk ik in de eerste plaats aan het volgende We hebben 'n paar groeisei zoenen achter de rug, die zich kenmerk ten door 'n meer dan normale hoeveel heid regen. En hoewel 't zeker niet zo is, dat een Texelse boer nooit over een te veel aan water klaagt, is het toch een feit, dat een tekort op ons eiland in het algemeen veel meer schade doet dan een teveel. De meeste klachten komen op het moment uit de weidestreken op het veen en de klei. Gebieden, die zeer kwetsbaar zijn in koude, natte zomers en waar men nu nog met een zeker heimwee spreekt over de droge zomer van 1959. We kunnen rustig vaststellen, dat de Texelse boeren in overgrote meerderheid de laatste jaren het weer mee hebben gehad. De indeling van het bedrijf Dan is er de samenstelling van het bedrijf. D.w.z. het feit of we met een akkerbouwbedrijf, een gemengd bedrijf of wel met een zuiver weidebedrijf heb ben te maken. Waarbij onze Texelse bedrijven met een flinke schapenbezet ting nog weer een bijzondere plaats in nemen Het zijn op het moment zeker niet de akkerbouwbedrijven, waar de meeste klachten worden gehoord. Mo gelijk vormt het noorden van Gronin gen hierbij een uitzondering. We hebben de indruk, dat ook uit de gemengde bedrijven niet de meeste noodseinen komen. Het zijn speciaal de weidebe- drijven, waarvan U de laatste maanden telkens gegevens omtrent het boeren- ïnkomen tegen komt. En deze gegevens zijn inderdaad onrustbarend. We dur ven rustig te stellen, dat l\pt fout zit als het inkomen van de boer lager ligt dan van een landarbeider. En uit de gepu bliceerde cijfers blijkt, dat dit in veel gevallen inderdaad het geval is. De bedrijfsgrootte Een onderwerp, waarbij de schrijver erg kwetsbaar is. Het is n.l.. beslist niet zo, dat ieder klein bedrijf slechter re sultaten geeft dan elk willekeurig groot bedrijf. Ook op ons eiland zijn daarvan wel voorbeelden. Toch meen ik te moe ten zeggen, dat de mogelijkheid om aan een verantwoord inkomen te komen op grotere bedrijven eerder aanwezig is dan op kleine bedrijven. Op ons .eiland verkerc-n we in de gelukkige omstandig heid, dat de gemiddelde bedrijfsgrootte vrij hoog ligt. Het is wel zeker, dat de rol hiervan steeds belangrijker gaat worden In dit verband willen we op merken, dat er niet voor niets een Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw is opgericht. Eén van de doelstellingen van dit Fonds is om be drijfsleiders van te kleine bedrijven uit te kopen en met de vrijkomende grond andere bedrijfjes te vergroten. Als dit in vrijheid gebeurt is dit o.i. een zeer lofwaardig streven. Het is langzamerhand een gewoonte geworden, dat aan het eind van ieder jaar in de Texelse Courant een overzicht van „de landbouwredacteur" ver schijnt over het wel en wee van onze Texelse landbouwers. Nu ik mij daarvoor weer klaar maak, denk ik er aan, dat de mannen, die iedere keer ons krantje verzorgen mij enkele weken geleden begroetten met de vraag: „Is het nu werkelijk waar, dat die boeren het zo slecht hebben?" Deze vraag wekt geen verwondering in een tijd, waarin ook de dagbladen veel aandacht schenken aan landbouworganisaties, die met staking dreigen en ook in ons parlement heel wat te doen Ls over het boereninkomen. Mogelijk heeft deze of gene wel belangstelling voor het antwoord, dat de landbouwredacteur op deze vraag heeft gegeven. Toch krijgt U dit niet te horen. We willen er mee volstaan met te zeggen, dat wij van mening zijn deze vraag niet zonder meer met „ja" of „neen" te kunnen beantwoorden. Daar behoort nog een „praatje" bij. We moeten daarbij m.i. n.l. een duidelijk onderscheid maken tussen de verschillende bedrijfstakken en het is zelfs nodig dit van streek tot streek te bezien. En nu de Texelse bedrijven In het voorgaande noemden we U enkele pluspunten voor de Texelse be drijven, n.l. het weer, de samenstelling van het bedrijf en de bedrijfsgrootte. Deze pluspunten hebben er voor ge zorgd, dat de situatie op de Texelse landbouwbedrijven naar onze mening minder schrijnend is dan op veel andere plaatsen. Dit betekent zeker niet, dat het op ons eiland rozegeur en mane schijn is. De veelbesproken „zes mil joen" zal voor een deel ook wel ten laste van de boerenbedrijven komen. De ge gevens van de bedrijfseconomische boekhoudingen over het boekjaar mei 1962-mei 1963 wijzen ook voor Texel een verlaging van het boereninkomen aan, al is deze verlaging minder ingrij pend dan in de zuivere weidestreken van ons land. Misschien moeten we ook het vol gende in aanmerking nemen. We heb ben de indruk, dat de Texelse land bouwers in het verleden genoegen heb ben genomen met een inkomen, dat wel wat lager lag dan van hun collega's aan de vaste wal. De laatste jaren gaat met name de veehouderij op ons eiland dui delijk in de richting van een intensive ring van de bedrijven. In de laatste tien jaar is de totale melkproduktie in maar heel weinig gebieden zo sterk gestegen als op ons eiland. Dit is niet bereikt door vervanging van schapen door rundvee, maar door een intensiever gebruik van het grasland. Met name speelt hier de toename van het gebruik van stikstofmeststof een belangrijke rol. Verder *is er de verbetering van de kwaliteit van het grasland. Deze inten sivering heeft o.i. gunstig gewerkt in die zin, dat het inkomen minder sterk gedaald is dan op veehouderijbedrijven aan dt vaste wal. Dit gevoegd bij het feit, dat de Texelse boeren ook m het verleden geen weelde gewend waren kan de re den zijn, dat de klachten minder talrijk zijn dan bij hun overkantse collega's. De schapenhouderij De strenge winter van 1962/'63 en het late voorjaar is ook voor vele Texelse bedrijven een handicap geweest. De kostprijs van de lammeren lag daardoor aanmerkelijk hoger dan in een normaal jaar. Gelukkig is dit in het algemeen goed gemaakt door goede prijzen. Niet iedereen heeft daarvan gelijkelijk ge profiteerd. Het zijn vooral de bedrijven, waar men kans zag de lammeren enige tijd te houden, die hiervan profijt trok ken. In dit verband verdienen de door de Streekontwikkeling genoemen proe ven om de lammeren enige tijd aan te houden zeker belangstelling. Vorige week maakten we een verga dering van één van onze landbouwor ganisaties mee, waar een deskundig in leider zijn visie gaf over de toekomst van de landbouw, vooral gezien in het verband van de E.E.G. Deze visie was zeer gunstig voor vleesproducten Zo gezien biedt de schapenhouderij zeker perspectief. Het gaat er nu om hiervan zo veel mogelijk te profiteren. 20 cent per rol De rundveehouderij Ook hier was het late voorjaar een belangrijke post aan de debetzijde. Ge lukkig was de ruwvoederpositie op ons eiland veel minder kritiek dan met name in de rest van Noord-Holland. In de zomerperiode zijn we verschoond gebleven van het veelal in juni en juli optredende grastekort. Dit dank zij de ook in deze maanden royaal vallende regenwater. Dit water heeft niet uitsluitend voor deel gebracht. Er is dit jaar op ons eiland veel hooi van slechte kwaliteit in schuur en berg gekomen. De hoeveel heid is ruim voldoende, ook bij de vee houders, die „te kampen" hadden met ruilverkavelingswerkzaamheden. Wat de kwaliteit betreft menen we een uitzondering te kunnen maken voor enkele boeren, die dank zij het feit, dat ze over een ventilatie-systeem be schikten iets vroeger durfden te maaien en inschuren. De produktie van het rundvee was ook dit jaar weer goed. Voor de rund veehouderij op ons eiland is dit nog altijd een zeer sterk punt ten opzichte van veel streken aan de vaste wal. Toch wijzen de gegevens er op, dat de Texel se veehouders alles op alles zullen moeten zetten het gunstige niveau te handhaven. Op zichzelf is een geringe daling bij de zeer goede produktie, die we hadden en een vrij sterke uitbrei ding van de melkerij niet onrustbarend. Laten de veehouders intussen in het achterhoofd houden, dat deskundigen van mening zijn, dat zoals de zaken nu liggen uitbreiding van de vleesproduk- tie in E.E.G.-verband iets meer pers pectief biedt dan uitbreiding van de melkproduktie. Waarbij we niet moeten vergeten, dat voldoende grote „een heden" van groot belang zijn. We be doelen dit. Koppeltjes van 7 a 8 koeien worden te onrendabel. In verhouding tot aantallen van 15 - 20 melkkoeien per man worden de kosten bij deze kleine eenheden te hoog. De akkerbouw- en gemengde bedrijven Er is de laatste jaren een drang naar specialisatie van de bedrijven. D.w.z. een streven om zich meer toe te leggen op één of enkele teelten. Dit betekent in de eerste plaats of zuiver akkerbouw of zuiver veehouderij. En verder op de akkerbouwbedrijven een beperkt aantal gewassen. Niet meer dan voor de vruchtwisseling nodig zijn. In deze re denering krijgt het gemeengde bedrijf geen kans. Toch hebben we de indruk, dat er op Texel vrij wat landbouwers zijn, die zich de laatste jaren gelukkig hebben geprezen naast het grasland ook nog wat bouwland te hebben. In diverse gevallen heeft de opbrengst van het bouwland het inkomen belangrijk om hoog getrokken. We kunnen rustig stellen, dat de opbrengsten op de akkerbouwbedrijven dit jaar op Texel voor onze omstandig heden goed zijn geweest. Dit geldt met name voor de granen. Speciaal de op brengst van de zomergerst ons meest verbouwde graangewas was dit jaar zeer goed. Helaas laten de prijzen te wensen over. Het feit, dat voor de lichte gronden nog steeds een toeslag van ƒ175,per ha. wordt gegeven bij ver bouw van gerst, haver en rogge maakt de graanteelt in diverse gevallen nog wel aantrekkelijk. Dit wordt nog onderstreept door het feit, dat de poterteelt op diverse be drijven dit jaar een teleurstelling is geworden. Niet in de eerste plaats door een te lage opbrengst, maar vooral door de slechte prijzen. Op dit moment zijn er nog heel wat partijen onverkocht en in verschillende gevallen moest men er toe overgaan partijen voor „afbraak- prijzen" van de hand te doen. Dit mag o.i. echter voor de goede pootgoed- telers zeker geen reden zijn de teelt er aan te geven of de oppervlakte in te krimpen. Ook de verbouw van suikerbieten is dit jaar in veel gevallen een teleur stelling. Algemeen is men er van over tuigd, dat de prijzen te laag zijn. Ver der laat de opbrengst dit jaar veel te wensen over. Alleen een zeer forse verhoging van de prijs zal tot gevolg hebben, dat de oppervlakte suikerbieten op ons eiland op peil blijft of uitbrei ding krijgt De verbouw van stoppelknollenzaad Het afgelopen jaar is voor de bloembollenteelt en -export in vele opzichten een uitzonderlijk jaar geweest. De zeer strenge winter, gepaard gaande met regenval in de dooiperiode is er de oorzaak van geweest dat de bollenoogst beneden middelmatig is gebleven, met als gevolg in de zomer, vooral voor de tulpen, hoog oplopende prijzen. Op Texel, waar in de dooiperiode minder regenwater is gevallen dan aan de vaste wal, is daardoor weinig of geen schade ontstaan door verstikking, zodat de oogst hier over het algemeen nog wel meeviel. De Sions vormden hierop een uitzondering. Deze bleken niet tegen de lage temperaturen bestand en hebben dan ook de meeste schade opgelopen. De oogst hiervan was matig tot slecht, hetgeen tot gevolg had, dat de prijzen in de zomer hoog opliepen. De overige narcissensoorten zijn er beter afgekomen; een matige tot goede oogst. De tulpen op Texel waren, behoudens enkele uitzonderingen, van goed tot best. De oogst van gele crocussen was ma tig, hier en daar goed, maar ook bij velen slecht. De oogst der tijgerlelies tenslotte was, tengevolge van de lage zomertempera- turen, matig tot slecht. Vooral de oude, viruszieke partijen waren slecht ge groeid en veelal aangetast door fusa- rium en schubrot Alleen met gezond en virusvrij plantgoed zal deze cultuur nog in stand kunnen worden gehouden. Waren de tulpen duur, de prijzen voor de meeste soorten narcissen kon den zich gedurende het gehele seizoen handhaven. De gehele oogst van deze beide artikelen is verkocht, zodat geen surplusheffing behoefde te worden be taald. Eén en ander heeft tot gevolg gehad dat er voor levering volgend jaar een levendige handel in tulpen en nar cissen is ontstaan, waarvan velen ge bruik hebben gemaakt door hun ge hele of gedeeltelijke oogst te verkopen. De handel in crocussen verliep aan vankelijk goed. Maar eind augustus bleek, dat er, ondanks de slechte oogst, toch nog te veel aanbod was. 500 bun der is nu eenmaal te veel als we beden ken dat bij een normale oogst een aan was kan worden verwacht van 2800 ton, terwijl de export zeker niet meer ge bruikt dan 2200 ton. Mogelijk dat door de slechte oogst het areaal nu is inge krompen, waardoor vraag en aanbod weer meer in evenwicht zouden komen. De bollenteelt op Texel breidt zich gestadig uit. Dit jaar van 7 tot 11 ha. tulpen en van 65 tot 75 ha. narcissen. De oppervlakte crocussen bleef gelijk, n.l. 50 ha. Landelijk bezien is het aldus. In 1962: heeft dit jaar ook geen winst gebracht. De oogst moest onder zeer moeilijke omstandigheden plaats hebben. Dit betekende in veel gevallen zaadverlies. Mede daardoor lag de opbrengst per ha. te laag. Ook de resultaten van overige teelten als consumptieaardappelen, graszaad en erwten zijn niet zodanig geweest, dat we moeten aannemen, dat de opper vlakte in het komende jaar uitbreiding zal krijgen. Het ziet er naar uit, dat ook in 1964 de graanteelt op ons eiland wel op hetzelfde niveau zal liggen en mogelijk nog wel zal worden uitgebreid. Hierbij speelt de kwestie van de arbeid zeker een grote rol. Tenslotte: De boer We zeggen het dit jaar niet voor het eerst. Maar willen het aan het eind nog eens onderstrepen. Er is geen enkele factor zo belangrijk als de boer zelf. Het zijn vooral de deskundigheid, de animo en het ondernemer zijn van de boer, die bepalen hoe het bedrijf draait. Na tuurlijk mogen we spreken van geluk en ongeluk en ik ben overtuigd van de waarheid van het gedicht, dat in het verleden bij een van onze Texelse boer derijen was te lezen waarmee ik dit artikel eindig, maar dit doet niets af van het feit: De kwaliteit van de boer is een van de belangrijkste factoren. En nu het gedicht, dat zeker velen van U kennen: Ik bouw mijn land Met verstand En verder moet ik wachten Op qunstiq weer Van God, de Heer En niet op eiqen krachten. C. v. Gr. 4100 ha. tulpen, 1170 ha. narcissen, 400 ha. soortcrocussen en 110 ha. gele crocussen. In 1963: 4500 ha. tulpen, 1160 ha. narcissen, 405 ha. soortcrocus sen en 116 ha. gele crocussen. Hieruit kunnen we zien dat de animo voor de teelt van narcissen aan de vaste wal niet toeneemt. Dit zal niemand verwonderen als we bedenken dat deze teelt nog zeer veel arbeid vergt. En het huidige prijspeil der meeste soorten narcissen is heus niet zo dat dit aan moediging aan nieuwelingen zal geven om met deze teelt te beginnen. Met de tulpenteelt ligt dit anders. De laatste jaren is deze goed lonend ge weest, terwijl ze zich uitstekend leent voor ver doorgevoerde mechanisatie. En deze, kostprijsdrukkende, mechani satie zal noodzakelijk blijken te zijn als straks, door de invoering van de E.E.G. de beschermende maatregelen, zoals teeltregeling, minimumprijzen en sur- plusfonds, zullen komen te vervallen. Onderwijs Daarnaaast zal vakkennis meer dan ooit noodzakelijk zijn en het is daarom verheugend dat Hoofd en bestuur van de landbouwschool zich beijveren om van de school een land- en tuinbouw school te maken opdat de leerlingen dan, naar eigen keuze, kunnen worden opgeleid voor landbouwer of voor bloembollenkweker. Ruilverkaveling Dank zij de ruilverkaveling beschix- ken vele kwekers thans over bollen- gronden, die beter gelegen en beter ontwaterd zijn. Helaas heeft de ruil- verkavelingscommissie niet aan alle wensen kunnen voldoen. Veel moet er op dit gebied nog gebeuren, met name te De Koog en omstreken. Goede bollen- grond is een levensbelang voor de kwe kers en we hopen dan ook, dat de com missie er in zal slagen die gronden voor de kwekers beschikbaar te stellen, waarop, bij minder gunstige weersom standigheden nog redelijk goede oog sten kunnen worden verwacht. Want in de nabije toekomst zal blij ken, dat alleen bij kwekers met vak kennis, met goed ingerichte bedrijven en met goede teeltgrond, waardoor een prima produkt tegen concurrerende prijzen kan worden geleverd, van een lonende cultuur sprake zal kunnen zijn. Daarmee nu reeds rekening te houden is een gebiedende eis. Intussen zijn de eerste bollen alweer in bloei getrokken. Uit het buitenland komen goede berichten. Het in bloei trekken n.l. verloopt gunstig en de bolbloemen brengen beste prijzen op. Hetgeen goede verwachtingen wekt voor 1964. H. Bruijn. FILMNIEUWS: Op de middag en avond van Nieuw jaarsdag draait in het City-Theater te Den Burg de film ,JDe Rode Kaper kapitein". De kaperkapitein heet Vallo. Hij weet een van konings afgezanten gevangen te nemen en met hem een lading wapens, waarmee de koning de kapers op de eilanden in het Caraibi- sche gebied had willen bestrijden. Daar mee neemt een spannende geschiedenis een aanvang, die zich afspeelt in de achttiende eeuw. Toegang 14 jaar. „Dit laatste kan ik niet beoordelen, omdat ik uw tante bij haar leven niet heb gekend. Maar wij hebben in haar woning verschillende bewijzen gevon den: schuldbekentenissen voor kleine en grote bedragen. Kom, juffrouw Van Andel u bent bijna een en twintig jaar, u hebt een uitstekende opvoeding ge had en ik beschouw u als een behoorlijk ontwikkelde vrouw. U kwam op gezette tijden thuis Wilt u mij wijsmaken, dat u nooit iets in deze richting hebt be merkt?" „Ik heb u al gezegd, mijnheer, dat ik me er nooit in verdiepte, welke bron van inkomsten tante Anne had". „Oké, juffrouw, dan weet u het nu. Haar bronnen van inkomsten, zoals u die noemt, waren dus min of meer van twijfelachtig allooi. Om precies te zijn: geld lenen tegen woekerwinst is straf baar. Ik heb zelf jaren in Amsterdam gewerkt, als agent van politie. Ook in de Jordaan. Ik heb ze ook wel in de 'kraag gepakt, zulke woekeraarsters. Het waren parasieten, die profiteerden van de ellende van minder met aardse goederen bedeelden. Wie eenmaal in het web van een woekeraarster zit, komt er niet gemakkelijk weer uit, ziet u?" „Ik belief het niet te geloven, mijn heer". „Zo u wilt. Geloof kan ik u niet ge ven. Ik zal het u in de komende dagen wel kunnen bewijzen, veronderstel ik". De verstandhouding tussen beiden verkilde en gedurende het laatste stuk naar Dorringen werd er niet veel meer gesproken. De confrontatie met het stoffelijk overschot van de tante was voor het jonge meisje teveel In het lijkenhuisje barstte ze in een zenuwachtige huilbui uit en nadat ze formeel geantwoord had, dat ze haar tante als mevrouw Goedgeburen herkende, voerde Gert haar naar het politiebureau, waar hij probeerde de jonge vrouw tp kalmeren. En toen dit niet gelukte, reed hij met haar naar zijn woning. Gert zette met een paar woorden de situatie uiteen en Cobie was op slag een en al hartelijk heid. Ze voerde het meisje mee naar een hoek van het vertrek en suste haar zo goed mogelijk In de gang bracht Gert telefonisch verslag uit van zijn wedervaren en verkreeg toestemming om voor de rest van de avond te staken. Nadat het meisje weer wat tot rust was gekomen, wist Cobie het gesprek handig op andere dingen te brengen en al spoedig vertelde Grada van Andel haar haar internaat jaren, van haar vriendinnen, waarheen ze af en toe een paar vakantiedagen ging logeren, van haar toekomstplannen als onderwijzeres en zo werd het toch nog een goede avond, voorzover dat onder de gegeven omstandigheden mogelijk was. Cobie nodigde Grada uit althans deze nacht te blijven slapen, wat het meisje graag aanvaardde. Zodat ook dit probleem opgelost was. Voor ze slapen gingen, nam Gert zijn vrouw in de armen, kuste haar en zei: „Cobie, wat ben jij toch een gewel dige vrouw. Zoals jij met dat arme ding omsprong vanavond. Ze kwam weer helemaal op haar gemak". „Ik had zo met haar te doen, Gert. Ze heeft nu verder niemand meer in de wereld. Met zo'n kind moet je toch wel medelijden hebben?" HOOFDSTUK 6 Zondag of geen zondag, aan een moordzaak moet doorgewerkt worden. Feitelijk ben ik nog niets gevorderd, dacht Gert, toen hij die tweede januari het bureau betrad. De inspecteur was ook al aanwezig en ontbood hem. Ze hadden een lang onderhoud en be spraken de verschillende aspecten van deze zaak Gert erkende, dat hij nog niet veel bereikt had en stelde een werkplan op, dat de inspecteur goed keurde. „Ik zal je beslist niet haasten, Hoolwerf", besloot de baas, „maar hoe eerder je de dader te pakken hebt, hoe liever het me is". En dat begreep Gert. 's Middags reed Gert naar de Park laan en vond daar vader en zoon rustig thuis. „En? Bent u al wat te weten geko men, meneer?" informeerde de zoon. „Wat komen we altijd te weten", ant woordde Gert geheimzinnig. „En een klein theorietje omtrent de beweegre denen heb ik ook al in mijn hoofd. Het gaat er nu maar om te controleren, of mijn gedachtengang de juiste is". „O ja?" antwoordde Jan Gillissen, die er niets van begreep „Ik zou u graag wat willen vragen", zo ging de rechercheur verder. „Ex cuseer me, dat ik u op zondag lastig val, maar in ons werk kunnen wij daar niet altijd rekening mee houden". „Vraagt u maar. Als ik antwoord kan geven, zal ik het doen". „Die tante Goedgeburenhoe lang kende u haar?" De jongeman glimlachte. „Vanaf mijn prilste jeugd natuurlijk". „Hoe is de familieverhouding?" „Zij is een zuster van mijn moeder. Mijn moeder is al jaren dood". „Dus van u was de verslagene een schoonzuster?" vroeg Gert aan de oude man. „Vader is doof, meneer", verduide lijkte Jan Gillissen. „Hij is bovendien vaak een beetje afwezig". Gert keek naar de oude man, die een pijp rookte en er bij zat of het hele bezoek hem niet aanging. „Vader heeft enige jaren geleden een ongeluk gehad op de fabriek. Sedert dien is hij niet meer de oude, ziet u?" „Zo zo. We hadden het de vorige keer over de inkomsten van uw tante, me neer Gillissen. U zei toen, dat ze stil leefde". Gillissen keek de politieman aan en knikte. „Ze leefde van haar geld, me neer. Och, ze was maar alleen en had niet veel nodig". „Hebt u er enig idee van, hoeveel geld uw tante bezat?" De jongeman schudde zijn hoofd. „Daar weet ik niets van. Vergeet u niet, dat wij maar weinig kontakt met elkaar hadden". „Hoe weinig?" vroeg Gert. Gillissen keek verbaasd. „Nou, weinig is weinig. Een paar keer per jaar, mis schien drie keer". „Was daar een oorzaak voor? Ik be doel: was de verstandhouding soms niet goed?" „Welnee, waarom? We zijn nu een maal niet erg familiezwak, dat is alles". „En bezocht uw tante u alleen maar op oudejaarsavond?" „Ze was nog nooit in Dorringen ge weest. Zoals ik u al gezegd heb, ik was vorige week maandag bij haar thuis. En toen nodigde ik haar uit van oud tot nieuw bij ons te komen, en die uit nodiging nam ze aan" „Bezocht uw vader zijn schoonzuster wel eens?" „Vader? Die is al tien jaar niet meer uit Dorringen geweest". „En daarvoor?" „O, dat zal wel eens het geval ge weest zijn. Maar dat is al 2olang ge leden". „Hoe lang woont u hier in Dorrin gen?" „Van mijn geboorte af". „En uw ouders?" „Vader is ook uit Dorringen geboor tig. Moeder was een Amsterdamse, evenals tante Anne. Vader was in zijn jonge jaren in Amsterdam in militaire dienst en heeft daar moeder leren kennen". (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1963 | | pagina 6