EK. MISDAAD EN STRAF Moord op Oudejaarsavond 2 BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF in Texels verleden GEEF U ZELF EEN RUGGESTEUNTJE AGENDA Het is nog niet zo lang geleden, dat m en op Texel overal zijn fiets onbeheerd kon laten staan of zijn huis onafgeslot en kon verlaten, zonder veel gevaar, dat onbevoegden van deze toestand misbru ik zouden maken. Tegenwoordig zal men, vooral in de zomermaanden, allic ht een wat grotere zorg voor zijn eigen dommen in acht nemen. Wie daaruit d e indruk zou krijgen, dat Texel in het verleden een eiland zonder misdaad wa s, waarop men allen kon vertrouwen, komt tot een heel ander inzicht bij ken nisneming van de talrijke strafzaken, die ons uit de 18de eeuw zijn overgele verd. Texelaars, die vroeger met de justitie in aanraking kwamen, hoefden niet als tegenwoordig naar het kantongerecht in Den Helder of de rechtbank in Alkmaar te gaan. Er werd recht gesproken in Den Burg in het Raadhuis, waarbij de schout of baljuw als aanklager en de schepenen als rechters fungeerden. Zal het misschien verwondering wekken, dat de schepenen, eenvoudige boeren en burgers, geroepen waren hun oordeel te vellen over soms ingewikkelde kwes ties en ernstige misdrijven, deze gang van zaken had het voordeel, dat de rechters beter bekend waren met de ■persoon van de verdachte en de om standigheden, waaronder het delict was begaan. Het werd trouwens ook steeds meer gewoonte, dat de schepenen voor juridische problemen het advies van deskundigen inwonnen. De meeste strafmaatregelen werden ook op Texel voltrokken. Deze straffen waren lang niet mals, zoals uit de na volgende gevallen zal blijken. Naast de doodstraf een zeldzaamheid wa ren lijfstraffen als geselen en brand merken algemeen. Voor minder ernstige vergrijpen werden de mensen aan de kaak gesteld. Van geldboetes, vaak vaste bedragen die voor bepaalde mis drijven waren vastgesteld, werd ook een veelvuldig gebruik gemaakt, maar deze hadden uiteraard geen uitwerking op personen, die niets bezaten. Voor zwaardere delicten eiste men in later tijd steeds vaker tuchthuisstraf. Verreweg de meest voorkomende straf was de verbanning, soms voor enkele jaren, dikwijls echter levens lang Dat was een eenvoudige manier om ongewenste elementen kwijt te raken. Men bekommerde zich er weinig om, dat men elders niet erg op banne lingen gesteld was, die daar immers on gestoord hun misdadige praktijken konden voortzetten. Schandpaal en ver banning zijn reeds lang uit ons straf recht verdwenen; toch valt er ook wel iets voor te zeggen. Zou ook thans niet de angst voor de schande en uitstoting uit de gemeenschap, meer dan de be dreiging met straf en boete, menigeen op het rechte pad houden? Een gevolg van de vele verbanningen is ook, dat maar weinig thans levende Texelaars daders van zwaardere misdrijven onder hun voorouders zullen aantreffen. Met des te minder schroom kan ik nu naam en toenaam van de gestraften noemen. De zaak Neeltje Reijers Boon Dat ik begin met de zaak tegen Neel tje Reijers Boon uit Oosterend heeft een speciale reden. Zij was namelijk nog zo'n beetje in de familie om precies te zijn een zuster van de vader van van de moeder van de vader van de moeder van de vader van mijn vader. Ook al was zij in 1759 pas 16 jaar oud, haar daden konden toch niet door de vingers worden gezien. Neeltje had ge stolen, en niet zo'n beetje ook. Bij Teu- Want uw spaargeld is goed voor alles. Ga naar da spaarbank waar men u o'ók gaarne van dienst is met andere bankzaken, zoals rekening-courant, deviezen voor uw reizen, kredieten, hypotheken en bemiddeling in effectenzaken. Meer dan 1000 banken en bijkantoren. De spaarbank met volledige bankservice. AANGESLOTEN BIJ DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT nis Snip uit Oosterend verdwenen o.a. een zilveren naaldenkoker, een broek, een gesp, een naairing, zijden middel banden, een gestreepte vrouwerok, drie beste bonte neusdoeken, een ondermuts, een paar vrouwemoffen, een kinder dasje, een paar gestreepte boordmou- wen, een nieuwe zeemleren lap en een zilveren ducaton. Verder had zij bij Baefje Cornelis, de huisvrouw van Hen drik Jansz Lange, een ondermutsje en een letterdoek ontvreemd. De meeste goederen konden ten huize van Neel- tjes vader, Reijer Harmensz Zoon, wor den achterhaald, waar zij o.a. op zolder onder de turf waren verstopt. Haar arrestatie maakte in Oosterend diepe indruk, vooral omdat Neeltje als zo'n aardig en goed kind bekend stond. Een indrukwekkende reeks dorpsgeno ten kwam te haren gunste verklaringen afleggen: de gereformeerde predikant Wilhelmus van Buuren, burgemeester Lambert Dekker, oud-burgemeester Cornelis Duijnker, regerend schepen Jacob Saris, oud-schepen Leendert Blaauw, Jan Gielsz Duijnker, ouderling, en Cornelis Willemsz Boon, diaken. Engeltje Simons Mossel, de vrouw van Jacob Saris, zei, dat Neeltje twee jaar bij haar op naaien was geweest en dagelijks in haar huis had verkeerd. Hilletje Teunis, de vrouw van Arien Salm, getuigde dat het meisje dikwijls op haar huis had gepast en tot alles vrij toegang had gehad, zonder dat zij zich ooit aan iets had vergrepen. Wat had Neeltje dan zo plotseling tot haar da den die zij volledig had bekend gebracht? Aan haar tante Gerbrig Klaas Koning had zij eens verteld, dat haar stiefmoeder Grietje Zijbrants (afkom stig van Terschelling) haar tot de dief stallen had aangezet en gedwongen. Te genwoordig zou een advocaat of psycho loog misschien het stiefmoederprobleem of een gebrek aan liefde en toewijding ter verdediging en verklaring aanvoe ren. Hoe het ook zij, schout Huijdecooper wilde van geen genade weten. Hij eiste geseling in het openbaar en levenslange verbanning van het eiland. Misschien dankte Neeltje het wel aan de voor spraak van Jacob Sans, die naast Albert Abrahamsz Kikkert (.president), Huij- bert Moenis, Jan Vlaming, Arien Abbe- nes en Klaas Vermeulen in de schepen bank zitting had, dat haar straf tot 25 jaar verbanning werd beperkt. Dit droe vige verhaal heeft een gelukkig slot. In haar verre ballingsoord ik weet met waar stal Neeltje het hart van een zekere Rub Barendsz Nottenstee. Met hem als echtgenoot keerde zij in 1773, lang voor het verstrijken van de 25 jaar naar Texel terug, waar Nottenstee als knecht in dienst kwam van Hertje Sakomsz Dogger in Waalenburg. In december van hetzelfde jaar werd hun gezin met een tweeling uitgebreid. DAMCLUB TEXEL Uitslagen: P. Bakelaar-C. P. Burger 20 P. Kooiman-P. Bakelaar 02 C. Vinke-C. v.d. Werf 2—0 J. Stam-P. Kooiman 20 C. Dijker-J. Vinke <20 S. v. Heerwaarden-Jac. v. Heerwaarden 0—2 D. v.d. Werf-Jo Schoo 02 P. Bakelaar-S. v. Heerwaarden 20 C. P. Burger-J. Hooijberg 02 C. Vinke-P. Bakelaar 11 S. v. Heerwaarden-C Dijker 11 Jn. Stam-J. Vinke 20 C. v. Heerwaarden-D. v.d. Werf 20 J. v. Heerwaarden-C. v.d. Werf 02 G. Dros-Jo Schoo 02 P. Bakelaar speelde enkele inhaal wedstrijden en gebruikte die om z'n score op te voeren tot 75%. Daarmee staat hij meteen aan de kop van de ranglijst. S. van Heerwaarden behaalde een punt uit 3 partijen en zakte af naar de derde plaats, daar ook C. Dijker hem passeerde. Jac. v. Heerwaarden en Jn. Stam behaalden enkele verrassende winstpartijen, waardoor zij dicht achter de kopgroep zitten. Heel onder aan de ranglijst zijn het D. v.d. Werf, Jb. Koorn en G. Dros, die het heel moeilijk zullen hebben om nog iets aan hun geringe score te veranderen. Illlllllllllllll Dinsdag 21 januari Den Hoorn, dorpshuis. 20.00 uur, bijeenkomst ALMJON. Woensdag 22 januari Den Burg, „De Lindcboom-Texel", 20.00 uur, bridge-drive. Den Burg, De Zwaan, 20.00 uur, jaarvergade ring R K. Arbeidersvrouwen. Den Burg, De Zwaan, 13.30 uur, voorlich tingsmiddag over suikerbieten. Een kostbare Sinterklaasavond Een niet onvermakelijk voorval bracht mijn voorvader Cornelis Jansz Verberne i(1771—1827), grossier in sterke dranken en wijnen, voor het gerecht. Hij had volgens de akte van beschuldi ging op 5 december let op de datum 1793 „een vermomd persoon, welke dadelijk door de Dienaars der Justitie was geapprehendeerd (gegrepen), zoo danig om hals en lijf gevat, dat deselve uit handen van gemelde Dienaars is ontkomen". Voor dit onschuldige ver grijp, dat Verberne grif had bekend, eiste de schout mr. C. Th. Elout liefst 25 jaar verbanning van Texel! De sche penen Jan Luijtse, president, Gerrit Cornelisz Abbenes, Cornelis Zutphen, Nan Cornelisz Bakker, Simon Bakker en Simon Duijnker, maakten er 25, boete van, voor die dagen nog altijd een aanzienlijk bedrag. J. S. M. Dijt HOOG WATER Hoog water ter rede van Oudeschild: 21 jan. 0.15 en 12.18; 22 jan. 0.47 en 12.55; 23 jan. 1.32 en 13.51; 24 jan. 2.41 en 15.14; 25 jan. 4.08 en 16.45. Aan het strand ongeveer een uur eerder hoog water. OVER VERANTWOORDELIJKHEID (Ingezonden) Vorige week zondag is er aan de om vangrijke lijst van verkeersongevallen op Texel een vreselijk ongeluk toege voegd. Met ontzetting en stijgende ver ontwaardiging hebben wij het in de kranten gelezen en van onze kennissen vernomen: Een bezopen woesteling, anders is hij niet te noemen, rijdt twee mensen op slag dood. Een toeschouwer krijgt van schrik een beroerte en over lijdt. Van vele kanten horen we de kreet: „Waarom doet de politie er niets aan? Kunnen z^lke ongelukken niet worden voorkomen?" Juridisch gezien kan een politieagent een dronken automobilist pas arresteren als hij in zijn auto plaats neemt en aanstalte maakt om weeg te rijden. Het is evenwel voor de politie ondoenlijk om voor de deur van elk café op de loer te gaan liggen. De verantwoordelijkheid ligt in eer ste instantie helemaal niet bij de politie, maar bij degene, die doelbewust in een auto stapt, naar een café rijdt en zich, aanvankelijk zijn z'n „volle" vermogens, tegoed doet aan alcoholhoudende dran ken. Hij weet dus van te voren, dat hij onder invloed terugrijdt en een gevaar is in het verkeer. Hij kent zijn verant woordelijkheid niet, maar dan is de verantwoordelijkheid van ons, toeschou wers, groter. Wij moeten op de een of andere wijze verhinderen, dat iemand in een dergelijke toestand achter het stuur kruipt. En dat kunnen we: de politie waarschuwen of z'n auto onklaar maken. Jammergenoeg zijn er teveel mensen, die alles langs zich heen laten gaan en het „gewoon" vinden. Een inwoner van Texel zag onlangs een auto, die slingerend en onverantwoor delijk hard over de pontweg stoof, zon der ook maar enigszins rekening te houden met de andere weggebruikers. Toen hij eindelijk in een dorp tot stil stand kwam, raadde de bestuurder van de auto, die achter hem had gereden, de dronken automobilist aan niet meer in z'n wagen te stappen. Dit leidde tot een hooglopende ruzie, die door een dorpe ling passief werd gadegeslagen en hem het commentaar ontlokte. „Laat hem maar, het is elke zondag zo!" Ook hieruit blijkt, dat we de verant woordelijkheid tegenover elkaar niet beseffen, de verplichtingen tegenover onze medemensen. Laten we daarom begrijpen, dat de verantwoordelijkheid voor dat vrese lijke ongeluk voor een heel groot ge deelte ook bij ons ligt. D. N. W. 37. Iedereen, die de geheimzinnige ver dwijning van Karei Kleuntjes op de voet heeft gevolgd, vraagt zich natuur lijk af of commissaris Kaasnagel dan geen maatregelen had genomen. Ach ja, deze brave man had gedaan wat hij kon. De hulp van het leger was ingeroepen en nu werden op letterlijk alle stations de treinen onderzocht. Iedereen werd er uitgehaald en nauwkeurig gecontro leerd. Dat verwekte natuurlijk veel ge mopper onder de anders zo aan hun rust gewendoe reizigers. Men sprak zelfs al van totalitaire methodes, maar dat was laster, want uit het plaatje blijkt duidelijk, dat de soldaten zich zéér tactvol gedroegen. Edoch, hoe men ook keek, men vond Karei Kleuntjes niet. Op de verkeerswegen werd eveneens vangst nihil. Bot van dezelfde afmeting goed uitgekeken, maar ook daar was de ving men op de vliegvelden en lucht havens, zodat men wel tot de conclusie moest komen, dat Karei weg was en weg blééf. Zelfs de anders zo gastvrije grenzen van het land waren hermetisch afge sloten. Douanebeambten en mannen van de militaire politie hielden daar alle auto's aan, doch ook hier was het: wéér geen Karei Kleuntjes en wéér geen Italianen. Doch op één plek van de grens ging Karei wél de denkbeeldige streep over. Terwijl men daar grimmig de dure sportwagen van een zekere Bernardus B Suykerbuyck nakeek, die juist met zijn vrouw op vakantie wilde gaan, schoof in de verte een grote goederen trein de grens over.Maar ja, wie let er nu op een geoderentrein en wie had nu kunnen weten, dat de gezochte per sonen zich juist in deze trein bevon den 15. Gert lachte even. „U bent 'n handige jongen, meneer Gillissen. U draait er zo'n beetje omheen en geeft geen enkel concreet antwoord. Ik krijg steeds meer zin om u mee te nemen en op te sluiten" De jongeman legde het geweer neer en leunde met zijn rug tegen de keuken kast. „Mij opsluiten? Waarvoor? Denkt u soms, dat ik belang heb bij de dood van mijn tante? Hoeveel geld ze ook bezit, het interesseert mij niet het minst. Ik heb zelf behoorlijk mijn brood en als vrijgezel heb ik niet veel nodig. Dit is vaders eigen huis en we stellen beiden weinig eisen aan het leven. Wat voor motief zou ik kunnen hebben? Nou?" „Daar zullen we het op het ogenblik niet over hebben. Mij interesseèrt nu alleen maar één ding; waarover ging de ruzie?" „O, een kleinigheid. Niets bijzonders. Ik verweet haar, dat ze zich niets gele gen liet liggen aan mijn vader, haar zwager. Dat ze jarenlang niet naar hem had omgezien en zelfs op zijn verjaar dag geen kaartje had gezonden. Dat is eigenlijk alles". Gert kneep één oog dicht. Leugentje nummer zoveel, dacht hij. „En daarom nodigde u tante Anne uit om van oud tot nieuw in Dorringen te komen en dan zou er verder gepraat kunnen wor den over.... ja, waarover eigenlijk?" „Nou, dat ze eens wat vaker moest komen. Ik herinnerde haar eraan, dat er tenslotte toch een familieband was. Dat ze zich daarvan in het verleden niet veel had aangetrokken". „Die goeie tante Anne. En zij was natuurlijk tot tranen toe geroerd over zoveel hartelijkheid, nietwaar? Ik kan het me levendig voorstellen. En van puur zelfberouw besloot ze toen maar om als eerste schadevergoeding een weekeind naar Dorringen te komen. En haalde de liefhebbende neef zijn dier bare tante af van het busstation. Droeg zelfs de zware koffer voor haar het hele eind naar de Parklaan. Ik ben een beet je al te nuchter, maar anders zou ik op het ogenblik ongetwijfeld aan het hui len geslagen zijn over zoveel onbaat zuchtige liefde. U bent een nobel mens, meneer Gillissen". Jan Gillissen werd nijdig. „U hoeft me niet voor de gek te houden, meneer. De zaak is veel te ernstig om er grap jes over te maken". Gert Hoolwerf knikte bedachtzaam. „Nu ben ik het voor het eerst eens he lemaal met u eens, meneer Gillissen. Deze zaak is inderdaad veel te ernstig. En daarom neem ik het niet, dat u allerlei leugentjes op m'n mouw pro beert te spelden, begrepen? Dus één van tweeën: u vertelt me de waarheid en dan ook beslist de volle waarheid, en anders neem ik u mede en sluit u op. Dan moet u in de cel er maar eens een nacht en een dag over nadenken. Dat is in de regel een goeie remedie, dat weten wij uit ondervinding. Dus, wat doen we? Praten? Of meegaan?" Gillissen zette met een zucht het ge weer weg en liep naar de tussendeur. „Laten we dan tenminste maar naar de kamer gaan Dan kunnen we er rustig bij gaan zitten". „Oké. En uw vader?" „Die hoort toch niets. Die leeft be sloten in zijn eigen wereldje". HOOFDSTUK 8 In de kamer zakten ze in een stoel neer en Gert keek een ogenblik naar de oude man, die voor het raam naar bui ten zat te staren en blijkbaar de bin- nengekomenen niet opmerkte. Gillissen accepteerde de sigaret, die Gert hem gaf en nadat de beide man nen rookten, zei de jongeman: „Dus u wilt persé weten, waarover wij een woordenwisseling hadden, tante en ik?" „Inderdaad. Het kan verband houden met de misdaad, zonder dat u zulks beseft". „Goed, ik zal het u vertellen, meneer. Maar ik had het liever voor me gehou den. Temeer, omdat tante nu toch dood is. Enfin.ik zei u al, dat wij niet bepaald familiezwak zijn. Gewoonlijk kwam ik één of twee keer per jaar even bij haar. Een uurtje of zo. Ik dronk dan thee en we praatten over koetjes en kalfjes. Meer niet. Maar de vorige week, toen ik haar na de tentoonstel ling bezocht, had ze reeds bezoek. Ze liet me binnen, begroette me en zei: „Loop maar even door naar achter, ik ben zo klaar". Goed ik ga naar de ach terkamer, maar het huis is ontzettend gehorig en ik verneem, dat tante woor den heeft met die bezoeker. Uit de flarden van het gesprek, dat ik zo bij stukken en brokken hoor, maak ik op, dat de bezoeker haar geld schuldig is en dat zij geen uitstel wil geven van de terugbetaling. De bezoeker windt zich blijkbaar op en scheldt haar uit voor woekeraarster. En nu mag u me geloven als u wilt en u moogt het ook laten, maar ik wist tot op dat ogenblik niet, dat het inkomen van tante Anne be stond uit het geld lenen tegen woeker winst. Goed, die bezoeker gaat weg en ze komt naar achteren. We praten wat, maar dat scheldwoord blijft in m'n achterhoofd zitten Ik vraag haar uit leg, maar ze zegt kort en bondig, dat het haar zaken zijn en dat ik me er niet mee moet bemoeien. Nou ja, van het ene woord kwam het andere en ik word zo nijdig, dat ik tegen haar zeg, dat ik de politie zal waarschuwen, om dat ze arme mensen geld leent tegen woekerwinst. Ik weet wel zoveel van de wet, dat ik op de hoogte ben van het strafbare van dergelijke praktijken. Voor we er erg in hadden, zaten we in de ruzie. Ze zei, dat het me geen moer aanging en meer van dat fraais, want als tante Anne het op haar heupen kreeg en zo op haar hooghaarlemmer- dijks begon te schelden, dan hoorde je echt, dat ze een jordaanvrouw was. Nou ja, ik suste het een beetje en zei: Kom eens een weekeindje naar Dorringen, dan gaan we daar eens rustig er over praten. Ik zeg nog: hiermee moet u op houden, want vandaag of morgen gaat er iemand, die u geld schuldig is en het niet kan terugbetalen, naar de politie en dan wordt u op uw oude dag nog achter slot en grendel gezet. Enfin, na enige aarzeling stemt ze toe en ik nodig haar uit met oud en nieuw. Ze zegt, dat ze het doet en me wel zal schrijven. We drinken nog een kopje thee en dan ga ik weer. Misschien heb ik zoiets wel op de stoep gezegd, ik herinner het me niet meer. Maar 't kan best. En dat is het dan, meneer". „U hebt haar dus gedreigd?" Gillissen keek hem verwonderd aan. „Hoe gedreigd? Wat bedoelt u?" „U zei toch, dat u naar de politie zou gaan?" „O ja, dat. Ja, ik was hevig ver ontwaardigd, toen ik besefte, dat tante Anne een woekeraarster was. Ik heb er wel eens van gelezen en in gedachten vergeleek ik dergelijke vrouwen met 'n slang. En als je dan opeens tot de ont dekking komt, dat je eigen tante zo iemand is.ik geef het u te doen. Ik ben wat driftig uitgevallen en daar om heb ik gezegd, dat ik er veel voor voelde om naar de politie te gaan Maar ik had het niet gedaan, hoor. Je gaat toch zeker je eigen familie niet aanbrengen?" Gert knikte begrijpend. „Die bezoe ker hebt u zeker niet gezien?" Gillissen schudde zijn hoofd. „Dat kon niet. Ik zat in de achterkamer". „U hebt geen bedragen horen noe men?" „Nee.of wacht eens. tante zei zoiets als: vóór nieuwjaar honderd daar sta ik op. Waar je het vandaan haalt, haal je het vandaan. Ja, zoiets heeft ze wel gezegd".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1964 | | pagina 4