IVOROL Wagenmuseum bereidt zich voor op nieuw druk seizoen BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF Doodlopende zijweg BAKKERS IJZERHANDEL In afgelopen jaar 3600 bezoekers TWEEDE BLAD TEXELSE COURANT VRIJDAG 14 JANUARI 1968 Plastic pedaal emmer 3,90 minimum en maximum thermometers 13,25 Buit^nthermomeler f 2,50 Het Waqenmuseum aan het Hoqer- eind te De Waal staat er in deze win terse daqen verlaten bij. Aan de qrau- we schuur is zelfs helemaal niet meer te ziendat het een museum is. De reclameborden zijn weqqehaald en zullen eerst weer worden qeplaatst als de dagen warmer en drukker zijn ge worden. Toch heerst binnen de muren van het qerestaureerde gebouw grote activiteit, althans in een atqeschut ge deelte, waar een kachel voor behaqe- lijke warmte zorqt en waar dag in dag uit het geluid klinkt van boren, zagen en timmeren. Eenzaam en alleen is daar de heer A. Zandstra doende. Hij is de „technische man" van de Vereni ging voor Vrienden van het Paard en houdt zich bezig met de restauratie van oude rijtuiqen, die dit jaar aan de collectie zullen worden toegevoegd. Op dit ogenblik is de tentwagen on der handen, die indertijd aan het mu seum werd geschonken door de heer J. Eelman te Oosterend. De kar, die wel 150 jaar oud kan zijn, ziet er van buiten goed uit. maar achter het dunne ver weerde laklaagje heeft de molm zijn werk grondig gedaan. Zandstra: „Molm is de grote vijand van alles wat van hout is. Toch willen we zo weinig mogelijk onderdelen ver nieuwen en proberen eerst of we het verval kunnen stoppen. Op deze wagen smeren we BO-B4, een chemisch prepa raat. dat heeft effektief werkt. Kleine onderdelen zijn totaal verpoeierd en moeten opnieuw worden gemaakt. Kijk maar naar die gebeeldhouwde stripjes achterop de wagen. Die ben ik aan het uitsnijden!" Tijdrovend Het restaureren van oude wagens is tijdrovend. Gelukkig dat Zandstra nog heel wat maanden voor de boeg heeft, voordat het museum zijn gasten weer zal ontvangen. Hoeveel bezoekers zullen het worden dit jaar? Zandstra, die in de zomermaanden als gids in het mu seum fungeert, is optimistisch: „Het dubbele van vorig jaar", zegt hij. „En dat moet ook, want we hebben meer belangstelling nodig om straks renda bel en onafhankelijk te kunnen draaien. Nu komt het nadelig exploitatiesaldo nog ten laste van de kas van de paar- densportvereniging". Interesse In het afgelopen seizoen bezochten 3600 gasten het museum Het merendeel van hen was zeer geïnteresseerd en nam er ruimschoots de tijd voor. Zand- sbra had hen heel wat te vertellen, maar leerde ook veel. Vaak bevonden zich onder de gasten deskundigen, die tal van bijzonderheden over paarden en DE WILDE IIAVER MOET ER UIT In 1065 hebben we een paar maal ge schreven over de bestrijding van wilde haver. We hebben er ook op gewezen, dat binnen niet al te lange tijd een Gemeenteverordening kan worden ver wacht, waarbij de bestrijding van dit onkruid verplicht wordt gesteld. Het is ons bekend, dat er over dit laatste op het moment weer wordt gesproken. Hoewel we overtuigd zijn, dat een dergelijke maatregel op de duur moet komen, meen ik er toch op te moeten wijzen, dat we hierover niet te licht moeten denken. Het zal voor meerdere bedrijven uitbreiding van arbeid en kosten betekenen. Met het oog op het belang van de zaaizaadteelt op ons eiland kan een Gemeenteverordening toch niet uitblijven. Hoe moeten de bedrijven, die met vrij veel wilde haver zitten de moeilijkhe den. die een Gemeenteverordening be tekent, opvangen? In de eerste plaats willen we wijzen op de samenstelling van het bouwplan. Bestrijding van wilde haver in bieten en aardappelen geeft betrekkelijk wei nig moeilijkheden. Worden percelen met veel van dit onkruid in gras gelegd, dan hebben we in ieder geval in de ja ren, dat de grond in gras ligt geen moeilijkheden. We moeten er echter niet op rekenen, dat de bezwaren na een paar jaar graslandgebruik verdwe nen zijn. Bij verbouw van granen zijn de moei lijkheden het grootst. Sinds enkele ja ren zijn er echter chemische onkruid bestrijdingsmiddelen, die een groot ge deelte van de wilde haver opruimen. Wij hoorden in 1965 gevallen noemen, waarbij door een chemische bestrijding 90% van de wilde haver opgeruimd werd. Weliswaar moet de overige 10% dan nog door plukken verwijderd wor den, maar dit is dan ook te doen. Hoe men het doen wil. ligt voor ieder persoonlijk. Laat men er echter rekening mee houden, dat de tijd, waarin men de bestrijding van. dit onkruid rustig kon laten slieren binnen niet al te lange tijd voorbij is. DE KLEINE BEDRIJVEN Het vraagstuk van de kleine bedrij ven blijft de pennen en de menden be zig houden. Daarbij komt het telkens voor, dat aan de hand van een bedrijfs economische boekhouding van een klein bedrijf wordt aangetoond, dat het met de resultaten nog al meevalt. En inder daad zijn ook ons wel gevallen bekend, waarbij een klein bedrijf met een goed financieel resultaat uit de bus komt. Nu moeten we naar ik meen dit niet vergeten. Ook voor het vraagstuk van de kleine bedrijven geldt de uitspraak, dat regeren vooruitzien is. Het gaat er niet alleen om, dat er op het moment nog en goed inkomen wordt gehaald, maar dat dit ook in de toekomst het geval zal zijn. Daarbij moet dit worden bedacht. We moeten er mee rekenen, dat het loon en het inkomen van andere be volkingsgroepen nog wel even zal blijven stijgen. Dat betekent tevens, dat de kosten van levensonderhoud hoger zullen worden. Als het goed is, zal het boereninkomen hierjnee gelijke tred moeten houden. Verder is er dit We mogen niet aannemen, dat de bedragen, die er per koe, per schaap en per hec tare bouwland voor de boer overblijven, veel zullen stijgen. Als dat zo is, is ver hoging van het boereninkomen dus alleen te bereiken door meer koeien, meer schapen en meer hectaren bouw land per man. Op grotere bedrijven kan dit worden opgevangen door het werk te gaan doen met minder arbeidskrachten. Op het kleine bedrijf is dit niet mogelijk, omdat het aantal arbeidskrachten reeds minimaal is, nl. één. Tot op zekere hoogte kan een uit breiding van het bedrijf ook worden verkregen door intensivering. Een be tere bemesting geeft de mogelijkheid van meer koeien en meer schapen per bunder. Er komt echter een tijd, dat we hiermee tegen het plafond zitten. Ik ben er van overtuigd, dat een aantal boeren op bedrijven met plm. 15 ha. grond dit plafond nog niet heeft be reikt. Voor hen zal het zaak zijn de vergroting van het bedrijf in de eerste plaats in deze richting te zoeken. We moeten er echter rekening mee houden, dat heel veel bedrijven met 15 hectare of minder grond in de toekomst voor het. feit zullen komen te staan, dat het vasthouden aan het zelfde bedrijfs- type betekent, dat het inkomen achter gaat lopen bij dat van andere bevol kingsgroepen. Wij menen, dat dit één van de oorzaken is, dat in diverse delen van ons land de jonge boeren er geen licht meer in zien en niet bereid zijn vader op te volgen. Ze kiezen een ander beroep. Er zijn er ook, die het anders doen. Vooral in het zuiden van ons land heb ben diverse bedrijven de uitbreiding ge zocht in de richting van pluimvee houderij of varkenshouderij. Hiervoor heeft men immers praktisch geen grond nodig. Tot op zekere hoogte is dit een mogelijkheid. Ik meen echter te moeten zeggen, dat pluimveehouderij en var kenshouderij gerekend moeten worden tot de vrij kwetsbare bedrijfstakken. Het verleden heeft dat voldoende be wezen. Op Texel zijn er gevallen, waarbij het bezwaar van een te klein bedrijf wordt opgeheven door op een gedeelte van de grond bloembollen te gaan verbouwen. Zo lang in deze sector brood te verdie nen -is, is dit een heel goede mogelijk heid. Het gaat er ons niet om de onderne mer op het kit ine bedrijf onrustig te maken. Als men zich door het feit. dat men op het moment nog een aanvaard baar inkomen weet te halen, maar niet in slaap laat sussen. Er zal in de toe komst zeker meer van de bedrijven worden gevraagd. En we menen, dat het goed is daarmee nu al rekening te houden. Vooral ook, omdat het defini tieve einde van de ruilverkaveling zal betekenen, dat de kosten hoger worden. Als men geen kans ziet dit op te vangen door verhoging van de opbrengsten, komt U scheef te zitten 156. Nu duurde het niet lang meer of brigadier Piet en Karei Kleuntjes la gen in een lekkere warme ziekenkamer in het groothertogelijk hospitaal te Ottöburg. Op het plaatje is trouwens duidelijk te zien hoeveel zorg er door kundige verpleegsters aan de twee herstellenden werd besteed. Maar zel den werd er zo nauwkeurig acht gege ven op het temperatuursverloop Men lette bijvoorbeeld maar eens op de ern stige blikken, waarmee de verpleegster geruststelling van de te meten patiënt. Brigadier Piet lag met vragende ogen en een ijsblaas op zijn hoofd naar het kundige zustertje te kijken en vroeg: „Waar ben ik eigenlijk?" „In het hospitaal te Ottoburg", ant woordde ze, „En wacht nou maar eens af wie er vanmiddag allemaal bij je komen. Dat zal me een pret geven!" het speciale termometertje betuurt. dat zij altijd bij zich draagt ter innerlijke Natuurlijk begreep Piet wel zo'n beetje wie er op bezoek zouden komen, maar dat bijna het hele leger van Sla- vonië zich zou presenteren, had hij toch niet verwacht. Kapitein Fritzl von Köpenick liep voorop en had een bos 'bloemen bij zich 'en een levensgrote doos. Iedereen had eigenlijk een ca deautje bij zich en Piet moest wel tien keer het hele verhaal van zijn vlucht vertellen. „Haha!" lachte inspecteur Von Don- nerwetter luidruchtig, „Dat muisje zal wel een staartje hebben! Er komt een politiek incident van, wat ik je brom! Die maccaronihappers zuilen wel uitle vering vragen of zoiets! Maar van mij kunnen ze berg op! Jullie uitleveren dat nooit!" „Nóóit!!" brulden toen de soldaten, „We staan er met ons leven borg voor!" Hei wagcnimiseuni te De >Vaal: te klein behuisd. rijtuigen wisten. Er ontspon zich dan een aardig praatje van enthousiasten- onder-elkaar. Vooral dit soort ontmoe tingen heeft Zandstra een opmerkelijke kennis bezorgd van wagens, paarden, koetsiers en alles wat er mee te maken heeft. Als men tenminste in aanmer king neemt, dat hij er nog maar korte tijd bij betrokken is. Geen ruimte Over één ding is onze zegsman som ber gestemd „Onze collectie kan niet worden uitgebreid. We hebben ruimte tekort", zegt hij met spijt. De schuur staat vol. stampvol. Dat is al verkeerd, want je moet goed om elk rijtuig kun nen lopen om het van alle kanten te be kijken. We moeten uitbreiden maar mogelijkheden zijn er waarschijnlijk niet. Achter de schuur is nog een klein stuk grond. Mogelijk dat daar nog eens een soort afdak kan worden gemaakt, waar nog iets onder kan staan. In de open lucht mag beslist niet. Dan zou den de wagens gauw ten onder gaan en dat is nu juist wat het wagenmuseum wil voorkomen". Waar nog wél plaats voor is in het wagenmuseum; allerlei kleine voor werpen, die betrekking hebben op kar ren en rijtuigen, zoals tuig, lantaarns, onderhoudsmiddelen, maar ook schilde rijen, foto's en tekeningen, waarop wa gens of paarden staan afgebeeld. Wil men de betreffende voorwerpen niet afstaan, dan is in bruikleen geven ook prachtig. Even een seintje aan het be stuur van de paardensportvereniging tel. (02223) 465 of 204. en men komt even bij U langs. Probleem Een ander probleem is het ontbreken van een terras, café, uitspanning of iets dergelijks in De Waal. Zandstra heeft ervaren, dat zeker een kwart van de bezoekers na afloop bij hem vraagt naar 'n gelegenheid waar men iets kan eten of drinken. Als het toerisme in De Waal werkelijk wil bloeien, moeten der gelijke faciliteiten wel geschapen wor den. hóe mooi het dorp zónder derge lijke „tenten" cok is. Het aantal bezoe kers van het wagenmuseum zou er stellig door stijgen, want van De Waal zou spoedig bekend zijn. dat er iets „te doen" was. Er zou een gunstige wissel werking ontstaan, waarbij ook andere bij het toerisme belang hebbende on dernemingen betrokken zouden kunnen zijn. Het dorpje zou zich kunnen ont wikkelen tot een toeristenoord met een geheel eigen sfeer. Wat er voor nodig is, is initiatief. FEUILLETON door Gré de Boer 10. Hij haalde zijn schouders op. „Dan heb ik pech gehad. Het gaat om die vrachtwagen van Singels, zie je? De heren vinden de kosten nog te hoog". „U zou ze kunnen adviseren het zelf eens te proberen", opperde het meisje. Hij keek door de half duistere gara ge. „Ja, dat is een idee. Ze zouden zich afvragen of ik plotseling een tik van de molen gekregen heb". „Kom, kom, ze moeten maar eens wat meer vertrouwen hebben in hun beste expert". Hij boog. „Dank je, Jos. Wie zegt dat? Sinterklaas?" „Meneer Kamphuis. Als hij weet, dat u komt, zegt hijDaar zal niet veel aan te versieren zijn. Iiartog is zelf een halve monteur". „Ik ben in het vak geweest, dat is hem bekend", gaf Huib toe. „Nou, dan ga ik eerst maar ergens anders heen. Dus ehje bent in staat om op jezelf te passen?" voegde hij er ondeugend aan toe. „Zeer beslist, meneer Hartog. Ik zou u niet aanraden de proef op de som te nemen". „Dat klinkt als een dreigement". Hij haalde een pakje sigaretten te voor schijn en bood het meisje er een aan. Hij gaf haar vuur en toen ze beiden rookten, vervolgde hij: „Hoewel...." Opeens ging hij rechtop staan, keek met grote ogen naar het meisje en dacht na. „Wat is er, meneer Hartog? Ziet U opeens spoken?" „Nee, kind, jij brengt me op een idee. Jij kunt me helpen, zie je?" „Ik u helpen? Waarmee?" Hij dacht opnieuw na. „Ach nee, dat wordt natuurlijk niets. Sorry, ik had plotseling een kolder-ingeving, zie je? Vergeet het maar". Hij keek naar zijn hoed en greep die. Maar het meisje vroeg: „Was ik het, die u op dat kolder-idee bracht?" Huib Haitog grinnikte luid. „Die Jos bijdehand ben je. Nee, dat gaat niet". Hij schudde zijn hoofd. „Ik rooi dat niet meer". Ze keek hem met grote ogen aan. „Waar hebt u het eigenlijk over?" „Iets heel zots schoot me plotseling te binnen". „U maakt me nieuwsgierig, meneer Hartog. Of ik het. Hij ging weer op de rand van het bureau zitten. Terwijl hij aan zijn siga ret trok, begon hij: „Een paar weken geleden was ik vijfentwintig jaar ge trouwd". Ze knikte. „Ik weet het. Meneer Kamphuis heeft, als ik me niet vergis, een bloemetje gestuurd". „Klopt. Nou, we hadden een leuke bruiloft, een denderend feest. Hoe gaat dat? We deden spelletjes en ik had nogal schik met een paar leuke jonge- meiden. Sorry.je begrijpt wel. wat ik bedoel, een knap nichtje, een buur vrouw. Tijdens de spelletjes dan. Ik denk, dat mijn broer Klaas en ook mijn buurman Van Oorschot een tikkeltje ja loers waren. Enfin, om een lang ver haal kort te maken. Huib vertelde van zijn bluf, met als resultaat, dat de anderen hem uitge daagd hadden. „En. ik heb gezegd, dat ik het voor elkaar zou krijgen om een avondje uit te gaan met een aardig meisje, vóór 8 juni. O, niets bijzonders natuurlijk.... heel degelijk.... ergens wat drinken en een bioscoopje. Meer niet natuurlijk. Als ik dat voor elkaar krijg, win ik het. En hoef ik geen vier flessen drank voor hen te kopen. Inter gendeel, dan krijg ik ze van hen. Nu kan me die vier flessen niets schelen, zie je? Daar zal ik geen boterham min der om eten. Maar ik gun het ze niet. en het is ook een kwestie van prestige geworden onderhand. Eigenlijk was ik de hele zaak al vergeten, maar een paar dagen geleden herinnerde die buurman me er aan. Och. ik beschouw de het als een grapje, meer niet. Maar nu blijkt, dat hij en mijn broer het se rieus opvatten, dus zal ik wel moeten dokken". Ze had met aandacht geluisterd en langzaam kwam er een glimlach om haar gezicht. „Waarom doet u het dan niet, meneer Hartog?" Hij keek haar verrast aan. „Wat? Die flessen cadeau geven?" „Natuurlijk niet. U niet laten kennen. Uitgaan. Met een meisje. Uw woorden waar maken. Bewijzen, dat het geen bluf was, maar dat u er best toe in staat bent. Is dal zo'n heksentoer?" Hij knikte zuchtend en kneep zijn sigaret uit. „Juist, Jos, dat is het inder daad. Ga nou, ik ben vierenveertig. Ze zullen me zien aankomen". Ze troostte. „U kunt anders nog best met uzelf voor de dag komen. Toen meneer Kamphuis een paar weken ge leden vertelde, dat u uw zilveren brui loft ging vieren, wiude ik het eerst niet geloven. „Die Jos. Maar ik vind het erf lief van je". „Echt waar, meneer Hartog". Hij keek haar verwonderd aan. „Hoe oud schat je me?" Ze haalde haar schouders op. „Ik weet nu, dat ir vierenveertig bent. dus u trouwde al met uw negentiende jaar". „Klopt". „Maar ik dacht tot voor kort: een jaar of vijfendertig". Hij boog lachend. „Dank je, jonge dame. Maar je geeft me te veel eer". Ze keek op het bureaublad. „Maar als ik u was, ik liet me vast niet kennen". „Dat kun jij gemakkelijk zeggen, Jo- sefien. Jij bent geen vierenveertig". „Zo bent u gauw klaar. De weg van de minste weerstand is natuurlijk ge- makkeijk. nietwaar?" Hij draaide zich geheel naar haar toe. „Luister jij eens, jongedame, die gok laten we het zo maar eens noemen, was natuurlijk dwaasheid. We hadden mis schien een beetje te veel gedronken en een mens wordt dan gauw overmoedig. Zodra je zoiets een paar dagen later nuchter bekijkt, bezie je het heel an ders". Ze dacht na. „U kunt natuurlijk pre cies vertellen, 'hoe de vork in de steel zit". „Kind, ze lachen me allemaal uit". „Iemand, die gevoel voor humor heeft en een zekere sportiviteit, zal dat niet doen". Hij keek haar geruime tijd aan. „Zeg, Josefientje, je brengt me op een idee. Tanden blank-Adem fris Onbetwist de beste tandpasta Heb jij gevoel voor humor en bezit jij voldoende sportiviteit om een avondje met me uit te gaan7 Me te helpen die gok te winnen?" Hij zag haar verbleken en instinct matig schoof ze een eindje bij hem van daan. Meteen sprong hij van het bureau en liep naar de deur. „Zie je wel? Dat is nu theorie en praktijk. Je hebt goeie ideeën, maar je past er wel voor ze zelf uit te voeren. En zoals jij reageert, zal ieder meisje, die ik het vraag, reageren. Het geeft niks. hoor. Vergeet het maar. Nee, dit gijntje verlies ik". Ze keek hem nadenkend aan en steunde met haar arm op het bureau blad. „Wat is precies de bedoeling, me neer Hartog? Men zal toch op de een of andere manier moeten controleren, dat u ergens met dat meisje zit. Het zij in de bioscoop of in een restaurant. „Natuurlijk". „Nou, hoe dan?" „O, daar heb ik eigenlijk helemaal niet over nagedacht. Wel, ik zou een bepaald restaurant kunnen noemen, niet? En zeggen: we gaan om zo laat naar die en die bioscoop en na afloop van de voorstelling gaan we daar of daar nog wat eten en tenslotte breng ik de jongedame weer naar huis" „Waar zoudt u heen willen gaan?" „O, Zwolle bijvoorbeeld. Of Apel doorn". (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1966 | | pagina 5