Texel en de gemiddelde inkomens (II) IVOROL ITTuiSii IET GEHEIM VAN VUU1UU W JUNI m mum 32|ïT2»f®| onverwachte uitkomst Lessen uit de praktijk yEEDE BLAD TEXELSE COURANT BESCHERMT f-y^BRUINT k SNÉL een vorige beschouwing in ons id van 25 maart '66 werd aandacht teed aan de verschillen tussen de ge enten in gemiddelde inkomens per voner. Daaruit viel al enigszins op te ken, welke bedrijfscategoriën die -schillen in het bijzonder veroorzaak- u Wij meenden toen te mogen con- deren, dat het achterblijven van het ;omen op Texel bij o.a. de Wadden- anden vnl. op rekening van de &else landbouw geschreven moest •rden. Inmiddels hebben wy de be- tikking gekregen over cijfers omtrent tomens per bedrijfsklassc, zodat een dere analyse mogelijk is. 1950 - 1960 £erst zullen wij enige aandacht be den aan de veranderingen, die de itste 10 jaar (1950 - I960] op Texel 3'ben plaatsgehad. 1950 kwam op Texel 46,2% van t totale inkomen uit de sector land- uw en visserij. Tot 1955 komt hier iar weinig verandering in. In dat jaar nl. het aandeel 45,6%. In de daarop lgende 5 jaar, dus tot I960, komt de )te achteruitgang tot 35,3%. Welke drijfstakken hebben nu in dezelfde riode hun aandeel zien toenemen? In eerste plaats moet dan gedacht wor- n aan de sector van het toerisme. De >eihjkheid is echter, dat de sector ?risme statistisch welhaast ongnjp- ar is waar het gaat om de ïnkomens- rming. De bedrijfscategorie ver- ers-, opslag- en communicatiebedrij- n, waartoe ook gerekend worden ho- restaurants, café's, pensions enz., ïvat het merendeel van wat wij zou- n kunnen noemen de toeristenbedrij- n. Vanzelfsprekend is het inkomen t in de vervoersbedrijven gevormd >rdt niet uitsluitend afkomstig uit het erisme. Ook de eigen bevolking moet n goederen voorzien worden en reist ien en weer. Het blijkt echter dat tus- n 1950 en 1960 het aandeel van deze tegorie van bedrijven in het totale komen van 1950 tot 1955 vrijwel niet randert (1950 8,2%, 1955 8,8%), doch n 1955 tot 1960 achteruitloopt tot J%. In 1960 is de betekenis van het erisme t.o.v. de overige takken van staan dus nog niet zo groot als wij ans (1966), afgaande op onze indruk- menen te kunnen concluderen. De fers, die t.a.v. de huidige situatie rst over een paar jaar beschikbaar >men, zullen uitwijzen of onze veron- srstelling juist is. Sedert 1955 gingen landbouw en vis- :rij en „toerisme" wat betreft hun aan- ;el in het totale inkomen dus achter- t met plm. 13%. Deze 13% zijn ten goede gekomen tn het aandeel van bouwnijverheid, .e van 8,0% in 1950, via 9,7% in 1955, 1960 12,9% van het totale Texelse komen opeiste. In het bijzonder ging dienstensector vooruit. In 1950 nog echts 8,6% van het totaal, in 1955 •eds 10,2% en in 1960 niet minder dan i,8%. Tot de dienstverlenende sector ;horen de categonën: overheid, vrije ïroepen, onderwijs, godsdienst en x>r zover nog aanwezig huiselijke ensten. Ook het aandeel van de gepensioneer- ïn is toegenomen. Van 1950 tot 1955 lalde het merkwaardigerwijs van 7,4 >t 5,4%, daarna steeg het weer tot 9%. Betrekkelijk stabiel bleef de roep handel (winkels e.d.), bank- en •rzekeringswezen. Spectaculair is dus verschuiving in de dienstensector weest. jj In andere delen van Noodrholland is t aandeel van de dienstensector ook egenomen, maar nergens in die mate s op Texel. Was er dan op Texel een hterstand in te halen? Of is onder .vloed van het toerisme de omvang het niveau van de dienstverlening er sterker gestegen dan bij een zelfde ■volkingsaantal zonder toerisme nor- aal zou zijn geweest? Het lijkt nog te vroeg hierop een definitief antwoord te geven. Wclstandsgrens In onze vorige beschouwing werd voor het jaar 1960 als weistandsgrens aangehouden een inkomen beneden 7450,Gaan wij in dit opzicht de situatie per bedrijfscategorie na, dan blijken er wel enige verschillen te be staan. Voor alle te onderscheiden cate- goriën samen valt gemiddeld 83,5% van de aangeslagenen beneden de grens. Het ongunstigst is vanzelfsprekend de si tuatie bi] de gepensioneerden. Van hen valt 96,0% beneden die grens. Daarna komen de nijverheid met 87,9%, de bouwnijverheid met 86,8% en de hier voor al uitvoerig besproken categorie vervoers-, opslag- en communicatiebe drijven met 85,3%. Beneden het gemiddelde van 83,5%, dus in een gunstiger situatie verkeren de sectoren dienstenverlening met 80,7%, handel-, bank- en verzekerings wezen met 80,4% en tenslotte land bouw en visserij, waar slechts 79% be neden de weistandsgrens valt. In deze sectoren zijn dus naar verhouding meer aangeslagenen met een inkomen dat 'boven de weistandsgrens uitgaat. Friese Waddeneilanden Wij constateren reeds dat de laatste jaren op de Friese Waddeneilanden het gemiddelde inkomen per aangeslagene (en per inwoner) hoger ligt dan op Texel. In het volgende staatje stellen wij de gemiddelde inkomens per aange slagenen naast elkaar. Wij vermelden bovendien het percentage aangeslage nen per bedrijfscategorie: (Resp. gemiddeld inkomen en percen tage aangeslagenen per bedrijfscate gorie). Texel Friese eil. Landbouw en visserij 5989 30,7 6253 14,2 Delfstoffen 5333 0,1 3571 0,2 Nijverheid 4643 6,6 4829 6,4 Bouwnijv. 5492 12,3 5187 9,6 Electr., gas 5467 0,7 6966 0,8 Handel enz. 5154 12,4 6078 8,5 Vervoer, enz. 5827 5,4 6541 13,2 Dienstverlen. 5032 19,5 4983 24,8 Gepension. 3339 12,7 4153 22,3 Onbekend 333 0,1 1000 Totaal 5208 100,0 5299 100,0 5208 100,0 Van de 19 bedrijfscategoriën zijn er 7, waarin op de Friese Waddeneilanden het gemiddelde inkomen hoger ligt. La ten we de delfstoffenwinning, vanwege het geringe aantal aangeslagenen buiten beschouwing, dan blijven slechts bouw nijverheid en dienstenverlening over, waarin Texel de andere eilanden over treft. De verdeling van het aantal aange slagenen per bedrijfstak is zeer uiteen lopend. Landbouw en visserij hebben op de Friese eilanden niet veel te beteke nen. Aldaar is het aandeel van de ver voersbedrijven en de gepensioneerden aanmerkelijk groter. De relatief sterke re vertegenwoordiging van deze beide categoriën draagt in het bijzonder bij tot de verschillen tussen Texel en de Friese eilanden. Inkomen per bedrijfstak Landbouw en visserij Ondanks het feit, dat de vis duur wordt betaald, wordt er in de visserij betrekkelijk goed verdiend. In de vis serij liggen de verdiensten wellicht ho ger dan in de landbouw. De groep vis sers is echter niet zo groot De moge lijkheid bestaat niettemin dat het ge middelde inkomen in landbouw en vis serij op Texel gunstig beïnvloed wordt door de visserij Bij de vergelijking met die gebieden waar de visserij geen rol speelt, moet dus bedacht worden dat het cijfer van 5989,enigszins aan de hoge kant is. Wij hebben een aantal ge bieden gekozen die zich misschien met Texel laten vergelijken. Texel 5989,— Groninger bouwstreek 6671, Groninger weidegebied 5757, Friese weidegebied 7505, Friese bouwstreek 6469, Friese eilanden 6253, Wieringen, -meer 9814, Westfriesland 7468, West-Zeeuws-Vlaanderen 7828, Oost-Zeeuws-Vlaanderen 6670, De verschillen tussen de akkerbouw gebieden en weidegebieden zijn duide lijk. De inkomens in de akkerbouwge bieden liggen in het algemeen hoger. i(Op Texel domineert het weidebedrijf). Bouwnijverheid Het gemiddelde inkomen in de bouw nijverheid (ƒ5492,overtreft het in komen in Wieringen en Wienngermeer (ƒ5068,—). Van de 530 op Texel in de bouwnijverheid aangeslagenen verdient in 1960 56,2% 3 tot 6000 gulden. Bij alle andere categoriën is dit percentage aan merkelijk lager. Nijverheid Op Texel ontbreken tot dusverre uit gesproken industriële bedrijven. De nij verheid die er is, bestaat veeleer uit verzorgende industriële bedrijven. In deze categorie werden niettemin nog 283 personen aangeslagen. De verschil len met enkele andere gebieden zijn de volgende: Texel 4643,— Wieringen, -meer 4617, Zaanstreek 5692, IJmond 6442, Amsterdam 5682, Nieuwe Waterweg 6134, Evenals bij de bouwnijverheid ver dient (op Texel) een groot deel, nl. 42% 3 - ƒ6000,terwijl dit in het gebied van de Nieuwe Waterweg 32,9%, IJ mond 27,3% en in de Zaanstreek 41,6% is. Handel, bank- en verzekeringswezen Het gemiddelde inkomen in handel, bank- en verzekeringswezen is niet hoog. Het grote verschil met de overige Waddeneilanden constateerden wij reeds. Texel 5154,— Wieringen, -meer 5898, Groninger Bouwstreek 5210, Fries Weidegebied 5622, Westfriesland 6007, Wieringen en Wieringermeer kennen geen toerisme. Desondanks is het inko men per aangeslagene in deze sector er aanmerkelijk hoger dan op Texel. Het Texelse cijfer stemt vrijwel overeen met de Groninger Bouwstreek. Dit is een zeer welvarend landbouwgebied, zoals uit voorgaande cijfers bleek. Voor wat betreft de verzorgende handelsbe drijven is dit gebied in sterke mate op Groningen georiënteerd. Een goed ge outilleerde middenstand ontbreekt er. Bij de verdeling van de inkomens is op Texel opvallend het grote aantal aangeslagenen beneden ƒ3000,nl. 39,7%. Een inkomen boven ƒ9000,ge niet 15% van de aangeslagenen, hetgeen iets meer is dan gemiddelde voor alle bedrijfscategoriën geldt. Vervoersbedrijven enz. De meeste direct op het toerisme in gestelde bedrijven behoren tot deze categorie. Het gemiddelde inkomen ligt iets beneden landbouw en visserij, doch overtreft alle overige categoriën in be langrijke mate. Het achterblijven met de andere Waddeneilanden werd reeds geconstateerd. Hier volgen nog enige cijfers voor enkele andere gebieden Texel 5827, Westfriesland 5786, Zaanstreek 6152, Haarlem 5844, IJmond 6952, Dienstverlening Evenals bij handel enz. zien wij bij de sector dienstverlening een betrekkelijk groot aantal aangeslagenen met een in komen beneden ƒ3000,(nl. 38,9%). ((Bij de gepensioneerden heeft 55% nog geen inkomen van ƒ3000,Daarente gen zijn de inkomens van ƒ9 - ƒ12 000 (8,5%) sterker vertegenwoordigd dan elders. Het aandeel met een inkomen van ƒ12 - ƒ20.000,(4.4%) blijft achter bij vervoersbedrijven (4,6%), handel enz. (5,9%), bouwnijverheid (5,8%) en in het bijzonder bij landbouw en visserij ((6,7%). Vorenstaande beschouwing over de inkomens per bedrijfscategorie kon niets anders dan betrekkelijk fragmen tarisch zijn. Wellicht is het mogelijk als t.z.t. wederom gedetailleerde cijfers ter beschikking komen hier omtrent een na dere studie te maken. Wij moeten echter al blij zijn dat het C.B.S. voor het jaar 1960 zo'n vergaande uitsplitsing heeft willen maken dat althans enig inzicht omtrent de verschillen per bedrijfsca tegorie in de diverse gebieden van ons land verkregen kon worden. fjsE /h MUHMHHHS Wat niemand aan het eind van de vorige week durfde hopen is gebeurd. Het heeft geregend! En het was geen „mondjesmaat", maar een overvloed, die aan de zorg van de agrariërs over de droogte op dit moment opeens een eind heeft gemaakt. Toen ik ruim één dag voordat de re gen kwam met één van onze Texelse bouwboeren door een veld aardappelen liep, merkte deze op: „Dit gewas heeft op het moment nergens anders behoefte aan als aan 30 mm. water." Daar had hij gelijk in. Het gewas stond er gloed voor, maar de hardgroene kleur toonde aan, dat de grootste groei er uit was en dat deze niet meer op gang zou komen voordat de grond flink nat werd. Maar het verlangen van het bouw- boer naar een hoeveelheid van 30 mm. leek mij op dat ogenblik een niet te vervullen wens. Nog geen twee dagen later was aan die wens royaal voldaan. Er is een vrij groot verschil tussen de hoeveelheid, die uit de regenmeters, die op Texel op veel boerenbedrijven aanwezig zijn, kon worden afgetapt. Maar de kleinste hoeveelheid, die we hoorden noemen, ligt nog op 30 mm. Er waren ook plaatsen, waar in dit weekend op ons eiland ruim 50 mm. water is gevallen. Het is werkelijk niet te veel gezegd als we deze overvloedige regen een onverwachte uitkomst noemen. Door de regen overvallen Hierboven noemde ik de regen van het weekend een onverwachte uitkomst. Er is echter ook reden om te zeggen, dat een flink aantal boeren door de regen overvallen is. Ik denk dan aan de veehouders, die in de tien dagen, die aan bedoeld week end vooraf gingen gras voor hooiwin ning hadden gemaaid. Daar was uiter aard heel wat materiaal bij, dat ook bij toepassing van een goede werkwijze nog niet als hooi geborgen kon zijn. Maar we zijn er van overtuigd, dat er tientallen bunders lagen, die hetzij als geperst hooi, maar in ieder geval als los hooi, dat geventileerd kan worden, in de schuur had kunnen zitten. Het is toch eigenlijk een onverant woorde zaak als je op maandag 13 juni hooi op het zwad ziet liggen, dat al weg begint te groeien in het gras, terwijl we een periode van drie weken droog weer achter de rug hebben. Het was werke lijk niet eens nodig geweest dit mate riaal iedere dag tweemaal te schudden om het al enkele dagen vóór de regen als prima hooi in te schuren. Blijkbaar moeten we als landbouw- voorlichters er op blijven hameren, dat het een onverantwoorde zaak is om de periode van maaien tot het inschuren door nonchalance onnodig lang te ma ken. Verkeerde vruchtopvolging Niet-agrariërs kijken er wel eens vreemd van op, dat het nodig is om voorlichting te blijven geven. Als dit een aantal jaren gebeurd is, moet je er toch wel mee op kunnen houden. Het is niet zo'n vreemde gedachte. Weliswaar zijn er allerlei nieuwe ont wikkelingen, waarover gesproken moet worden, maar er zijn toch ook veel „oude waarheden," die iedere agrariër toch langzamerhand wel moet weten. Nogmaals, deze gedachtengang is niet zo gek. Telkens bemerken we echter, dat ook veel „oude waarheden" nog geen ge meengoed zijn. Daar heb je bijvoorbeeld de kwestie van de vruchtopvolging. Als men ergens van een „oude waarheid" kan spreken, dan is het hier wel. Op de lagere school leerden we al, dat zelfs Karei de Grote zich met deze zaak be zighield Toch is het ook in 1966 nog nodig om te wijzen op de gevaren van een onjuiste vruchtopvolging. Getuige het volgende feit. „Wil je eens naar mijn haver komen kijken. Ze stond tot voor een paar we ken goed, maar ze vliegt nu achteruit." Dat laatste bleek inderdaad het geval te zijn. Op het grootste gedeelte van het perceel een gewas, dat nog geen 10 cm. hoog was met een zeer lichte kleur van het blad. waarvan de punten rood wa ren. Een typisch beeld van havermoe- heid ofwel aantasting van het haver- cystenaaltje. De achtergrond? Vrij lichte zandgrond. In 1964 haver. In 1965 zomergerst, in 1966 weer haver. Ja, dat gaat echt niet! De rubriek voor Landbouw en Veeteelt wordt toch vast niet zo goed gelezen als ik hoopte en ook wel eens dacht. Stikstof bij droog weer Ook hier had ik het kopje: „Door de regen overvallen" weer kunnen gebrui ken. Want er zijn weer heel wat vee houders geweest, die de stikstof de afgelopen weken rustig in de zak lieten zitten. „Het geeft met dat droge weer immers toch niets." Ze vonden het ver standiger om te wachten totdat het weer veranderde. Gelukkig zijn er ook anderen geweest. Een paar van hen belde ons de vorige week nog op. Hun vraag was; „Moet je als je „kaal" land hebt liggen nu even goed toch stikstof strooien." Ik kan U wel zeggen, dat mijn antwoord zeer po sitief was „Natuurlijk doorgaan!" Of ik er op rekende, dat ze op zo korte ter mijn resultaat zouden hebben van de stikstofbemesting? Ik ben net zo min als alle Texelaars een weerprofeet. Maar uit ervaring weet ik wel, dat er zo maar op het onverwachts een bui kan vallen. En de veehouder, die er dan de stikstof op heeft liggen is een stuk voor bij de collega, die het nog in de zak heeft. Ik heb het vei moeden, dat de schrij ver van het boek Spreuken ook al iets gezien heeft van de boeren, die door gaan en zij, die het afwachten. Hij schreef nl.: „Die op de wind let zal niet zaaien en die op de regen ziet zal niet oogsten" Of met andere woorden: „Je moet ook als boer maar gewoon door gaan. VERLOTING BEATRIXSCHOOL Op de volgende nummers zijn prijzen gevallen: 23, 39, 62, 68 70, 122, 139, 140, 143, 150, 168, 189, 190, 193, 228, 289, 300, 307, 317, 322, 343, 393, 421, 470, 475, 487, 491, 508, 512, 573, 578, 587, 603, 607, 612, 617, 668, 684, 689. 696, 710, 711, 715, 720, 731, 740, 777, 778, 789. 818, 848, 864, 885, 908, 941, 1029, 1041, 1069, 1074, 1082, 1089, 1092, 1095, 1139, 1155, 1202, 1203, 1217, 1250, 1256, 1263, 1280, 1312, 1329, 1377, 1390, 1400, 1419, 1433, 1437, 1492, 1521 1525, 1545, 1547, 1550, 1557, 1594, 1597, 1600, 1601, 1612, 1621, 1638, 1665, 1669, 1674, 1691, 1700, 1718, 1728, 1731, 1770, 1800, 1809, 1831, 1851, 1872, 1875, 1896, 1906, 1915, 1958, 1983, 1993, 1994, 2019. De prijsjes kunnen worden afgehaald tijdens de schooluren in de school en bij de leerlingen. Agatha Christie DE BLAUWE TREIN Ondanks rijn onverschilligheid had let gesprek met zijn schoonvader meer druk op hem gemaakt dan hij zichzelf ilde bekennen. Na de lunch ging hij aar de weelderige flat waar de dame oonde, die bekend stond onder de aam Mirelle. Hij werd binnengelaten in de grote, 'osters ingerichte kamer, die hij zo [oed kende Mirelle lag op de divan, tmringd door een ontelbaar aantal kus- ns, alle in verschillende tinten amber, lijkbaar om te harmoniëren met het ►kergeel van haar gezicht. De danseres as een prachtig gebouwde vrouw, en loewel haar giezicht onder het gele mas- :er iets wilds had, bezat het toch ook eigenaardige bekoring, en haar •ranje lippen glimlachten Derek nodend 'gen. Hij kuste haar en viel neer in een toel. „Zeker net opgestaan?" De oranje mond verbreedde zich tot feen glimlach. 1 „Neen," sprak de danseres. „Ik ben j&an het werk geweest. Ambrose is hier eweest. Hij heeft me zijn nieuwe opera oorgespeeld." Ze wees met een lange, •leke hand naar de piano, waarop een Stapel muziek lag. Kettering knikte zonder veel belang stelling. Claude Ambrose en zijn opera- Ibewerking van Peer Gynt lieten hem jyolkomen koud. Het enige trouwens wat Mirelle daarvan interesseerde was de unieke kans om de rol van Anitra te spelen. „Het is een prachtige dans," mom pelde ze. „Ik zal er al de hartstocht van de woestijn in leggen. Ik zal dansen, be laden met parelen o ja, mon ami, tus sen twee haakjes, ik zag gisteren in Bond Street een pracht van een zwarte parel." Ze keek hem smekend aan. „Beste kind," zei Kettering, „praat me met van zwarte iparels. Wat mij be treft is dat afgelopen." Ze reageerde onmiddellijk op zijn toon. Met grote wijd geopende ogen keek ze hem aan. „Wat zeg je daar, Derek? Wat is er gebeurd?" „Mijn geachte schoonpapa," zei Kettering, „denkt erover er een eind aan te maken." „Wat?" „Met andere woorden: hij wil dat Ruth van me zal scheiden." „Wat een dwaasheid!" zei Mirelle. „Waarom zou zij van je scheiden?" Derek Kettering meesmuilde. „Voornamelijk om jou, chérie!" zei hij Mirelle haalde de schouders op. „Dat is nonsens," verklaarde ze op zakelijke toon. „Grote nonsens," stemde Derek toe. „En wat denk jij nu te doen?" vroeg Mirelle. „Beste kind, wat kan ik doen? Aan de ene kant een man met ongelimiteerd kapitaal; aan de andere kant een man met ongelimiteerde schulden. Ik heb eenvoudig niets te willen." „Het zijn vreemde mensen, die Ame rikanen," zei Mirelle. Derek ging voor haar staan en nam haar beide handen in de zijne. „Zul jij me in de steek laten?" „Wat bedoel je? Als „Ja," zei Kettering. „Als de schuld eisers als gieren op het aas afkomen. Ik houd heel, heel veel van je, Mirelle. Laat je me in de steek?" Ze trok haar handen weg. „Je weet dat ik je aanbid" Hij hoorde de aanzeling in haar stem. „Precies zoals ik dacht. De ratten ver laten het zinkende schip." „Maar Derek!" „Zeg het maar eerlijk," zei hij heftig. „Je laat me lopen, niet waar?" Ze trok de schouders op. „Ik houd dolveel van je, Derek. Wer kelijk, mon ami, ik houd van je. Je bent heel lief een beau gargon, maar ce n'est pas pratique." „Je bent een luxe-paardje, niet waar? Is het dat wat je wilde zeggen?" „Als je het zo wilt uitleggen." Hij ging naar het raam en bleef een poos naar buiten kijken, met zijn rug naar haar toe. „Waar denk je aan, mon ami?" Hij keek haar over zijn schouder aan. „Zo maar ik dacht aan een vrouw." „Aan een vrouw?" Dit was een onderwerp dat Mirelle begreep en daarom was ze er dadelijk bij. „O, je hoeft niet bezorgd te zijn; het is een dame met grijze ogen, die ik in de gang van het Savoy-hotel tegen het lijf liep." „En wat zei ze wel?" „Zover ik me herinner, zei ik: „Par don" en zei rij: „Het hindert niets" of iets van die aard." „En toen?" „Niets meer. Daarmee was het afge lopen". „Ik begrijp geen woord van al wat je zegt," zei de danseres. „Een vrouw met grijze ogen," mom pelde Derek in gedachten. „En toch zou ik haar niet graag nog eens ontmoeten." „Waarom niet?" „Ze zou me ongeluk kunnen aan brengen, zoals vrouwen gewoonlijk doen." Mirelle stond vlug op en legde een arm als een slang om zijn hals. „Je bent een dwaze jongen, Derek," fluisterde ze. „Je bent een grote dwaas. Je bent een beau gargon, maar ik nee, ik ben niet geboren voor armoede. Luister nu eens naar mij. De zaak is zo eenvoudig." Kettering antwoordde niet. De dan seres ging voort: „Je schoonvader is heel rijk, nietwaar? Bijna de rijkste man van Amerika. Een paar dagen ge leden moet hij de prachtigste robijn van de wereld gekocht hébben het Vurige Hart. Zo'n steen hoort bij een vrouw als ik. Ik houd van juwelen, Derek. O als ik eens een steen zoals het Vurige Hart kon dragen!" Ze zuchtte en werd opeens practisch. „Jij begrijpt dergelijke dingen met, Derek; je bent maar een man. Van Aldin geeft die robijn aan zijn dochter, veronderstel ik. Zij is enig kind, niet waar?" „Ja." „Dus als hij sterft, erft zij al zijn geld. En als zij eens plotseling stierf? Dan zouden al die miljoenen aan jou ko men?" „Zoals de zaken nu staan, ja. Voor zover ik weet heeft ze geen testament gemaakt." „Mijn hemel!" zei de danseres. „Als Tanden blank-Adem ffis Onbetwist de beste tandpasta zij eens stierf, wat zou dat een oplos- sing zijn." Een ogenblik zwegen beiden. Toen barstte Derek in lachen uit. Je bent buitengewoon practisch, Mi relle; en ik mag dat wel in je, maar ik ben bang dat wat je verlangt niet zal gebeuren. Mijn vrouw is buitengewoon gezond." „Wel," zei Mirelle, „er gdbeuren wei eens ongelukken." Hij keek haar scherp aan, maar gaf geen antwoord. Zij ging voort: „Maar je hebt gelijk, mon ami, we moeten niet vertrouwen op mogelijk heden. Kijk eens, lieve Derek, er moet niet meer over die scheiding gesproken worden. Je vrouw moet het idee op geven." „En als ze niet wil?" „Ik denk dat ze wel zal willen. Ze is iemand, die niet van publiciteit houdt. Er zijn een paar aardige verhaaltjes di» ze liever niet in de krant zal lezen." „Wat bedoel je?" vroeg Kettering scherp. „Parbleu! Ik bedoel de meneer die zich graaf de la Roche noemt. Ik weet alles van hem af. Ik ben een Parisienne, zoals je weet. Hij was haar minnaar vóór ze trouwde, niet waar?" Kettering pakte haar bij de schouders „Dat is een vervloekte leugen," zei hij, „en bedenk alsjeblieft dat je tenslotte over mijn vrouw spreekt." Mirelle matigde zich een beetje. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1966 | | pagina 5