Texel en de gemiddelde inkomens (II)
IVOROL
ITTuiSii
IET GEHEIM VAN
VUU1UU W JUNI m
mum
32|ïT2»f®|
onverwachte uitkomst Lessen uit de praktijk
yEEDE BLAD
TEXELSE COURANT
BESCHERMT
f-y^BRUINT
k SNÉL
een vorige beschouwing in ons
id van 25 maart '66 werd aandacht
teed aan de verschillen tussen de ge
enten in gemiddelde inkomens per
voner. Daaruit viel al enigszins op te
ken, welke bedrijfscategoriën die
-schillen in het bijzonder veroorzaak-
u Wij meenden toen te mogen con-
deren, dat het achterblijven van het
;omen op Texel bij o.a. de Wadden-
anden vnl. op rekening van de
&else landbouw geschreven moest
•rden. Inmiddels hebben wy de be-
tikking gekregen over cijfers omtrent
tomens per bedrijfsklassc, zodat een
dere analyse mogelijk is.
1950 - 1960
£erst zullen wij enige aandacht be
den aan de veranderingen, die de
itste 10 jaar (1950 - I960] op Texel
3'ben plaatsgehad.
1950 kwam op Texel 46,2% van
t totale inkomen uit de sector land-
uw en visserij. Tot 1955 komt hier
iar weinig verandering in. In dat jaar
nl. het aandeel 45,6%. In de daarop
lgende 5 jaar, dus tot I960, komt de
)te achteruitgang tot 35,3%. Welke
drijfstakken hebben nu in dezelfde
riode hun aandeel zien toenemen? In
eerste plaats moet dan gedacht wor-
n aan de sector van het toerisme. De
>eihjkheid is echter, dat de sector
?risme statistisch welhaast ongnjp-
ar is waar het gaat om de ïnkomens-
rming. De bedrijfscategorie ver-
ers-, opslag- en communicatiebedrij-
n, waartoe ook gerekend worden ho-
restaurants, café's, pensions enz.,
ïvat het merendeel van wat wij zou-
n kunnen noemen de toeristenbedrij-
n. Vanzelfsprekend is het inkomen
t in de vervoersbedrijven gevormd
>rdt niet uitsluitend afkomstig uit het
erisme. Ook de eigen bevolking moet
n goederen voorzien worden en reist
ien en weer. Het blijkt echter dat tus-
n 1950 en 1960 het aandeel van deze
tegorie van bedrijven in het totale
komen van 1950 tot 1955 vrijwel niet
randert (1950 8,2%, 1955 8,8%), doch
n 1955 tot 1960 achteruitloopt tot
J%. In 1960 is de betekenis van het
erisme t.o.v. de overige takken van
staan dus nog niet zo groot als wij
ans (1966), afgaande op onze indruk-
menen te kunnen concluderen. De
fers, die t.a.v. de huidige situatie
rst over een paar jaar beschikbaar
>men, zullen uitwijzen of onze veron-
srstelling juist is.
Sedert 1955 gingen landbouw en vis-
:rij en „toerisme" wat betreft hun aan-
;el in het totale inkomen dus achter-
t met plm. 13%.
Deze 13% zijn ten goede gekomen
tn het aandeel van bouwnijverheid,
.e van 8,0% in 1950, via 9,7% in 1955,
1960 12,9% van het totale Texelse
komen opeiste. In het bijzonder ging
dienstensector vooruit. In 1950 nog
echts 8,6% van het totaal, in 1955
•eds 10,2% en in 1960 niet minder dan
i,8%. Tot de dienstverlenende sector
;horen de categonën: overheid, vrije
ïroepen, onderwijs, godsdienst en
x>r zover nog aanwezig huiselijke
ensten.
Ook het aandeel van de gepensioneer-
ïn is toegenomen. Van 1950 tot 1955
lalde het merkwaardigerwijs van 7,4
>t 5,4%, daarna steeg het weer tot
9%. Betrekkelijk stabiel bleef de
roep handel (winkels e.d.), bank- en
•rzekeringswezen. Spectaculair is dus
verschuiving in de dienstensector
weest.
jj In andere delen van Noodrholland is
t aandeel van de dienstensector ook
egenomen, maar nergens in die mate
s op Texel. Was er dan op Texel een
hterstand in te halen? Of is onder
.vloed van het toerisme de omvang
het niveau van de dienstverlening
er sterker gestegen dan bij een zelfde
■volkingsaantal zonder toerisme nor-
aal zou zijn geweest? Het lijkt nog te
vroeg hierop een definitief antwoord te
geven.
Wclstandsgrens
In onze vorige beschouwing werd
voor het jaar 1960 als weistandsgrens
aangehouden een inkomen beneden
7450,Gaan wij in dit opzicht de
situatie per bedrijfscategorie na, dan
blijken er wel enige verschillen te be
staan. Voor alle te onderscheiden cate-
goriën samen valt gemiddeld 83,5% van
de aangeslagenen beneden de grens. Het
ongunstigst is vanzelfsprekend de si
tuatie bi] de gepensioneerden. Van hen
valt 96,0% beneden die grens. Daarna
komen de nijverheid met 87,9%, de
bouwnijverheid met 86,8% en de hier
voor al uitvoerig besproken categorie
vervoers-, opslag- en communicatiebe
drijven met 85,3%.
Beneden het gemiddelde van 83,5%,
dus in een gunstiger situatie verkeren
de sectoren dienstenverlening met
80,7%, handel-, bank- en verzekerings
wezen met 80,4% en tenslotte land
bouw en visserij, waar slechts 79% be
neden de weistandsgrens valt. In deze
sectoren zijn dus naar verhouding meer
aangeslagenen met een inkomen dat
'boven de weistandsgrens uitgaat.
Friese Waddeneilanden
Wij constateren reeds dat de laatste
jaren op de Friese Waddeneilanden het
gemiddelde inkomen per aangeslagene
(en per inwoner) hoger ligt dan op
Texel. In het volgende staatje stellen
wij de gemiddelde inkomens per aange
slagenen naast elkaar. Wij vermelden
bovendien het percentage aangeslage
nen per bedrijfscategorie:
(Resp. gemiddeld inkomen en percen
tage aangeslagenen per bedrijfscate
gorie).
Texel Friese eil.
Landbouw en visserij
5989 30,7 6253 14,2
Delfstoffen 5333 0,1 3571 0,2
Nijverheid 4643 6,6 4829 6,4
Bouwnijv. 5492 12,3 5187 9,6
Electr., gas 5467 0,7 6966 0,8
Handel enz. 5154 12,4 6078 8,5
Vervoer, enz. 5827 5,4 6541 13,2
Dienstverlen. 5032 19,5 4983 24,8
Gepension. 3339 12,7 4153 22,3
Onbekend 333 0,1 1000
Totaal 5208 100,0 5299 100,0
5208 100,0
Van de 19 bedrijfscategoriën zijn er
7, waarin op de Friese Waddeneilanden
het gemiddelde inkomen hoger ligt. La
ten we de delfstoffenwinning, vanwege
het geringe aantal aangeslagenen buiten
beschouwing, dan blijven slechts bouw
nijverheid en dienstenverlening over,
waarin Texel de andere eilanden over
treft.
De verdeling van het aantal aange
slagenen per bedrijfstak is zeer uiteen
lopend. Landbouw en visserij hebben op
de Friese eilanden niet veel te beteke
nen. Aldaar is het aandeel van de ver
voersbedrijven en de gepensioneerden
aanmerkelijk groter. De relatief sterke
re vertegenwoordiging van deze beide
categoriën draagt in het bijzonder bij
tot de verschillen tussen Texel en de
Friese eilanden.
Inkomen per bedrijfstak
Landbouw en visserij
Ondanks het feit, dat de vis duur
wordt betaald, wordt er in de visserij
betrekkelijk goed verdiend. In de vis
serij liggen de verdiensten wellicht ho
ger dan in de landbouw. De groep vis
sers is echter niet zo groot De moge
lijkheid bestaat niettemin dat het ge
middelde inkomen in landbouw en vis
serij op Texel gunstig beïnvloed wordt
door de visserij Bij de vergelijking met
die gebieden waar de visserij geen rol
speelt, moet dus bedacht worden dat
het cijfer van 5989,enigszins aan de
hoge kant is. Wij hebben een aantal ge
bieden gekozen die zich misschien met
Texel laten vergelijken.
Texel 5989,—
Groninger bouwstreek 6671,
Groninger weidegebied 5757,
Friese weidegebied 7505,
Friese bouwstreek 6469,
Friese eilanden 6253,
Wieringen, -meer 9814,
Westfriesland 7468,
West-Zeeuws-Vlaanderen 7828,
Oost-Zeeuws-Vlaanderen 6670,
De verschillen tussen de akkerbouw
gebieden en weidegebieden zijn duide
lijk. De inkomens in de akkerbouwge
bieden liggen in het algemeen hoger.
i(Op Texel domineert het weidebedrijf).
Bouwnijverheid
Het gemiddelde inkomen in de bouw
nijverheid (ƒ5492,overtreft het in
komen in Wieringen en Wienngermeer
(ƒ5068,—). Van de 530 op Texel in de
bouwnijverheid aangeslagenen verdient
in 1960 56,2% 3 tot 6000 gulden. Bij alle
andere categoriën is dit percentage aan
merkelijk lager.
Nijverheid
Op Texel ontbreken tot dusverre uit
gesproken industriële bedrijven. De nij
verheid die er is, bestaat veeleer uit
verzorgende industriële bedrijven. In
deze categorie werden niettemin nog
283 personen aangeslagen. De verschil
len met enkele andere gebieden zijn de
volgende:
Texel 4643,—
Wieringen, -meer 4617,
Zaanstreek 5692,
IJmond 6442,
Amsterdam 5682,
Nieuwe Waterweg 6134,
Evenals bij de bouwnijverheid ver
dient (op Texel) een groot deel, nl. 42%
3 - ƒ6000,terwijl dit in het gebied
van de Nieuwe Waterweg 32,9%, IJ
mond 27,3% en in de Zaanstreek 41,6%
is.
Handel, bank- en verzekeringswezen
Het gemiddelde inkomen in handel,
bank- en verzekeringswezen is niet
hoog. Het grote verschil met de overige
Waddeneilanden constateerden wij
reeds.
Texel 5154,—
Wieringen, -meer 5898,
Groninger Bouwstreek 5210,
Fries Weidegebied 5622,
Westfriesland 6007,
Wieringen en Wieringermeer kennen
geen toerisme. Desondanks is het inko
men per aangeslagene in deze sector er
aanmerkelijk hoger dan op Texel. Het
Texelse cijfer stemt vrijwel overeen
met de Groninger Bouwstreek. Dit is
een zeer welvarend landbouwgebied,
zoals uit voorgaande cijfers bleek. Voor
wat betreft de verzorgende handelsbe
drijven is dit gebied in sterke mate op
Groningen georiënteerd. Een goed ge
outilleerde middenstand ontbreekt er.
Bij de verdeling van de inkomens is
op Texel opvallend het grote aantal
aangeslagenen beneden ƒ3000,nl.
39,7%. Een inkomen boven ƒ9000,ge
niet 15% van de aangeslagenen, hetgeen
iets meer is dan gemiddelde voor alle
bedrijfscategoriën geldt.
Vervoersbedrijven enz.
De meeste direct op het toerisme in
gestelde bedrijven behoren tot deze
categorie. Het gemiddelde inkomen ligt
iets beneden landbouw en visserij, doch
overtreft alle overige categoriën in be
langrijke mate. Het achterblijven met
de andere Waddeneilanden werd reeds
geconstateerd. Hier volgen nog enige
cijfers voor enkele andere gebieden
Texel 5827,
Westfriesland 5786,
Zaanstreek 6152,
Haarlem 5844,
IJmond 6952,
Dienstverlening
Evenals bij handel enz. zien wij bij de
sector dienstverlening een betrekkelijk
groot aantal aangeslagenen met een in
komen beneden ƒ3000,(nl. 38,9%).
((Bij de gepensioneerden heeft 55% nog
geen inkomen van ƒ3000,Daarente
gen zijn de inkomens van ƒ9 - ƒ12 000
(8,5%) sterker vertegenwoordigd dan
elders. Het aandeel met een inkomen
van ƒ12 - ƒ20.000,(4.4%) blijft achter
bij vervoersbedrijven (4,6%), handel
enz. (5,9%), bouwnijverheid (5,8%) en in
het bijzonder bij landbouw en visserij
((6,7%).
Vorenstaande beschouwing over de
inkomens per bedrijfscategorie kon
niets anders dan betrekkelijk fragmen
tarisch zijn. Wellicht is het mogelijk als
t.z.t. wederom gedetailleerde cijfers ter
beschikking komen hier omtrent een na
dere studie te maken. Wij moeten echter
al blij zijn dat het C.B.S. voor het jaar
1960 zo'n vergaande uitsplitsing heeft
willen maken dat althans enig inzicht
omtrent de verschillen per bedrijfsca
tegorie in de diverse gebieden van ons
land verkregen kon worden.
fjsE /h
MUHMHHHS
Wat niemand aan het eind van de
vorige week durfde hopen is gebeurd.
Het heeft geregend! En het was geen
„mondjesmaat", maar een overvloed,
die aan de zorg van de agrariërs over
de droogte op dit moment opeens een
eind heeft gemaakt.
Toen ik ruim één dag voordat de re
gen kwam met één van onze Texelse
bouwboeren door een veld aardappelen
liep, merkte deze op: „Dit gewas heeft
op het moment nergens anders behoefte
aan als aan 30 mm. water." Daar had
hij gelijk in. Het gewas stond er gloed
voor, maar de hardgroene kleur toonde
aan, dat de grootste groei er uit was en
dat deze niet meer op gang zou komen
voordat de grond flink nat werd.
Maar het verlangen van het bouw-
boer naar een hoeveelheid van 30 mm.
leek mij op dat ogenblik een niet te
vervullen wens. Nog geen twee dagen
later was aan die wens royaal voldaan.
Er is een vrij groot verschil tussen
de hoeveelheid, die uit de regenmeters,
die op Texel op veel boerenbedrijven
aanwezig zijn, kon worden afgetapt.
Maar de kleinste hoeveelheid, die we
hoorden noemen, ligt nog op 30 mm.
Er waren ook plaatsen, waar in dit
weekend op ons eiland ruim 50 mm.
water is gevallen.
Het is werkelijk niet te veel gezegd
als we deze overvloedige regen een
onverwachte uitkomst noemen.
Door de regen overvallen
Hierboven noemde ik de regen van
het weekend een onverwachte uitkomst.
Er is echter ook reden om te zeggen, dat
een flink aantal boeren door de regen
overvallen is.
Ik denk dan aan de veehouders, die
in de tien dagen, die aan bedoeld week
end vooraf gingen gras voor hooiwin
ning hadden gemaaid. Daar was uiter
aard heel wat materiaal bij, dat ook bij
toepassing van een goede werkwijze
nog niet als hooi geborgen kon zijn.
Maar we zijn er van overtuigd, dat er
tientallen bunders lagen, die hetzij als
geperst hooi, maar in ieder geval als los
hooi, dat geventileerd kan worden, in
de schuur had kunnen zitten.
Het is toch eigenlijk een onverant
woorde zaak als je op maandag 13 juni
hooi op het zwad ziet liggen, dat al weg
begint te groeien in het gras, terwijl we
een periode van drie weken droog weer
achter de rug hebben. Het was werke
lijk niet eens nodig geweest dit mate
riaal iedere dag tweemaal te schudden
om het al enkele dagen vóór de regen
als prima hooi in te schuren.
Blijkbaar moeten we als landbouw-
voorlichters er op blijven hameren, dat
het een onverantwoorde zaak is om de
periode van maaien tot het inschuren
door nonchalance onnodig lang te ma
ken.
Verkeerde vruchtopvolging
Niet-agrariërs kijken er wel eens
vreemd van op, dat het nodig is om
voorlichting te blijven geven. Als dit een
aantal jaren gebeurd is, moet je er toch
wel mee op kunnen houden. Het is niet
zo'n vreemde gedachte.
Weliswaar zijn er allerlei nieuwe ont
wikkelingen, waarover gesproken moet
worden, maar er zijn toch ook veel
„oude waarheden," die iedere agrariër
toch langzamerhand wel moet weten.
Nogmaals, deze gedachtengang is niet
zo gek.
Telkens bemerken we echter, dat ook
veel „oude waarheden" nog geen ge
meengoed zijn. Daar heb je bijvoorbeeld
de kwestie van de vruchtopvolging. Als
men ergens van een „oude waarheid"
kan spreken, dan is het hier wel. Op de
lagere school leerden we al, dat zelfs
Karei de Grote zich met deze zaak be
zighield Toch is het ook in 1966 nog
nodig om te wijzen op de gevaren van
een onjuiste vruchtopvolging. Getuige
het volgende feit.
„Wil je eens naar mijn haver komen
kijken. Ze stond tot voor een paar we
ken goed, maar ze vliegt nu achteruit."
Dat laatste bleek inderdaad het geval
te zijn. Op het grootste gedeelte van het
perceel een gewas, dat nog geen 10 cm.
hoog was met een zeer lichte kleur van
het blad. waarvan de punten rood wa
ren. Een typisch beeld van havermoe-
heid ofwel aantasting van het haver-
cystenaaltje.
De achtergrond? Vrij lichte zandgrond.
In 1964 haver. In 1965 zomergerst, in
1966 weer haver. Ja, dat gaat echt niet!
De rubriek voor Landbouw en Veeteelt
wordt toch vast niet zo goed gelezen als
ik hoopte en ook wel eens dacht.
Stikstof bij droog weer
Ook hier had ik het kopje: „Door de
regen overvallen" weer kunnen gebrui
ken. Want er zijn weer heel wat vee
houders geweest, die de stikstof de
afgelopen weken rustig in de zak lieten
zitten. „Het geeft met dat droge weer
immers toch niets." Ze vonden het ver
standiger om te wachten totdat het weer
veranderde.
Gelukkig zijn er ook anderen geweest.
Een paar van hen belde ons de vorige
week nog op. Hun vraag was; „Moet je
als je „kaal" land hebt liggen nu even
goed toch stikstof strooien." Ik kan U
wel zeggen, dat mijn antwoord zeer po
sitief was „Natuurlijk doorgaan!" Of ik
er op rekende, dat ze op zo korte ter
mijn resultaat zouden hebben van de
stikstofbemesting? Ik ben net zo min
als alle Texelaars een weerprofeet.
Maar uit ervaring weet ik wel, dat er
zo maar op het onverwachts een bui
kan vallen. En de veehouder, die er dan
de stikstof op heeft liggen is een stuk
voor bij de collega, die het nog in de
zak heeft.
Ik heb het vei moeden, dat de schrij
ver van het boek Spreuken ook al iets
gezien heeft van de boeren, die door
gaan en zij, die het afwachten. Hij
schreef nl.: „Die op de wind let zal niet
zaaien en die op de regen ziet zal niet
oogsten" Of met andere woorden: „Je
moet ook als boer maar gewoon door
gaan.
VERLOTING BEATRIXSCHOOL
Op de volgende nummers zijn prijzen
gevallen:
23, 39, 62, 68 70, 122, 139, 140, 143, 150,
168, 189, 190, 193, 228, 289, 300, 307, 317,
322, 343, 393, 421, 470, 475, 487, 491, 508,
512, 573, 578, 587, 603, 607, 612, 617, 668,
684, 689. 696, 710, 711, 715, 720, 731, 740,
777, 778, 789. 818, 848, 864, 885, 908, 941,
1029, 1041, 1069, 1074, 1082, 1089, 1092,
1095, 1139, 1155, 1202, 1203, 1217, 1250,
1256, 1263, 1280, 1312, 1329, 1377, 1390,
1400, 1419, 1433, 1437, 1492, 1521 1525,
1545, 1547, 1550, 1557, 1594, 1597, 1600,
1601, 1612, 1621, 1638, 1665, 1669, 1674,
1691, 1700, 1718, 1728, 1731, 1770, 1800,
1809, 1831, 1851, 1872, 1875, 1896, 1906,
1915, 1958, 1983, 1993, 1994, 2019.
De prijsjes kunnen worden afgehaald
tijdens de schooluren in de school en bij
de leerlingen.
Agatha Christie DE BLAUWE TREIN
Ondanks rijn onverschilligheid had
let gesprek met zijn schoonvader meer
druk op hem gemaakt dan hij zichzelf
ilde bekennen. Na de lunch ging hij
aar de weelderige flat waar de dame
oonde, die bekend stond onder de
aam Mirelle.
Hij werd binnengelaten in de grote,
'osters ingerichte kamer, die hij zo
[oed kende Mirelle lag op de divan,
tmringd door een ontelbaar aantal kus-
ns, alle in verschillende tinten amber,
lijkbaar om te harmoniëren met het
►kergeel van haar gezicht. De danseres
as een prachtig gebouwde vrouw, en
loewel haar giezicht onder het gele mas-
:er iets wilds had, bezat het toch ook
eigenaardige bekoring, en haar
•ranje lippen glimlachten Derek nodend
'gen.
Hij kuste haar en viel neer in een
toel.
„Zeker net opgestaan?"
De oranje mond verbreedde zich tot
feen glimlach.
1 „Neen," sprak de danseres. „Ik ben
j&an het werk geweest. Ambrose is hier
eweest. Hij heeft me zijn nieuwe opera
oorgespeeld." Ze wees met een lange,
•leke hand naar de piano, waarop een
Stapel muziek lag.
Kettering knikte zonder veel belang
stelling. Claude Ambrose en zijn opera-
Ibewerking van Peer Gynt lieten hem
jyolkomen koud. Het enige trouwens wat
Mirelle daarvan interesseerde was de
unieke kans om de rol van Anitra te
spelen.
„Het is een prachtige dans," mom
pelde ze. „Ik zal er al de hartstocht van
de woestijn in leggen. Ik zal dansen, be
laden met parelen o ja, mon ami, tus
sen twee haakjes, ik zag gisteren in
Bond Street een pracht van een zwarte
parel."
Ze keek hem smekend aan.
„Beste kind," zei Kettering, „praat
me met van zwarte iparels. Wat mij be
treft is dat afgelopen."
Ze reageerde onmiddellijk op zijn
toon. Met grote wijd geopende ogen keek
ze hem aan.
„Wat zeg je daar, Derek? Wat is er
gebeurd?"
„Mijn geachte schoonpapa," zei
Kettering, „denkt erover er een eind
aan te maken."
„Wat?"
„Met andere woorden: hij wil dat
Ruth van me zal scheiden."
„Wat een dwaasheid!" zei Mirelle.
„Waarom zou zij van je scheiden?"
Derek Kettering meesmuilde.
„Voornamelijk om jou, chérie!" zei hij
Mirelle haalde de schouders op.
„Dat is nonsens," verklaarde ze op
zakelijke toon.
„Grote nonsens," stemde Derek toe.
„En wat denk jij nu te doen?" vroeg
Mirelle.
„Beste kind, wat kan ik doen? Aan de
ene kant een man met ongelimiteerd
kapitaal; aan de andere kant een man
met ongelimiteerde schulden. Ik heb
eenvoudig niets te willen."
„Het zijn vreemde mensen, die Ame
rikanen," zei Mirelle.
Derek ging voor haar staan en nam
haar beide handen in de zijne.
„Zul jij me in de steek laten?"
„Wat bedoel je? Als
„Ja," zei Kettering. „Als de schuld
eisers als gieren op het aas afkomen.
Ik houd heel, heel veel van je, Mirelle.
Laat je me in de steek?"
Ze trok haar handen weg.
„Je weet dat ik je aanbid"
Hij hoorde de aanzeling in haar stem.
„Precies zoals ik dacht. De ratten ver
laten het zinkende schip."
„Maar Derek!"
„Zeg het maar eerlijk," zei hij heftig.
„Je laat me lopen, niet waar?"
Ze trok de schouders op.
„Ik houd dolveel van je, Derek. Wer
kelijk, mon ami, ik houd van je. Je bent
heel lief een beau gargon, maar
ce n'est pas pratique."
„Je bent een luxe-paardje, niet waar?
Is het dat wat je wilde zeggen?"
„Als je het zo wilt uitleggen."
Hij ging naar het raam en bleef een
poos naar buiten kijken, met zijn rug
naar haar toe.
„Waar denk je aan, mon ami?"
Hij keek haar over zijn schouder aan.
„Zo maar ik dacht aan een vrouw."
„Aan een vrouw?"
Dit was een onderwerp dat Mirelle
begreep en daarom was ze er dadelijk
bij.
„O, je hoeft niet bezorgd te zijn; het
is een dame met grijze ogen, die ik in
de gang van het Savoy-hotel tegen het
lijf liep."
„En wat zei ze wel?"
„Zover ik me herinner, zei ik: „Par
don" en zei rij: „Het hindert niets" of
iets van die aard."
„En toen?"
„Niets meer. Daarmee was het afge
lopen".
„Ik begrijp geen woord van al wat je
zegt," zei de danseres.
„Een vrouw met grijze ogen," mom
pelde Derek in gedachten. „En toch zou
ik haar niet graag nog eens ontmoeten."
„Waarom niet?"
„Ze zou me ongeluk kunnen aan
brengen, zoals vrouwen gewoonlijk
doen."
Mirelle stond vlug op en legde een
arm als een slang om zijn hals.
„Je bent een dwaze jongen, Derek,"
fluisterde ze. „Je bent een grote dwaas.
Je bent een beau gargon, maar ik
nee, ik ben niet geboren voor armoede.
Luister nu eens naar mij. De zaak is zo
eenvoudig."
Kettering antwoordde niet. De dan
seres ging voort: „Je schoonvader is
heel rijk, nietwaar? Bijna de rijkste
man van Amerika. Een paar dagen ge
leden moet hij de prachtigste robijn van
de wereld gekocht hébben het Vurige
Hart. Zo'n steen hoort bij een vrouw
als ik. Ik houd van juwelen, Derek. O
als ik eens een steen zoals het Vurige
Hart kon dragen!"
Ze zuchtte en werd opeens practisch.
„Jij begrijpt dergelijke dingen met,
Derek; je bent maar een man. Van
Aldin geeft die robijn aan zijn dochter,
veronderstel ik. Zij is enig kind, niet
waar?"
„Ja."
„Dus als hij sterft, erft zij al zijn geld.
En als zij eens plotseling stierf? Dan
zouden al die miljoenen aan jou ko
men?"
„Zoals de zaken nu staan, ja. Voor
zover ik weet heeft ze geen testament
gemaakt."
„Mijn hemel!" zei de danseres. „Als
Tanden blank-Adem ffis
Onbetwist de beste tandpasta
zij eens stierf, wat zou dat een oplos-
sing zijn."
Een ogenblik zwegen beiden. Toen
barstte Derek in lachen uit.
Je bent buitengewoon practisch, Mi
relle; en ik mag dat wel in je, maar ik
ben bang dat wat je verlangt niet zal
gebeuren. Mijn vrouw is buitengewoon
gezond."
„Wel," zei Mirelle, „er gdbeuren wei
eens ongelukken."
Hij keek haar scherp aan, maar gaf
geen antwoord.
Zij ging voort:
„Maar je hebt gelijk, mon ami, we
moeten niet vertrouwen op mogelijk
heden. Kijk eens, lieve Derek, er moet
niet meer over die scheiding gesproken
worden. Je vrouw moet het idee op
geven."
„En als ze niet wil?"
„Ik denk dat ze wel zal willen. Ze is
iemand, die niet van publiciteit houdt.
Er zijn een paar aardige verhaaltjes di»
ze liever niet in de krant zal lezen."
„Wat bedoel je?" vroeg Kettering
scherp.
„Parbleu! Ik bedoel de meneer die
zich graaf de la Roche noemt. Ik weet
alles van hem af. Ik ben een Parisienne,
zoals je weet. Hij was haar minnaar
vóór ze trouwde, niet waar?"
Kettering pakte haar bij de schouders
„Dat is een vervloekte leugen," zei hij,
„en bedenk alsjeblieft dat je tenslotte
over mijn vrouw spreekt."
Mirelle matigde zich een beetje.
(Wordt vervolgd)