VEROORDELEN
BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER
Ir. WIETSMA SPRAK OVER
RAMMENSELECTIEPROEF
is niet moeilijk
Interessante causerie voor schapenfokkers
Voor de gezamenlijke bijeenkomst
van de standsorganisaties, waarin door
de Rijksveetceltconsulent te Alkmaar,
de heer Ir. Wietsma gesproken werd
over de in 1966 gehouden rammensc-
lectiepoef was een beperkte, maar in
tensieve belangstelling. Plm. 35 scha
penhouders waren aanwezig.
Inleider begon met een overzicht,
waaruit bleek, dat de schapenhouderij
in ons land drijft op de afzet van lams
vlees. In 1965 bedroeg de afzet aan
lamsvlees nl. plm. 30 miljoen gulden,
de afzet van wol werd op een bedrag
van 3 miljoen gulden geschat en die
van levende schapen op 1 miljoen gul
den.
De selectie bij de schapenhouderij is
tot nu toe geheel door het Stamboek
verzorgd. Daarbij ging het om drie za
ken, nl. het type vleesschaap, de kwa
liteit van de wol en de vruchtbaarheid.
Selectie op woLkwaliteit
Hoewel uit het voorgaande blijkt, dat
de afzet van wol geldelijk gezien van
weinig betekenis is heeft het Stamboek
toch vooral aandacht besteed aan de
wolkwaliteit. Uit het onderzoek is ge
bleken, dat met bewust fokken op wol
gewicht en wolkwaliteit wel iets te be
reiken is. Binnen één bedrijf wordt het
gewicht van de wol voor 60°/o en de
wolkwaliteit voor 40% door erfelijke
factoren bepaald. Voor de rest hangt
dit af van uitwendige factoren, waarbij
vooral de voeding een grote rol speelt.
Bij deze selectie op de wol is duide
lijk gebleken, dat er een tegengesteld
verband is tussen wolgewicht en wol
kwaliteit. Door opvoering van het ge
wicht gaat de kwaliteit als regel ach
teruit en oök het omgekeerde is het
geval. Het is een kwestie van economie
op welk gewicht en welke kwaliteit
moet worden aangestuurd. Onder de
huidige omstandigheden is voor de
schapenhouder een goed gewicht van
de vacht met geen topkwaliteit het
voordeligst.
In tegenstelling met veel gehoorde
meningen is geen duidelijk verband
aangetoond tussen wolkwaliteit en
vleeskwaliteit.
De vruchtbaarheid
Ons Texelse schaap staat bekend als
zeer vruchtbaar. Maar intussen is het
toch zo, dat onze Texelaar slechts een
maal per jaar gemiddeld 1,8 stuks
lammeren werpt Een punt van onder
zoek is op het moment of het mogelijk
is om door toediening van bepaalde
hormonen te komen tot tweemaal per
jaar werpen. Met bepaalde Engelse en
Franse rassen heeft men dit al bereikt.
Het tweemaal per jaar werpen kan van
belang zijn met het oog op een meer
gespreide aanvoer van lamsvlees.
Ir. Wietsma toonde zich een voor
stander van het aanhouden van fok-
rammen, die zelf als tweeling of drie
ling geboren zijn. Er kan hier van een
erfelijke invloed van 20 - 30% worden
gesproken. Ook wat het aantal lamme
ren per schaap betreft is er een sterke
invloed van uitwendige omstandighe
den.
Geschiktheid voor vleesproduktie
Aan dit punt is tot nu toe zeer weinig
gedaan. De proef, die in 1966 door de
gezamenlijke standsorganisaties is ge
nomen is in zekere zin een eerste po
ging. Bij de beoordeling van de groei
van de dieren komt een drietal punten
aan de orde.
a. Groei in het moederdier;
b. Groei tijdens het zogen;
c. Groei in de wei.
Groei in het moederdier
Als de groei van het lam in deze
periode maatstaf zou kunnen zijn voor
de latere groei, dan zouden we hiermee
een zeer belangrijke maatstaf in han
den hebben. De groei in deze periode
is echter weer sterk afhankelijk van
uitwendige factoren. Daar is het feit
van het eenling, tweeling of drieling
zijn. Verder is de voeding tijdens de
periode van drachtigheid van grote in
vloed. Daardoor kan het geboortege
wicht niet volledig aan erfelijke eigen
schappen van het moederdier worden
toegeschreven. Onderzoek wijst er op,
dat het geboortegewicht voor 30% be
paald wordt door erfelijke eigenschap
pen.
Groei tijdens de zoogperiode
De indruk bestaat wel, dat de groei
in deze periode voor een goed deel te
danken is aan erfelijke eigenschappen,
die het dier bezit. Daarnaast staat het
vast, dat de groei voor een zeer groot
deel afhankelijk is van de melkrijkheid
van het moederdier. Daar deze melk
rijkheid zeker een kwestie is, waarbij
de erfelijkheid een rol speelt, moet met
deze factor toch rekening gehouden
worden bij de selectie.
Ir Wietsma sprak in dit verband over
de resulaten van de Engelse schapen-
fokker Colburn, die door kruising van
een Engels ras met het melkrijke Friese
melkschaap goede resultaten had be
reikt ten aanzien van melkrijkheid en
vruchtbaarheid.
Een duidelijker beeld omtrent het
verschil in groeisnelheid tussen afzon
derlijke dieren krijgt men door de lam
meren kort na de geboorte bij de moe
der weg te nemen en op te fokken bij
een zgn. kunstmoeder, waarmee kan
worden bereikt, dat de dieren onder
zelfde omstandigheden verkeren.
De Texelse proef
Zeer belangrijk is de groei in de pe
riode na het spenen. Het dier moet dan
bewijzen wat het zelf kan. De opzet van
de Texelse proef was hierop gebaseerd.
Bij proeven, die genomen zijn met
andere rassen is gebleken, dat de groei
in deze periode voor 50 - 60% door er
felijke factoren is bepaald. Verder is
gebleken, dat dieren, die zelf in deze
periode goed groeien deze eigenschap
kunnen overdragen op hun nakomelin
gen.
Inleider gaf hierbij een kort over
zicht van de opzet. Óp een negental
Texelse bedrijven werd in de herfst van
1965 met de veehouders de afspraak
gemaakt, dat van een door de Commis
sie uitgezochte fokram in het voorjaar
1966 de beste 10 rammen beschikbaar
zouden worden gesteld voor een proef,
waarin de groei van de jonge dieren in
de weideperiode zou worden nagegaan.
Dit gaf in totaal 90 ramlammeren.
Daarnaast werden op een aantal be
drijven nog één of meer jonge rammen
aangekocht tot een totaal van 10 stuks.
In totaal kwamen voor de proef dus
100 dieren beschikbaar.
Interessante gegevens
Alle lammeren van de ooien, die ge
dekt waren door de in de herfst van
1965 uitgezochte rammen zijn bij de
geboorte gewogen
Het gemiddelde gewicht van de ooi
lammeren, die als drieling werden ge
boren was 3,9 kg. Voor de drielingram-
men was dit 4.3 kg. Een verschil van
0.4 kg. Het gewicht van de als tweeling
geboren ooilammeren was 4.6 kg. en
van de tweelingramlammeren was dit
5 kg. Eveneens een verschil van 0.4 kg.
tussen ramlammeren en ooilammeren
Verder blijkt, dat zowel bij de ooien als
de rammen een verschil in gewicht tus
sen drielingen en tweelingen bestaat
van 0.7 kg.
Voor de proef werd dus uitsluitend
gebruik gemaakt van rammen. Bij het
overnemen van de ramlammeren op
een leeftijd van 9 10 weken was het
gemiddeld gewicht van de rammen
29,8 kg. Bedrijfsgewijze variëerde dit
van 38 kg. tot 32% kg.
Verloop van de proef
Van begin juni tot september hebben
de 100 uitgezochte ramlammeren in één
koppel geweid op percelen van plm. 1
ha. In totaal waren 6 percelen beschik
baar Aanvankelijk waren de groei
cijfers goed. In augustus kreeg een aan
tal dieren ernstig te lijden door aan
tasting van maagdarm wormen. Het
regelmatig pillen van de dieren heeft
dit niet kunnen voorkomen.
Het opmerkelijke was, dat er bij de
aantasting een duidelijk verschil aan
wezig was tussen de groepen van de
diverse bedrijven. Het tiental van net
ene bedrijf was in veel sterker mate
aangetast door maagdarmwormen dan
een tiental van een ander bedrijf. Ir.
Wietsma vond het te gewaagd om in dit
stadium van het onderzoek al iets te
beweren over een verschil in gevoelig
heid ten aanzien van de aantasting
door maag-darm-parasieten. In ieder
geval is het de moeite om een derge
lijke ervaring vast te houden
De inleider wees er op, dat de hier
voor genoemde ziekte mogelijk wel in
verband staat met een iets te snel te
rugkomen op dezelfde percelen. Door
de vrij zware stikstofbemesting en voor
de grasgroei zeer goede omstandighe
den was de beweiding niet geheel in
de hand te houden.
Selecte groep fokrammen
Begin september zijn uit de groep
van 100 ramlammeren een aantal van
14 stuks uitgekozen om hiermee verder
te gaan. Dit zijn dieren, die zich in de
eerste plaats hebben onderscheiden
door een voorspoedige groei. Het ge
middelde gewicht van deze dieren was
op 19 september 52,6 kg., terwijl het
gemiddelde gewicht van de hele groep
47.3 kg. was. Bij de selectie is uiter
aard ook rekening gehouden met eisen,
die in het algemeen aan fokdieren wor
den gesteld, maar het zwaartepunt is
gelegd op gunstige groeicijfers. Be
doelde 14 rammen zijn uitgezet op een
aantal Texelse fokbedrijven en met de
nakomelingen van deze rammen zal dit
jaar de proef worden voortgezet.
Het ligt in de bedoeling om de die
ren in 1967 uitsluitend op kunstweiden
te weiden. Hiervoor is een afspraak ge
maakt met een akkerbouwbedrijf in
polder Eierland.
Aan het slot van zijn causerie sprak
Ir. Wietsma woorden van dank aan het
adres van de Texelse Commissie, die
belangeloos veel werk heeft gedaan
voor deze z.i. zeer belangrijke proef.
Hij hoopte, dat bedoelde heren bereid
en in staat zouden zijn dit een jaar of
vier vol te houden.
Vraag en antwoord
Gevraagd naar de slachtkwaliteit van
de in september afgeleverde dieren
antwoordde de heer Wietsma, dat deze
ruim voldoende was. Enkele dieren wa
ren te vet. Voor de toekomst zou moge
lijk een nog intensiever onderzoek van
de bouten wenselijk zijn.
Eén der vraagstellers was van me
ning, dat de betere groei van bepaalde
koppels wel eens te maken kon hebben
met het selectief grazen van bedoelde
koppels. Hij dacht daarbij speciaal aan
het uitkiezen van plaatsen met minder
stikstofrijk gras, zoals dat voorkomt
langs greppelkanten en hoeken, waar
geen stikstof woidt gestrooid. De inlei-
Gevaarlijker dan de atoombom
HOE WENST U UW KIND?
De wetenschap groeit de mens
boven het hoofd
REEDS vele jaren tracht de weten
schap door te dringen tot de essentie
van het leven. Een onderdeel van deze
werkzaamheden vormt de moleculaire
biologie, een afzonderlijke tak die zich
onder andere bezig houdt met de be
studering van de mannelijke en
vrouwelijk genen (de erfelijkneidsdra-
gers). Het zijn de kleine eenheden die
bepalen welke lichamelijke en geeste
lijke eigenschappen een nieuw men
senkind zal bezitten. In de Verenigde
Staten zijn de specialisten op dit ge
bied zover gevorderd, dat zij in staat
zijn naar believen deze genen te schei
den. Dit is ongetwijfeld een weten
schappelijk succes van de eerste
rang, maar het houdt ook schier onge
looflijke gevaren in.
Ten eerste zal men, wanneer men op
deze wijze zou ingrijpen, in staat zijn
het geslacht van het kind vooraf te be
palen. Doorgeredeneerd komt dat er
op neer, dat niet alleen de ouders een
keus zouden kunnen maken tussen een
jongen of een meisje, doch dat men in
groter verband gezien in staat zou zijn
het aantal mannen en vrouwen op de
wereld naar verkiezing te regelen.
Mogelijkheden
Het hierboven genoemde is echter
der durfde hierover geen mening te
geven. Bij rundvee is bekend, dat be
paalde dieren gevoeliger zijn voor mi-
neralengebrek. Het is niet onmogelijk,
dat bij schapen gesproken moet worden
van een grotere gevoeligheid voor aan
tasting door parasieten.
Op een vraag omtrent de voeding
van de schapen in de tijd vóór en na
het lammen merkte de heer Ir. Wiets
ma op, dat bij onderzoekingen is ge
bleken, dat de voeding vóór het aflam-
men meer invloed had op de melk-
produktie van de dieren dan de voe
ding tijdens de zoogperiode.
Eén der aanwezigen vroeg de mening
van de heer Wietsma omtrent de wen
selijkheid van kruising van het Texelse
schaap met buitenlandse rassen. Deze
vraagsteller meende, dat er gevaar van
inteelt kwam.
De inleider wees er op, dat kruising
alleen zin heeft als er bij het bestaande
ras bepaalde tekorten zijn aan te wij
zen. Men moet dan goed weten wat
men met de kruising wil bereiken. Ir.
Wietsma was van oordeel, dat de goede
eigenschappen bij het Texelse schaap
zodanig aanwezig zijn, dat kruising
geen direct voordeel kan opleveren.
Als enige motief om te gaan kruisen
zou de inleider willen noemen de op
voering van de vruchtbaarheid via het
tweemaal werper, per jaar.
maar een enkel facet van het geheel,
dat namelijk vele mogelijkheden in
houdt. Want wanneer men ongelimi
teerd gaat ingrijpen in de erfelijke aan
leg van de mens, dan zal men in staat
zijn als het ware mensen naar maat en
wens te creëren. Men zal dan niet al
leen het geslacht, maar ook diverse
andere erfelijke eigenschappen vooraf
kunnen bepalen. Men kan dan bijvoor
beeld de erfelijke aanleg voor bepaalde
ziekten beïnvloeden, de lengte van het
individu bepalen, haar- en ogenkleur,
de mogelijke levenskans beïnvloeden,
kortom er zijn zoals men zal begrijpen
vele zaken op erfelijk gebied, waar men
als het ware een vinger in de pap gaat
krijgen.
Ziekten
Zo op het oog zijn er verschillende
punten, zoals die van bestrijding van
erfelijke aanleg voor bepaalde ziekten,
die men zal kunnen toejuichen, maar
anderzijds schuilen in dit wetenschap
pelijke succes ook grote gevaren voor
de toekomst. Volgens verschillende ge
leerden grotere gevaren dan de atoom
bom. Want wat betekent deze mogelijk
heid tot ingreep in het meest eigene
van de mens? Theoretisch zouden de
wetenschapsmensen in staat zijn om
mensen volgens een bepaald cliché
patroon te scheppen, hetgeen de mens
zou kunnen veranderen tot robots. Men
behoeft maar even verder te denken
om te beseffen wat dit zou kunnen be
tekenen, wanneer dergelijke praktijken
in een bepaalde machtssfeer ten uit
voer zouden worden gebracht.
Niet onbenut
Toch heerst bij de wetenschap de
wens deze nieuwe mogelijkheden niet
onbenut te laten, waarbij men overi
gens slechts denkt om naar eer en ge
weten het heil van de mensheid te be
vorderen.
In de Verenigde Staten is men het er
echter wel over eens, dat het beslist
noodzakelijk zal zijn, dat er controle
rende instanties komen, aangezien
rampzalige gevolgen door een verkeer
de toepassing niet ondenkbaar zijn.
Maar de verantwoordelijkheid van een
dergelijk controlerend lichaam (natio
naal of internationaal) is echter der
mate groot, dat men zich afvraagt of
er mensen te vinden zijn die men een
dergelijke enorme verantwoordelijk
heid op de schouders zou kunnen leg
gen. Groeit de wetenschap de mens met
boven het hoofd? Zijn de bescheiden
morele capaciteiten van de mens nog
wel in staat de enorme natuurkrachten
die hij in de hand heeft gekregen op de
juiste wijze aan te wenden? Het is een
open vraag, waarop slechts de toekomst
een antwoord zal kunnen geven. Voor
lopig mag men hopen, dat de mensen
zelf wat huiverig zullen staan tegen
over dergelijke diepgaande ingrepen in
het wezen van hun komend kind.
60. Toen Barend Bobbelgum nerveus
zijn verhaaltje had gedaan, was het de
beurt van Kille Bill. Nu moest hij voor
de strenge rechter komen om te getui
gen wat zich die avond in de gevange
nis allemaal had afgespeeld. „Ik heb
niet veel te zeggen, Edelachtbare", lis
pelde Kille Bill bescheiden. „Doch in
dien ik het recht had ridderordes uit
te delen, ik verzeker U dat ik Barend
Bobbelgum dan de allerhoogste onder
scheiding zou toekennen. Stelt U zich
eens voor...., een man alléén! Een
eenvoudige ziel, slecht gekleed in een
slordig zittend cipiersuniform. En wat
doet deze dappere borst? Hij stort zich
met niets ontziende dapperheid in de
strijd, slechts gewapend met een lege
vuilnisemmer, bereid zijn leven te offe.
ren voor het RECHT! Voor het RECHT,
dat daar nu nu voor mij zit, belichaamd
in de achtenswaardige figuren van U,
mijnheer de rechter, en uw gestrenge
en hooggeleerde collegae! Eilaas, de
dappere Bobbelgum moest het onder
spit delven, want de overmacht was té
groot! Mijn makkers en ik, wij tracht
ten nog B. Bobbelgum te hulp te ko
men. Maar onze hulp bleek nauwelijks
van enige betekenis. Barend Bobbel
gum bleek namelijk op zijn eentje in
vijf minuten meer waard dan wij met
zijn vieren in een heel uuf!"
„Mijnheer Kille Bill ik bewonder U!"
sprak toen de strenge rechter. „Be
scheidenheid siert de mens en verdient
zijn efkenning. Daarom zal ik je voor
waardelijk vrijspreken, terwijl ik je
toch voor het ontvoeren van die Japan,
ner makkelijk met vijftien jaar had
kunnen opknappen. Ga dus in vrede en
zorg, dat ik jou en je makkers hier
nooit weerzie, want anders dan zwaait
er wat!"
Het resultaat van de grap was dus,
dat Bill en zijn makkers hun eigen kle
ren weer terugkregen en nog diezelfde
middag konden ze als trotse, vrije man
nen het gerechtsgebouw verlaten
DOOR TO DORSSEN-VAN LOON
20. Kapitein Sornee was een ernstig
man, stug en weinig spraakzaam. Heel
summier had hij verteld van zijn bele
venissen sinds de 10e mei. Van de ge
vechten m Brabant en Zeeland, van het
mee teruggaan met Fransen en Belgen.
Van de chaos hij Duinkerken, alwaar
hij tegen wil en dank werd ingescheept
en ondanks bombardementen vanuit de
lucht veilig en wel de overkant be
reikte. Van rijn nieuwe training onder
Brits commando. En van de gevechten
in Afrika, en later in Europa. Van zijn
promoties en opdracht om naar Ameri
ka te gaan voor een speciale opleiding.
En van zijn nieuwe taak, die hij nu
hijna een jaar bekleedde: militairen op_
leiden voor een speciale eenheid. Met
een vaste standplaats, een woning en
een uitstekend salaris.
Er was met grote belangstelling ge
luisterd. [Door Mientje en Max. Maar
heiden wisten na enkele dagen: hij past
niet meer in ons miljeu. Hij is het ont
groeid. De wagenmakerij interesseerde
hem maar heel matig. Dat de carrosse-
riebouw wellicht binnen zeer afzien
bare tijd weer ter hand kon worden ge
nomen, scheen langs hem heen te gaan.
Zelfs Sjaantje, die op Mientje's com
mando papa zei tegen Frans Sornee
vermocht niet de kapitein uit de plooi
le brengen. De eerste keer had hij ver
rast gekeken, toen Mientje met de klei
ne meid aan de hand op hem toegelo
pen was. Hij had Sjaantje op zijn
schoot genomen en gekust. Maar het
kind was doodsbenauwd geweest en
had al gauw een keel opgezet, zodat
Frans het kind rustig op de grond zette.
Zijn verontschuldiging: „Ik ben geen
kinderen gewend, alleen rekruten", kon
men aanvaarden. Dat was toch te be
grijpen na vijf jaar oorlog?"
De oude hartelijke verstandhouding,
die er vroeger tussen Frans en Max ge
heerst had, kwam evenmin terug. Max
achtte het zijn taak de heer des huizes
op de hoogte te stellen van hetgeen er
in de afgelopen vijf jaar was gedaan
in de werkplaats. „Ik heb overal nauw
keurig boek van gehouden, Frans. Je
kunt alles nakijken en je zult me een
plezier doen, als je er eens een avond
voor nemen kunt om een en ander te
controleren. De oorlogsomstandigheden
veroorzaakten natuurlijk een teruggang
van de inkomsten, dat was onafwend
baar, waar we hebben zelfs het laatste
jaar nog winst gemaakt. En ik geef je
de verzekering, dat dit maar weinig
bedrijven gelukt is".
Frans Sornee bladerde een poosje in
de stapel kasboeken, maar schoof <ze al
spoedig terzijde. „Ik geloof het wel,
Max, het was jou wel toevertrouwd.
Voor alles, wat je in deze jaren voor
mijn vrouw en voor de zaak gedaan
hebt, ben ik je dankbaar We praten
nog wél eens over een extra vergoe
ding, want die heb je ongetwijfeld ver
diend. Mientje en ik hebben veel aan je
te danken".
Doch daarbij bleef het. Frans maakte
zich nergens druk over. 's Morgens lag
hij lang in bed, luisterde naar de radio
en rookte de ene sigaret na de ander.
Als zijn voorraad op was, reed hij met
zijn jeep naar de stad, alweer hij in het
garnizoen net zoveel kon krijgen als hij
wilde. Niet alleen rookwaren, maar ook
flessen drank, voornamelijk whiskey,
biscuits, blikjes vlees, chocolade, kauw
gum en andere lekkernijen, die nog al
tijd vrijwel niet te krijgen waren.
Daarmede laadde hij zijn jeep vol en
reed terug naar Hoogendijk. In het
dorp babbelde hij soms met oude ken
nissen, doch in de werkplaats kwam hij
vrijwel nooit. Het scheen hem in het
geheel niet meer te interesseren.
Na veertien dagen wist Mientje twee
dingen: Hij rookt wel veertig sigaretten
per dag en hij drinkt ook tot bedtijd
toe. En het tweede, dat ze al gauw be
greep was: Hij verveelt zich; hij voelt
zich hier niet meer thuis. De zaak inte
resseert hem hoegenaamd niet meer. En
bij mij is voor hem het nieuwtje er ook
al af. Sjaantje vindt hij een lastig kind,
al zegt hij het niet en het kind zelf is
bang voor Frans. Ze blijft hem zoveel
mogelijk uit de buurt of zoekt haar
troost bij oom Max, die met haar kan
doen wat hij wil.
Op een morgen, toen hij om half elf
de kamer betrad, de eeuwige sigaret in
zijn mond en met zijn blikken spiedend
naar de whisky-fles, zei ze het hem.
„Je moet weer aan het werk, Frans,
dat is de beste remedie. Trek je uni
form uit en ga aan de slag. Er is weer
wat hout, er zijn bestellingen genoeg,
want de Duitsers hebben zo ongeveer
alles weggesleept. Wat wil je nog meer?
Wefken is gezond. En als je wat min
der rookt en drinkt.ben je binnen
een paar maanden weer de oude".
Hij had slechts even gegrinnikt, zon
der te antwoorden. Inmiddels had hij
de fles gevonden en schonk zich een
borrel in Daarna nam hij de krant,
maar die was zo dun, dat hij hem al
spoedig uitgelezen had.
In de derde week was de aap einde
lijk uit de mouw gekomen. Max was
naar de stad om hout te lossen, dat
daar per spoor was gearriveerd. Ze za
ten om half twaalf nog aan de koffie,
omdat Frans altijd zo laat opstond. Ze
vroeg: „Waarom ben je niet met Max
meegereden naar de stad? Om te helpen
lossen? Wat lichaamsbeweging zou je
misschien goed doen".
Het hoge woord was er uit gekomen.
„Ik heb één maand verlof, Mientje. Op
27 juni moet ik weer weg. Ik ben be
roepsmilitair geworden, voorlopig nog
drie jaar. Dus ga ik terug naar Ame
rika, waar ik rekruten opleid, die spe
ciaal getest zijn. Het beste zal zijn, dat
ik hier de zaak verkoop. Max mag hem
voor wat mij betreft overnemen. Over
het geld worden we het wel eens. Dan
ga je met me mee. Er is een mooi
huisje, het klimaat is goed".
Mientje's reactie was spontaan. „Ik
denk er niet aan. De zaak verkopen.
Wat denk je, dat vader ervan zal zeg
gen? Tenslotte is het ook mijn zaak. Of
ben je de fusie vergeten? In 1931? Naar
Amerika ik had net zo lief!"
Frans werd helemaal niet kwaad. Hij
lachte flauwtjes om haar heftig protest.
„Denk er rustig over na", was zijn be
scheid". We hebben nog een week. Ik
heb een pracht salaris, een mooi huis,
een wagen en veel vrije tijd. We zitten
dicht bij de zee en het klimaat is het
ZUIVERE HUID
PUROLen PUROL-poeder
hele jaar door gunstig. Er is genoeg
personeel. Je hoeft niet veel te doen.
En voor Sjaantje zou het ook fijn zijn".
„En als ik niet wil? Kan ik gedwon
gen worden tegen mijn zin mee te
gaan?"
De man haalde zijn schouders op.
„Wie praat er over dwingen? Het is
toch heel normaal, als de vrouw haar
man volgt? Vijf jaren waren we ge
scheiden, tegen onze wil. Maar we zijn
beiden gezond en ongedeerd door de
oorlog gekomen. Wil je me alleen weg
laten gaan?"
„Jouw plaats is hier. Dit is ons be
drijf, van jou en mij. Hier is jouw werk,
niet in Amerika Je had geen beroeps
militair moeten worden. Waarom werd
je dat? Je wist toch, dat je een vrouw
had in Nederland?"
Frans dacht een poosje na. „Misschien
heb je gelijk. De oorlogsomstandighe
den dwingen een mens vaak wegen te
gaan, die hij niet heeft voorzien. Men
pikte mij er uit voor een bepaalde taak.
Van de duizend mensen, die ze er voor
testen, is er misschen één geschikt. Ik
was één van die zeer weinigen. En ver
geet niet, dat ik dit alles hier ontwend
ben. Er zijn vijf jaren overheen gegaan,
maar in die vijf jaren is meer gebeurd
als in vredestijd in twintig jaar. Dat
maakr het verschil. Ik leefde plotseling
in een heel ander miljeu: de totale
oorlog, die je dag en nacht opeist. Bin
nen enkele maanden weet je niet beter,
of het hoort zo. Ik heb de halve wereld
door gezworven met als kameraad mijn
geweer en als hoofdkussen mijn ransel.
(Wordt vervolgd)
COPYRIGHT STUDIO AVAN