VEROORDELEN BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER Ir. WIETSMA SPRAK OVER RAMMENSELECTIEPROEF is niet moeilijk Interessante causerie voor schapenfokkers Voor de gezamenlijke bijeenkomst van de standsorganisaties, waarin door de Rijksveetceltconsulent te Alkmaar, de heer Ir. Wietsma gesproken werd over de in 1966 gehouden rammensc- lectiepoef was een beperkte, maar in tensieve belangstelling. Plm. 35 scha penhouders waren aanwezig. Inleider begon met een overzicht, waaruit bleek, dat de schapenhouderij in ons land drijft op de afzet van lams vlees. In 1965 bedroeg de afzet aan lamsvlees nl. plm. 30 miljoen gulden, de afzet van wol werd op een bedrag van 3 miljoen gulden geschat en die van levende schapen op 1 miljoen gul den. De selectie bij de schapenhouderij is tot nu toe geheel door het Stamboek verzorgd. Daarbij ging het om drie za ken, nl. het type vleesschaap, de kwa liteit van de wol en de vruchtbaarheid. Selectie op woLkwaliteit Hoewel uit het voorgaande blijkt, dat de afzet van wol geldelijk gezien van weinig betekenis is heeft het Stamboek toch vooral aandacht besteed aan de wolkwaliteit. Uit het onderzoek is ge bleken, dat met bewust fokken op wol gewicht en wolkwaliteit wel iets te be reiken is. Binnen één bedrijf wordt het gewicht van de wol voor 60°/o en de wolkwaliteit voor 40% door erfelijke factoren bepaald. Voor de rest hangt dit af van uitwendige factoren, waarbij vooral de voeding een grote rol speelt. Bij deze selectie op de wol is duide lijk gebleken, dat er een tegengesteld verband is tussen wolgewicht en wol kwaliteit. Door opvoering van het ge wicht gaat de kwaliteit als regel ach teruit en oök het omgekeerde is het geval. Het is een kwestie van economie op welk gewicht en welke kwaliteit moet worden aangestuurd. Onder de huidige omstandigheden is voor de schapenhouder een goed gewicht van de vacht met geen topkwaliteit het voordeligst. In tegenstelling met veel gehoorde meningen is geen duidelijk verband aangetoond tussen wolkwaliteit en vleeskwaliteit. De vruchtbaarheid Ons Texelse schaap staat bekend als zeer vruchtbaar. Maar intussen is het toch zo, dat onze Texelaar slechts een maal per jaar gemiddeld 1,8 stuks lammeren werpt Een punt van onder zoek is op het moment of het mogelijk is om door toediening van bepaalde hormonen te komen tot tweemaal per jaar werpen. Met bepaalde Engelse en Franse rassen heeft men dit al bereikt. Het tweemaal per jaar werpen kan van belang zijn met het oog op een meer gespreide aanvoer van lamsvlees. Ir. Wietsma toonde zich een voor stander van het aanhouden van fok- rammen, die zelf als tweeling of drie ling geboren zijn. Er kan hier van een erfelijke invloed van 20 - 30% worden gesproken. Ook wat het aantal lamme ren per schaap betreft is er een sterke invloed van uitwendige omstandighe den. Geschiktheid voor vleesproduktie Aan dit punt is tot nu toe zeer weinig gedaan. De proef, die in 1966 door de gezamenlijke standsorganisaties is ge nomen is in zekere zin een eerste po ging. Bij de beoordeling van de groei van de dieren komt een drietal punten aan de orde. a. Groei in het moederdier; b. Groei tijdens het zogen; c. Groei in de wei. Groei in het moederdier Als de groei van het lam in deze periode maatstaf zou kunnen zijn voor de latere groei, dan zouden we hiermee een zeer belangrijke maatstaf in han den hebben. De groei in deze periode is echter weer sterk afhankelijk van uitwendige factoren. Daar is het feit van het eenling, tweeling of drieling zijn. Verder is de voeding tijdens de periode van drachtigheid van grote in vloed. Daardoor kan het geboortege wicht niet volledig aan erfelijke eigen schappen van het moederdier worden toegeschreven. Onderzoek wijst er op, dat het geboortegewicht voor 30% be paald wordt door erfelijke eigenschap pen. Groei tijdens de zoogperiode De indruk bestaat wel, dat de groei in deze periode voor een goed deel te danken is aan erfelijke eigenschappen, die het dier bezit. Daarnaast staat het vast, dat de groei voor een zeer groot deel afhankelijk is van de melkrijkheid van het moederdier. Daar deze melk rijkheid zeker een kwestie is, waarbij de erfelijkheid een rol speelt, moet met deze factor toch rekening gehouden worden bij de selectie. Ir Wietsma sprak in dit verband over de resulaten van de Engelse schapen- fokker Colburn, die door kruising van een Engels ras met het melkrijke Friese melkschaap goede resultaten had be reikt ten aanzien van melkrijkheid en vruchtbaarheid. Een duidelijker beeld omtrent het verschil in groeisnelheid tussen afzon derlijke dieren krijgt men door de lam meren kort na de geboorte bij de moe der weg te nemen en op te fokken bij een zgn. kunstmoeder, waarmee kan worden bereikt, dat de dieren onder zelfde omstandigheden verkeren. De Texelse proef Zeer belangrijk is de groei in de pe riode na het spenen. Het dier moet dan bewijzen wat het zelf kan. De opzet van de Texelse proef was hierop gebaseerd. Bij proeven, die genomen zijn met andere rassen is gebleken, dat de groei in deze periode voor 50 - 60% door er felijke factoren is bepaald. Verder is gebleken, dat dieren, die zelf in deze periode goed groeien deze eigenschap kunnen overdragen op hun nakomelin gen. Inleider gaf hierbij een kort over zicht van de opzet. Óp een negental Texelse bedrijven werd in de herfst van 1965 met de veehouders de afspraak gemaakt, dat van een door de Commis sie uitgezochte fokram in het voorjaar 1966 de beste 10 rammen beschikbaar zouden worden gesteld voor een proef, waarin de groei van de jonge dieren in de weideperiode zou worden nagegaan. Dit gaf in totaal 90 ramlammeren. Daarnaast werden op een aantal be drijven nog één of meer jonge rammen aangekocht tot een totaal van 10 stuks. In totaal kwamen voor de proef dus 100 dieren beschikbaar. Interessante gegevens Alle lammeren van de ooien, die ge dekt waren door de in de herfst van 1965 uitgezochte rammen zijn bij de geboorte gewogen Het gemiddelde gewicht van de ooi lammeren, die als drieling werden ge boren was 3,9 kg. Voor de drielingram- men was dit 4.3 kg. Een verschil van 0.4 kg. Het gewicht van de als tweeling geboren ooilammeren was 4.6 kg. en van de tweelingramlammeren was dit 5 kg. Eveneens een verschil van 0.4 kg. tussen ramlammeren en ooilammeren Verder blijkt, dat zowel bij de ooien als de rammen een verschil in gewicht tus sen drielingen en tweelingen bestaat van 0.7 kg. Voor de proef werd dus uitsluitend gebruik gemaakt van rammen. Bij het overnemen van de ramlammeren op een leeftijd van 9 10 weken was het gemiddeld gewicht van de rammen 29,8 kg. Bedrijfsgewijze variëerde dit van 38 kg. tot 32% kg. Verloop van de proef Van begin juni tot september hebben de 100 uitgezochte ramlammeren in één koppel geweid op percelen van plm. 1 ha. In totaal waren 6 percelen beschik baar Aanvankelijk waren de groei cijfers goed. In augustus kreeg een aan tal dieren ernstig te lijden door aan tasting van maagdarm wormen. Het regelmatig pillen van de dieren heeft dit niet kunnen voorkomen. Het opmerkelijke was, dat er bij de aantasting een duidelijk verschil aan wezig was tussen de groepen van de diverse bedrijven. Het tiental van net ene bedrijf was in veel sterker mate aangetast door maagdarmwormen dan een tiental van een ander bedrijf. Ir. Wietsma vond het te gewaagd om in dit stadium van het onderzoek al iets te beweren over een verschil in gevoelig heid ten aanzien van de aantasting door maag-darm-parasieten. In ieder geval is het de moeite om een derge lijke ervaring vast te houden De inleider wees er op, dat de hier voor genoemde ziekte mogelijk wel in verband staat met een iets te snel te rugkomen op dezelfde percelen. Door de vrij zware stikstofbemesting en voor de grasgroei zeer goede omstandighe den was de beweiding niet geheel in de hand te houden. Selecte groep fokrammen Begin september zijn uit de groep van 100 ramlammeren een aantal van 14 stuks uitgekozen om hiermee verder te gaan. Dit zijn dieren, die zich in de eerste plaats hebben onderscheiden door een voorspoedige groei. Het ge middelde gewicht van deze dieren was op 19 september 52,6 kg., terwijl het gemiddelde gewicht van de hele groep 47.3 kg. was. Bij de selectie is uiter aard ook rekening gehouden met eisen, die in het algemeen aan fokdieren wor den gesteld, maar het zwaartepunt is gelegd op gunstige groeicijfers. Be doelde 14 rammen zijn uitgezet op een aantal Texelse fokbedrijven en met de nakomelingen van deze rammen zal dit jaar de proef worden voortgezet. Het ligt in de bedoeling om de die ren in 1967 uitsluitend op kunstweiden te weiden. Hiervoor is een afspraak ge maakt met een akkerbouwbedrijf in polder Eierland. Aan het slot van zijn causerie sprak Ir. Wietsma woorden van dank aan het adres van de Texelse Commissie, die belangeloos veel werk heeft gedaan voor deze z.i. zeer belangrijke proef. Hij hoopte, dat bedoelde heren bereid en in staat zouden zijn dit een jaar of vier vol te houden. Vraag en antwoord Gevraagd naar de slachtkwaliteit van de in september afgeleverde dieren antwoordde de heer Wietsma, dat deze ruim voldoende was. Enkele dieren wa ren te vet. Voor de toekomst zou moge lijk een nog intensiever onderzoek van de bouten wenselijk zijn. Eén der vraagstellers was van me ning, dat de betere groei van bepaalde koppels wel eens te maken kon hebben met het selectief grazen van bedoelde koppels. Hij dacht daarbij speciaal aan het uitkiezen van plaatsen met minder stikstofrijk gras, zoals dat voorkomt langs greppelkanten en hoeken, waar geen stikstof woidt gestrooid. De inlei- Gevaarlijker dan de atoombom HOE WENST U UW KIND? De wetenschap groeit de mens boven het hoofd REEDS vele jaren tracht de weten schap door te dringen tot de essentie van het leven. Een onderdeel van deze werkzaamheden vormt de moleculaire biologie, een afzonderlijke tak die zich onder andere bezig houdt met de be studering van de mannelijke en vrouwelijk genen (de erfelijkneidsdra- gers). Het zijn de kleine eenheden die bepalen welke lichamelijke en geeste lijke eigenschappen een nieuw men senkind zal bezitten. In de Verenigde Staten zijn de specialisten op dit ge bied zover gevorderd, dat zij in staat zijn naar believen deze genen te schei den. Dit is ongetwijfeld een weten schappelijk succes van de eerste rang, maar het houdt ook schier onge looflijke gevaren in. Ten eerste zal men, wanneer men op deze wijze zou ingrijpen, in staat zijn het geslacht van het kind vooraf te be palen. Doorgeredeneerd komt dat er op neer, dat niet alleen de ouders een keus zouden kunnen maken tussen een jongen of een meisje, doch dat men in groter verband gezien in staat zou zijn het aantal mannen en vrouwen op de wereld naar verkiezing te regelen. Mogelijkheden Het hierboven genoemde is echter der durfde hierover geen mening te geven. Bij rundvee is bekend, dat be paalde dieren gevoeliger zijn voor mi- neralengebrek. Het is niet onmogelijk, dat bij schapen gesproken moet worden van een grotere gevoeligheid voor aan tasting door parasieten. Op een vraag omtrent de voeding van de schapen in de tijd vóór en na het lammen merkte de heer Ir. Wiets ma op, dat bij onderzoekingen is ge bleken, dat de voeding vóór het aflam- men meer invloed had op de melk- produktie van de dieren dan de voe ding tijdens de zoogperiode. Eén der aanwezigen vroeg de mening van de heer Wietsma omtrent de wen selijkheid van kruising van het Texelse schaap met buitenlandse rassen. Deze vraagsteller meende, dat er gevaar van inteelt kwam. De inleider wees er op, dat kruising alleen zin heeft als er bij het bestaande ras bepaalde tekorten zijn aan te wij zen. Men moet dan goed weten wat men met de kruising wil bereiken. Ir. Wietsma was van oordeel, dat de goede eigenschappen bij het Texelse schaap zodanig aanwezig zijn, dat kruising geen direct voordeel kan opleveren. Als enige motief om te gaan kruisen zou de inleider willen noemen de op voering van de vruchtbaarheid via het tweemaal werper, per jaar. maar een enkel facet van het geheel, dat namelijk vele mogelijkheden in houdt. Want wanneer men ongelimi teerd gaat ingrijpen in de erfelijke aan leg van de mens, dan zal men in staat zijn als het ware mensen naar maat en wens te creëren. Men zal dan niet al leen het geslacht, maar ook diverse andere erfelijke eigenschappen vooraf kunnen bepalen. Men kan dan bijvoor beeld de erfelijke aanleg voor bepaalde ziekten beïnvloeden, de lengte van het individu bepalen, haar- en ogenkleur, de mogelijke levenskans beïnvloeden, kortom er zijn zoals men zal begrijpen vele zaken op erfelijk gebied, waar men als het ware een vinger in de pap gaat krijgen. Ziekten Zo op het oog zijn er verschillende punten, zoals die van bestrijding van erfelijke aanleg voor bepaalde ziekten, die men zal kunnen toejuichen, maar anderzijds schuilen in dit wetenschap pelijke succes ook grote gevaren voor de toekomst. Volgens verschillende ge leerden grotere gevaren dan de atoom bom. Want wat betekent deze mogelijk heid tot ingreep in het meest eigene van de mens? Theoretisch zouden de wetenschapsmensen in staat zijn om mensen volgens een bepaald cliché patroon te scheppen, hetgeen de mens zou kunnen veranderen tot robots. Men behoeft maar even verder te denken om te beseffen wat dit zou kunnen be tekenen, wanneer dergelijke praktijken in een bepaalde machtssfeer ten uit voer zouden worden gebracht. Niet onbenut Toch heerst bij de wetenschap de wens deze nieuwe mogelijkheden niet onbenut te laten, waarbij men overi gens slechts denkt om naar eer en ge weten het heil van de mensheid te be vorderen. In de Verenigde Staten is men het er echter wel over eens, dat het beslist noodzakelijk zal zijn, dat er controle rende instanties komen, aangezien rampzalige gevolgen door een verkeer de toepassing niet ondenkbaar zijn. Maar de verantwoordelijkheid van een dergelijk controlerend lichaam (natio naal of internationaal) is echter der mate groot, dat men zich afvraagt of er mensen te vinden zijn die men een dergelijke enorme verantwoordelijk heid op de schouders zou kunnen leg gen. Groeit de wetenschap de mens met boven het hoofd? Zijn de bescheiden morele capaciteiten van de mens nog wel in staat de enorme natuurkrachten die hij in de hand heeft gekregen op de juiste wijze aan te wenden? Het is een open vraag, waarop slechts de toekomst een antwoord zal kunnen geven. Voor lopig mag men hopen, dat de mensen zelf wat huiverig zullen staan tegen over dergelijke diepgaande ingrepen in het wezen van hun komend kind. 60. Toen Barend Bobbelgum nerveus zijn verhaaltje had gedaan, was het de beurt van Kille Bill. Nu moest hij voor de strenge rechter komen om te getui gen wat zich die avond in de gevange nis allemaal had afgespeeld. „Ik heb niet veel te zeggen, Edelachtbare", lis pelde Kille Bill bescheiden. „Doch in dien ik het recht had ridderordes uit te delen, ik verzeker U dat ik Barend Bobbelgum dan de allerhoogste onder scheiding zou toekennen. Stelt U zich eens voor...., een man alléén! Een eenvoudige ziel, slecht gekleed in een slordig zittend cipiersuniform. En wat doet deze dappere borst? Hij stort zich met niets ontziende dapperheid in de strijd, slechts gewapend met een lege vuilnisemmer, bereid zijn leven te offe. ren voor het RECHT! Voor het RECHT, dat daar nu nu voor mij zit, belichaamd in de achtenswaardige figuren van U, mijnheer de rechter, en uw gestrenge en hooggeleerde collegae! Eilaas, de dappere Bobbelgum moest het onder spit delven, want de overmacht was té groot! Mijn makkers en ik, wij tracht ten nog B. Bobbelgum te hulp te ko men. Maar onze hulp bleek nauwelijks van enige betekenis. Barend Bobbel gum bleek namelijk op zijn eentje in vijf minuten meer waard dan wij met zijn vieren in een heel uuf!" „Mijnheer Kille Bill ik bewonder U!" sprak toen de strenge rechter. „Be scheidenheid siert de mens en verdient zijn efkenning. Daarom zal ik je voor waardelijk vrijspreken, terwijl ik je toch voor het ontvoeren van die Japan, ner makkelijk met vijftien jaar had kunnen opknappen. Ga dus in vrede en zorg, dat ik jou en je makkers hier nooit weerzie, want anders dan zwaait er wat!" Het resultaat van de grap was dus, dat Bill en zijn makkers hun eigen kle ren weer terugkregen en nog diezelfde middag konden ze als trotse, vrije man nen het gerechtsgebouw verlaten DOOR TO DORSSEN-VAN LOON 20. Kapitein Sornee was een ernstig man, stug en weinig spraakzaam. Heel summier had hij verteld van zijn bele venissen sinds de 10e mei. Van de ge vechten m Brabant en Zeeland, van het mee teruggaan met Fransen en Belgen. Van de chaos hij Duinkerken, alwaar hij tegen wil en dank werd ingescheept en ondanks bombardementen vanuit de lucht veilig en wel de overkant be reikte. Van rijn nieuwe training onder Brits commando. En van de gevechten in Afrika, en later in Europa. Van zijn promoties en opdracht om naar Ameri ka te gaan voor een speciale opleiding. En van zijn nieuwe taak, die hij nu hijna een jaar bekleedde: militairen op_ leiden voor een speciale eenheid. Met een vaste standplaats, een woning en een uitstekend salaris. Er was met grote belangstelling ge luisterd. [Door Mientje en Max. Maar heiden wisten na enkele dagen: hij past niet meer in ons miljeu. Hij is het ont groeid. De wagenmakerij interesseerde hem maar heel matig. Dat de carrosse- riebouw wellicht binnen zeer afzien bare tijd weer ter hand kon worden ge nomen, scheen langs hem heen te gaan. Zelfs Sjaantje, die op Mientje's com mando papa zei tegen Frans Sornee vermocht niet de kapitein uit de plooi le brengen. De eerste keer had hij ver rast gekeken, toen Mientje met de klei ne meid aan de hand op hem toegelo pen was. Hij had Sjaantje op zijn schoot genomen en gekust. Maar het kind was doodsbenauwd geweest en had al gauw een keel opgezet, zodat Frans het kind rustig op de grond zette. Zijn verontschuldiging: „Ik ben geen kinderen gewend, alleen rekruten", kon men aanvaarden. Dat was toch te be grijpen na vijf jaar oorlog?" De oude hartelijke verstandhouding, die er vroeger tussen Frans en Max ge heerst had, kwam evenmin terug. Max achtte het zijn taak de heer des huizes op de hoogte te stellen van hetgeen er in de afgelopen vijf jaar was gedaan in de werkplaats. „Ik heb overal nauw keurig boek van gehouden, Frans. Je kunt alles nakijken en je zult me een plezier doen, als je er eens een avond voor nemen kunt om een en ander te controleren. De oorlogsomstandigheden veroorzaakten natuurlijk een teruggang van de inkomsten, dat was onafwend baar, waar we hebben zelfs het laatste jaar nog winst gemaakt. En ik geef je de verzekering, dat dit maar weinig bedrijven gelukt is". Frans Sornee bladerde een poosje in de stapel kasboeken, maar schoof <ze al spoedig terzijde. „Ik geloof het wel, Max, het was jou wel toevertrouwd. Voor alles, wat je in deze jaren voor mijn vrouw en voor de zaak gedaan hebt, ben ik je dankbaar We praten nog wél eens over een extra vergoe ding, want die heb je ongetwijfeld ver diend. Mientje en ik hebben veel aan je te danken". Doch daarbij bleef het. Frans maakte zich nergens druk over. 's Morgens lag hij lang in bed, luisterde naar de radio en rookte de ene sigaret na de ander. Als zijn voorraad op was, reed hij met zijn jeep naar de stad, alweer hij in het garnizoen net zoveel kon krijgen als hij wilde. Niet alleen rookwaren, maar ook flessen drank, voornamelijk whiskey, biscuits, blikjes vlees, chocolade, kauw gum en andere lekkernijen, die nog al tijd vrijwel niet te krijgen waren. Daarmede laadde hij zijn jeep vol en reed terug naar Hoogendijk. In het dorp babbelde hij soms met oude ken nissen, doch in de werkplaats kwam hij vrijwel nooit. Het scheen hem in het geheel niet meer te interesseren. Na veertien dagen wist Mientje twee dingen: Hij rookt wel veertig sigaretten per dag en hij drinkt ook tot bedtijd toe. En het tweede, dat ze al gauw be greep was: Hij verveelt zich; hij voelt zich hier niet meer thuis. De zaak inte resseert hem hoegenaamd niet meer. En bij mij is voor hem het nieuwtje er ook al af. Sjaantje vindt hij een lastig kind, al zegt hij het niet en het kind zelf is bang voor Frans. Ze blijft hem zoveel mogelijk uit de buurt of zoekt haar troost bij oom Max, die met haar kan doen wat hij wil. Op een morgen, toen hij om half elf de kamer betrad, de eeuwige sigaret in zijn mond en met zijn blikken spiedend naar de whisky-fles, zei ze het hem. „Je moet weer aan het werk, Frans, dat is de beste remedie. Trek je uni form uit en ga aan de slag. Er is weer wat hout, er zijn bestellingen genoeg, want de Duitsers hebben zo ongeveer alles weggesleept. Wat wil je nog meer? Wefken is gezond. En als je wat min der rookt en drinkt.ben je binnen een paar maanden weer de oude". Hij had slechts even gegrinnikt, zon der te antwoorden. Inmiddels had hij de fles gevonden en schonk zich een borrel in Daarna nam hij de krant, maar die was zo dun, dat hij hem al spoedig uitgelezen had. In de derde week was de aap einde lijk uit de mouw gekomen. Max was naar de stad om hout te lossen, dat daar per spoor was gearriveerd. Ze za ten om half twaalf nog aan de koffie, omdat Frans altijd zo laat opstond. Ze vroeg: „Waarom ben je niet met Max meegereden naar de stad? Om te helpen lossen? Wat lichaamsbeweging zou je misschien goed doen". Het hoge woord was er uit gekomen. „Ik heb één maand verlof, Mientje. Op 27 juni moet ik weer weg. Ik ben be roepsmilitair geworden, voorlopig nog drie jaar. Dus ga ik terug naar Ame rika, waar ik rekruten opleid, die spe ciaal getest zijn. Het beste zal zijn, dat ik hier de zaak verkoop. Max mag hem voor wat mij betreft overnemen. Over het geld worden we het wel eens. Dan ga je met me mee. Er is een mooi huisje, het klimaat is goed". Mientje's reactie was spontaan. „Ik denk er niet aan. De zaak verkopen. Wat denk je, dat vader ervan zal zeg gen? Tenslotte is het ook mijn zaak. Of ben je de fusie vergeten? In 1931? Naar Amerika ik had net zo lief!" Frans werd helemaal niet kwaad. Hij lachte flauwtjes om haar heftig protest. „Denk er rustig over na", was zijn be scheid". We hebben nog een week. Ik heb een pracht salaris, een mooi huis, een wagen en veel vrije tijd. We zitten dicht bij de zee en het klimaat is het ZUIVERE HUID PUROLen PUROL-poeder hele jaar door gunstig. Er is genoeg personeel. Je hoeft niet veel te doen. En voor Sjaantje zou het ook fijn zijn". „En als ik niet wil? Kan ik gedwon gen worden tegen mijn zin mee te gaan?" De man haalde zijn schouders op. „Wie praat er over dwingen? Het is toch heel normaal, als de vrouw haar man volgt? Vijf jaren waren we ge scheiden, tegen onze wil. Maar we zijn beiden gezond en ongedeerd door de oorlog gekomen. Wil je me alleen weg laten gaan?" „Jouw plaats is hier. Dit is ons be drijf, van jou en mij. Hier is jouw werk, niet in Amerika Je had geen beroeps militair moeten worden. Waarom werd je dat? Je wist toch, dat je een vrouw had in Nederland?" Frans dacht een poosje na. „Misschien heb je gelijk. De oorlogsomstandighe den dwingen een mens vaak wegen te gaan, die hij niet heeft voorzien. Men pikte mij er uit voor een bepaalde taak. Van de duizend mensen, die ze er voor testen, is er misschen één geschikt. Ik was één van die zeer weinigen. En ver geet niet, dat ik dit alles hier ontwend ben. Er zijn vijf jaren overheen gegaan, maar in die vijf jaren is meer gebeurd als in vredestijd in twintig jaar. Dat maakr het verschil. Ik leefde plotseling in een heel ander miljeu: de totale oorlog, die je dag en nacht opeist. Bin nen enkele maanden weet je niet beter, of het hoort zo. Ik heb de halve wereld door gezworven met als kameraad mijn geweer en als hoofdkussen mijn ransel. (Wordt vervolgd) COPYRIGHT STUDIO AVAN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1967 | | pagina 7