ranluchti1 9 lal cultuurtechniek vermag „Eens komt het geluk" BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER Jp m NUTSSPAARBANK Reisdeviezen Reischeques Verzekeringen Feuilleton: VVEEDE BLAD len- om ^■ust [n de discussie, die eind 1952 en gin 1953 werd gevoerd omtrent de iordelen en nadelen van èen ruilver- yelmg is door één van de schrijvers ingezonden stukken ook eens het jord cultuursteppe" gevallen. Het sultaat van het werk van de Cul- [rtechnische Dienst zou in bepaalde allen een „cultuursteppe" opleve- n Nu weet ik niet goed wat de tirijver met dit woord heeft bedoeld, ogelijk is de bedoeling geweest aan duiden, dat door cultuurtechnisch erk en met name door een ruilver- iveling de schoonheid van het land- lap verloren gaat. Nu is schoonheid een betrekkelijk grip. Ik herinner me, dat in een ge- nek over het al of niet ophogen van ag gelegen gronden, waarbij mensen verschillende „herkomst" aanwe- g waren, dit verschil in opvatting 'idilijk naar voren kwam. De land- jiapsman vond het een prachtig ge- cht zo'n laag gelegen terrein, waar raktisch geen gras groeide, afgewis- ld met ondiepe plassen. Iemand van ndere herkomst maakte toen de op- erking: „Ik zou het veel mooier vin- Ti als het een goed stuk grasland was et goeie melkkoeien er op". Het is taar hoe je het bekijkt. Maar om nu man, die het door boerenogen be- ïök iemand te noemen, die voelt voor in cultuursteppe, dat gaat me te ver Hoe het was De Bilt heeft ons de mededeling ge- aan, dat sinds 1921 de maanden juni juli niet meer zo droog zijn geweest, [u behoor ik nog lang niet tot de oud ten op ons eiland. Gelukkig niet' [aar van dat. jaar 1921 weet ik toch wel iets af. En wat me het duide- jkst voor ogen staat, is de buitenge- roon slechte stand van de gewassen in at jaar op grote delen van ons eiland, peeiaal in de P.H. Polder en polder ?t Noorden. De oorzaak was het zout, at door het tekort aan regenwater op- rong tot in de bouwvoor. Waar de ge- 'assen nog boven de grond waren ge- omen „brandde" het door deze zoute wel volkomen weg. Gevolg buiten- ewoon slechte opbrengsten. Dit jaar was niet het enige, dat het ging. Het jaar, dat volgde was geen laar beter. Ik weet nog heel goed, dat een bedrijf in de P.H. Polder een ippervlakte haver van 8 ha. een ge middelde opbrengst gaf van 700 kg. er ha. Hoewel dergelijke slechte jaren ge- ukkig zeldzaam waren, moeten we och vaststellen, dat tot voor ongeveer jaar op heel wat bedrijven in de ge- ioemde polders vrijwel geen „gaaf" *rceel was te vinden. Op vrijwel ieder erceel vond men een gedeelte, waar iet gewas minder was, of vrijwel voi lmen was verdwenen. We kunnen ig constateren, dal in die omstan- igheden 1967 weer een rampjaar zou ijn geweest. Hoe het is Hoewel ik in de loop van de zomer op heel wat plaatsen kom, zou ik niet graag beweren, dat me niets ontgaat. Toch meen ik wel te mogen zeggen, dat wat er op dit moment aan schade door het zout op Texel is te vinden minimaal klein is. Zelfs in de P.H. Polder zijn er bedrijven, die voorheen berucht waren door het zout, waar op het ogenblik geen vierkante meter schade te vinden is. Wat het Noorden betreft kunnen we denken aan bedrij ven als „De Bemes", waar voorheen op grote delen niets anders groeide dan de zgn. zoute melde en zeeasters. Ook hier is geen sprake meer van zout- schade. Hoe dit gekomen is? Wij menen, dat daar geen andere reden voor op te ge ven is dan de verbetering van de ont watering. De gemalen zijn er op bere kend het water op een voldoende laag peil te houden, de sloten zijn daarop aangepast, terwijl verder door drai nage gezorgd wordt voor de zgn. de tailontwatering. Nu kan ik me best voorstellen, dat er mensen zijn, die een perceel, waar plaatselijk uitsluitend zoute mélde en zeeasters groeien „mooier" vinden dan een perceel gaaf grasland of een goed graangewas. Persoonlijk denk ik daar anders over. En in ieder geval komt bij mij de gedachte aan een „steppe" eerder naar voren bij de aanblik van „verbrand" grasland of weggeschroei- de graangewassen dan bij een weide met rundvee of een goed gewas zomer- gerst. Maar nogmaals: smaken ver schillen. HOE DROOG HET WAS U hebt het waarschijnlijk ook gele zen in de dagbladen: Het weerstation in Den Helder heeft in de maanden juni en juli slechts 30 mm. water in de regenmeter afgetapt. Daarmee is de hoeveelheid regen de kleinste sinds 1921. En wij nog maar steeds praten over de droge zomer van 1959. In deze rubriek is het oök gezegd, dat er vrij wat droogteschade is, maar dat die schade niet haalt bij die van 1959. Is die indruk misschien verkeerd? Iedere agrariër, die zich de zomer van 1959 nog goed herinnert zal bereid zijn te onderschrijven, dat zowel op de veebedrijven als op de bedrijven met hoofdzakelijke akkerbouw de toestand tot nu toe veel beter is dan in 1959. Hoe moeten we dit zien ten opzichte van de gegevens van het K.N.M.I.? De maand mei Het is hier vooral het verschil m regenval in de maanden mei van 1959 en 1967. De maand mei was in 1959 buitengewoon droog, terwijl deze maand in 1967 op diverse plaatsen een hoeveelheid regen bracht, die groter was dan normaal. Samen met het wei nig drogende weer in het laatst van mei en het begin van juni heeft dit er voor gezorgd, dat het gras voor hooi en kuil er kwam en de akkerbouw gewassen zich aanvankelijk normaal ontwikkelden. Dit blijkt vooral uit de lengte van de graangewassen, met na me van zomergeret. Zomergerst van een voet hoog, geflankeerd door stro ken op de drainreeksen, waar het ge was de normale lengte had, zie je dit jaar niet in de polders. Ook dit telt mee We zijn van mening, dat het in de omstandigheden, zoals we die dit jaar beleven buitengewoon gelukkig is, dat de stikstofbemesting van het grasland is toegenomen en vooral, dat die stik stof voor een groot gedeelte in het voorjaar wordt gegeven. Het zou dit jaar falikant verkeerd zijn uitgekomen als het meeste hooi nog had moeten groeien na eind mei, zoals dit voorheen heel vaak gebeurde. Een groot gedeelte TEXELSE COURANT van het hooi moest toen nl. komen van de percelen, die vnj kwamen na het afzetten van de lammeren, dus na on geveer 20 mei. Nu al direct in het voorjaar meer stikstof wordt gestrooid, heeft men de kans al vroeger een aantal percelen leeg te maken voor winning van kuil- gras en hooi en dit is in 1967 dubbel en dwars beloond. LOTERIJ TEVOKO Maandag 31 juli is de trekking ver richt van de loterij van de volleybal club TEVOKO. Deeerste prijs, ƒ250,is gevallen op lotnummer 503; tweede prijs, ƒ100,op lotnummer 266; derde prijs, 50,op lotnummer 799. Verder zijn prijzen van ƒ10,ge vallen op de nummerse 248, 404, 1049, 1625 en 1840. OPENINGSTIJDEN OPENBARE BIBLIOTHEEK De openingstijden zijn Maandag: 10.00 tot 12.00 uur; Woensdag: 19.30 tot 21.30 uur; Donderdag: 15.30 tot 17.30 uur. Vrijdag: 14.30 tot 15.30 uur en 19.30 tot 21.30 uur. Jeugd: woensdag van 14.30 tot 17 30 uur en vrijdag van 15.30 tot 17.30 u. VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1967 door Henk van Heeswijk 20. En toen het kind. Haar eigen kind, dat haar na korte tijd weer ontnomen was, mét haar stiefdochtertje en haar man. Het was de straf. Inwendig had wel eens gedacht, toen ze enige maanden gehuwd was en bleek, dat dit huwelijk een vergissing was: Hij is zo veel ouder dan ik, mogelijk kan hij ziek worden en sterven; dan ben ik im mers weer vrij? Nu was ze vrij, en meer dan dat: alleen. Haar diep-verborgen, vaak weg- geknepen wens was vervuld geworden. Hij dood, en met zich in zijn graf had hij haar kleine jongen en haar stiefdochtertje meegenomen, de twee kinderen, van wie ze zoveel gehouden had. Ze had haar vrijheid herkregen, maar ten koste van wat! En nu was ze ontevreden, ongelukkig, 's avonds te midden van haar klanten, en niemand had bemerkt, wat ze iedere dag op nieuw leed door haar verlatenheid. En toen was Geert, ails een Deus ex machina in haar leven gekomen. Er ging een bijzondere bekoring van hem mt en van de eerste dag af voelde ze zich tot hem aangetrokken, tot de vreemde, stille, jongensachtige man, die de vloek der werkloosheid zo slecht kon ondergaan. IWerJc had ze hem gegeven, een te huis, afleiding. De stille genegenheid, die ze voor hem gevoelde, was gaan 379,25 VOOR ZWEMBAD De voetbalwedstrijd tussen een Heineken elftal en de Winkeliersver eniging Den Burg, waarbij Kees Ver kerk als gastspeler optrad, heeft een netto-bedrag van 379,25 voor het zwembad opgeleverd. BURGERLIJKE STAND VAN TEXEL van 26 juli tot en met 1 augustus 1967 Geboren: Luuk, zv. Jan Oostijen en Neeltje de Jong; Rommy, dv. Jan W. Schagen en Jacoba W. Bruin; Martine, dv. Pieter Brouwer en Trijntje Druif; Albert, zv. Jacob S Keijser en Marga- retha Dros; Marco Jacobus, zv. Jacob Zuidewind en Tiny C. Koorn, Marianne dv. Gosse Waaijer en Jannetje Schaap. Ondertrouwd: Frans Th. Cleven en Joekina M. Lap; Jan Grismgt en Ivonne E. de Bruijn. Overleden: Johanna Maria Bakker, echtgenote van P. van der SI ikke, oud 72 jaar. VERTROKKEN PERSONEN Jantina V. Flokstra, van Den Burg, Keesomlaan 23 naar Den Helder, Pol derweg 65; Anna H. Beers, van Den Burg, Molenstraat 30 naar Alkmaar, van Everdingenstraat 18; Agnes M. E. van Heerwaarden, van Den Burg, Wil li elminalaan 78 naar Alkmaar, van Everdingenstraat 18. INGEKOMEN PERSONEN Geertje de Visser, van Almkerk, Pr. Julianaweg 11 naar Den Hoorn H 26; Renée S. Elias, van Zwitserland, Vevey naar Den Burg, Julianastraat 9; Anne- lise Clausius, ev. Moerbeek, van Am sterdam, le Helmersstraat 104, naar Den Burg, Hogerstraat 10; Walter E. Brommersma, van Amsterdam, Hobbe- makade 114 hs naar De Koog, Ruijs- laan 27; Hortense M. E. Koopman, van 's-Gravenhage, P. van Troostweg 207 naar Oosterend, Vliestraat 24; Gerrit Duinker, van 's-Gravenhage, De Ge- nestetlaan 79 naar Den Hoorn, Heren straat 11; Pieter Rump, van Amers foort, Arnhemsestraat 31 naar Den Burg, Keesomlaan 38; Cornelia Roze- mond, van Leiden, Witte Singel 105 naar Oosterend, Oesterstraat 13; Eliza beth Visser, van Amsterdam, van Wou- straat 118 III naar Den Burg, Willem van Beierenstraat 9; Nicola as Bakker, van Leeuwarden, Azaleastraat 81 naar De Waal, W 29; Hermann B. Boks, van Ede, Verl. Maanderweg 129 naar De Koog, K 58; Sophie P. Reitsma, van Valburg, Zetten, Wageningsestraat 72 naar Oudeschild S 23a. TARVO OP TAFEL - GEZONDHEID IN HUISI ALTIJD IN DE ORIGINELE VERPAKKING COPYRIGHT STUDIO AVAN 3M 94. Onhoorbaar liet brigadier Piet het deksel van de kist zakken, doch hij zorgde erlvoor dat-ie toch nog door een klein kiertje alles kon zien wat zich afspeelde in de smidse. En dat was héél wat. Om te beginnen stortte plot seling het spontaan gevormde heuvel tje aarde in elkaar. Zo ontstond er een soort schacht en daaruit rezen voor zichtig de twee koppen van de zoge naamde „lijnwerkers" omhoog. De kluiten aarde lagen nog op hun pet en de schichtige blikken waarmee ze de smidse rondspeurden, beloofden niet veel goeds. „Ze zijn het...." dacht Piet en hij had gelijk ook. Wladirnir was namelijk de eerste, die sprak. We zijn in onze opzet geslaagd, waarde Sucker", lachte hij- vals. „Beur me 'es effen uit dat gat, man! Kijk, daar in de hoek staat de kist met de computer. We hebben vrij spel, want de smid en de Japanner zijn weg!" Kid Sucker beurde argeloos de klei ne Wladirnir uit het pas gegraven tun- neLstuk en maakte zich gereed er zelf ook uit te klimmen. Doch nu bleek wat voor een afschuwelijke schurk die Wladirnir Kotsof eigenlijk was. Voor Kid Sucker er namelijk erg in had, had de kleine Barroesjaan een grote voor hamer gegrepen en WHAM.daai gaf-ie zijn collega toch een dreun op de kop! Het weergalmde duizendvoudig door de smidse heen en Kid kon er dus voorlopig geen woord van navertellen. Maar kleine Wladirnir kon dat des te beter. Tevreden lachend ging hij naar de telefoon en hij belde een gewichtige personage op. „Ik heb de sportcompu- ter, o machtige volkscommissaris", zei hij. „En die vuige kapitalistische agent uit Dollarmenie heb ik op een simpele maar treffende wijze onschadelijk ge maakt!" ook had hij vriendschap verworven met de dorpelingen, met hen, die haar café bezochten; de stugge Texelaars, die zo zelden toenadering toonden voor „vas telanders", hadden hem spoedig in hun kringetje opgenomen. Ze had alles, wat in haar vermogen lag. gedaan om hem zoveel mogelijk „thuis' 'te doen gevoelen. En toch had hij zich bij haar waarschijnlijk nooit thuis gevoeld. Ze had het immers zien aankomen, met nauw verholen angst! Hoe hij zich verveelde, hoe hem iets hinderde Dikwijls had ze hem bespied, als hij, zich alleen wanende, voor het raam naar buiten stond te kijken, ver over het wijde watervlak, daar waar vaag de huizen en de toren van Den Helder zichtbaar waren. Dan loosde hij een zucht en trommelde verstrooid op de vensterbank. En Nel wist het dan: Z'n hart vertoefde overal, behal ve op Texel. Ze had het immers zien aankomen? Ze had het toch kunnen weten, dat het moest gebeuren? Geen vreemdeling immers, die het, althans niet noodge dwongen, een winter uithield op het eiland! Als een klein kind had ze zich zelf telkens gesuggereerd: hij zal wel bij me blijven, hij mag niet weggaan, ik kan hem niet missen. En hoe dik wijls had ze het wel willen uitschreeu wen: Geert, Geert, je gaat toch mee weg? Ik kan je niet missen. Geert, ik houd immers van je. Maar dan had ze de stem van haar hart gesmoord en diep in haar binnen ste teruggedrongen. Neen, het was geen liefde, wat ze voor hem voelde, slechts egoïsme: bang voor het alleen zijn, en de wetenschap, dat hij hoe langer hoe meer hunkerde om weg te komen, maakte haar soms bijna krank zinnig van angst. Ze wilde hem be houden, maar ze had geen recht op hem. Hij was vrij man, hij kon gaan, wanneer hij wilde. Ze had hem ver wend in haar diepe, onderdrukte gene genheid voor hem; argeloos had ze hem gevraagd, of hij hier of daar van hielden en wist zo tenslotte na korte tijd al z'n lievelingsgerechten. Ze hun kerde naar een prijzend woord van hem, ze las gretig een glim van genoe gen van zijn ernstig gezicht. Daar leef de ze dan weer van, daar teerde ze op en 's avonds laat op haar bed trachtte ze op het donkere behang naast haar ledikant zijn gezicht te ontdekken, zo als hij in een vrolijke bui was. Hoe dikwijls had hij gezegd: „Meid, wat kan jij toch heerlijk koken. De man, die jou nog eens trouwt, trekt een lot uit de lotenj". Dan beving een gevoel van warmte haar en brandde het op haar lippen: „Geert, wil je dat lot niet hebben?" Maar ze onderdrukte het en antwoordde meestal teleurge- steld-onverschillig: „Merci. Ik moet ze niet. Ze zien allemaal het goudvisje in me. Ze zijn verliefd op m'n huis, m'n zaak en m'n geld. Maar wie bekom mert zich om m'n hart?" Dan had Geert luchtig geantwoord. „Kom, kom, niet zo somber, als eerst de ware Jozef maar komt". En fluitend liep hij dan weg. Hij bevroedde immers niets. Hij gaf niets om haar. Hij leefde z'n eigen le ven, begreep haar niet. En nu was hij weg en ze was alleen, kon afwachten, tot hij weer zou terug keren, als hij ooit zou weerkeren. Zuchtend liep ze naar boven, naar zijn kamer, om het bed af te halen. Het zou voorlopig niet meer beslapen wor den, misschien nooit meer. Ze trad het kamertje binnen en keek naar het bed. Het was half opengeslagen. De snrei hing als altijd, scheef, nonchalant op gevouwen over de leumng van het voeteneind, half op de grond hangend In het kussen was de vorm nog te zien van zijn hoofd, de plek, waar hij had geslapen. In de pereboom vlak bij het raam zat eensklaps een vogel, die een ogen blik, eigenwijs met het kopje scheef, naar binnen keek. Toen floot het een lustig liedje, met hoge trillers uitha lende, maar de vrouw, daar in dat kamertje, hoorde deze simpele uiting van levensvreugde niet, want in een waanzinnig verdriet viel ze op de knieen voor het ledikant, omarmde het kussen en zoende de holte keer op keer. De tranen kon ze niet meer weerhouden. Wild schokte haar lichaam en ze schreeuwde het uit: „Geert, Geert, waarom ben je van me weggegaan, ik kan je immers niet meer missen. Ik houd zo van je. HOOFDSTUK VII „Van de eerste dag af Toen Geert even voor de middag de woning van z'n ouders binnenstapte, was het alsof plotseling een bom in de kleine kamer was neergekomen. De beide oudjes althans hadden niet ver baasder kunnen zijn, nu ze na zovele weken hun jongste zoon weer in le vende lijve voor hen zagen. „Geert!" was het eerste, wat de moe der blij verrast kan stamelen. Het vol gende ogenblik lagen moeder en zoon in elkaar armen. De tranen biggelden de oude vrouw over de rimpelige wan gen. De oude van der Plas was opgestaan en keek spottend zijn weergekeerde zoon aan. „Zo, zo", zei hij, hoewel hij innerlijk toch blij was, „ik dacht, dat jij hier geen voet meer over de drempel zou zetten?" Geert richtte zich overeind en fron ste de wenkbrauwen. De moeder zag het en trok de jongen naar zich toe: „Stil man, is dat het welkom voor je zoon? Je heb nog geen vriendelijk woord tot hem gezegd". Geert's trekken ontspanden zich en hij liep met uitgestrekte hand op zijn vader toe. „Enfin", zei deze, wat minder nors- de hand van zijn zoon stevig drukkend, „we zullen er verder over zwijgen. En je afwezigheid heeft jou geen kwaad gedaan. Waar ben je geweest? Je ziel er zo verweerd en bruin uit. Het lijkt wel of je gevaren hebt. Kom je van Texel?" „Ja, vader, van het eiland Texel. Ik heb daar werk, wel niet in m'n vak, maar dat doet er niet toe". „En nu ben je maar weer eens naar Alkmaar gekomen, om te zien hoe of de toestand hier is?" „Juist vader". ,,Hmm, dat dacht ik wel. Nou, 't is hier niet veel beter dan toen je weg ging". „Hoe bedoelt U?" vroeg de jongeman verbaasd. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1967 | | pagina 5