JRQUWEH ïtl ALTIJD NOG"
BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER
LANDBOUW en VEETEELT
SMMBS1
)ERDE blad
TEXELSE COURANT
VRIJDAG 28 JUNI 1968
Oniii'jr mloMii'
MANGAANGEBREK IN BIETEN
In diverse percelen bieten zie je op
iet moment planten, die zeer duidelijk
je verschijnselen van mangaangdbrek
[aten zien. Voor hen, die dit verschijn
sel niet kennen een paar kenmerken
yan deze ziekte. De plant is duidelijk
geler van kleur en heeft een duidelijk
steilere stand dan een gezonde biet,
die de bladeren gespreid heeft. Later
komen op het blad vvit-grijze plekken,
die in een nog verder stadium bruin
gaan kleuren. Het geheel geeft een ge
was, waar de boer geen genoegen in
beeft.
Voorheen werd meestal al in het eer
ste stadium van de ziekte geadviseerd
om mangaansulfaat te strooien of te
spuiten. Daar is men de laatste jaren
van terug gekomen. Het blijkt nl., dat
speciaal bij het gewas bieten „de ziek
te" vanzelf weer verdwijnt. Op het mo
ment is het advies om alleen bij een
zeer ernstig gebrek mangaansulfaat te
geven.
Er zijn akkerbouwers, die er de voor
keur aan geven om ook bij een minder
ernstig optreden van deze gebreksziek
te overgaan tot het spuiten van man
gaansulfaat. Laten ze dit nl. na, dan
hebben ze geen plezier in het gewas.
Als motief noemt men ook wel, dat het
Igewas bij voorkeur geen stilstand in de
groei moet krijgen, omdat dit aan het
onkruid een kans geeft. Dit kan in be
paalde gevallen een geldend advies zijn
In 't algemeen menen we echter te
moeten adviseren om niet te gauw over
te gaan tot het geven van mangaatsul-
faat op het gewas bieten.
GELUK EN ONGELUK
De kwestie van geluk en ongeluk
blijft ons bezig houden. Ook al, omdat
we telkens reacties horen van lezers,
die het in dit opzicht met ons eens zijn,
terwijl anderen er blijk van geven het
volkomen oneens met ons te zijn.
Een paar dagen geleden maakte ik
een kleiln voorvalletje mee, dat me nog
weer eens aan het denken zette over
deze kwestie. Op een zeer druk en on
overzichtelijk kruispunt, waarin je
ogen tekort komt om alles goed te
overzien „stoof" een jongeman op een
brommer zonder óp of óm te kijken de
weg over. Hij had „geluk", want op
dat moment was er geen verkeer.
Hoewel ik het woord „geluk" ge
bruik is het hier o.i. helemaal niet op
zijn plaats, net zo min als het woord
„ongeluk" op z'n plaats zou zijn ge
weest als een auto hem aangereden
had. Ik zou dan maar één woord willen
gebruiken stommiteit
Domme dingen
Op gevaar af, dat ik weer het ver
wijt krijg te horen, dat ik bij bepaalde
mensen een minderwaardigheidsgevoel
opwek waag ik het om te zeggen, dat
er ook op boerenbedrijven telkens dom
me dingen gebeuren. En ik ben er van
overtuigd, dat de bedrijvers van deze
domme dingen nog telkens beweren,
dat ze „ongelukkig" zijn geweest. Een
paar voordbeelden.
Een boer heeft hooi op het land lig
gen. Het is goed drogend weer. Toch
blijft het zwad onaangeroerd. De boer
rekent er blijkbaar op, dat de zon het
alleen wel kan doen. Het blijft zo lang
droog, dat buurman, die tegelijk heeft
gemaaid en iedere dag het hooi een
maal of tweemaal schudt het hooi een
dag of zes na het maaien kan inschu-
ren. Dan gaat 't regenen. Het hooi van
de eerste man raakt na veel „omzwer
ven" een paar weken later de schuur
in. Reuk en smaak zijn weg. Het lijkt
me niet onmogelijk, dat de man in
kwestie zegt„Ja, ik ben ongelukkig
geweest".
Een ander voorbeeld. Het hooi ligt
op zaterdag klaar om in te schuren.
Het ziet er naar uit, dat er nog een
„heleboel" mooie dagen komen. Men
redeneert„Het kan wel wachten tot
volgende week". Maandag regent het.
Het duurt wel een week voordat het
hooi eindelijk naar binnen kan. Was
deze man ongelukkig
Iemand zaait bieten op een perceel,
dat dik in de kweek zit. Hij weet wel,
dat dit moeilijkheden kan geven, maar
hij waagt het er op. Misschien valt het
mee.
Het valt niet mee. Het blijkt niet
mogelijk te zijn om de bieten er boven
te houden. En tenslotte is er maar één
mogelijkheid de bieten worden omge
ploegd en er wordt een tweede gewas
gezaaid. Bij buurman staat een prach
tig gewas bieten, zonder onkruid. Kon
de eerste man spreken van „ongeluk"
en de tweede van „geluk". Ik zou het
liever zo willen zeggen„De eerste
man reed met z'n brommer over een
druk kruispunt zonder óp of óm te kij
ken, terwijl de tweede man bij het
oversteken goed uitkeek.
FEL ILLETOIS
door
Tom Lodewijk
23. Els kon nu rustig praten over het
heengaan van haar vader. Vanzelf kwa
men de jeugdherinneringen op, de tijd
op school.
,Toen was je veel kattiger", zei hij,
gedachtig aan de vele malen dat ze
hem, geduldige aanbidder, had afge
snauwd.
„Ben ik nog, maar ik heb geleerd me
te beheersen. Ik heb Arnij Groskamp
tenHave „Hoe hoort het eigenlijk" uit
m'n hoofd geleerd."
„En daar veel van opgestoken."
„Een ander en beter mens gewor
den". lachte ze.
„Anders is goed," zei hij iets ernsti
ger, ..beter hoeft niet."
„Vind je dat er aan mij niets meer te
verbeteren valt?", vroeg ze ironisch.
„Je bent mij goed genoeg zoals je
bent.
„Je ként me nog niet".
„Ik ken je al zo lang."
„Op dié kennis zou ik maar niet af
gaan."
„Het zou me heel hard tegenvallen
als ik me vergiste," zei hij.
,ïk zal je nog maar es inschenken",
vond Els, „voor je al te diep in m'n
ziel gaat boren. En dan spijt het me
erg, maar ik zal je even alleen moeten
laten. Want als je wat te eten wilt heb
ben, moet ik nu naar m'n keukentje.
Je ziet, boeken, tijdschriften, desnoods
zet je een plaatje op." Ze dacht even
aan Roos, verleden week. Die was mee
gegaan naar de keuken, had geholpen
en gebabbeld. Maar zoiets kon je van
een man niet verwachten.
Hij zat, met een tijdschrift op de
grond gegleden, diep in gedachten naar
buiten te staren, toen ze binnenkwam
Onder alle grappen door dacht ze, was
hij in een ernstige bui vanavond, en <$at
maakte haar een beetje nerveus.
Ze stak de kaarsen aan en nodigde
hem aan tafel. Hij deed de maaltijd eer
aan. En hij stak zijn bewondering voor
haar culinaire kwaliteiten niet onder
zijn stoel.
„Ik heb je al gezegd, een paar jaar
au pair is voor een meisje als ik de
beste leerschool".
„Ja", stemde hij toe, „ik heb een
vriend, die is getrouwd met een meisje
dat hij op de universiteit heeft leren
kennen. Dat ze getrouwd gebléven zijn,
raag een wonder heten. Haar jus leek
op water, haar vlees brandde aan, de
piepers werden pap, koffie zetten kon
ze niet, én gelukkig deed ze de was
naar de wasserij, anders was hij als
zwarthemd op zijn werk verschenen."
„Nou ja", zei Els met een wegwer
pend gebaar, „dat is ook het uiterste."
„Je zal ze de kost geven", meende
Roel, „die van toeten noch blazen we
ten als ze voor het huishouden komen
te staan. Gesjochten de man die er in
loopt."
„Daar heb jij wel voor uitgekeken",
lachte ze.
„Ik wel", zei hij tevreden. „Ik kan
wachten ,tot ik de juiste ontmoet".
Nu, wist ze, had ze maar één zinne
tje te zeggen „en heb je die dan al
ontmoet?" en de vlam was in de pan.
Ze zag het aan zijn ogen, hoorde het
aan zijn stem. Maar ze zou het hem
niet cadeau geven.
„Wat je gelijk hebt", zei ze een beet
je spottend, „eerst moet je weten of ze
goed kan koken en bakken en braden
en zieden, naaien en stoffen en was
sen".
Hij keek een beetje gekwetst op.
„Is dat dan niet belangrijk?"
„Ach", zei ze, ,,'t is niet onbelangrijk
Jij denkt aan de man, ik denk aan de
vrouw. Een meisje dat onvoorbereid het
huwelijk en de huishouding instapt, kan
ook een grote deceptie krijgen. Er zijn
vrouwen die het eenvoudig niet aan
kunnen en wanneer de man dan niet
zoveel verdient dat hij haar dat alles
uit handen kan nemen, verwaarlozen
ze de boel en niet te vergeten zichzelf,
óf ze verwaarlozen haar man. Zit wat
in. Maar het belangrijkste is niet onder
woorden te brengen. Of dat er is, weet
je als je elkaar ontmoet".
„Daar heb je gelijk in", stemde hij
toe, blijkbaar blij dat de trein van het
gesprek weer op veilig spoor was be
land. „In ieder geval zitten we hier
over een theoretische aangelegenheid
te praten, want als ik zo rondkijk heb
jij je zaakjes best in orde".
„Ik heb ook een juffrouw die de boel
voor me bijhoudt, en de was naar de
wasserette brengt, en ik eet vaak bui
ten de deur. Maar ik ben van nature
gesteld op orde en regel, ik kan niet
werken in een bende, en er niet in le
ven ook".
„Net zo min als ik," constateerde hij
vergenoegd.
Och heden, dacht ze, als ik zo door
ga, verkoop ik mezelf met huid en
haar.
„Moet je es horen," zei ze, „ik ben
niet van plan om straks als jij wegbent
nog een hele vuile vaat in de keuken
te vinden. Ik ga even afwassen. Hou jij
je maar zoet."
„Dat zal wel lukken," zei hij opge
wekt. Hij hielp haar de schalen naar
de keuken dragen, maar bood niet aan
af te wassen. Geen mannenwerk, dacht
Els vermaakt, en ze bedacht met hoe
veel plezier ze hem een schort voorge
bonden zou hebben. Roel met een schort
Al z'n waardigheid was naar de maan!
Hij stond te snuffelen in haar gram-
mofoonplatenkollektie, toen ze met de
silex binnenkwam om koffie te maken.
„Is er wat voor je bij?"
„Het meeste ken ik niet", zei hij.
„Heb je zelf een grammofoon?"
„Nee".
„Van welke muziek hou je?"
„Nou, ik ben niet zo bar muzikaal,
maar liefst koralen, mannenkoren enzo
Die heb ik hier niet bij."
„Nee, dat is niet mijn fort. Dus ik
hoef jou niet op te monteren met Paul
Dukas of Bartok?"
Ze zag aan zijn gezicht, dat hij er
nooit van gehoord had.
„Of een chanson?"
„Ik kan dat Frans niet verstaan."
„Mijn Roosje ook niet, maar die zit
„Ze willen het niet meer".
Het zal gedurende de hele wereldge
schiedenis wel zo blijven, dat de oude
re generatie er moeite mee heeft om de
jongeren in hun doen en laten te vol
gen. Ik dacht daar dezer dagen aan
toen ik een gesprek had met een ouder
iemand, die al heel wat jaren de boer
derij uit is.
Hij had het over diverse werkzaam
heden, die voorheen met de hand wer
den uitgevoerd en nu machinaal ge
beuren. Als hij de kwaliteit van het
werk van voorheen vergeleek met het
werk van nu, dan vond hij het maar
niets. En vroeger kwam het werk toch
ook klaar was zijn conclusie. „Maar"
was zijn conclusie, „dat kan nu 'blijk
baar niet meer." Waarop hij direkt liet
volgen „Het kan nog wel, maar ze
willen het niet meer".
Een misverstand
Ik geloof, dat hier sprake is van een
misverstand, want voor mij staat het
vast, dat het niet meer kan als vroe
ger. Als illustratie het volgende. Op
het bedrijf van de oudere boer werden
in de dertiger jaren de aardappelen
met de hand gerooid voor een bedrag
van 50 cent per 100 kg. Bij een op
brengst van 30 ton per bunder koste
dit werk dus ƒ150,per ha. De aard
appelen stonden daarvoor in zakken op
het land. De afvoer en verdere verwer
king was voor de boer.
We kunnen aannemen, dat de lonen
met inbegrip van sociale lasten op het
moment zeker zesmaal zo hoog zijn als
in de dertiger jaren. Dat betekent, dat
een werk, dat voorheen ƒ150,per ha.
kostte nu ƒ900,per ha. zou vragen.
Als voor dit bedrag ook nu de aardap
pelen nog op het veld zouden staan,
was de vehbouw van aardappelen on
mogelijk geworden.
De marge tussen opbrengst en kosten
is toch al niet royaal maar dit zou nog
ongunstiger worden als het werk in
derdaad nog moest gebeuren als een
dertig of veertig jaar geleden.
Het is daarom naar mijn mening een
misverstand als gedacht wordt, dat het
geen kwestie van niet kunnen, maar
van niet willen is.
GEWOON DOORGAAN
Op het moment, dat we dit artikeltje
schrijven is het op ons eiland vrij
droog. Dit in tegenstelling met veel
plaatsen op het vasteland, waar de
laatste dagen zware buien zijn gevallen.
Er zullen op Texel zeker ook een
aantal boeren zijn, die graag gewild
hadden, dat enkele van die buien hun
water ook op Texel hadden laten val
len. Daarnaast zijn er echter heel veei
boeren, die hopen op nog een aantal
droge dagen. Ook al is de groei van het
grasland een ipaar dagen mnder goed,
vindt men toch het belang van een
goede voederwinning belangrijker. Wat
goed hooi waard is, is de afgelopen
winter duidelijk gebleken.
Op het onverwachts een bui
Intussen is het goed er rekening mee
te houden, dat de kansen op regenbuien
groter beginnen te worden. Algemeen
is men op Texel van mening en o.i.
wel terecht dat na de langste dag
de kans, dat regenbuien ons eiland
„links laten liggen" kleiner wordt. We
denken in dit geval speciaal aan de
veehouderijb edrij ven
Ieder jaar bemerk je het weer, dat
er in een droge periode de neiging is
om de kunstmeststrooier voorlopig op
stal te zetten. Het geeft dan immers
toch niets om stikstof te strooien. In
1967 hebben een aantal veehouders met
deze gewoonte gebroken. Ze zijn ge
woon doorgegaan.
En het is geen „verhaaltje" als we U
zeggen, dat diverse veehouders nos na
het seizoen hebben verteld, dat deze
methode 'hun zeer goed bevallen is.
Want dan k zij die methode waren ze
zonder veel moeite de droge periode
doorgekomen. Een paar millimeter wa
ter is soms als voldoende om het gras
land weer een groene kleur te geven.
En als je het geluk hebt om kort daar
na een wat grotere hoeveelheid regen
te krijgen, dan is de groei veel eerder
were op gang als n het geval, dat men
na de regen nog moet beginnen met
het geven van een gift stikstof.
Het feit of je in een droge periode
wel of geen regen krijgt, is een kwestie
van „geluk" of „ongeluk", maar het
feit of je, als er een regenbui komt, de
stikstof wel of niet gestrooid hebt,
heeft voor een groot dele te maken met
vakmanschap.
ZO KAN HET OOK
Eén dezer dagen had ik een gesprek
met een Texelse boer, die over het
boer-zijn zo zijn eigen opvattingen
heeft. Het is niet de eerste keer, dat hij
in deze rubriek verschijnt. Mogelijk ook
niet de laatste keer. Want eerlijk ge
zegd vind ik het een genot om ook eens
met zo'n boer te spreken.
Ik heb wel eens de indruk, dat heel
veel mensen van mening zijn, dat wij
voorlichters het liefst spreken mét en
op de bedrijven komen van boeren, die
er alles op zetten om tot een zo hoog
mogelijk inkomen te komen. Ik moet
toegeven, dat ons werk daarvoor ook
wel wat aanleiding geeft. Toch is dit
een misvatting.
Deel van leven
De man, waarover ik het heb heeft
een bedrijf met een voor ons eiland
gemiddelde oppervlakte. Het zou hele
maal geen toer zijn om zo'n bedrijf zo
in te richten, dat één man op een be
drijf van deze oppervlakte een zeer
druk leven heeft. Ik stel me voor, dat
iemand, die er alles op zette om uit het
bedrijf te halen wat er in zit, wel 35
koeien kon melken. Ook bij gebruik als
bouwland met een intensief bouwplan
(veel bieten en aardappelen) zou het
een bedrijf kunnen zijn, waarin je het
hele jaar druk bezet was. Wat de
grondsoort betreft heeft deze boer vol
op mogelijkheden om er zo'n druk be
drijf van te maken. Toch doet hij dit
niet.
Zijn bedrijf is zo ingericht, dat hij
het Ivrijwel nooit „onmogelijk" druk
heeft en een groot deel van het jaar
heeft hij het volgens zijn eigen mede
deling helemaal niet druk. Hij is direct
bereid om toe te geven, dat er heel wat
boeren met een even groot bedrijf zijn
die het financiëel verder brengen. Maar
dit doet hem niet veel. Als hij er in
slaagt om een inkomen te halen, waar
van hij met zijn gezin goed kan leven
en aan zijn verplichtingen kan voldoen,
dan vindt hij dit welletjes.
Een flink landarbeidersloon
Nu zullen er misscnien lezers zijn,
die denken, dat deze man niet behoeft
te leven van zijn bedrijf. Hij heeft mis
schien naast het inkomen uit de boer
derij nog andere inkomensbronnen. En
daardoor komt hij misschien toch tot
een inkomen, dat vrij hoog ligt. Toch
is dit niet zo.
In ons gesprek gooide ik een balletje
op over de hoogte van het inkomen.
Aan de hand van de inrichting van
zo'n bedrijf kunnen we daar globaal
wel iets van zeggen. We noemden een
inkomen, dat een paar duizend gulden
ligt boven dat van een werknemer op
het boerenbedrijf.
Onze gesprekpartner gaf toe, dat het
gemiddeld ongeveer op dit niveau lag.
„Maar" liet hij er direct op volgen,
„ook al zou het inkomen een paar dui
zend gulden lager liggen dan U nu
noemt, zou ik toch niet bereid zijn om
me te gaan uitsloven om meer te ver
dienen". Hij vertelde me verder nog
dit. In zijn naaste omgeving brachten
VOORKOMEN BETER I)AN GENEZEN
De harttransplantaties zijn de laatste
maanden onderwerp van gesprek ge
worden en in elke kring is deze nieuwe
mogelijkheid van behandeling van be
paalde hartpatiënten met groot enthou
siasme ontvangen. De hoop, dat deze
behandeling een routine-ingreep zal
kunnen worden, leeft bij ons allen.
De artsenwereld ziet in de hart
transplantatie een mogelijkheid tot
verdere uitbreiding van de curatieve
gezondheidszorg, dat wil zeggen, de be
handelingsmogelijkheden van de zieke
mensen zijn weer met een nieuwe uit
gebreid.
Naast de curatieve gezondheidszorg
kennen we de preventieve gezondheids
zorg en daarmede wordt aangeduid,
dat de arts evenzeer streeft naar het
voorkómen van ziekten. Deze mogelijk
heid wordt vooral bepaald door het
leren kennen van de oorzaken van
ziekten en op dit gebied is reeds veel
bereikt. Zo weten we sinds enige jaren,
dat het roken van sigaretten als de be
langrijkste oorzaak beschouwd moet
worden van het ontstaan van longkan
ker. Bekend is eveneens, dat rokers ook
veel vaker hart- en vaatziekten krijgen
dan niet-rokers. Van iedere 10 sigaret
tenrokers overlijden minstens 3 aan de
gevolgen van dit roken.
Tegen de achtergrond van voorkó
men is beter dan genezen, krijgt de
harttransplantatie een relatieve bete
kenis, zonder dat dit afbreuk doet aan
de immense prestatie als zodanig. Deze
nieuwe chirurgische ingreep zal even
wel nog verder moeten worden ontwik
keld om routine-handeling te kunnen
worden en zal vermoedelijk toch voor
lopig nog afhankelijk blijven van het
beschikbaar zijn van door andere oor
zaken overleden hart-donors. De be
volking kan op deze ontwikkeling
slechts indirecte invloed uitoefenen en
is niet in staat een en ander te bespoe
digen.
Het voorkómen van de ernstige ge
volgen van het sigaretten-verbruik is
daarentegen nu reeds een zaak, die het
Nederlandse volk zelf in handen heeft;
ophouden met roken en het niet begin
nen met roken betekent, dat jaarlijks
in ons land duizenden mensenlevens
kunnen worden gespaard.
Het is de moeite waard deze kans
direct te benutten.
Dr. L. Meinsma
Amsterdam, 20 juni 1968,
De Lairessestraat 33.
GESLAAGD
Onze vroegere plaatsgenoot, de heer
Piet van Leeuwen behaalde te Ede zijn
diploma ULO a, na de Avondschool in
Wageningen bezocht te hebben.
HOOFDPIJN poeders
KIESPIJN POEDERS
werken verrassend
ieder jaar mensen uit de stad hun va
kantie door. Het was ook deze „gasten"
opgevallen, dat hij niet de „slovende"
boer was, zoals zij die zich meestal
voorstelden.
Ik geloof, dat het goed is voor colle
ga-boeren en ook voor voorlichters, dat
er ook nog zulke boeren zijn. Ze kun
nen er ons aan 'herinneren, dat een
mens ook in deze zin niet „alleen bij
brood kan lieven", maar dat er nog
andere waarden zijn, die aan het leven
zin en inhoud geven.
COPYRIGHT STUDIO AVAN
d/+-±59l
159. Toen William D. Buckshooter in
grote vertwijfeling zijn handen naar
zijn hoofd bracht, stond hij nog voor
het venster, waarop hij zojuist zo'n lui
de roffel geslagen had. In de woonka
mer van smidje Verholen was deze rof
fel dan ook niet onopgemerkt gebleven,
terwijl ook de knallende schoten van
de twee Barroesjanen de nodige aan
dacht getrökken hadden. En binnen
hielden ze niet van roffels op vensters
en schietpartijen op het pleintje. Dus
schoven ze het raam op en trokken
twee paar sterke handen de Dollarme-
nische ambassadeur snel naar binnen.
„Help! Een aanranding! Wat moet
dat?" brulde William D. benauwd. Hij
keek de twee mannen eens aan, die
hem zo bruusk naar binnen getrokken
hadden en herkende natuurlijk smidje
Verholen en de ikleine dr. Yokito wel.
Maar deze herkenden hem ookon
danks zijn maskertje.
„Zo..!!" zei de smid spinnijdig. „Jij
bent Willem de Bokkeschieter, hè? Ik
herken je wel, vriendje! Jij bent de
'ambassadeur van Dollarmenië! Begin
nen jullie nou wéér te duveljagen? Ja.
ja, want het gaat natuurlijk allemaal
om die sportcomputer, hè?"
„Ik weet niks, en ik ben politiek on
schendbaarpiepte William D.
Buckshooter. „Ik heb recht op bescher
ming van de politie!"
„Zeker, zeker, o nietswaardige worm,"
lachte dr. Yokita grimmig. „Daarom
zurren wij u gauw naar de poritie toe
sturen! Wij gaan u inpakken in papier
en héér groot rang touw! Dan een
adresje eraan en u gaat naar Graven-
drecht! Daar kan u dan nooit niet niks
niet meer gebeuren!"
En de smid en de kleine Jappanner
deden nu hetzelfde met de DoÜarme-
nische ambassadeur, wat nog maar zo
kort geleden Eelco Eelkema ook met
enkele staatsvijanden had gedaan. „Een
goed ideetje van Eerco....," grinnikte
dr. Yokito
er in trance bij als ze maar zo'n beetje
snapt waar het om gaat."
„Wie is jouw Roosje?"
„Mijn rechterhand op kantoor. Ze
heeft hier verleden week gegeten".
„Doe je dat wel meer? Collega's te
eten vragen?"
„Nee, maar Roosje is ook geen colle
ga. Dat is m'n vriendinnetje."
„Vriendinnetje? Hoe oud is ze dan?"
„Zeventien."
„Gunst, je kon haar moeder zijn,
niet?"
„Nou dat zou wel een kinderhuwelijk
geworden zijn. Maar ik moeder zo'n
beetje over haar. Zelf heeft ze geen
moeder meer."
Ze zag dat hij het toch maar een
vreemd geval vond. En ze dacht aan de
vergaderzaal, die er niet was in zijn
kantoor. Baas is baas en werknemer is
werknemer. Afstand bewaren. Dat
heeft hij, neuriede ze ondeugend zacht
van zijn moesje geleerd.
„Wat zing je nou?" vroeg hij achter
dochtig.
„Beelden uit mijn kinderjaren trek
ken aan mijn geest voorbij," lachte ze.
„Hier, room en suiker, bedien je zelf.
Gebruik de klontjestang, die éne keer
in 't jaar, anders heb ik 'em helemaal
voor niets."
Hij trommelde nerveus met zijn vin
gers op de stoelleuning.
„Waar zit je aan te denken?" vroeg
ze en begreep opeens dat ze beter niet
had kunnen zeggen.
„Aan ons," zei hij meteen.
„Aan ons?"
„Ja, aan jou en aan mezelf. Ons
tweeën en ik zou haast zeggen ons
samen."
„Hoe bedoel je dat?" Ze wist het
best.
Hij ging voorover zitten, zijn handen
tussen zijn knieën en ze zag hoe ern
stig hij was.
(wordt vervolgd)