JRQUWEH ïtl ALTIJD NOG" BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER LANDBOUW en VEETEELT SMMBS1 )ERDE blad TEXELSE COURANT VRIJDAG 28 JUNI 1968 Oniii'jr mloMii' MANGAANGEBREK IN BIETEN In diverse percelen bieten zie je op iet moment planten, die zeer duidelijk je verschijnselen van mangaangdbrek [aten zien. Voor hen, die dit verschijn sel niet kennen een paar kenmerken yan deze ziekte. De plant is duidelijk geler van kleur en heeft een duidelijk steilere stand dan een gezonde biet, die de bladeren gespreid heeft. Later komen op het blad vvit-grijze plekken, die in een nog verder stadium bruin gaan kleuren. Het geheel geeft een ge was, waar de boer geen genoegen in beeft. Voorheen werd meestal al in het eer ste stadium van de ziekte geadviseerd om mangaansulfaat te strooien of te spuiten. Daar is men de laatste jaren van terug gekomen. Het blijkt nl., dat speciaal bij het gewas bieten „de ziek te" vanzelf weer verdwijnt. Op het mo ment is het advies om alleen bij een zeer ernstig gebrek mangaansulfaat te geven. Er zijn akkerbouwers, die er de voor keur aan geven om ook bij een minder ernstig optreden van deze gebreksziek te overgaan tot het spuiten van man gaansulfaat. Laten ze dit nl. na, dan hebben ze geen plezier in het gewas. Als motief noemt men ook wel, dat het Igewas bij voorkeur geen stilstand in de groei moet krijgen, omdat dit aan het onkruid een kans geeft. Dit kan in be paalde gevallen een geldend advies zijn In 't algemeen menen we echter te moeten adviseren om niet te gauw over te gaan tot het geven van mangaatsul- faat op het gewas bieten. GELUK EN ONGELUK De kwestie van geluk en ongeluk blijft ons bezig houden. Ook al, omdat we telkens reacties horen van lezers, die het in dit opzicht met ons eens zijn, terwijl anderen er blijk van geven het volkomen oneens met ons te zijn. Een paar dagen geleden maakte ik een kleiln voorvalletje mee, dat me nog weer eens aan het denken zette over deze kwestie. Op een zeer druk en on overzichtelijk kruispunt, waarin je ogen tekort komt om alles goed te overzien „stoof" een jongeman op een brommer zonder óp of óm te kijken de weg over. Hij had „geluk", want op dat moment was er geen verkeer. Hoewel ik het woord „geluk" ge bruik is het hier o.i. helemaal niet op zijn plaats, net zo min als het woord „ongeluk" op z'n plaats zou zijn ge weest als een auto hem aangereden had. Ik zou dan maar één woord willen gebruiken stommiteit Domme dingen Op gevaar af, dat ik weer het ver wijt krijg te horen, dat ik bij bepaalde mensen een minderwaardigheidsgevoel opwek waag ik het om te zeggen, dat er ook op boerenbedrijven telkens dom me dingen gebeuren. En ik ben er van overtuigd, dat de bedrijvers van deze domme dingen nog telkens beweren, dat ze „ongelukkig" zijn geweest. Een paar voordbeelden. Een boer heeft hooi op het land lig gen. Het is goed drogend weer. Toch blijft het zwad onaangeroerd. De boer rekent er blijkbaar op, dat de zon het alleen wel kan doen. Het blijft zo lang droog, dat buurman, die tegelijk heeft gemaaid en iedere dag het hooi een maal of tweemaal schudt het hooi een dag of zes na het maaien kan inschu- ren. Dan gaat 't regenen. Het hooi van de eerste man raakt na veel „omzwer ven" een paar weken later de schuur in. Reuk en smaak zijn weg. Het lijkt me niet onmogelijk, dat de man in kwestie zegt„Ja, ik ben ongelukkig geweest". Een ander voorbeeld. Het hooi ligt op zaterdag klaar om in te schuren. Het ziet er naar uit, dat er nog een „heleboel" mooie dagen komen. Men redeneert„Het kan wel wachten tot volgende week". Maandag regent het. Het duurt wel een week voordat het hooi eindelijk naar binnen kan. Was deze man ongelukkig Iemand zaait bieten op een perceel, dat dik in de kweek zit. Hij weet wel, dat dit moeilijkheden kan geven, maar hij waagt het er op. Misschien valt het mee. Het valt niet mee. Het blijkt niet mogelijk te zijn om de bieten er boven te houden. En tenslotte is er maar één mogelijkheid de bieten worden omge ploegd en er wordt een tweede gewas gezaaid. Bij buurman staat een prach tig gewas bieten, zonder onkruid. Kon de eerste man spreken van „ongeluk" en de tweede van „geluk". Ik zou het liever zo willen zeggen„De eerste man reed met z'n brommer over een druk kruispunt zonder óp of óm te kij ken, terwijl de tweede man bij het oversteken goed uitkeek. FEL ILLETOIS door Tom Lodewijk 23. Els kon nu rustig praten over het heengaan van haar vader. Vanzelf kwa men de jeugdherinneringen op, de tijd op school. ,Toen was je veel kattiger", zei hij, gedachtig aan de vele malen dat ze hem, geduldige aanbidder, had afge snauwd. „Ben ik nog, maar ik heb geleerd me te beheersen. Ik heb Arnij Groskamp tenHave „Hoe hoort het eigenlijk" uit m'n hoofd geleerd." „En daar veel van opgestoken." „Een ander en beter mens gewor den". lachte ze. „Anders is goed," zei hij iets ernsti ger, ..beter hoeft niet." „Vind je dat er aan mij niets meer te verbeteren valt?", vroeg ze ironisch. „Je bent mij goed genoeg zoals je bent. „Je ként me nog niet". „Ik ken je al zo lang." „Op dié kennis zou ik maar niet af gaan." „Het zou me heel hard tegenvallen als ik me vergiste," zei hij. ,ïk zal je nog maar es inschenken", vond Els, „voor je al te diep in m'n ziel gaat boren. En dan spijt het me erg, maar ik zal je even alleen moeten laten. Want als je wat te eten wilt heb ben, moet ik nu naar m'n keukentje. Je ziet, boeken, tijdschriften, desnoods zet je een plaatje op." Ze dacht even aan Roos, verleden week. Die was mee gegaan naar de keuken, had geholpen en gebabbeld. Maar zoiets kon je van een man niet verwachten. Hij zat, met een tijdschrift op de grond gegleden, diep in gedachten naar buiten te staren, toen ze binnenkwam Onder alle grappen door dacht ze, was hij in een ernstige bui vanavond, en <$at maakte haar een beetje nerveus. Ze stak de kaarsen aan en nodigde hem aan tafel. Hij deed de maaltijd eer aan. En hij stak zijn bewondering voor haar culinaire kwaliteiten niet onder zijn stoel. „Ik heb je al gezegd, een paar jaar au pair is voor een meisje als ik de beste leerschool". „Ja", stemde hij toe, „ik heb een vriend, die is getrouwd met een meisje dat hij op de universiteit heeft leren kennen. Dat ze getrouwd gebléven zijn, raag een wonder heten. Haar jus leek op water, haar vlees brandde aan, de piepers werden pap, koffie zetten kon ze niet, én gelukkig deed ze de was naar de wasserij, anders was hij als zwarthemd op zijn werk verschenen." „Nou ja", zei Els met een wegwer pend gebaar, „dat is ook het uiterste." „Je zal ze de kost geven", meende Roel, „die van toeten noch blazen we ten als ze voor het huishouden komen te staan. Gesjochten de man die er in loopt." „Daar heb jij wel voor uitgekeken", lachte ze. „Ik wel", zei hij tevreden. „Ik kan wachten ,tot ik de juiste ontmoet". Nu, wist ze, had ze maar één zinne tje te zeggen „en heb je die dan al ontmoet?" en de vlam was in de pan. Ze zag het aan zijn ogen, hoorde het aan zijn stem. Maar ze zou het hem niet cadeau geven. „Wat je gelijk hebt", zei ze een beet je spottend, „eerst moet je weten of ze goed kan koken en bakken en braden en zieden, naaien en stoffen en was sen". Hij keek een beetje gekwetst op. „Is dat dan niet belangrijk?" „Ach", zei ze, ,,'t is niet onbelangrijk Jij denkt aan de man, ik denk aan de vrouw. Een meisje dat onvoorbereid het huwelijk en de huishouding instapt, kan ook een grote deceptie krijgen. Er zijn vrouwen die het eenvoudig niet aan kunnen en wanneer de man dan niet zoveel verdient dat hij haar dat alles uit handen kan nemen, verwaarlozen ze de boel en niet te vergeten zichzelf, óf ze verwaarlozen haar man. Zit wat in. Maar het belangrijkste is niet onder woorden te brengen. Of dat er is, weet je als je elkaar ontmoet". „Daar heb je gelijk in", stemde hij toe, blijkbaar blij dat de trein van het gesprek weer op veilig spoor was be land. „In ieder geval zitten we hier over een theoretische aangelegenheid te praten, want als ik zo rondkijk heb jij je zaakjes best in orde". „Ik heb ook een juffrouw die de boel voor me bijhoudt, en de was naar de wasserette brengt, en ik eet vaak bui ten de deur. Maar ik ben van nature gesteld op orde en regel, ik kan niet werken in een bende, en er niet in le ven ook". „Net zo min als ik," constateerde hij vergenoegd. Och heden, dacht ze, als ik zo door ga, verkoop ik mezelf met huid en haar. „Moet je es horen," zei ze, „ik ben niet van plan om straks als jij wegbent nog een hele vuile vaat in de keuken te vinden. Ik ga even afwassen. Hou jij je maar zoet." „Dat zal wel lukken," zei hij opge wekt. Hij hielp haar de schalen naar de keuken dragen, maar bood niet aan af te wassen. Geen mannenwerk, dacht Els vermaakt, en ze bedacht met hoe veel plezier ze hem een schort voorge bonden zou hebben. Roel met een schort Al z'n waardigheid was naar de maan! Hij stond te snuffelen in haar gram- mofoonplatenkollektie, toen ze met de silex binnenkwam om koffie te maken. „Is er wat voor je bij?" „Het meeste ken ik niet", zei hij. „Heb je zelf een grammofoon?" „Nee". „Van welke muziek hou je?" „Nou, ik ben niet zo bar muzikaal, maar liefst koralen, mannenkoren enzo Die heb ik hier niet bij." „Nee, dat is niet mijn fort. Dus ik hoef jou niet op te monteren met Paul Dukas of Bartok?" Ze zag aan zijn gezicht, dat hij er nooit van gehoord had. „Of een chanson?" „Ik kan dat Frans niet verstaan." „Mijn Roosje ook niet, maar die zit „Ze willen het niet meer". Het zal gedurende de hele wereldge schiedenis wel zo blijven, dat de oude re generatie er moeite mee heeft om de jongeren in hun doen en laten te vol gen. Ik dacht daar dezer dagen aan toen ik een gesprek had met een ouder iemand, die al heel wat jaren de boer derij uit is. Hij had het over diverse werkzaam heden, die voorheen met de hand wer den uitgevoerd en nu machinaal ge beuren. Als hij de kwaliteit van het werk van voorheen vergeleek met het werk van nu, dan vond hij het maar niets. En vroeger kwam het werk toch ook klaar was zijn conclusie. „Maar" was zijn conclusie, „dat kan nu 'blijk baar niet meer." Waarop hij direkt liet volgen „Het kan nog wel, maar ze willen het niet meer". Een misverstand Ik geloof, dat hier sprake is van een misverstand, want voor mij staat het vast, dat het niet meer kan als vroe ger. Als illustratie het volgende. Op het bedrijf van de oudere boer werden in de dertiger jaren de aardappelen met de hand gerooid voor een bedrag van 50 cent per 100 kg. Bij een op brengst van 30 ton per bunder koste dit werk dus ƒ150,per ha. De aard appelen stonden daarvoor in zakken op het land. De afvoer en verdere verwer king was voor de boer. We kunnen aannemen, dat de lonen met inbegrip van sociale lasten op het moment zeker zesmaal zo hoog zijn als in de dertiger jaren. Dat betekent, dat een werk, dat voorheen ƒ150,per ha. kostte nu ƒ900,per ha. zou vragen. Als voor dit bedrag ook nu de aardap pelen nog op het veld zouden staan, was de vehbouw van aardappelen on mogelijk geworden. De marge tussen opbrengst en kosten is toch al niet royaal maar dit zou nog ongunstiger worden als het werk in derdaad nog moest gebeuren als een dertig of veertig jaar geleden. Het is daarom naar mijn mening een misverstand als gedacht wordt, dat het geen kwestie van niet kunnen, maar van niet willen is. GEWOON DOORGAAN Op het moment, dat we dit artikeltje schrijven is het op ons eiland vrij droog. Dit in tegenstelling met veel plaatsen op het vasteland, waar de laatste dagen zware buien zijn gevallen. Er zullen op Texel zeker ook een aantal boeren zijn, die graag gewild hadden, dat enkele van die buien hun water ook op Texel hadden laten val len. Daarnaast zijn er echter heel veei boeren, die hopen op nog een aantal droge dagen. Ook al is de groei van het grasland een ipaar dagen mnder goed, vindt men toch het belang van een goede voederwinning belangrijker. Wat goed hooi waard is, is de afgelopen winter duidelijk gebleken. Op het onverwachts een bui Intussen is het goed er rekening mee te houden, dat de kansen op regenbuien groter beginnen te worden. Algemeen is men op Texel van mening en o.i. wel terecht dat na de langste dag de kans, dat regenbuien ons eiland „links laten liggen" kleiner wordt. We denken in dit geval speciaal aan de veehouderijb edrij ven Ieder jaar bemerk je het weer, dat er in een droge periode de neiging is om de kunstmeststrooier voorlopig op stal te zetten. Het geeft dan immers toch niets om stikstof te strooien. In 1967 hebben een aantal veehouders met deze gewoonte gebroken. Ze zijn ge woon doorgegaan. En het is geen „verhaaltje" als we U zeggen, dat diverse veehouders nos na het seizoen hebben verteld, dat deze methode 'hun zeer goed bevallen is. Want dan k zij die methode waren ze zonder veel moeite de droge periode doorgekomen. Een paar millimeter wa ter is soms als voldoende om het gras land weer een groene kleur te geven. En als je het geluk hebt om kort daar na een wat grotere hoeveelheid regen te krijgen, dan is de groei veel eerder were op gang als n het geval, dat men na de regen nog moet beginnen met het geven van een gift stikstof. Het feit of je in een droge periode wel of geen regen krijgt, is een kwestie van „geluk" of „ongeluk", maar het feit of je, als er een regenbui komt, de stikstof wel of niet gestrooid hebt, heeft voor een groot dele te maken met vakmanschap. ZO KAN HET OOK Eén dezer dagen had ik een gesprek met een Texelse boer, die over het boer-zijn zo zijn eigen opvattingen heeft. Het is niet de eerste keer, dat hij in deze rubriek verschijnt. Mogelijk ook niet de laatste keer. Want eerlijk ge zegd vind ik het een genot om ook eens met zo'n boer te spreken. Ik heb wel eens de indruk, dat heel veel mensen van mening zijn, dat wij voorlichters het liefst spreken mét en op de bedrijven komen van boeren, die er alles op zetten om tot een zo hoog mogelijk inkomen te komen. Ik moet toegeven, dat ons werk daarvoor ook wel wat aanleiding geeft. Toch is dit een misvatting. Deel van leven De man, waarover ik het heb heeft een bedrijf met een voor ons eiland gemiddelde oppervlakte. Het zou hele maal geen toer zijn om zo'n bedrijf zo in te richten, dat één man op een be drijf van deze oppervlakte een zeer druk leven heeft. Ik stel me voor, dat iemand, die er alles op zette om uit het bedrijf te halen wat er in zit, wel 35 koeien kon melken. Ook bij gebruik als bouwland met een intensief bouwplan (veel bieten en aardappelen) zou het een bedrijf kunnen zijn, waarin je het hele jaar druk bezet was. Wat de grondsoort betreft heeft deze boer vol op mogelijkheden om er zo'n druk be drijf van te maken. Toch doet hij dit niet. Zijn bedrijf is zo ingericht, dat hij het Ivrijwel nooit „onmogelijk" druk heeft en een groot deel van het jaar heeft hij het volgens zijn eigen mede deling helemaal niet druk. Hij is direct bereid om toe te geven, dat er heel wat boeren met een even groot bedrijf zijn die het financiëel verder brengen. Maar dit doet hem niet veel. Als hij er in slaagt om een inkomen te halen, waar van hij met zijn gezin goed kan leven en aan zijn verplichtingen kan voldoen, dan vindt hij dit welletjes. Een flink landarbeidersloon Nu zullen er misscnien lezers zijn, die denken, dat deze man niet behoeft te leven van zijn bedrijf. Hij heeft mis schien naast het inkomen uit de boer derij nog andere inkomensbronnen. En daardoor komt hij misschien toch tot een inkomen, dat vrij hoog ligt. Toch is dit niet zo. In ons gesprek gooide ik een balletje op over de hoogte van het inkomen. Aan de hand van de inrichting van zo'n bedrijf kunnen we daar globaal wel iets van zeggen. We noemden een inkomen, dat een paar duizend gulden ligt boven dat van een werknemer op het boerenbedrijf. Onze gesprekpartner gaf toe, dat het gemiddeld ongeveer op dit niveau lag. „Maar" liet hij er direct op volgen, „ook al zou het inkomen een paar dui zend gulden lager liggen dan U nu noemt, zou ik toch niet bereid zijn om me te gaan uitsloven om meer te ver dienen". Hij vertelde me verder nog dit. In zijn naaste omgeving brachten VOORKOMEN BETER I)AN GENEZEN De harttransplantaties zijn de laatste maanden onderwerp van gesprek ge worden en in elke kring is deze nieuwe mogelijkheid van behandeling van be paalde hartpatiënten met groot enthou siasme ontvangen. De hoop, dat deze behandeling een routine-ingreep zal kunnen worden, leeft bij ons allen. De artsenwereld ziet in de hart transplantatie een mogelijkheid tot verdere uitbreiding van de curatieve gezondheidszorg, dat wil zeggen, de be handelingsmogelijkheden van de zieke mensen zijn weer met een nieuwe uit gebreid. Naast de curatieve gezondheidszorg kennen we de preventieve gezondheids zorg en daarmede wordt aangeduid, dat de arts evenzeer streeft naar het voorkómen van ziekten. Deze mogelijk heid wordt vooral bepaald door het leren kennen van de oorzaken van ziekten en op dit gebied is reeds veel bereikt. Zo weten we sinds enige jaren, dat het roken van sigaretten als de be langrijkste oorzaak beschouwd moet worden van het ontstaan van longkan ker. Bekend is eveneens, dat rokers ook veel vaker hart- en vaatziekten krijgen dan niet-rokers. Van iedere 10 sigaret tenrokers overlijden minstens 3 aan de gevolgen van dit roken. Tegen de achtergrond van voorkó men is beter dan genezen, krijgt de harttransplantatie een relatieve bete kenis, zonder dat dit afbreuk doet aan de immense prestatie als zodanig. Deze nieuwe chirurgische ingreep zal even wel nog verder moeten worden ontwik keld om routine-handeling te kunnen worden en zal vermoedelijk toch voor lopig nog afhankelijk blijven van het beschikbaar zijn van door andere oor zaken overleden hart-donors. De be volking kan op deze ontwikkeling slechts indirecte invloed uitoefenen en is niet in staat een en ander te bespoe digen. Het voorkómen van de ernstige ge volgen van het sigaretten-verbruik is daarentegen nu reeds een zaak, die het Nederlandse volk zelf in handen heeft; ophouden met roken en het niet begin nen met roken betekent, dat jaarlijks in ons land duizenden mensenlevens kunnen worden gespaard. Het is de moeite waard deze kans direct te benutten. Dr. L. Meinsma Amsterdam, 20 juni 1968, De Lairessestraat 33. GESLAAGD Onze vroegere plaatsgenoot, de heer Piet van Leeuwen behaalde te Ede zijn diploma ULO a, na de Avondschool in Wageningen bezocht te hebben. HOOFDPIJN poeders KIESPIJN POEDERS werken verrassend ieder jaar mensen uit de stad hun va kantie door. Het was ook deze „gasten" opgevallen, dat hij niet de „slovende" boer was, zoals zij die zich meestal voorstelden. Ik geloof, dat het goed is voor colle ga-boeren en ook voor voorlichters, dat er ook nog zulke boeren zijn. Ze kun nen er ons aan 'herinneren, dat een mens ook in deze zin niet „alleen bij brood kan lieven", maar dat er nog andere waarden zijn, die aan het leven zin en inhoud geven. COPYRIGHT STUDIO AVAN d/+-±59l 159. Toen William D. Buckshooter in grote vertwijfeling zijn handen naar zijn hoofd bracht, stond hij nog voor het venster, waarop hij zojuist zo'n lui de roffel geslagen had. In de woonka mer van smidje Verholen was deze rof fel dan ook niet onopgemerkt gebleven, terwijl ook de knallende schoten van de twee Barroesjanen de nodige aan dacht getrökken hadden. En binnen hielden ze niet van roffels op vensters en schietpartijen op het pleintje. Dus schoven ze het raam op en trokken twee paar sterke handen de Dollarme- nische ambassadeur snel naar binnen. „Help! Een aanranding! Wat moet dat?" brulde William D. benauwd. Hij keek de twee mannen eens aan, die hem zo bruusk naar binnen getrokken hadden en herkende natuurlijk smidje Verholen en de ikleine dr. Yokito wel. Maar deze herkenden hem ookon danks zijn maskertje. „Zo..!!" zei de smid spinnijdig. „Jij bent Willem de Bokkeschieter, hè? Ik herken je wel, vriendje! Jij bent de 'ambassadeur van Dollarmenië! Begin nen jullie nou wéér te duveljagen? Ja. ja, want het gaat natuurlijk allemaal om die sportcomputer, hè?" „Ik weet niks, en ik ben politiek on schendbaarpiepte William D. Buckshooter. „Ik heb recht op bescher ming van de politie!" „Zeker, zeker, o nietswaardige worm," lachte dr. Yokita grimmig. „Daarom zurren wij u gauw naar de poritie toe sturen! Wij gaan u inpakken in papier en héér groot rang touw! Dan een adresje eraan en u gaat naar Graven- drecht! Daar kan u dan nooit niet niks niet meer gebeuren!" En de smid en de kleine Jappanner deden nu hetzelfde met de DoÜarme- nische ambassadeur, wat nog maar zo kort geleden Eelco Eelkema ook met enkele staatsvijanden had gedaan. „Een goed ideetje van Eerco....," grinnikte dr. Yokito er in trance bij als ze maar zo'n beetje snapt waar het om gaat." „Wie is jouw Roosje?" „Mijn rechterhand op kantoor. Ze heeft hier verleden week gegeten". „Doe je dat wel meer? Collega's te eten vragen?" „Nee, maar Roosje is ook geen colle ga. Dat is m'n vriendinnetje." „Vriendinnetje? Hoe oud is ze dan?" „Zeventien." „Gunst, je kon haar moeder zijn, niet?" „Nou dat zou wel een kinderhuwelijk geworden zijn. Maar ik moeder zo'n beetje over haar. Zelf heeft ze geen moeder meer." Ze zag dat hij het toch maar een vreemd geval vond. En ze dacht aan de vergaderzaal, die er niet was in zijn kantoor. Baas is baas en werknemer is werknemer. Afstand bewaren. Dat heeft hij, neuriede ze ondeugend zacht van zijn moesje geleerd. „Wat zing je nou?" vroeg hij achter dochtig. „Beelden uit mijn kinderjaren trek ken aan mijn geest voorbij," lachte ze. „Hier, room en suiker, bedien je zelf. Gebruik de klontjestang, die éne keer in 't jaar, anders heb ik 'em helemaal voor niets." Hij trommelde nerveus met zijn vin gers op de stoelleuning. „Waar zit je aan te denken?" vroeg ze en begreep opeens dat ze beter niet had kunnen zeggen. „Aan ons," zei hij meteen. „Aan ons?" „Ja, aan jou en aan mezelf. Ons tweeën en ik zou haast zeggen ons samen." „Hoe bedoel je dat?" Ze wist het best. Hij ging voorover zitten, zijn handen tussen zijn knieën en ze zag hoe ern stig hij was. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1968 | | pagina 9