Stiefmoeder
m
'Q\
Eerste ligboxenloopstal
BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER
rubriek voor j
LANDBOUW en VEETEELT C. van «.l-onlnm-ii
5?
59'
tweede blad
TEXELSE COURANT
VRIJDAG 9 AUGUSTUS 1968
In het verleden is in deze rubrek
diverse keren geschreven over de loop
stal op het bedrijf van de fa. Ruttcn.
Als dit de laatste tijd niet meer ge
beurde, dan is dat zeker niet, omdat
achteraf deze wijze van melkvee hou
den toch niet blijkt te voldoen. Ieder
een, die iets afweet van de produktie
van het rundvee op het bedrijf in pol
der de Eendracht kan niet anders doen
dan de conclusie trekken, dat dit een
zeer goede vorm van rundvee houden
is. Zonder te beweren, dat de goede
resultaten uitsluitend te danken zijn
aan de loopstal, mag toch wel gecon
cludeerd worden, dat dit resultaat nooit
kon worden bereikt als de dieren zich
in deze stal niet „happy" zouden voe
len.
Bezwaren en voordelen van
de loopstal
Als een bezwaar van de loopstal
wordt meermalen genoemd het hoge
verbruik aan ligstro. Hiervoor is wel
enige aanleiding. Vooral voor bedrij
ven, die het stro moeten aankopen en
direct geen behoefte hebben aan een
flinke mas9a ruige mest telt dit be
zwaar vrij zwaar. Op het bedrijf in
polder Eendracht is dit nooit als een
bezwaar gevoeld, omdat stro ruim voor-
hariden is en de ruige mest op dit be
drijf zeer goed op zijn plaats is.
Het hoge stroverbruik is wel één van
de voornaamste redenen geweest om
met behoud van de voordelen van de
loopstal tot een andere inrichting te
komen.
De voordelen van de loopstal zijn zo
langzamerhand wel bekend. Het is
vooral ook de gezondheid en welstand
van de dieren. Daarbij springen twee
zaken naar voren, nl. de conditie van
de benen en het betrappen van de spe
nen. Vóór heel veel dieren is het
maandenlang vast staan op een be
perkte ruimte met betonnen of stenen
vloer een kwelling. Vooral veel oudere
dieren zijn er in het voorjaar hard
aan toe om terwille van de conditie
van de benen de stal te verlaten.
Het betrappen van de spenen is een
plaag, die veel veehouders bij wijze
van spreken een nachtmerrie bezorgt.
Er zijn maar heel weinig bedrijven, die
voor deze plaag worden bewaard, al
staat het wel vast, dat ruime afmetin
gen van de stand de kans op speen-
betrappen veel kleiner maken.
Naar een nieuwe vorm
Denkend aan de voordelen en nade
len van de loopstal, is men gekomen
tot een nieuwe vorm. Dit is de zgn.
ligboxenloopstal. Het voornaamste ver
schil met de loopstal is, dat de lig-
boxenstal verdeeld is in een ruimte om
te lopen en een ruimte om te liggen.
Voor iedere koe is een ligbox beschik
baar. In de ligbox bestaat het „bed" uit
zand of zaagsel.
In de praktijk blijkt, dat de dieren
er heel spoedig aan gewend zijn om
voor het liggen gebruik te maken van
de boxen. Alleen de eerste dagen komt
het voor, dat de dieren in de loop-
ruimte gaan liggen.
De loopruimte kan op twee manieren
worden ingericht. In heel veel lilg-
boxenstallen lopen de dieren op beton-
balken, zoals die ook aanwezig waren
in de meststal op het bedrijf van de
heer KI. Eelman, „Noordwijk". De mest
valt hierbij door de openingen tussen
de balken. Onder de loopruimte is een
kelder, waarin de mest wordt opgevan
gen. Deze mest kan als dnjfmest uit de
kelder worden gepompt.
In andere stallen is de loopruimte
een vloer van beton. Veelal is een af
gedekte giergoot aanwezig voor het
afvloeien van de gier. De mest, die in
de loopruimte valt, kan met een mest
schuit aan de tractor worden wegge
schoven.
Een ander groot voordeel
Tot nu toe spraken we hoofdzakelijk
over de voordelen voor de dieren.
Uiteraard betekent dit meestal ook
voordeel voor de veehouder. Er zijn
echter ook rechtstreeks voordelen voor
de veehouder. Deze voordelen komen
vooral naar voren als het gaat om aan
tallen melkvee van dertig stuks en
(meer.
Het is wel zeker, dat de ligboxen
loopstal vooral bij grote aantallen
melkvee arbeidsbesparing en arbeids-
verlichting geeft. Verder ziet het er
naar uit, dat er mogelijkheden zijn voor
verschuiving van de arbeid. We denken
hierbij aan een beperking van de ar
beid in de weekends.
De arbeidsbesparing en arbeidsver-
lichting komen vooral naar voren bij
het melken. Het melken in de ligboxen
loopstal heeft nl. altijd plaats in een
zgn. doorloopmelkstal. Het kenmerken
de van deze melkstallen is, dat de
melker niet naar de koe gaat, maar dat
de koe bij de melker komt. Zij, die in
de zomermaanden gebruik maken van
een doorloopmelkstal of doorloopmelk
wagen weten, dat men na enkele dagen
van de voordelen van deze wijze van
melken overtuigd is. En er zijn nog al
wat veehouders, die er tegen op zien
om in de wintermaanden weer over te
gaan tot de „normale" wijze van mel
ken.
Over enkele weken zal een ligboxen-
stal klaar komen op het bedrijf „Rio
Grande" nabij De Cooksdorp. Het is
een stal voor plm. 40 stuks melkvee.
Het is ons bekend, dat er meer vee
houders zijn, die met plannen voor de
bouw van een ligboxenstal rondlopen.
Daarnaast zijn er nog te veel veehou
ders, die de ligboxenstal te weinig se
rieus nemen. We menen, dat iedere
veehouder, die op het moment een
rundveestal gaat bouwen voor 30 of
meer melkkoeien pas aan de uitwer
king van zijn plannen mag gaan den
ken als hij door bezichtiging van één of
mer ligboxenstallen kennis heeft geno
men van de mogelijkheden, die deze
stal geeft. Doet men dit niet, dan zal
men mogelijk vroeg of laat tot zijn
schade ervaren, dat men achter de fei
ten aan heeft gelopen.
3. Dat was de eerste kennismaking
tussen Judith de Hoogh en Gert van
der Steur.
Ze had niet gedacht, dat ze hem
zou terugzien, maar twee weken later
ontmoette ze hem bij een concert van
het studentenorkest. Ze maakten een
afspraak: wéér bij Tsing.
En nu zat hij hier op haar te wach
ten. De deur ging open en hij zag haar
binnenkomen in haar donkerblauwe
mantel. Lang, bijna overslank, een
bleek gezicht onder het korte zijig-
zachte zwarte haar, in die houding, die
hij nu al zo goed kende, alsof ze ieder
ogenblik terug zou treden voor iets,
wat haar vrees aanjoeg. Dan kwam het
moment, dat hem iedere keer weer
boeide: de herkenning. Als ze hem
ontdekte, dan werd dat gesloten, stille
gezicht opeens heel anders. Dan lach
ten die ogen, die mond, dan was ze nog
altijd gereserveerd, maar haar ogen
zeiden: niet voor hém.
Ger zag hoe Tsing er al was om
haar te verwelkomen. Juud kon een
potje breken bij de Chinees. Moest je
zien hoe ze hem groette, ze had zelf
iets van oosterse gratie, die anders zo
stijve en soms hoekige Juud. Vreemd,
het leek of er altijd andere mensen wa
ren, die haar verborgen eigenschappen
aan het licht moesten brengen. Hij
keek glimlachend naar het lange meis
je en de kleine Chinees, die haar vader
en misschien wel haar grootvader kon
zijn, je wist dat nooit bij Chinezen. Hoe
moest je dat nou noemen? Achting en
vriendschap. Tsing vol respect voor een
gewaardeerde gast, Judith met respect
voor zijn oosterse waardigheid.
„Jij en Tsing", zei hij, toen ze aan
tafel schoof, „dat is altijd weer iets bij
zonders. Die begroeting".
„Vind je", glimlachte ze, „ik merk
het zelf niet, maar ik houd van die stijl.
Ik geloof, dat ik in het oosten me erg
prettig zou voelen. Vader hield er ook
zo van Trouwens, al ben ik van een
puur Hollandse vader en moeder, ik
ben op Banka geboren".
Je schijnt er toch iets van mee te
krijgen", zéi Gert nadenkend. „En
Tsing heeft het gemerkt".
„Wat Tsing niet merkt! Weet je", zei
ze opeens heel zakelijk, „ik zal het je
maar meteen zeggen, om vervelende
situaties te voorkomen, maar mijn va
der en mijn moeder heb ik geen van
beiden meer. Moeder is in Indië ge
storven toen ik één jaar oud was, die
heb ik nooit gekend dan van foto's, en
vader is ook al twee jaar geleden ge
storven. Hij is indertijd hertrouwd, en
mijn stiefmoeder zorgt voor alles".
„En loopt dat goed?" informeerde hij
even zakelijk. Hij merkte dat ze geen
sentmentaliteit wenste.
FEUILLETON
door
TOM LODEWIJK
„Best. We kunnen reusachtig met el
kaar opschieten".
Blijkbaar wilde ze er niet verder
over praten.
Gert van der Steur had in zijn stu
dentenleven al met meer meisjes ken
nis gemaakt. Soms was het alleen maar
voor een dolle avond, soms duurde het
wat langer, maar op de duur boeiden
ze hem niet.
Judith, bekende hij zichzelf, was gans
anders.
Ze had iets ongerepts.
Toch was ze niet wereldvreemd. Ze
kon gezond en nuchter oordelen, ze had
belangstelling voor alles wat er binnen
haar gezichtskring voorviel, en haar
gezichtskring was onvermoed wijd.
Ze had iets, vond hij, dat het ridder
lijke in de man wakker maakte, iets
dat om bescherming vroeg. Hij had ge
weten dat er maar heel weinig nodig
was, om wat tussen hen was gegroeid
te verstoren. In zekere zin was Judith
een kruid je-roer^me-niet, nóg wel,
dacht Gert. En het leek of ze soms uit
drukkelijk haar zelfstandigheid wilde
beklemtonen, zoals ze het gedaan had
oie avond, toen hij vergeefs in Bussum
haar was komen afhalen. Ze had niet
meegewild naar de fuif. En hij moest
bekennen, dat zijn poging om haar
tóch over te halen, gefaald had. Mis
schien kende ze hem beter dan hij
dacht. Misschien was ze helemaal niet
verwonderd geweest, dat hij tóch haar
kwam halen. Misschien was ze juist
daarom wel weggegaan die avond. Zo
was Judith.
„Gisteren kennis gemaakt met je
stiefmama", zei hij.
„Ja", zei ze achteloos, „dat hoorde ik.
Waarom kwam je? Ik had toch gezegd,
dat ik niet zou gaan?"
„Ik hoopte dat je van gedachten was
veranderd".
„Waarom?"
Daarop was geen antwoord. Juud
kon van die nuchtere vragen stellen.
Hij kon moeilijk zeggen: omdat je bij
mijn verschijning helemaal van de
kaart zou raken en dolblij meegaan?
„Ik vond het een beetje vervelend",
vervolgde Juud, „want Carla kende je
niet.
„Wie is Carla?"
„Mijn stiefmoeder. Vroeger zei ik
tante Carla Ik heb nooit moeder ge
zegd, en ze vond het gelukkig niet erg.
Al die romantiek. Ze was evengoed een
moeder voor ons, maar meer een ka
meraad. Nu zeg ik gewoon Carla".
„Nu ik haar gezien heb", meende
Gert, „kan ik me dat best begrijpen.
Zo'n moederlijke figuur is ze nu niet".
„Nee hè? Maar wat ik wilde zeggen:
daar stond toch maar opeens een wild-
EEN ONDOORDACHT ADVIES
Het is, naar ik meen, één van onze
grote staatslieden geweest, die gezegd
heeft, dat het boetekleed de mens niet
ontsiert. Intussen meen ik wel te mo
gen zeggen, dat de meeste mensen en
ik schaar mijzelf daar ook bij liever
een ander pakje aantrekken.
Als ik dan ook in dit artikeltje in
zekere zin het boetekleed aantrek, dan
is dat niet, omdat ik dat zo'n pretje
vind. De bedoeling van dit artikeltje
is ook niet om mijzelf voor het forum
van de lezers in dat boetekleed te eta
leren. Daar hebt U niets aan. Als ik
hier iets ga zeggen over een fout van
mijzelf, dan is dat, omdat U mogelijk,
vroeg of laat, nog eens van deze fout
kunt leren.
Eerst denken, dan adviseren
Eén van de Texelse boeren heeft dit
voorjaar mais gezaaid. De opkomst liet
door omstandigheden, speciaal vogel-
schade, te wensen over. Het gevolg was
een zeer dunne stand.
Daar de boer in kwestie hoopte, dat
er toch voldoende planten waren over
gebleven voor een redelijk gewas, heeft
'hij de mais in juni een chemische on-
kruidbestrijding gegeven. Het resultaat
was heel goed.
Een week of vier geleden bleek, dat
de stand toch voldoende was voor een
goed gewas. De boer vroeg mijn me
ning over doorzaai met haver. Het
mengsel van mais en haver hoopte hij
dan in september te kunnen inkuilen.
Toen ik het gewas bekeken had leek
het mij juister om in plaats van haver
Italiaans raaigras te zaaien. Na het
oogsten van de mais zou deze boer dan
een kunstwei overhouden, waar hij
deze herfst en eventueel volgend jaar
van zou kunnen profiteren. Bij het ge
ven van dit advies had ik beter moeten
nadenken. Want de uitgevoerde chemi
sche onkruidbestrijding zou zowel aan
haver als aan Italiaans raaigras weinig
kansen geven.
Het advies werd prompt opgevolgd.
Pas na enkele dagen kreeg ik goed
door, dat mijn advies niet juist was
geweest. De hoop, dat het meevallen
zou bleek ijdel te zijn. Toen ik drie
weken na het zaaien het perceel nog
eens bekeek bleek, dat het gras, dat
eerst vlot opkwam, vrijwel geheel weg
gebrand was.
Uiteraard zal zo'n zelfde geval mij
geen tweede keer overkomen. Maar bo
vendien scherpt het je ook om in an
dere gevallen goed na te denken alvo
rens een advies wordt gegeven. Dit ge
val illustreert ook wel heel duidelijk
met welke „gemene" middelen we in
de landbouw werken. Een waarschu
wing om uiterst voorzichtig te zijn is
daarom wel op z'n plaats.
VERLEENDE
BOUWVERGUNNINGEN
In de afgelopen maand werden door
Burgemeester en Wethouders van Texel
aan de navolgende personen en onder
nemingen de daarbij omschreven bouw
vergunningen uitgereikt:
De heer B. Beuving te Oosterend,
voor de verandering van een woonhuis
aan de Schoolstraat aldaar; de heer P.
Bakker te Oosterend voor de bouw van
een garage aan de Mulderstraat; de
heer W. H. Bakker te Den Hoorn, voor
de verandering van de boerderij H 2;
de heer C. Schoenmaker te Doetin-
chem, voor de verandering van een
boerderij aan de Duinweg; de heer R. J.
Eelman te Den Burg, voor de bouw
van een berging aan de Hallerweg (bij
B 193); de heer G. van der Star te De
Cocksdorp, voor de bouw van twee
kamphuisjes aan de Slufterweg; de heer
C. Kleijn te Bilthoven, voor de bouw
van een kamphuisje aan de Grensweg
in Gerritsland; de heer C. L. van San-
EEN WEEK ER UIT
Het lijkt me niet onmogelijk, dat ik
wat verwonderd heb gekeken toen de
veehouder van een gemiddeld Texels
eenmansbedrijf me enkele dagen gele
den vertelde, dat hij met z'n vrouw een
volle week vakantie had gehouden. Hij
had dit gedaan op een manier, waarbij
zowel de man zelf als ook zijn vrouw
volledig uit hun dagelijkse zorgen wa
ren.
Die verwondering vindt zijn oor
sprong niet in een gedachte van mijn
kant, dat een veehouder geen vakantie
kan en mag houden. Integendeel Ik
ben van mening, dat als het boer-zijn
ook in de toekomst nog aantrekkelijk
moet blijven, dat er dan zeker moge
lijkheden moeten worden geschapen om
het bedrijf één of meer weken aan an
deren over te laten.
Dank zij hulpverleningsdienst
De veehouder in kwestie kon dit
doen, dank zij het feit, dat op Texel een
Vereniging is, die als taak heeft hulp
te verlenen in tijden van ziekte of in
andere omstandigheden, die het de boer
onmogelijk maken om zelf het noodza
kelijke werk te doen.
Ik meen, dat tot nu toe als het voor
naamste doel van de Vereniging werd
gezien het invallen van de bedrijfs-
verzorger bij ziekte van de boer. En
uiteraard is dit zeer belangrijk! Vooral
op een eenmansbedrijf moet ziekte van
de enige arbeidskracht min of meer als
een ramp worden gezien. Vooral nu di
verse eenmansbedrijven zo omvangrijk
zijn, dat het voor buren op een even
eens volwaardig eenmansbedrijf niet
meevalt ook het werk van de zieke
buurman nog op te knappen.
Ik hoop hartelijk, dat de Vereniging
op Texel op dezelfde goede wijze als tot
nu toe zal blijven werken. Daarmee
willen we niet zeggen, dat geen verdere
groei nodig is.
Wil de Vereniging nl. naast de taak
van hulp bij ziekte iets gaan betekenen
als hulp bij vakantie, dan zal dit zeker
uitbreiding van het aantal personeels
leden meebrengen. Daarvoor is in de
eerste plaats ook nodig, dat de instel
ling van de veehouders gaat verande
ren. Nog te veel overheerst de gedach
te, dat een veëhouder geen vakantie
kan nemen. Er zullen er zeker ook zijn,
die de kosten, die een dergelijke ver
vanging meebrengt, onverantwoord
vinden. Persoonlijk ben ik van me
ning, dat bedrijven, die financieel geen
ruimte geven om één of twee weken
een vervanger op het bedrijf te nemen,
in de toekomst gedoemd zijn om te ver
dwijnen.
ten te De Cocksdorp, voor de verande
ring van een gevel (E 101); de heer C.
Barhorst te Den Burg, voor de bouw
van een garage aan de Molenstraat; de
heer W. H. Bakker te De Waal, voor de
bouw van een woonhuis aan de Waal-
derweg; mevrouw H. E. Baronesse
Michiels van Verduijnen te 's-Graven-
hage, voor de bouw van een landbouw-
schuur te C 63; de heer F. J. Bakker te
Den Hoorn, voor de bouw van een af
dak aan het huis H 63; de heer W. van
Liere te Den Burg, voor de verande
ring van een schuur aan de Molen
dwarsstraat; de here D. Slegh te Den
Hoorn, voor de verandering van een
voorgevel aan de Diek; Dr. C. Winkler-
Prins te Bergen, voor de verandering
van een woonhuis te De Koog; de heer
R. M. van Westrhenen te Bilthoven,
voor de bouw van een dakkapel aan
een woning aan de Ruijslaan; de heer
W. Hoebert te Amsterdam, voor de
bouw van een dakkapel aan een wo
ning aan 't Buurtje te Oudeschild;
mevrouw L. Blom-Brücher te Den
Burg, voor de uitbreiding van een
woonhuis aan het Schilderend; de heer
D. C. Drijver te Den Hoorn, voor de
bouw van een woonhuis aan de Heren
straat; de heer G. C. Bakker, O 169,
voor de uitbreiding van een landbouw-
sohuur; Gebr. Hoogenbosch te Zuid-
Haffel B 80, voor de bouw van een
veestal aldaar; de heer C. Dros, C 42,
voor de verandering van een bedrijfs
ruimte aan de R. P. Keijserstraat te
Den Burg; de heer G. van Agteren te
Den Burg, voor de bouw van een ga
rage aan de Bernhardlaan; de heer W.
Oetelmans te Oosterend, voor de ver
andering van een gevel te O 68; de
heer P. L. S. Stechwey te Den Burg,
voor de verandering van een woonhuis
aan de Keesomlaan; de heer J. Brou
wer te Oosterend, voor de bouw van
een garage aan de Oranjestraat; de
heer B. Kooger te Oosterend, voor de
verandering van het woonhuis O 82; de
heer H. J. Kager te Den Burg, voor de
bouw van een zomerwoning met gara
ge aan de Pontweg bij B 132a; de heer
B. v.d. Vis te Oosterend, voor de bouw
van een garage aan de Koetebuurt; de
heer M. C. G. Witte te Den Burg, voor
de bouw van een woonhuis aan de
Wageningseweg in Eierland; de heer F.
M. Veenema te Den Burg, voor de uit
breiding van zijn nertsfokkerij aan de
Waalderweg; de heer H. Boogaard te
Oosterend, voor de verandering van
het woonhuis O 125; de heer A. Dekker
te Den Burg, voor de verandering van
het woonhuis B114; de heer C van
Etten te Den Burg, voor de verande
ring van het woonhuis Kogerstraat 8,
de heer J. H. Brügemann te Den Burg,
voor de verbouw van de boerderij H
104 in De Westen; de heer G. Geense
te Den Burg, voor de bouw van een
garage aan de Pieter van Cuyckstraat;
de heer J. A. Hillen te De Koog, voor
de uitbreiding van zijn café-bar aan de
Parnassiastraat, hoek Dorpsstraat; de
heer C. Mets jr. te Den Burg, voor dt
verandering van eeh woonhuis aan de
Julianastraat en de heer J. Veltkamp te
Den Burg, voor de verandering van
zijn magazijn aan de Burgwal.
INGEKOMEN PERSONEN
Adriaan J. Huisman, van Zeist,
Kroostweg 149, naar Den Burg, Koger
straat 55; Nicolaas C. van Heeringen,
van Uithoorn Pr. Christinalaan 46a
naar Den Burg, Burgerhoutstraat 18.
VERTROKKEN PERSONEN
Jacobus H Zwiers, van Den Burg,
Houtweg 2 naar Oud-Beijerland, Ane
moonstraat 43.
mïïmm,
167 De hele nacht gonsde het hoofd
bureau van politie van de emotie, doch
toen de vroege zomerochtend aanbrak
werd de zaak er niet veel beter op.
Agent Papmans bijvoorbeeld stond op
late wacht en hij mompelde juist in
zijn stoppelige odhtendbaard, dat er nu
wel niets bijzonders meer zou gebeu
ren, toen er onder hevig geronk een
vrachtauto binnenreed. Zomaar het bin
nenplein van het politiebureau op. Dat
was de vrachtauto van de befaamde
expediteur Janus Olyroock, doch dat
was niet zo vreemd. Veel vreemder was
het feit, dat zich in de laadbak van die
vrachtauto een aantal zonderlinge fi
guren bevond. Zo lagen er enkele als
politieagent vermomde figuren op, ver
der enkele in touw gerolde individuen,
en tenslotte nog enkele personages, die
opgeborgen waren in een grote jute
zak.
„Afschuwelijk....", kreunde agent
Papmans. „Mannen horen niet in een
jute zak. Hoogstens kinderen, en dan
alleen ter gelegenheid van het Sinter
klaasfeest. In dat geval dient de
vrachtrijder ze echter te Spanje te be
zorgen en niet in het hoofdbureau van
politie te Gravendrecht
Agent Papmans vond geen oplossing,
weshalve hij besloot, dat de commissa
ris Borgers maar gewaarschuwd moest
worden. Misschien dat deze de oplos
sing wist. Dus greep Agent Papmans
naar de telefoon.
En daar ging de telefoon. Fel rate
lend en bellend scheurde het brutale
apparaat de stilte van commissaris
Borgers' slaapkamer. De geplaagde
.politieman schrok zich een hoedje, toen
hij dat hoorde.
vreemde om mij af te halen. Moest ik
dus tekst en uitleg geven, 't Komt alle
maal zo achteraf".
„Had je thuis nog nooit over me ge
praat?"
„Nee". Ze zei het vlak. Hij verwon
derde zich opnieuw. Juud was soms
niet te peilen.
„Ik dacht dat het een oudere zuster
van je was", ging hij op het onderwerp
door.
„Dat lijkt ze ook wel. Ze ziet er nog
verdraaid goed uit. Maar hoe oud is ze
helemaal? Vijfendertig".
„Vijfendertig", herhaalde Gert in ge
dachten.
„Voor mij een nassi speciaal", zei
Juud tot Tsing, die geluidloos naderbij
was gekomen. „Ik heb honger. Maar ik
krijg hem toch niet helemaal op"-
„Mijn deur gaat open voor elk die
hongert", zei Tsing, „maar hoe zou het
zijn, als zij zich ook weer achter zoda-
nigen sluiten moest?"
„Wijsheid spreekt uw mond", lachte
Juud. „En jij, Geerten? De aloude
bami?"
Over Gert's onverwacht bezoek werd
niet meer gepraat.
HOOFDSTUK II
Zuster Carla
Een barsere oude dame met een
beetje baard aan de kin,, alles hoogge
sloten en schoenen voor moeilijke voe
tendat heb je je voorgesteld van
de stiefmoeder van Juud; Carla de
Hoogh lachte nog na, toen ze de dour
achter de verbaasde Gert van der St( mr
had gesloten.
Maar haar ijdelheid was toch 'wel
gestreeld.
„Juffrouw", had hij gezegd.
„Bent de moeder van Juud?"
Nu ja, daar zat het 'em natuurlijk an.
Zij kon onmogelijk Juud's moeder zijn.
Vijftien jaar verschil.
Hoe oud zou die Geert helemaal zijn?
Ze schatte hem op een jaar of zes, ze
venen twintig. Dan was het verschil
tussen hem en Juud evengroot naar
beneden, als tussen hem en haar naar
boven! Zeven jaar. Nee, als dat nog es
wat werd tussen hem en Juud maar
dat moest ze eerst nog zien dan zou
het wel uitermate moeilijk voor hem
worden om haar met „mama" aan te
spreken.
Trouwens, dat deden de kinderen
zelfs niet eens. Vroeger was het „tante
Carla" geweest en daaraan had Her
man zich nogal eens geërgerd. Maar
Carla was wel wijzer geweest, aan te
dringen op de moedértitel. Hij had geen
tijd gehad zich lang te ergeren. Drie
maanden, het was wel kort.
(Wordt vervolgd)