Stiefmoeder m 'Q\ Eerste ligboxenloopstal BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER rubriek voor j LANDBOUW en VEETEELT C. van «.l-onlnm-ii 5? 59' tweede blad TEXELSE COURANT VRIJDAG 9 AUGUSTUS 1968 In het verleden is in deze rubrek diverse keren geschreven over de loop stal op het bedrijf van de fa. Ruttcn. Als dit de laatste tijd niet meer ge beurde, dan is dat zeker niet, omdat achteraf deze wijze van melkvee hou den toch niet blijkt te voldoen. Ieder een, die iets afweet van de produktie van het rundvee op het bedrijf in pol der de Eendracht kan niet anders doen dan de conclusie trekken, dat dit een zeer goede vorm van rundvee houden is. Zonder te beweren, dat de goede resultaten uitsluitend te danken zijn aan de loopstal, mag toch wel gecon cludeerd worden, dat dit resultaat nooit kon worden bereikt als de dieren zich in deze stal niet „happy" zouden voe len. Bezwaren en voordelen van de loopstal Als een bezwaar van de loopstal wordt meermalen genoemd het hoge verbruik aan ligstro. Hiervoor is wel enige aanleiding. Vooral voor bedrij ven, die het stro moeten aankopen en direct geen behoefte hebben aan een flinke mas9a ruige mest telt dit be zwaar vrij zwaar. Op het bedrijf in polder Eendracht is dit nooit als een bezwaar gevoeld, omdat stro ruim voor- hariden is en de ruige mest op dit be drijf zeer goed op zijn plaats is. Het hoge stroverbruik is wel één van de voornaamste redenen geweest om met behoud van de voordelen van de loopstal tot een andere inrichting te komen. De voordelen van de loopstal zijn zo langzamerhand wel bekend. Het is vooral ook de gezondheid en welstand van de dieren. Daarbij springen twee zaken naar voren, nl. de conditie van de benen en het betrappen van de spe nen. Vóór heel veel dieren is het maandenlang vast staan op een be perkte ruimte met betonnen of stenen vloer een kwelling. Vooral veel oudere dieren zijn er in het voorjaar hard aan toe om terwille van de conditie van de benen de stal te verlaten. Het betrappen van de spenen is een plaag, die veel veehouders bij wijze van spreken een nachtmerrie bezorgt. Er zijn maar heel weinig bedrijven, die voor deze plaag worden bewaard, al staat het wel vast, dat ruime afmetin gen van de stand de kans op speen- betrappen veel kleiner maken. Naar een nieuwe vorm Denkend aan de voordelen en nade len van de loopstal, is men gekomen tot een nieuwe vorm. Dit is de zgn. ligboxenloopstal. Het voornaamste ver schil met de loopstal is, dat de lig- boxenstal verdeeld is in een ruimte om te lopen en een ruimte om te liggen. Voor iedere koe is een ligbox beschik baar. In de ligbox bestaat het „bed" uit zand of zaagsel. In de praktijk blijkt, dat de dieren er heel spoedig aan gewend zijn om voor het liggen gebruik te maken van de boxen. Alleen de eerste dagen komt het voor, dat de dieren in de loop- ruimte gaan liggen. De loopruimte kan op twee manieren worden ingericht. In heel veel lilg- boxenstallen lopen de dieren op beton- balken, zoals die ook aanwezig waren in de meststal op het bedrijf van de heer KI. Eelman, „Noordwijk". De mest valt hierbij door de openingen tussen de balken. Onder de loopruimte is een kelder, waarin de mest wordt opgevan gen. Deze mest kan als dnjfmest uit de kelder worden gepompt. In andere stallen is de loopruimte een vloer van beton. Veelal is een af gedekte giergoot aanwezig voor het afvloeien van de gier. De mest, die in de loopruimte valt, kan met een mest schuit aan de tractor worden wegge schoven. Een ander groot voordeel Tot nu toe spraken we hoofdzakelijk over de voordelen voor de dieren. Uiteraard betekent dit meestal ook voordeel voor de veehouder. Er zijn echter ook rechtstreeks voordelen voor de veehouder. Deze voordelen komen vooral naar voren als het gaat om aan tallen melkvee van dertig stuks en (meer. Het is wel zeker, dat de ligboxen loopstal vooral bij grote aantallen melkvee arbeidsbesparing en arbeids- verlichting geeft. Verder ziet het er naar uit, dat er mogelijkheden zijn voor verschuiving van de arbeid. We denken hierbij aan een beperking van de ar beid in de weekends. De arbeidsbesparing en arbeidsver- lichting komen vooral naar voren bij het melken. Het melken in de ligboxen loopstal heeft nl. altijd plaats in een zgn. doorloopmelkstal. Het kenmerken de van deze melkstallen is, dat de melker niet naar de koe gaat, maar dat de koe bij de melker komt. Zij, die in de zomermaanden gebruik maken van een doorloopmelkstal of doorloopmelk wagen weten, dat men na enkele dagen van de voordelen van deze wijze van melken overtuigd is. En er zijn nog al wat veehouders, die er tegen op zien om in de wintermaanden weer over te gaan tot de „normale" wijze van mel ken. Over enkele weken zal een ligboxen- stal klaar komen op het bedrijf „Rio Grande" nabij De Cooksdorp. Het is een stal voor plm. 40 stuks melkvee. Het is ons bekend, dat er meer vee houders zijn, die met plannen voor de bouw van een ligboxenstal rondlopen. Daarnaast zijn er nog te veel veehou ders, die de ligboxenstal te weinig se rieus nemen. We menen, dat iedere veehouder, die op het moment een rundveestal gaat bouwen voor 30 of meer melkkoeien pas aan de uitwer king van zijn plannen mag gaan den ken als hij door bezichtiging van één of mer ligboxenstallen kennis heeft geno men van de mogelijkheden, die deze stal geeft. Doet men dit niet, dan zal men mogelijk vroeg of laat tot zijn schade ervaren, dat men achter de fei ten aan heeft gelopen. 3. Dat was de eerste kennismaking tussen Judith de Hoogh en Gert van der Steur. Ze had niet gedacht, dat ze hem zou terugzien, maar twee weken later ontmoette ze hem bij een concert van het studentenorkest. Ze maakten een afspraak: wéér bij Tsing. En nu zat hij hier op haar te wach ten. De deur ging open en hij zag haar binnenkomen in haar donkerblauwe mantel. Lang, bijna overslank, een bleek gezicht onder het korte zijig- zachte zwarte haar, in die houding, die hij nu al zo goed kende, alsof ze ieder ogenblik terug zou treden voor iets, wat haar vrees aanjoeg. Dan kwam het moment, dat hem iedere keer weer boeide: de herkenning. Als ze hem ontdekte, dan werd dat gesloten, stille gezicht opeens heel anders. Dan lach ten die ogen, die mond, dan was ze nog altijd gereserveerd, maar haar ogen zeiden: niet voor hém. Ger zag hoe Tsing er al was om haar te verwelkomen. Juud kon een potje breken bij de Chinees. Moest je zien hoe ze hem groette, ze had zelf iets van oosterse gratie, die anders zo stijve en soms hoekige Juud. Vreemd, het leek of er altijd andere mensen wa ren, die haar verborgen eigenschappen aan het licht moesten brengen. Hij keek glimlachend naar het lange meis je en de kleine Chinees, die haar vader en misschien wel haar grootvader kon zijn, je wist dat nooit bij Chinezen. Hoe moest je dat nou noemen? Achting en vriendschap. Tsing vol respect voor een gewaardeerde gast, Judith met respect voor zijn oosterse waardigheid. „Jij en Tsing", zei hij, toen ze aan tafel schoof, „dat is altijd weer iets bij zonders. Die begroeting". „Vind je", glimlachte ze, „ik merk het zelf niet, maar ik houd van die stijl. Ik geloof, dat ik in het oosten me erg prettig zou voelen. Vader hield er ook zo van Trouwens, al ben ik van een puur Hollandse vader en moeder, ik ben op Banka geboren". Je schijnt er toch iets van mee te krijgen", zéi Gert nadenkend. „En Tsing heeft het gemerkt". „Wat Tsing niet merkt! Weet je", zei ze opeens heel zakelijk, „ik zal het je maar meteen zeggen, om vervelende situaties te voorkomen, maar mijn va der en mijn moeder heb ik geen van beiden meer. Moeder is in Indië ge storven toen ik één jaar oud was, die heb ik nooit gekend dan van foto's, en vader is ook al twee jaar geleden ge storven. Hij is indertijd hertrouwd, en mijn stiefmoeder zorgt voor alles". „En loopt dat goed?" informeerde hij even zakelijk. Hij merkte dat ze geen sentmentaliteit wenste. FEUILLETON door TOM LODEWIJK „Best. We kunnen reusachtig met el kaar opschieten". Blijkbaar wilde ze er niet verder over praten. Gert van der Steur had in zijn stu dentenleven al met meer meisjes ken nis gemaakt. Soms was het alleen maar voor een dolle avond, soms duurde het wat langer, maar op de duur boeiden ze hem niet. Judith, bekende hij zichzelf, was gans anders. Ze had iets ongerepts. Toch was ze niet wereldvreemd. Ze kon gezond en nuchter oordelen, ze had belangstelling voor alles wat er binnen haar gezichtskring voorviel, en haar gezichtskring was onvermoed wijd. Ze had iets, vond hij, dat het ridder lijke in de man wakker maakte, iets dat om bescherming vroeg. Hij had ge weten dat er maar heel weinig nodig was, om wat tussen hen was gegroeid te verstoren. In zekere zin was Judith een kruid je-roer^me-niet, nóg wel, dacht Gert. En het leek of ze soms uit drukkelijk haar zelfstandigheid wilde beklemtonen, zoals ze het gedaan had oie avond, toen hij vergeefs in Bussum haar was komen afhalen. Ze had niet meegewild naar de fuif. En hij moest bekennen, dat zijn poging om haar tóch over te halen, gefaald had. Mis schien kende ze hem beter dan hij dacht. Misschien was ze helemaal niet verwonderd geweest, dat hij tóch haar kwam halen. Misschien was ze juist daarom wel weggegaan die avond. Zo was Judith. „Gisteren kennis gemaakt met je stiefmama", zei hij. „Ja", zei ze achteloos, „dat hoorde ik. Waarom kwam je? Ik had toch gezegd, dat ik niet zou gaan?" „Ik hoopte dat je van gedachten was veranderd". „Waarom?" Daarop was geen antwoord. Juud kon van die nuchtere vragen stellen. Hij kon moeilijk zeggen: omdat je bij mijn verschijning helemaal van de kaart zou raken en dolblij meegaan? „Ik vond het een beetje vervelend", vervolgde Juud, „want Carla kende je niet. „Wie is Carla?" „Mijn stiefmoeder. Vroeger zei ik tante Carla Ik heb nooit moeder ge zegd, en ze vond het gelukkig niet erg. Al die romantiek. Ze was evengoed een moeder voor ons, maar meer een ka meraad. Nu zeg ik gewoon Carla". „Nu ik haar gezien heb", meende Gert, „kan ik me dat best begrijpen. Zo'n moederlijke figuur is ze nu niet". „Nee hè? Maar wat ik wilde zeggen: daar stond toch maar opeens een wild- EEN ONDOORDACHT ADVIES Het is, naar ik meen, één van onze grote staatslieden geweest, die gezegd heeft, dat het boetekleed de mens niet ontsiert. Intussen meen ik wel te mo gen zeggen, dat de meeste mensen en ik schaar mijzelf daar ook bij liever een ander pakje aantrekken. Als ik dan ook in dit artikeltje in zekere zin het boetekleed aantrek, dan is dat niet, omdat ik dat zo'n pretje vind. De bedoeling van dit artikeltje is ook niet om mijzelf voor het forum van de lezers in dat boetekleed te eta leren. Daar hebt U niets aan. Als ik hier iets ga zeggen over een fout van mijzelf, dan is dat, omdat U mogelijk, vroeg of laat, nog eens van deze fout kunt leren. Eerst denken, dan adviseren Eén van de Texelse boeren heeft dit voorjaar mais gezaaid. De opkomst liet door omstandigheden, speciaal vogel- schade, te wensen over. Het gevolg was een zeer dunne stand. Daar de boer in kwestie hoopte, dat er toch voldoende planten waren over gebleven voor een redelijk gewas, heeft 'hij de mais in juni een chemische on- kruidbestrijding gegeven. Het resultaat was heel goed. Een week of vier geleden bleek, dat de stand toch voldoende was voor een goed gewas. De boer vroeg mijn me ning over doorzaai met haver. Het mengsel van mais en haver hoopte hij dan in september te kunnen inkuilen. Toen ik het gewas bekeken had leek het mij juister om in plaats van haver Italiaans raaigras te zaaien. Na het oogsten van de mais zou deze boer dan een kunstwei overhouden, waar hij deze herfst en eventueel volgend jaar van zou kunnen profiteren. Bij het ge ven van dit advies had ik beter moeten nadenken. Want de uitgevoerde chemi sche onkruidbestrijding zou zowel aan haver als aan Italiaans raaigras weinig kansen geven. Het advies werd prompt opgevolgd. Pas na enkele dagen kreeg ik goed door, dat mijn advies niet juist was geweest. De hoop, dat het meevallen zou bleek ijdel te zijn. Toen ik drie weken na het zaaien het perceel nog eens bekeek bleek, dat het gras, dat eerst vlot opkwam, vrijwel geheel weg gebrand was. Uiteraard zal zo'n zelfde geval mij geen tweede keer overkomen. Maar bo vendien scherpt het je ook om in an dere gevallen goed na te denken alvo rens een advies wordt gegeven. Dit ge val illustreert ook wel heel duidelijk met welke „gemene" middelen we in de landbouw werken. Een waarschu wing om uiterst voorzichtig te zijn is daarom wel op z'n plaats. VERLEENDE BOUWVERGUNNINGEN In de afgelopen maand werden door Burgemeester en Wethouders van Texel aan de navolgende personen en onder nemingen de daarbij omschreven bouw vergunningen uitgereikt: De heer B. Beuving te Oosterend, voor de verandering van een woonhuis aan de Schoolstraat aldaar; de heer P. Bakker te Oosterend voor de bouw van een garage aan de Mulderstraat; de heer W. H. Bakker te Den Hoorn, voor de verandering van de boerderij H 2; de heer C. Schoenmaker te Doetin- chem, voor de verandering van een boerderij aan de Duinweg; de heer R. J. Eelman te Den Burg, voor de bouw van een berging aan de Hallerweg (bij B 193); de heer G. van der Star te De Cocksdorp, voor de bouw van twee kamphuisjes aan de Slufterweg; de heer C. Kleijn te Bilthoven, voor de bouw van een kamphuisje aan de Grensweg in Gerritsland; de heer C. L. van San- EEN WEEK ER UIT Het lijkt me niet onmogelijk, dat ik wat verwonderd heb gekeken toen de veehouder van een gemiddeld Texels eenmansbedrijf me enkele dagen gele den vertelde, dat hij met z'n vrouw een volle week vakantie had gehouden. Hij had dit gedaan op een manier, waarbij zowel de man zelf als ook zijn vrouw volledig uit hun dagelijkse zorgen wa ren. Die verwondering vindt zijn oor sprong niet in een gedachte van mijn kant, dat een veehouder geen vakantie kan en mag houden. Integendeel Ik ben van mening, dat als het boer-zijn ook in de toekomst nog aantrekkelijk moet blijven, dat er dan zeker moge lijkheden moeten worden geschapen om het bedrijf één of meer weken aan an deren over te laten. Dank zij hulpverleningsdienst De veehouder in kwestie kon dit doen, dank zij het feit, dat op Texel een Vereniging is, die als taak heeft hulp te verlenen in tijden van ziekte of in andere omstandigheden, die het de boer onmogelijk maken om zelf het noodza kelijke werk te doen. Ik meen, dat tot nu toe als het voor naamste doel van de Vereniging werd gezien het invallen van de bedrijfs- verzorger bij ziekte van de boer. En uiteraard is dit zeer belangrijk! Vooral op een eenmansbedrijf moet ziekte van de enige arbeidskracht min of meer als een ramp worden gezien. Vooral nu di verse eenmansbedrijven zo omvangrijk zijn, dat het voor buren op een even eens volwaardig eenmansbedrijf niet meevalt ook het werk van de zieke buurman nog op te knappen. Ik hoop hartelijk, dat de Vereniging op Texel op dezelfde goede wijze als tot nu toe zal blijven werken. Daarmee willen we niet zeggen, dat geen verdere groei nodig is. Wil de Vereniging nl. naast de taak van hulp bij ziekte iets gaan betekenen als hulp bij vakantie, dan zal dit zeker uitbreiding van het aantal personeels leden meebrengen. Daarvoor is in de eerste plaats ook nodig, dat de instel ling van de veehouders gaat verande ren. Nog te veel overheerst de gedach te, dat een veëhouder geen vakantie kan nemen. Er zullen er zeker ook zijn, die de kosten, die een dergelijke ver vanging meebrengt, onverantwoord vinden. Persoonlijk ben ik van me ning, dat bedrijven, die financieel geen ruimte geven om één of twee weken een vervanger op het bedrijf te nemen, in de toekomst gedoemd zijn om te ver dwijnen. ten te De Cocksdorp, voor de verande ring van een gevel (E 101); de heer C. Barhorst te Den Burg, voor de bouw van een garage aan de Molenstraat; de heer W. H. Bakker te De Waal, voor de bouw van een woonhuis aan de Waal- derweg; mevrouw H. E. Baronesse Michiels van Verduijnen te 's-Graven- hage, voor de bouw van een landbouw- schuur te C 63; de heer F. J. Bakker te Den Hoorn, voor de bouw van een af dak aan het huis H 63; de heer W. van Liere te Den Burg, voor de verande ring van een schuur aan de Molen dwarsstraat; de here D. Slegh te Den Hoorn, voor de verandering van een voorgevel aan de Diek; Dr. C. Winkler- Prins te Bergen, voor de verandering van een woonhuis te De Koog; de heer R. M. van Westrhenen te Bilthoven, voor de bouw van een dakkapel aan een woning aan de Ruijslaan; de heer W. Hoebert te Amsterdam, voor de bouw van een dakkapel aan een wo ning aan 't Buurtje te Oudeschild; mevrouw L. Blom-Brücher te Den Burg, voor de uitbreiding van een woonhuis aan het Schilderend; de heer D. C. Drijver te Den Hoorn, voor de bouw van een woonhuis aan de Heren straat; de heer G. C. Bakker, O 169, voor de uitbreiding van een landbouw- sohuur; Gebr. Hoogenbosch te Zuid- Haffel B 80, voor de bouw van een veestal aldaar; de heer C. Dros, C 42, voor de verandering van een bedrijfs ruimte aan de R. P. Keijserstraat te Den Burg; de heer G. van Agteren te Den Burg, voor de bouw van een ga rage aan de Bernhardlaan; de heer W. Oetelmans te Oosterend, voor de ver andering van een gevel te O 68; de heer P. L. S. Stechwey te Den Burg, voor de verandering van een woonhuis aan de Keesomlaan; de heer J. Brou wer te Oosterend, voor de bouw van een garage aan de Oranjestraat; de heer B. Kooger te Oosterend, voor de verandering van het woonhuis O 82; de heer H. J. Kager te Den Burg, voor de bouw van een zomerwoning met gara ge aan de Pontweg bij B 132a; de heer B. v.d. Vis te Oosterend, voor de bouw van een garage aan de Koetebuurt; de heer M. C. G. Witte te Den Burg, voor de bouw van een woonhuis aan de Wageningseweg in Eierland; de heer F. M. Veenema te Den Burg, voor de uit breiding van zijn nertsfokkerij aan de Waalderweg; de heer H. Boogaard te Oosterend, voor de verandering van het woonhuis O 125; de heer A. Dekker te Den Burg, voor de verandering van het woonhuis B114; de heer C van Etten te Den Burg, voor de verande ring van het woonhuis Kogerstraat 8, de heer J. H. Brügemann te Den Burg, voor de verbouw van de boerderij H 104 in De Westen; de heer G. Geense te Den Burg, voor de bouw van een garage aan de Pieter van Cuyckstraat; de heer J. A. Hillen te De Koog, voor de uitbreiding van zijn café-bar aan de Parnassiastraat, hoek Dorpsstraat; de heer C. Mets jr. te Den Burg, voor dt verandering van eeh woonhuis aan de Julianastraat en de heer J. Veltkamp te Den Burg, voor de verandering van zijn magazijn aan de Burgwal. INGEKOMEN PERSONEN Adriaan J. Huisman, van Zeist, Kroostweg 149, naar Den Burg, Koger straat 55; Nicolaas C. van Heeringen, van Uithoorn Pr. Christinalaan 46a naar Den Burg, Burgerhoutstraat 18. VERTROKKEN PERSONEN Jacobus H Zwiers, van Den Burg, Houtweg 2 naar Oud-Beijerland, Ane moonstraat 43. mïïmm, 167 De hele nacht gonsde het hoofd bureau van politie van de emotie, doch toen de vroege zomerochtend aanbrak werd de zaak er niet veel beter op. Agent Papmans bijvoorbeeld stond op late wacht en hij mompelde juist in zijn stoppelige odhtendbaard, dat er nu wel niets bijzonders meer zou gebeu ren, toen er onder hevig geronk een vrachtauto binnenreed. Zomaar het bin nenplein van het politiebureau op. Dat was de vrachtauto van de befaamde expediteur Janus Olyroock, doch dat was niet zo vreemd. Veel vreemder was het feit, dat zich in de laadbak van die vrachtauto een aantal zonderlinge fi guren bevond. Zo lagen er enkele als politieagent vermomde figuren op, ver der enkele in touw gerolde individuen, en tenslotte nog enkele personages, die opgeborgen waren in een grote jute zak. „Afschuwelijk....", kreunde agent Papmans. „Mannen horen niet in een jute zak. Hoogstens kinderen, en dan alleen ter gelegenheid van het Sinter klaasfeest. In dat geval dient de vrachtrijder ze echter te Spanje te be zorgen en niet in het hoofdbureau van politie te Gravendrecht Agent Papmans vond geen oplossing, weshalve hij besloot, dat de commissa ris Borgers maar gewaarschuwd moest worden. Misschien dat deze de oplos sing wist. Dus greep Agent Papmans naar de telefoon. En daar ging de telefoon. Fel rate lend en bellend scheurde het brutale apparaat de stilte van commissaris Borgers' slaapkamer. De geplaagde .politieman schrok zich een hoedje, toen hij dat hoorde. vreemde om mij af te halen. Moest ik dus tekst en uitleg geven, 't Komt alle maal zo achteraf". „Had je thuis nog nooit over me ge praat?" „Nee". Ze zei het vlak. Hij verwon derde zich opnieuw. Juud was soms niet te peilen. „Ik dacht dat het een oudere zuster van je was", ging hij op het onderwerp door. „Dat lijkt ze ook wel. Ze ziet er nog verdraaid goed uit. Maar hoe oud is ze helemaal? Vijfendertig". „Vijfendertig", herhaalde Gert in ge dachten. „Voor mij een nassi speciaal", zei Juud tot Tsing, die geluidloos naderbij was gekomen. „Ik heb honger. Maar ik krijg hem toch niet helemaal op"- „Mijn deur gaat open voor elk die hongert", zei Tsing, „maar hoe zou het zijn, als zij zich ook weer achter zoda- nigen sluiten moest?" „Wijsheid spreekt uw mond", lachte Juud. „En jij, Geerten? De aloude bami?" Over Gert's onverwacht bezoek werd niet meer gepraat. HOOFDSTUK II Zuster Carla Een barsere oude dame met een beetje baard aan de kin,, alles hoogge sloten en schoenen voor moeilijke voe tendat heb je je voorgesteld van de stiefmoeder van Juud; Carla de Hoogh lachte nog na, toen ze de dour achter de verbaasde Gert van der St( mr had gesloten. Maar haar ijdelheid was toch 'wel gestreeld. „Juffrouw", had hij gezegd. „Bent de moeder van Juud?" Nu ja, daar zat het 'em natuurlijk an. Zij kon onmogelijk Juud's moeder zijn. Vijftien jaar verschil. Hoe oud zou die Geert helemaal zijn? Ze schatte hem op een jaar of zes, ze venen twintig. Dan was het verschil tussen hem en Juud evengroot naar beneden, als tussen hem en haar naar boven! Zeven jaar. Nee, als dat nog es wat werd tussen hem en Juud maar dat moest ze eerst nog zien dan zou het wel uitermate moeilijk voor hem worden om haar met „mama" aan te spreken. Trouwens, dat deden de kinderen zelfs niet eens. Vroeger was het „tante Carla" geweest en daaraan had Her man zich nogal eens geërgerd. Maar Carla was wel wijzer geweest, aan te dringen op de moedértitel. Hij had geen tijd gehad zich lang te ergeren. Drie maanden, het was wel kort. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1968 | | pagina 5