De dooie die om zijn laarzen kwam Stiefmoeder m Een Texelse juttersgeschiedenis BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER 55 rubriek voor l LANDBOUW en VEETEELT i DE SHAG VOOR FIJNPROEVERS tweede blad TEXELSE COURANT DINSDAG 24 SEPTEMBER 1968 Kees Buijs verkeerde in zware tweestrijd, toen hij op een september- avond bezig was zijn kachel aan te maken. Na een mooie nazomer was het die dag en de nacht ervoor slecht weer geweest; een zuid-westerstorm, die naar het noordwesten was gedraaid. Het huisje van Kees, dicht bij de Cocks- dorper kerk, had gekraakt in zijn voe gen, hoewel het nog tamelijk nieuw was. De luiken van het raam waren 's nachts stukgewaaid en Kees was de hele middag bezig geweest om ze te repareren. Toen hij daarmee bezig was, had hij van voorbijgangers gehoord, dat er op zee weer heel wat gebeurd was. Op Vlie waren twee schepen op het strand gelopen. Op Texel was nog niets gebeurd, maar nu de wind draad- de was er een goede kans. Kees had er nauwelijks op gereageerd. Hij was niet zo'n harde jutter. Als hij ooit op het idee kwam om naar het strand te gaan, merkte hij dat vele anderen hem waren voorgeweest en werd hij naderhand hartelijk uitgelachen. Daarbij kwam dat Kees Buijs niet bijzonder sterk was. Eens had hij een kostelijk stuk hardhout halverwege in de duinen moeten achterlaten, omdat hij gewoon niet meer kon. Maar erg breed had Kees het niet, zodat hij zich toch telkens weer voornam om bij de eerste de beste storm naar het strand te gaan. Deze middag was het er niet van gekomen en nu het avond was voelde Kees er nog minder voor. Ter wijl hij met zijn kachel bezig was hoor de hij de weer in kracht toenemende wind in de schoorsteen loeien. Hij voel de zich niet rustig, want hij was bang en bijgelovig. Dat was algemeen be kend, maar hij was met de enige. Bui ten hoorde hij gelach en gepraat van voorbijgangers. Zouden ze naar het strand gaan? Hij was jutter 'genoeg om te weten dat een tocht naar het strand onder deze omstandigheden altijd de moeite waard was. Wat drommel, waar om ook eigenlijk niet?! Hij liet de kachel uitgaan en weinige minuten la ter tornde hij tegen de wind op. Via de Duinweg liep hij in de richting van de Krim. Hij volgjde toen echter niet het Krimslag, maar nam een voetpad waar mee een stuk werd afgestoken en hij dus eerder zijn doel bereikte: het strand tussen de beide Slufters. Onge vaarlijk was deze tocht niet, want bij stormtij was er een kans dat je in het ondergelopen Sluftergebied werd inge sloten door het water. Maar hij waagde •het erop, want van tijd tot tijd keek de volle maan even tussen de voortjagen de wolkenflarden door en was de ver laten omgeving goed te zien. Plotseling klonk een schreeuw en fladderde iets uit een der duindoornbosjes. Kees schrok: „Verrekte feugel", gromde hij. Ten Noorden van de kleine Slufter stapte Kees het strand op. Met voldoe ning stelde hij vast dat het strand voor hem alleen was. Dicht langs de duin voet lopend, het water was hoog, ging hij zoeken naar waardevol spul. Een ogenblik later had Kees er spijt van dat hij van huis was gegaan, want het donkere voorwerp dat juist door de schuimende golven op het droge werd gesmeten, bleek een lijk te zijn. „Een dooie", mompelde Kees ontzet, terwijl hij er met een wijde boog omheen liep. Maar zijn nieuwsgierigheid kon hij toch niet bedwingen en hij stelde een nader onderzoek is. Ja, het was een dooie. Blijkbaar een zeeman, goed in de kle ren. De meeste belangstelling had Kees voor de grote leren laarzen, die de man aan zijn benen had. Zulke laarzen, dat was altijd zijn hartewens geweest. Ze zouden hem misschien te groot zijn, maar daar viel wat aan te doen. Mee nemen zou een misdaad zijn, wist Kees, maar hij suste zijn geweten. Zo'n man heeft er toch niks meer aan, dacht hij. Als hij ze niet meenam, zouden ande ren het doen en had hij weer een kans verspeeld. Het uittrekken van de laar zen kosfte veel inspanning. Bezweet en vol angst om te worden betrapt, ging hij ermee naar huis en zette ze in de keuken. De volgende dag kwam zijn buurman, een geslepen kerel, bij hem aanlopen. „Nog naar het strand geweest?" infor meerde hij. Kees bevestigde het en ver telde van het gevonden lijk. „Je hebt die laarzen toch zeker wel méégeno men?!", vroeg buurman. „Natuurlijk", zei Kees. „Zo'n man heb er toch immers ook niks meer an". Buurman vertrok. Die avond zat Kees weer voor zijn kachel en hij dacht met huivering terug aan het avontuur van de afgelopen nacht. Maar hemel, wat was dat? Uit de kachelpijp klonken vreemde gelui den. Merkwaardig gegrom en gegorgel. Toen gebeurde er iets dat Kees doods bleek en stijf van schrik deed worden. Het gegrom ging over in kakelend en langdurig gelach. „Hier spreekt de dooieklonk het luid en duide lijk. „Ja, de dooie.hij komt om zijn laarzen!" Een ogenblik bleef Kees Buijs zitten, terwijl het koude zweet hem uitbrak. De hoop dat hij droomde werd direct de bodem ingeslagen toen nog eens uit de schoorsteen klonk: „Ik kpm m'n lééérzen hééalen Kees sprong op, rende naar de ach terkamer, greep de laarzen en gooide ze naar buiten. Met een daverende klap smeet hij de deur weer dicht, sloeg de grendels vast en dook klapper tandend in zijn bedstee. Op dat mo ment liet buurman zich voldaan glim lachend van het dak zakken, pakte de laarzen en wandelde er bedaard mee naar zijn woning. gefingeerde naam. FEUILLETON door TOM LODEWIJK 13, Jawel, dacht Juud, het is al net als op het gym. Relaties had Bep overal. En ze verwonderde zich, voor de zo veelste maal, wat de toekomst Bep zou brengen. Niets dan goeds, waarschijn lijk. Onderweg naar de goedkope ijstent die Bep (natuurlijk) wist, hoorde ze dat Bep, evenals zij, medicijnen studeerde, maar derdejaars. „Dat ik je nooit eerder gezien heb". „Ik zit niet in de vereniging", be kende Juud. „Geen zin?" „Geen behoefte". „Ik ben er eenvoudig in gedreven, als een net op de golven", lachte Bep. „Jij laat je nog al drijven'". „Ach kind, dat ik gek maar als je hier niet oppast, doe je aan zoveel mee, dat je vergeet te studeren. Maar daar pas ik wel voor op, weet je". Lepelend aan hun ijsje, wisselden ze personalia uit, over leerlingen en lera ren van het gym. „Hoe bevalt jou de studie?" vroeg Bep opeens. „Best. Maar valt niet mee". „Als je 't serieus neemt tenminste. Je hebt twee typen, de een studeert, de ander is student". „Dat laatste kan heel gezellig zijn". „O ja, gezelliger dan studeren. Wij hebben ook zo'n paar kinderen. Ik vraag me werkelijk af waarom nee, ik vraag het me niet af. Papa be taalt wel, dochter heeft een leuk leven en ontmoet vrienden op academisch niveau. Zoals je in huwelijksadverten ties wel ziet; Academisch niveau. Heb ben ze een paar jaar op de universiteit rondgehangen. Dan komt eindelijk de geschikte Jacob, met rang, titel of geld en je krijgt een huwelijk op academisch niveau". ,,'t Is een dure methode", dacht Juud. „Ja, vooral voor de belastingbetaler. Want je weet toch wel dat onze colle gegelden net voldoende zijn om het ver ven van de universiteit te betalen. De rest betaalt het rijk, dat wil zeggen Sijmen". „Nou ja", zei Juud bedachtzaam, „als een meisje dat studeert trouwt, heeft 2e aan haar studie niet veel meer". „Tenminste", zette Bep recht, „als ze alléén maar student geweest is. En dan zeggen ze, dat het zo fijn is, dat je dan later je kinderen met huiswerk kunt helpen. Maar voor die paar lui wil ik het recht van ieder meisje om te stu deren niet opofferen. En al word je dan als getrouwde vrouw geen advocaat of dokter (sommigen doen dat wél) dan kun je toch op ander terrein nog heel wat klaarmaken". „Nou ja", zei Juud, „veronderstel nou, dat jij vandaag of morgen een leuke vent tegenkomt, waar je mee trouwen wilt, dan is het voor jou ook bekeken?" En in stilte dacht ze: dat zal zo lang niet duren niet bij jóu! „Leuke venten genoeg", verklaarde Bep onbekommerd, „en ja, behalve veel Pogingen tot vrije omgang, heb ik ook al een paar huwelijksaanzoeken gekre gen. Maar ik ben niet alléén maar stu dent, weet je, ik studeer". „Waarom?" vroeg Juud. De vraag klonk haar zelf onbenullig in de oren, maar Bep scheen haar te begrijpen. Ze legde haar lepeltje behoedzaam neer en staarde in gedachten door het raam van het restaurant. „Dat heb ik als kind al gehad", be kende ze, „ik wou altijd mensen helpen die in de narigheid zaten. Ik zocht eigenlijk gezegd de narigheid op, ik las boeken, bijvoorbeeld over Schweitzer. Ook een man met een gebruiksaanwij zing, maar zó'n vent, vind ik. Er is bier in het westen ook veel narigheid, als dokter kun je daar veel aan doen, maar in andere landen is het veel er ger. Ik zou daar ergens in Afrika of in Zuid-Amerika willen werken, voorall die kinderen met die nare ziekten, waardoor ze voor heel hun leven inva lide zijn, als er niet meteen wordt in gegrepen. Nou, als je het weten wilt, déérvoor studeer ik". ..En vandaar: wel vriendschap maar geen banden", glimlachte Juud. „Ja, 'je zult het gek vinden, maar dat staat bij mij zó vast, dat ben ik zó vast van plan, dat ik alleen een man zou trouwen die dat begreep, die me liet werken, zelf mééwerkte. Als ik moet kiezen echtgenote-zonder-meer of arts, dan ben ik allereerst arts". Juud keek verwonderd naar Bep. Van haér had ze deze idealistische op vatting niet verwacht. Bep, de popu laire, de gevierde Bep, die aan iedere vinger een man kon krijgen, en die het huwelijk niet als eerste en voornaamste doel zag ,^Dat vind ik nogal wat", zei ze wat benepen, „ik ben zo bang altijd, dat als er één komt, waarvan je denkt: dat is 'em, dat je dat dan allemaal vergeet". Bep knikte nadenkend. „Dat is zo. Ik heb het zelf ondervon den. Er was een jongen. ze maak te de zin niet af, schudde haar hoofd. „Maar als ik denk aan die mensen, Juud, aan él die mensen ik hoef niet in een orde te treden en geen gelofte af te leggen die me bindt. Ik heb eigen lijk mezelf die gelofte gedaan. Ik zou er geen vrede mee hebben, als ik het anders deed". „I'k geloof dat als ik lekker in m'n suite zat en misschien neerzag op m'n bloeiend kroost, zoals de dichter zegt het landvolk spelend aan haar voet" ze lachte, maar haar ogen stonden ernstig „dan zou ik mezelf als een deserteur zien. En de proffen staan hun best te doen, om me het allemaal te leren, en andere proffen doen hun best om van alles uit te vinden om de mensen te helpen, en daarginds is een klein hoopje mensen bezig te proberen met een eier lepeltje de zee van ellende leeg te scheppen nee, ik studeer recht op een doel af. En een man? Alleen als we dit samen kunnen doen, en anders nou, dan maar niet". Juud zat diep in gedachten. Zulke opvattingen had ze altijd toe geschreven aan idealistische, wat we reldvreemde mensen. Onwillekeurig leefden ook in haar gedaohtengang nog de rudimenten van de volksopvatting: vrouwen die zo dachten en deden, wa ren blauwkousen, of meisjes die toch geen man konden krijgen, want een man te kunnen krijgen, dan moest het ideaal van iedere vrouw zijn, en wie dat niet lukte, die was mislukt. Ze dacht aan vrouwen, die eenzaam waren gebleven, omdat ze heel de mensheid tot him familie rekenden, ook aan vrouwen die samen met hun mannen voor heel de mensheid ten zegen waren geweest. „Moet je horen", zei Bep, „van de wéék heb ik koffie gedronken met een majoor van het Leger. Het Leger des Heils. Het was een zij^majoor, een ma jorette, zoals onze prof laatst zei. Haar man was ook in het leger. Als die men sen trouwen, dan doen ze het altijd sa men. Ze vinden elkaar in het Leger, en als ze getrouwd zijn, werken ze samen in en voor het Leger. Dat vind ik eigen lijk iets machtigs. Zoiets zou ik willen". „Ga in het Leger", lachte Juud. „Met een halleluja-hoed. Sommige vrouwen staan ze nog wat leuk ook. Nee, dat hoeft niet, hoewel 't zou mij niets kunnen schelen. Maar buiten het Leger kun je het ook". iHet ijs was bijna gesmolten, haastig lepelden ze de rest. „Je kijkt opeens zo ernstig", zei Bep, „zit je te piekeren?" „Ja", bekende Juud, „zoals jij het zegt zou ik het ook willen, maar ik ben bang dat ik dat niet kan opbrengen. „Ze dacht aan Gert. Gert, die opeens zo'n plaats in haar leven was gaan innemen. Als ze moest kiezen, haar studie of zou ze dan kunnen doen als Bep? Ze wist welhaast zeker van niet. (Wordt vervolgd) HOOG WATER Hoog water ter rede van Oudeschild 24 sept. 10.11 en 22.40; 25 sept. 10.43 cn 23.10; 26 sept. 11.13 en 23.37; 27 sept. 11.44 en 28 sept. 0.05 en 12.13. Aan het strand ongeveer een uur eerder hoog water. FANTASTISCH RESULTAAT! Een paar jaar geleden maakte iemand aanmerkingen op een zinsnede uit een artikeltje in deze rubriek over het vernieuwen van grasland. Ik be weerde in dit artikel, dat grasland, dat in juli werd „zwart" gemaakt en in begin augustus weer werd ingezaaid, in de komende herfst weer beweid kon worden. Men vond dit veel te optimis tisch gesteld. Aan de hand van een voorbeeld vertelde ik toen, dat in sep tember de schapen al weer volop kon den weiden op deze percelen. Als regel spreek ik maar niet over het beweiden met koeien, omdat dit in derdaad wat te optimistisch gesteld zou zijn, hoewel het zeker wel eens moge lijk is. Ik geloof, dat met het invoeren van de Lely-frees de kans, dat we deze percelen al vrij spoedig weer met koeien kunnen beweiden, vrij wat groter is geworden. Getuige het vol gende voorval. Op il8 juli werd op één van de Texelse bedrijven een perceel bewerkt met de Lely-frees. Op 19 juli werd dit perceel van 3 ha. met de vlaszaai- machine ingezaaid. De aanslag en de eerste groei waren zo voorspoedig, dat V >im (ii-oninjjfw al op 24 augustus 21 lammeren op dit perceel konden gaan weiden. Al heel gauw bleek, dat een veel zwaardere veebezetting nodig was. Op 2 septem ber kwamen er 59 schapen bij. Al spoe dig bleek, dat het ook op deze manier niet mogelijk zou zijn om het perceel „glad" te krijgen. De veehouder vroeg onze mening over het laten weiden van koeien op dit perceel. We vonden het enigszins een waagstuk om op een perceel, dat nog geen 7 weken geleden was ingezaaid al koeien te gaan weiden. Deze veehouder zag echter geen andere mogelijkheid en daarom werden op 4 september 22 melkkoeien, 4 vaarzen en 9 pinken op het perceel gebracht. Dit rundvee kwam dus nog bij de 80 stuks wolvee. Deze hele veestapel heeft tot 13 sep tember op het perceel geweid. Toen was het praktisch 'kaal. Dat de dieren volop hadden te vreten, blijkt uit het feit, dat de melkgift in de week, dat de melkkoeien op dit perceel weidden met IV2 - 2 kg. pr koe per dag was ge stegen. Een betere reclame voor de ver nieuwing van grasland als dit geval, is nauwelijks denkbaar. MIDDELZWARE SHAG N.V. J.CR UNO NIJKCRK- HOLLAND PITTIG, MAAR TOCH LEKKER ZACHT 1.25 WAAR U NU MEE TE MAKEN HEEFT Het gras wordt „leger". Een wat rare uitdrukking: Gras, dat „leger" wordt. Toch mogen we het zo wel zeggen. Septembergras heeft n.l. niet meer de inhoud, die bijv. meigras heeft. Speciaal de zetmeel- waarde is lager. Daarom is er vanaf september reden om de vraag te stel len wat de koeien naast het gras verder nodig hebben. Op enkele plaatsen is men begonnen de koeien wat hooi bij te voeren. We hoorden, dat het graag op genomen wordt. Anderen zijn begonnen met kleine 'hoeveelheden aardappelen Het had een duidelijke invloed op de melkgift. Het kan ook op z'n plaats zijn om vanaf dit moment 1 kg. eiwitarme koek per dag te gaan bijvoeren. Be treft het dieren, die in de zomer heb ben afgekalfd, dan mag dit ook nog wel iets meer zijn. Als U maar in ge dachten houdt, dat melk, die U op het momént verspeelt, er ook 'later moeilijk onder te krijgen is. Parasieten zijn actief Er lopen op dit moment nog al wat kalveren en lammeren, waar Meur en conditie en ook de bevuiling in de om geving van de staart er op wijzen, dat er iets niet in orde is. Als we de weers omstandigheden van de laatste tijd in aanmerking nemen, ligt het voor de hand om te denken aan een aantasting door parasieten. Het kunnen maag- en darmwormen, maar ook longwormen zijn. Zekerheid daarover kunt u krijgen door mestmonsters van deze dieren te laten onderzoeken door de Prov. Ge zondheidsdienst te Alkmaar. Als er aan wijzingen zijn, dat de zaak niet in orde is, kunt U dit aan ons meedelen. Op zo kort mogelijke termijn worden dan mestmonsters genomen. Denkt U wel om het regelmatig „ipillen" van de die ren? Straks winteratarwe zaaien Hoewel ook de opbrengst van de wintertarwe dit jaar te wensen heeft overgelaten, komt deze op de daarvoor geschikte gronden in opbrengst toch boven de zomertarwe. We denken met name aan de wat zwaardere en niet te slempige gronden. De beste tijd om te zaaien ligt omstreeks 20 oktober Als we het resultaat van de proefvelden van dit jaar bekijken, dan komt bij de bekende rassen in de eerste plaats het ras Manella in aanmerking Er zijn nieuwere rassen, die dit ras evenaren, of zelfs overtreffen, maar het zal in de meeste gevallen niet gelukken om hier zaaizaad van te krijgen. Overlast van water. We kregen de laatste dagen al een voorproefje van het weer, dat in de herfst als normaal wordt beschouwd, nl. kille dagen met veel regen. Mis schien is het voor U al aanleiding ge weest om te gaan denken aan het in orde maken van de greppels. Hebt U nieuw grasland ingezaaid op een per ceel, waar greppels nodig zijn, dan moet dit nu zo gauw mogelijk gebeu ren. Voor de akkerbouwers is het weer de tijd om na te gaan welke percelen er aan toe zijn om voor het eerst of opnieuw te worden gedraineerd. Zodra U dat weet, moet U „aan de bel gaan hangen" van een firma, die dit werk voor U doen kan. VERTROKKEN PERSONEN Frederik P. van der Star, van De Cocksdorp E 145 naar Den Helder, Hoofdgracht 14; Peter Feenstra, van Den Burg, Warmoesstraat 32, naar Ber gen, Prinsesselaan 11; Pieter C. Vla ming, van Oosterend, Oranjestraat 9, naar Den Helder, Hoofdgracht 14; An- thonius C. van Arnhem, van Den Burg, Beatrixlaan 6 naar Heemstede, Cru- quiusweg 15; Karei E. Betsema, van Den Burg, Schilderend 111 naar Vlaar- dingen, Eykmanstraat 93; Jeroen M. Nauta, van Den Burg, Weverstraat 76 naar Enschede, Calslaan 7-207; Anna A. M. Hin, van Den Burg, B 108 naar Den Helder, Julianaplein 28; Petronel- la J. Betsema, van Den Burg, Schilder end 111 naar Franeker, Academiestraat 4; Cornells J. van Heerwaarden, van Den Hoorn H 11a, naar Tilburg, Henri Hudsonstraat 17. CONSULTATIEBUREAU VOOR ZUIGELINGEN Woensdag 25 september worden de moeders van Den Burg verwacht van 13.00 tot 16.00 uur. COPYRIGHT STUDIO A VAN 174. Door de legerleiding was het berg achtige landschap van Limland uitge kozen voor de grote paraatheidsoefe ning KDSD, oftewel „Kruip-Door- SluipjDoor", langs het pad van Kadeer Kier naar Burgervalk stond de onver saagde landsverdediger Kobus Kiepe- raal op wacht. Kobus kende zijn vak precies, want hij diende al bijna vijf tien jaar als beroepswachtloper en dus wist hij precies waar hij op letten moest. En toen hij op een gegeven ogenblik zo'n groot aantal woest ren nende voetstappen hoorde, wist hij on middellijk, dat er onraad was. „Dat zijn nooit lui van de oefening KDSD....", peinsde Kobus. „Burgers zijn het ook niet, want die zou op de tenen sluipen Alles is afgezet. De vijand is het ook niet, want die zou op de henen sluipen en bovendien de andere kant opgaan. Onze eigen mannen zijn het ook niet, want ik moet de eerste infanteriepa- trouille nog zien, die uit eigen wil zo idioot hard over de rotsen rent. Nee, jongens. Daar klopt iets niet. Ik ga de majoor waarschuwen. Kobus Kieperaal rende dus onmid dellijk naar de commandokeet van de majoor van Vorstenbergen de Vrijer toe. „Majoor!" riep Kobus. „Vreemde dingen geschieden op het pad van KadeerKier naar Burgervalk! Voet stappen, die er niet horen! En ze ren nen zó hard, dat het nóóit onze eigen infanterie kan zijn!" „Dat is inderdaad héél vreemd", zei majoor van Vortsenberger de Vrijer. „Wat moeten we daar dus van maken? Smokkelaars misschien? Of geheime agenten van de anderen. Laten we het maar op smokkelaars houden", zei Kobus Kieperaal slim. „Dat is het eenvoudigste. We geven de zaak over aan de douane en voor ons is de kous dan af!" „Héél slim, Kobus!" prees majoor van Vorstenberger de Vrijer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1968 | | pagina 5