SONNEMA Zwembaden; geen woorden maar daden Oude liefde m briek voor I Omlw rvduMi»' Jjlnderzoek van kuilmonsters Artikel in „19NU ANDBOUW en VEETEELT iiï en Ier hu O l(f V oorliehtingsavond werknemers 55 de blad TEXELSE COUEANT DINSDAG 25 FEBRUARI 1969 »t is een groot voordeel, dat we al of niet slagen van het inkuilen gras niet alleen hoeven te beoorde- met de neus en de ogen, d.w.z. op euk en het gezicht. Kort geleden ik er nog op, dat onze neus een ,t aanpassingsvermogen blijkt te tten. >n veel betere beoordeling is moge door het bekijken van de analyse- antv ,ortcn van onderzochte kuilen. Ge lig zijn dit er in ons gebied heel Het ruwvoederonderzoek is heel ilijk op gang gekomen, in tegenstel- met het grondonderzoek, dat op el op jaren een grote plaats heeft, beet het moment is het echter zo ver, dat liet veel gebieden zijn, waar naar louding zoveel kuil- en hooimon- 5 worden onderzocht. Is eerste doel voor dit onderzoek 't men altijd genoemd de mogelij k- om oen goed voederrantsoen sa- te stellen. Men weet dan immers groot de voedingswaarde van hij k'n 'oot' gens. raaf i d< er I liddi si. is mor uw E V en kuil is. Dit is zeker van belang. ersoonlijk vind ik het onderzoek ook groot belang als een controle ach- f op de methode van inkuilen en ien. En ik geloof, dat het juist die oefte aan controle achteraf is ge- st, die de animo voor het ruwvoe- Dnderzoek sterk heeft vergroot. Uitkomsten zijn in het seizoen 1968/'69 ruim kuilmonsters onderzocht. Van deze monsters waren er ruim tachtig ;ens de voordroogmethode gekuild, wil dus zeggen, dat het gras vóór inkuilen een aantal dagen is voor- We geven hierbij het advies het inkuilen te wachten tot het een gehalte aan droge stof heeft minimaal 40%. erder zijn er ruim zesteig monsters maaikneuskuilen onderzocht. Het reft hier steeds kuilen, die gemaakt van gras dat in één bewerking d gemaaid en ingekuild. We kunnen rbij als eis noemen, dat het gras niet jong is en dat maaien en inkuilen droog weer een veel grotere kans op ;ing geeft, dan in gevallen, waarin gras nat is of zelfs bij regen wordt :uild. beste aanwijzing voor het al of slagen ziet men op het moment in hoogte van het zgn. ammoniakcijfer. ammoniakcijfer van 8 of lager aan dat de kuil geslaagd is. Is dit ers 9 of 10, dan kan men ook van praktisch geslaagde kuil spreken, naar gelang het ammoniakcijfer ho- ïs, is de kuil minder geslaagd of ér mislukt. javi Ve laten n uin onderstaand over- ht zien hoq de uitslag van het onder- k van ruim 80 voordroogkuilen en m 60 maaikneuskuilen was. a K )e laai Voordroog Maaikneus >f lager 46% 61% in 10 27% 21% ger dan 10 27% 18% lieruit blijkt, dat van de maankneus- len 61% zonder meer geslaagd is, de voordroogkuilen is dit 46%. Tel- we er de kuilen met een ammoniak- er van 9 en 10 bij, dan wordt het centage geslaagde kuilen bij de aikneuskuilen 82% en bij de voor- ogkuilen 73%. Mislukte kuil Ve zouden ons kunnen voorstellen, iemand de opmerking maakt, dat deze kuilen, die gemaakt zijn vol- i een methode, die wij als voorlich- goed noemen toch nog al wat kui- mislukt zijn. Bij de voordroogkui- 27% en bij de maaikneuskuilen 18%. Dat is toch nog veel te veelDie opmerking is op z'n plaats. Het is echter niet zo, dat deze mislukkingen allemaal een raadsel voor ons zijn. Er zijn wel oorzaken aan tewijzen. Wat de voordroogkuilen betreft is er dit. Bij de mislukte kuilen zijn er heel wat met een drogestofgehalte lager dan 40%. Ze zijn wel als voordroogkuilen aangeduid en de veehouders meende ook een voordroogkuil te hebben, maar het gehalte droge stof voldeed niet aan de eis. Dit blijft het risico van de voordroogmethode. Men wil of durft zijn tijd niet af te wachten, of men is nog niet bij machte om vast te stellen of het gras voldoende droog is. Wat de maaikneuskuilen betreft: Er zijn bij de mislukte kuilen enkele na- zomerkuilen. Het is heel moeilijk om van dit gras zonder toevoeging goed kuilgras te maken. Ook zijn er enkele mislukkingen door het inkuilen bij nat weer of het onderbreken van het in kuilen. Voor beide methoden zijn er ook mis lukkingen door onvoldoende zorg aan de opslag. De grote vijanden van kuil gras zijn water en lucht. Een onvol doende afdekking met grond en/of plas tic kan water en lucht in de kuil bren gen en zelfs met de beste methode van inkuilen loopt het dan nog verkeerd af. We hopen, dat bovenstaande cijfers en opmerkingen er toe mee zullen werken, dat het percentage geslaagde kuilen in 1969 nog weer groter wordt dan in het vorige seizoen. Wij ontvingen ter plaatsing in onze rubriek een verslag van de bijeenkomst, „Texel" voor voorlichting aan agrari sche werknemers. C. v. Gr. Op dinsdag 18 febr. werd de eerste contactavond van bovengenoemde werkgroep gehouden. Als spreker was uitgenodigd de heer P. C. den Ouden van de Arbeidsinspectie te Haarlem. Na de opening door voorzitter P. Rie- mens hield de heer Den Ouden een causerie over „Veilig werken in de landbouw", waarbij het werken met machines en bestrijdingsmiddelen aan de orde kwam. Spreker wees uitdruk kelijk op de grote verantwoordelijkheid die werknemers hebben bij het uitvoe ren van werkzaamheden. Een onoor deelkundig gebruik van machines en bestrijdingsmiddelen brengt grote ge varen mee. De nieuwe voorschriften in de Veiligheidswet werden besproken. Deze zullen binnenkort van kracht worden. Na de pauze werden dia's vertoond en door de theer Den Ouden toegelicht. Duidelijk bleek hier uit hoe het wél en hoe het niét moet. Zowel de inleiding als de vertoning van de dia's werden met grote aandacht gevolgd. De heer v.d. Waal van de landbouw- voorlichtingsdienst wees op de moge lijkheden, die er zijn voor het organi seren van excursies, cursussen en contactavonden. Men is bereid om ook op Texel de voorlichting voor agrari sche werknemers zoveel mogelijk te stimuleren. Voorzitter Riemens dankte na afloop beide sprekers en merkte op, dat deze eerste contactavond zeer geslaagd was. Joh. de Gr. CONSULTATIEBUREAU VOOR ZUIGELINGEN De zuigelingen, die aan de beurt zijn, worden op het bureau verwacht op de tijden dat hun eigen huisarts zitting heeft. Deze tijden zijn als volgt: dokter Van Loon, woensdag 26 februari om 13.00 uur; dokter Coutinho, woensdag 26 februari van 15.00 tot 16.30 uur. De echte Dockumer Berenburg. Anno 1860. Onze abonnee, de heer A. J. de Graaf te Den Haag, maakte ons attent op een artikel in het blad „19NU" (een uit gave van de Stichting Public Relations Land- en Tuinbouw). In een artikel „Geen woorden maar daden" van de hand van de heer Leo de Wolf wordt ingegaan op de problematiek van de sport op het platteland, waarbij ook de noodzaak van zweminrichtingen aan de orde komt en het aandeel dat de plaatselijke bevolking kan hebben in de verwezenlijking ervan. Hieronder ne men wij het artikel gedeeltelijk over. De stimulans voor het platteland moet komen van de provinciale over heden, van de sportbonden, van de jongerenorganisaties voor het platte land, ook van enkele ministeries, die zich met maatschappelijk werk, sociale zaken en jeugd- en sportzaken bezig houden. Er is een keer gekomen op het platteland, waar steeds meer gemeen tebesturen gaan inzien, dat het leefkli maat sterk verbeterd kan worden met culturele centra, met sporthallen en gymnastieklokalen, met dorpshuizen en zweminrichtingen. De sterk toenemende recreatie, het gehele gebied van de vrijetijdsbesteding in de open lucht, ook in overdekte vorm, waar de sport ook onder hoort, mist haar uitwerking niet op het plat teland. Deskundigen hebben berekend, dat in het jaar 2000 op topdagen acht miljoen recreatiezoekenden erop uit trekken, hetzij als dagjesmensen, hetzij voor weekeinden, vakanties. Zij zullen voor een belangrijk deel de grensge bieden van bos en water opzoeken; de gezelligheidsmeps zal het recreatiecen trum, op het land of aan het water vin den en de stiltezoeker gaat dieper het land in. Zo zullen de nieuwe IJssel- meerpolders niet alleen voor agrarisch gebruik zijn, maar ook voor gedeelten worden ingericht voor recreatieve doel einden Nu al komen de recreatiege meenschappen en de recreatiecentra die voor de watersport inbegrepen, als pad destoelen uit de grond. Dat hierbij spe cifiek agrarische belangen in het ge ding zijn, staat als een paal boven wa ter en het spreekt vanzelf, dat de ver antwoordelijke autoriteiten en andere beleidsfiguren de nodige aandacht die nen te besteden aan de planning van de natuur- en landschapsbescherming en niet te vergeten aan de financiële consequenties. Omgekeerd zal ook de boer over meer vrije tijd gaan beschik ken en ook hij zal zich willen recreëren. Het paard was „uit", de trekker is er voor in de plaats gekomen. Maar het paard is weer duidelijk „in". De mana ges groeien in aantal, ook op het plat teland, de landelijke ruiterverenigingen houden sportieve festijnen en de tijd zal binnen weinige jaren komen, dat het ruitertoerisme, voor stedeling en plat telander, een ontzagwekkende omvang zal innemen. Want reeds nu zit men te denken aan het uitstippelen van natio nale en internationale ruiterroutes. Maar de jongeren van het platteland zullen steeds meer vragen om overdek te speelgelegenheden, ook al omdat de minder gunstige klimatologische om standigheden daartoe dwingen. Akkommodaties De nood in de steden is groot. Men komt speel- en sporthallen tekort, de sport stelt haar eisen. Zwembaden zijn er te kort. Maar diezelfde tekorten vindt men ook op het platteland. Vele gemeentebesturen van het platteland hebben hun taak goed begrepen en staan vooraan in de strijd om de nood zo veel en zo snel mogelijk weg te wer ken. Het mag wonderlijk klinken, maar in de agrarische gebieden loopt men de achterstand sneller in dan in de steden. Vanzelfsprekend geven de vraagstuk ken als prioriteit, ruimte, werkgelegen heid, financiële mogelijkheden, in me nig geval de doorslag, ten gunste van het platteland boven de stedelijke ag glomeratie. In enkele jaren tijd zijn er bijna honderd sporthallen uit de grond ge stampt. Het platteland in het noorden, oosten en zuiden wierp zich op dit pro bleem en dank zij het feit, dat men zocht naar eenvoudige, sobere en doel matige projecten kregen de standaard sporthallen een kans. Henk Pellikaan, de bekende oud-international van het Nederlands elftal, die een bouwbedijf heeft, zocht en vond zo'n sporthal tegen redelijke prijs. Hij bouwde er al meer dan 40 en de plattelandsgemeenten Oude Tonge en Overflakkee, Appinge- dam, Lisse, Sprang Capelle en Uithui zen, om er maar enkele te noemen, zijn gelukkig met de geïnvesteerde gelden. Want bij gebrek aan gymnastieklokalen konden de meisjes en jongens van de lagere scholen in de sporthallen hun lessen lichamelijke opvoeding krijgen en in de avonduren en weekeinden ma ken de sportverenigingen er gebruik van, tot de lange weekeinden toe. Uit voeringen worden in zulke hallen ge houden en landenwedstrijden dn vele takken van sport vinden tegenwoordig in kleine gemeenten plaats, die vroeger alleen en uitsluitend gereserveerd wa ren voor enkele grote steden van ons land. Het sportleven groeit en bloeit in die gemeenten, de clubs krijgen meer leden, nieuwe takken van sport die tot dien volkomen onbekend waren op het platteland, krijgen hun kans, sportclubs worden opgericht. Vaak is de sporthal het sociale middelpunt van het dorp, vergaderingen worden er gehouden en in het restaurant drinkt men nog teza men een koffie, een frisdrankje of een biertje alvorens naar huis terug te ke ren. Die sociale functie hebben ook de dorpshuizen gekregen, waarvan er de laatste jaren tientallen in de agrarische gebieden zijn gebouwd. Zij voldoen functioneel aan de plaatselijke behoef ten, zien er ook niet allemaal hetzelfde uit. De inrichting is zo aangepast, dat men er alle aktiviteiten kan houden en ook voor de sport kan worden ge bruikt. Vroeger dacht men dat een sporthal slechts kan worden gebouwd in een gemeente met tenminste 50.000 inwoners; die grens is nu gedaald tot 5000 inwoners. En de dorpshui zen bouwt men in gemeenten van 1000 tot 2000 zielen. Zweminrichtingen zijn over het alge meen dure objecten, maar niettemin slaat men ook op het platteland de handen ineen om een recreatie-zwem bad te bouwen, vooral in die streken, waar men vele toeristen en vakantie gangers krijgt. De kleinere zwembaden zijn meer geschikt voor eigen gebruik, voor de dorps- of streekbewoners, maar zeker voor het instructiezwem- men der scholieren, die soms ver uit de omtrek komen om lessen te nemen. Ook het aantal gymnastieklokalen neemt toe maar het tekort is en blijft groot omdat veel gemeenten óf geen en kele lokaliteit bezitten óf over volko men verouderde zalen, die spotten met moderne doelmatigheid of verantwoor de hygiëne. Zelfwerkzaamheid De gemeenschapszin op het platte land is, de praktijk in de sport heeft dit geleerd, in veel gevallen verrassend groot. Honderden gevallen zijn te noe men, waarbij de bevolking door zelf werkzaamheid in belangrijke mate heeft bijgedragen tot het realiseren van een clubgebouw, het egaliseren van terreinen voor speeldvelden, het bou wen van kleedlokaliteit of kantine, het bijeenbrengen van een belangrijk be drag teneinde de plaatselijke en pro vinciale overheid te tonen, dat de be woners er zelf veel voor over hebben om de akkommodatie te verbeteren. In de laatste jaren zijn er tientallen nieu we objecten bijgekomen. Het zwembad in Nieuwleusen, in de kop van Over ijssel, waar de bevolking een ton bij eenbracht in geld en manuren; de plat telandsvrouwen stonden in het voorste gelid en het bezoekersaantal liep in 1967 op tot 75.000 in een gemeente van ruim 5000 inwoners. In Guttecoven in Limburg zwoegden de leden van de plaatselijke voetbalclub gedurende alle weekeinden, op de avonden en zelfs in de vakantieperiode, opdat hun club lokaal maar tot stand zou komen. Het enthousiasme was zo groot, dat de bur gemeester zei: „Ze zijn niet te temmen". In Koudekerk aan de Rijn hielpen de inwoners mee, in hun vrije tijd om een zwembad te bouwen, zodat de aanvan kelijke kosten van ƒ300.000,met een zeer belangrijk deel konden worden verminderd. In een der.buurtschappen van Sint Oedenrode namen jong en oud, vrouwen en mannen deel aan de aktie en de bouw van een clubgebouw voor de voetbalvereniging. In de buurtschap woonden slechts enkele honderden mensen, maar men kreeg het voor el kaar. Alleen het materiaal moest worden betaald en dat nog slechts voor inkoopprijs. De buurtschap is er zo trots op dat de bejaarden worden uitgeno digd om er een avond gezellig door te brengen. Over de sociale functie van een clubgebouw gesproken In Rucphen (Noordbrabant) hebben de leden van de voetbalvereniging zelf het onderhoud van de terreinen op zich genomen en in Elsloo (Limburg) bouw de het dorp met eigen mensen een gymnastieklokaal. In Sevenum-kerk- dorp Kronenberg legden jongelui uit zeven landen een fraai sportpark aan en in Maasdijk bouwden de leden van de sportvereniging Nio zelf een gymna stiekzaal. In deze en in vele honderden andere gevallen heeft men op het platteland zelf zijn oplossing gevonden en enkele malen heeft de slagzin geklonken: GEEN WOORDEN, MAAR DADEN. Op het platteland heerst nog de ge zonde realiteitszin en probeert men het statussymbool van grote gemeenten in de vorm van luxueuze sporthallen of nog weelderiger zweminrichtingen verre te houden. Met trots laten zij hun (met recht „hun") sportakkommodaties aan de stadsmens zien, die, kan het ook anders, met enige verbazing maar ook met bewondering de clubgebouwen, de kleedlokaliteiten, de terreinen en de zweminrichtingen bekijkt. Akkommo daties, die relatief gezien, met weinig geld zijn aangelegd of gebouwd en zonder uitzondering, met veel gemeen schapszin". FEUILLETON door TOM LODEWUK ,Ja", zei hij, „jij wel". Doe niet zo slachtofferachtig", op- s werd ze fel. „Een portret van je eder schilderen met alle smartelij- er in, die je er zélf in gemaakt bt, dat is misschien heel mooi, maar ter is het als ze bij haar leven plezier je heeft". Lieselot", zei hij, „als je zó begint". Dan kun je beter de benen nemen", ze „Akkoord, ik ga!" Néé!", riep hij. Hij sprong op, nam ar in z'n armen. „Lieve liefste Liese toe, wees niet boos. Laat mij maar tsen. Jij bent het toch, jij alleen en altijd". liet hem begaan, blij dat ze zó niet hoefden te scheiden, aar de twijfel bleef. HOOFDSTUK IX „Annabelle" ot Vermeer liet zich met een zucht vermoeidheid neervallen op de rde bank van de Métro. Eerst was ze een hobbelende bus gekomen uit teaux, waar ze werkte, toen moest overstappen op de Métro, wèèr over- ppen op het drukke Chatelet en nu een paar stations en ze was bij St. chel. En dan moest ze op zoek naar es. Hij wist niet dat ze vanavond vrij maar madame was vanmiddag is gekomen met migraine en dat was arschijnlijk, omdat ze geen zin had avond naar de receptie bij de Am- sadeur van Honduras te gaan. En zo moest „la Hollandaise" nog een he leboel doen, vóór ze zich eindelijk een beetje kon opknappen en bij negenen de benen kon nemen. Ze was nu een maand in Parijs. Het was inderdaad niet makkelijk geweest er een baan te vinden en in arren moede had ze toen maar het aan bod aangenomen, om als kindermeisje te komen bij de familie Delagrange, die een grote en luxe flat bewoonde in de voorstad Puteaux. Als ze boodschappen deed, kon ze uit de verte de Are de Triomphe hoog zien rijzen aan het eind van de boulevard. Het scheen vlakbij, maar ze wist dat het minstens een uur lopen was. Dat was met alles hier, alles leek dichterbij dan het was. Als je een plein was overgestoken, was je moe. Ze had doorgezet, tegenover thuis, maar ook tegenover Kees .Ze wilde op eigen benen staan. Kees was er mee verzoend als ze maar méé ging. Vader en moeder waren niet bijster opgewekt geweest, maar lieten haar gaan. Ze was geen kind meer. Veel meisjes gingen een tijdje naar het buitenland. Voor haar Frans was het best, al bleek Ma dame Delagrange haar aanvankelijk nauwelijks te begrijpen. Die mensen spraken zo akelig rad! Met de kinderen Frangois en Angélique, had ze minder moeite. Het waren nette Franse kin dertjes, tamelijk verwend, maar op school kregen ze het niet cadeau, ze moesten hard leren. Ze had wel eens met ze te doen. Robbedoezen was er niet bij. „En met mijn zondags pakje aan. Nooit ergens tegenaan gaan staan" dacht ze soms medelijdend. Monsieur Delagrange kende ze nauwelijks, hij was amper thuis of hij moest weer weg, een kleine man met een zwart snorretje zeer punctueel, zeer hoffelijk. Madame was een schoonheid geweest en nog een knappe vrouw, ging veel uit, kwam dikwijls laat thuis met meneer, en va ker zonder meneer. Ze was niet lastig, maar zo in de trant van „als je maar zorgt dat alles in orde komt, hoor je me niet". En het viel niet mee altijd alles in orde te hebben. Meermalen dacht ze zuchtend aan het werk bij haar dokter. Ze had er wel wat voor over gehad! Maar wie weet, misschien deed zich vandaag of morgen iets anders voor. Ze was nu al aardig vlot met de taal. Ze had een kleine kamer, die uitzag op een park. In dat park ging ze soms wandelen met de kinderen. Ze had bij haar kamer een eigen douche en een eigen radio. Ze mocht niet mopperen En ze verdiende niet slecht, maar alles was hier zo peperduur, ze hield niets over, vooral niet als ze zo af en toe eens meefuifde met Kees en zijn vrienden. En daar zat van alles onder. Aardige kerels en „engerds" vond ze. Vrouwen ook. Ja, want meisjes mocht je ze niet noemen. Al waren er jonger dan zij, het waren vrouwen op en top. Sommi gen zagen er heel verzorgd uit, ande ren liepen met wasbleke gezichten, dik onder de poeder, gekooide ogen, helemaal in het zwart. Eén ervan, Jeanne, droeg haar zonnebril zelfs 's nachts. Dat stond interessant. Ze rook ten en ze dronken tegen de mannen op. Ze konden er beter tegen dan zij. En voor allen was ze „Liselotte". Of ze Duits was of Hollands, dat wisten ze niet zo precies, ze kenden het verschil niet. Vanavond was er feest in een van de kleine keldertjes in het Quartier Latin. Antoine was jarig, Antoine de beeld houwer die uit stukken ijzer monumen tale gedrochten schiep. Liselotte kwam toch ook? Nee, Liselotte moest op de kindertjes passen. Kees had haar aan gezien met een gezicht van: zie je wel, had nou maar gedaan wat ik gezegd had Kees.... ja. Het was een andere Kees dan in Holland. Hij had de smaak van Parijs al gauw te pakken gekregen, was er makkelijk ingerold bij de vro lijke kunstenaarsbent. De meisjes von den hem een knappe vent, interessant ze dacht aan Ella. Zijn soms wat wonderlijk Frans vonden ze 'admirable' Hij was bevriend geraakt met ene Annabelle, een jonge vrouw (niet meer zo héél jong) die al gescheiden was en een fantastische alimentatie in de wacht had weten te slepen, die zeer veel relaties had en bij voorkeur af daalde in de keldertjes en de café's, waar de artiesten bijeen waren. Ver scheidene onbekende schilders en beeldhouwers had ze voordelige op drachten bezorgd, ze bekend gemaakt, al werd er gefluisterd dat Annabelle wel een duidelijke voorkeur had voor knappe jonge mannen. Nu ja, dacht Lot filosofisch, als die Annabelle Kees hier vooruit kon hel pen, alla. Ze was niet bang voor Anna belle. Haar schoonheid begon al een beetje te verflensen. Ze moest het zoeken in geraffineerde kledij en ma nieren. Maar Kees wist natuurlijke charme wel van deze namaak te on derscheiden. Tussen haar en Kees kwam niemand! Ze keek schichtig naar de reuzen letters op het perron. Volgende station kon ze er uit. Gelukkig. Dan was ze bij Kees. Dan kon ze de Delagranges en de welgemanierde kinderen en haar een zame kamertje, waar ze soms zo hevig naar huis kon verlangen, vergeten. Ze trok de riem van haar regenjas vaster aan. Achter haar liep 'n man. Hij volgde haar op de voet. Ze hoorde hem gemaakt kuchen. Dacht zeker dat hij een makkelijk hippie voor had. Kon je verwachten in deze buurt. Eindelijk! Ze hoorde al van verre het gerucht. Het feest was in volle gang. Geen wonder, over tienen! Kees zou wel opkijken haar nog te zien. Ze duwde voorzichtig de deur open. De manke Algerijn, die zo'n beetje voor portier speelde, grijnsde tegen haar. Die deed geen vlieg kwaad, ze mocht hem wel. Toen gluurde ze naar binnen. Ze waren aan het dansen. Ze zag Kees meteen. Hij stak boven de anderen uit. Ze zag zyn zwarte krullekop. Met wie danste hij? O, Annabelle. Hield het zaakje warm, natuurlijk. In dat opzicht was hij zakenman. Hm, 't ging nogal in nig, Annebelle kroop zowat in zijn jas zak. Wang tegen wang. Hij fluisterde haar iets in het oor, ze lachte koket en tikte hem vermanend op z'n neus. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1969 | | pagina 5