SONNEMA
Zwembaden; geen
woorden maar daden
Oude liefde
m briek voor I Omlw rvduMi»'
Jjlnderzoek van kuilmonsters
Artikel in „19NU
ANDBOUW en VEETEELT
iiï
en
Ier
hu
O
l(f
V oorliehtingsavond
werknemers
55
de blad
TEXELSE COUEANT
DINSDAG 25 FEBRUARI 1969
»t is een groot voordeel, dat we
al of niet slagen van het inkuilen
gras niet alleen hoeven te beoorde-
met de neus en de ogen, d.w.z. op
euk en het gezicht. Kort geleden
ik er nog op, dat onze neus een
,t aanpassingsvermogen blijkt te
tten.
>n veel betere beoordeling is moge
door het bekijken van de analyse-
antv ,ortcn van onderzochte kuilen. Ge
lig zijn dit er in ons gebied heel
Het ruwvoederonderzoek is heel
ilijk op gang gekomen, in tegenstel-
met het grondonderzoek, dat op
el op jaren een grote plaats heeft,
beet het moment is het echter zo ver, dat
liet veel gebieden zijn, waar naar
louding zoveel kuil- en hooimon-
5 worden onderzocht.
Is eerste doel voor dit onderzoek
't men altijd genoemd de mogelij k-
om oen goed voederrantsoen sa-
te stellen. Men weet dan immers
groot de voedingswaarde van
hij
k'n
'oot'
gens.
raaf
i d<
er I
liddi
si.
is
mor
uw
E V
en kuil is. Dit is zeker van belang.
ersoonlijk vind ik het onderzoek ook
groot belang als een controle ach-
f op de methode van inkuilen en
ien. En ik geloof, dat het juist die
oefte aan controle achteraf is ge-
st, die de animo voor het ruwvoe-
Dnderzoek sterk heeft vergroot.
Uitkomsten
zijn in het seizoen 1968/'69 ruim
kuilmonsters onderzocht. Van deze
monsters waren er ruim tachtig
;ens de voordroogmethode gekuild,
wil dus zeggen, dat het gras vóór
inkuilen een aantal dagen is voor-
We geven hierbij het advies
het inkuilen te wachten tot het
een gehalte aan droge stof heeft
minimaal 40%.
erder zijn er ruim zesteig monsters
maaikneuskuilen onderzocht. Het
reft hier steeds kuilen, die gemaakt
van gras dat in één bewerking
d gemaaid en ingekuild. We kunnen
rbij als eis noemen, dat het gras niet
jong is en dat maaien en inkuilen
droog weer een veel grotere kans op
;ing geeft, dan in gevallen, waarin
gras nat is of zelfs bij regen wordt
:uild.
beste aanwijzing voor het al of
slagen ziet men op het moment in
hoogte van het zgn. ammoniakcijfer.
ammoniakcijfer van 8 of lager
aan dat de kuil geslaagd is. Is dit
ers 9 of 10, dan kan men ook van
praktisch geslaagde kuil spreken,
naar gelang het ammoniakcijfer ho-
ïs, is de kuil minder geslaagd of
ér mislukt.
javi Ve laten n uin onderstaand over-
ht zien hoq de uitslag van het onder-
k van ruim 80 voordroogkuilen en
m 60 maaikneuskuilen was.
a K )e
laai
Voordroog Maaikneus
>f lager 46% 61%
in 10 27% 21%
ger dan 10 27% 18%
lieruit blijkt, dat van de maankneus-
len 61% zonder meer geslaagd is,
de voordroogkuilen is dit 46%. Tel-
we er de kuilen met een ammoniak-
er van 9 en 10 bij, dan wordt het
centage geslaagde kuilen bij de
aikneuskuilen 82% en bij de voor-
ogkuilen 73%.
Mislukte kuil
Ve zouden ons kunnen voorstellen,
iemand de opmerking maakt, dat
deze kuilen, die gemaakt zijn vol-
i een methode, die wij als voorlich-
goed noemen toch nog al wat kui-
mislukt zijn. Bij de voordroogkui-
27% en bij de maaikneuskuilen
18%. Dat is toch nog veel te veelDie
opmerking is op z'n plaats. Het is
echter niet zo, dat deze mislukkingen
allemaal een raadsel voor ons zijn. Er
zijn wel oorzaken aan tewijzen.
Wat de voordroogkuilen betreft is er
dit. Bij de mislukte kuilen zijn er heel
wat met een drogestofgehalte lager dan
40%. Ze zijn wel als voordroogkuilen
aangeduid en de veehouders meende
ook een voordroogkuil te hebben, maar
het gehalte droge stof voldeed niet aan
de eis. Dit blijft het risico van de
voordroogmethode. Men wil of durft
zijn tijd niet af te wachten, of men is
nog niet bij machte om vast te stellen
of het gras voldoende droog is.
Wat de maaikneuskuilen betreft: Er
zijn bij de mislukte kuilen enkele na-
zomerkuilen. Het is heel moeilijk om
van dit gras zonder toevoeging goed
kuilgras te maken. Ook zijn er enkele
mislukkingen door het inkuilen bij nat
weer of het onderbreken van het in
kuilen.
Voor beide methoden zijn er ook mis
lukkingen door onvoldoende zorg aan
de opslag. De grote vijanden van kuil
gras zijn water en lucht. Een onvol
doende afdekking met grond en/of plas
tic kan water en lucht in de kuil bren
gen en zelfs met de beste methode van
inkuilen loopt het dan nog verkeerd af.
We hopen, dat bovenstaande cijfers
en opmerkingen er toe mee zullen
werken, dat het percentage geslaagde
kuilen in 1969 nog weer groter wordt
dan in het vorige seizoen.
Wij ontvingen ter plaatsing in onze
rubriek een verslag van de bijeenkomst,
„Texel" voor voorlichting aan agrari
sche werknemers. C. v. Gr.
Op dinsdag 18 febr. werd de eerste
contactavond van bovengenoemde
werkgroep gehouden. Als spreker was
uitgenodigd de heer P. C. den Ouden
van de Arbeidsinspectie te Haarlem.
Na de opening door voorzitter P. Rie-
mens hield de heer Den Ouden een
causerie over „Veilig werken in de
landbouw", waarbij het werken met
machines en bestrijdingsmiddelen aan
de orde kwam. Spreker wees uitdruk
kelijk op de grote verantwoordelijkheid
die werknemers hebben bij het uitvoe
ren van werkzaamheden. Een onoor
deelkundig gebruik van machines en
bestrijdingsmiddelen brengt grote ge
varen mee. De nieuwe voorschriften in
de Veiligheidswet werden besproken.
Deze zullen binnenkort van kracht
worden.
Na de pauze werden dia's vertoond
en door de theer Den Ouden toegelicht.
Duidelijk bleek hier uit hoe het wél en
hoe het niét moet. Zowel de inleiding
als de vertoning van de dia's werden
met grote aandacht gevolgd.
De heer v.d. Waal van de landbouw-
voorlichtingsdienst wees op de moge
lijkheden, die er zijn voor het organi
seren van excursies, cursussen en
contactavonden. Men is bereid om ook
op Texel de voorlichting voor agrari
sche werknemers zoveel mogelijk te
stimuleren.
Voorzitter Riemens dankte na afloop
beide sprekers en merkte op, dat deze
eerste contactavond zeer geslaagd was.
Joh. de Gr.
CONSULTATIEBUREAU
VOOR ZUIGELINGEN
De zuigelingen, die aan de beurt
zijn, worden op het bureau verwacht
op de tijden dat hun eigen huisarts
zitting heeft. Deze tijden zijn als volgt:
dokter Van Loon, woensdag 26 februari
om 13.00 uur;
dokter Coutinho, woensdag 26 februari
van 15.00 tot 16.30 uur.
De echte Dockumer Berenburg. Anno 1860.
Onze abonnee, de heer A. J. de Graaf
te Den Haag, maakte ons attent op een
artikel in het blad „19NU" (een uit
gave van de Stichting Public Relations
Land- en Tuinbouw). In een artikel
„Geen woorden maar daden" van de
hand van de heer Leo de Wolf wordt
ingegaan op de problematiek van de
sport op het platteland, waarbij ook
de noodzaak van zweminrichtingen aan
de orde komt en het aandeel dat de
plaatselijke bevolking kan hebben in de
verwezenlijking ervan. Hieronder ne
men wij het artikel gedeeltelijk over.
De stimulans voor het platteland
moet komen van de provinciale over
heden, van de sportbonden, van de
jongerenorganisaties voor het platte
land, ook van enkele ministeries, die
zich met maatschappelijk werk, sociale
zaken en jeugd- en sportzaken bezig
houden. Er is een keer gekomen op het
platteland, waar steeds meer gemeen
tebesturen gaan inzien, dat het leefkli
maat sterk verbeterd kan worden met
culturele centra, met sporthallen en
gymnastieklokalen, met dorpshuizen en
zweminrichtingen.
De sterk toenemende recreatie, het
gehele gebied van de vrijetijdsbesteding
in de open lucht, ook in overdekte
vorm, waar de sport ook onder hoort,
mist haar uitwerking niet op het plat
teland. Deskundigen hebben berekend,
dat in het jaar 2000 op topdagen acht
miljoen recreatiezoekenden erop uit
trekken, hetzij als dagjesmensen, hetzij
voor weekeinden, vakanties. Zij zullen
voor een belangrijk deel de grensge
bieden van bos en water opzoeken; de
gezelligheidsmeps zal het recreatiecen
trum, op het land of aan het water vin
den en de stiltezoeker gaat dieper het
land in. Zo zullen de nieuwe IJssel-
meerpolders niet alleen voor agrarisch
gebruik zijn, maar ook voor gedeelten
worden ingericht voor recreatieve doel
einden Nu al komen de recreatiege
meenschappen en de recreatiecentra die
voor de watersport inbegrepen, als pad
destoelen uit de grond. Dat hierbij spe
cifiek agrarische belangen in het ge
ding zijn, staat als een paal boven wa
ter en het spreekt vanzelf, dat de ver
antwoordelijke autoriteiten en andere
beleidsfiguren de nodige aandacht die
nen te besteden aan de planning van
de natuur- en landschapsbescherming
en niet te vergeten aan de financiële
consequenties. Omgekeerd zal ook de
boer over meer vrije tijd gaan beschik
ken en ook hij zal zich willen recreëren.
Het paard was „uit", de trekker is er
voor in de plaats gekomen. Maar het
paard is weer duidelijk „in". De mana
ges groeien in aantal, ook op het plat
teland, de landelijke ruiterverenigingen
houden sportieve festijnen en de tijd zal
binnen weinige jaren komen, dat het
ruitertoerisme, voor stedeling en plat
telander, een ontzagwekkende omvang
zal innemen. Want reeds nu zit men te
denken aan het uitstippelen van natio
nale en internationale ruiterroutes.
Maar de jongeren van het platteland
zullen steeds meer vragen om overdek
te speelgelegenheden, ook al omdat de
minder gunstige klimatologische om
standigheden daartoe dwingen.
Akkommodaties
De nood in de steden is groot. Men
komt speel- en sporthallen tekort, de
sport stelt haar eisen. Zwembaden
zijn er te kort. Maar diezelfde tekorten
vindt men ook op het platteland. Vele
gemeentebesturen van het platteland
hebben hun taak goed begrepen en
staan vooraan in de strijd om de nood
zo veel en zo snel mogelijk weg te wer
ken. Het mag wonderlijk klinken, maar
in de agrarische gebieden loopt men de
achterstand sneller in dan in de steden.
Vanzelfsprekend geven de vraagstuk
ken als prioriteit, ruimte, werkgelegen
heid, financiële mogelijkheden, in me
nig geval de doorslag, ten gunste van
het platteland boven de stedelijke ag
glomeratie.
In enkele jaren tijd zijn er bijna
honderd sporthallen uit de grond ge
stampt. Het platteland in het noorden,
oosten en zuiden wierp zich op dit pro
bleem en dank zij het feit, dat men
zocht naar eenvoudige, sobere en doel
matige projecten kregen de standaard
sporthallen een kans. Henk Pellikaan,
de bekende oud-international van het
Nederlands elftal, die een bouwbedijf
heeft, zocht en vond zo'n sporthal tegen
redelijke prijs. Hij bouwde er al meer
dan 40 en de plattelandsgemeenten
Oude Tonge en Overflakkee, Appinge-
dam, Lisse, Sprang Capelle en Uithui
zen, om er maar enkele te noemen, zijn
gelukkig met de geïnvesteerde gelden.
Want bij gebrek aan gymnastieklokalen
konden de meisjes en jongens van de
lagere scholen in de sporthallen hun
lessen lichamelijke opvoeding krijgen
en in de avonduren en weekeinden ma
ken de sportverenigingen er gebruik
van, tot de lange weekeinden toe. Uit
voeringen worden in zulke hallen ge
houden en landenwedstrijden dn vele
takken van sport vinden tegenwoordig
in kleine gemeenten plaats, die vroeger
alleen en uitsluitend gereserveerd wa
ren voor enkele grote steden van ons
land. Het sportleven groeit en bloeit in
die gemeenten, de clubs krijgen meer
leden, nieuwe takken van sport die tot
dien volkomen onbekend waren op het
platteland, krijgen hun kans, sportclubs
worden opgericht. Vaak is de sporthal
het sociale middelpunt van het dorp,
vergaderingen worden er gehouden en
in het restaurant drinkt men nog teza
men een koffie, een frisdrankje of een
biertje alvorens naar huis terug te ke
ren.
Die sociale functie hebben ook de
dorpshuizen gekregen, waarvan er de
laatste jaren tientallen in de agrarische
gebieden zijn gebouwd. Zij voldoen
functioneel aan de plaatselijke behoef
ten, zien er ook niet allemaal hetzelfde
uit. De inrichting is zo aangepast, dat
men er alle aktiviteiten kan houden en
ook voor de sport kan worden ge
bruikt. Vroeger dacht men dat een
sporthal slechts kan worden gebouwd
in een gemeente met tenminste 50.000
inwoners; die grens is nu gedaald tot
5000 inwoners. En de dorpshui
zen bouwt men in gemeenten van 1000
tot 2000 zielen.
Zweminrichtingen zijn over het alge
meen dure objecten, maar niettemin
slaat men ook op het platteland de
handen ineen om een recreatie-zwem
bad te bouwen, vooral in die streken,
waar men vele toeristen en vakantie
gangers krijgt. De kleinere zwembaden
zijn meer geschikt voor eigen gebruik,
voor de dorps- of streekbewoners,
maar zeker voor het instructiezwem-
men der scholieren, die soms ver uit de
omtrek komen om lessen te nemen.
Ook het aantal gymnastieklokalen
neemt toe maar het tekort is en blijft
groot omdat veel gemeenten óf geen en
kele lokaliteit bezitten óf over volko
men verouderde zalen, die spotten met
moderne doelmatigheid of verantwoor
de hygiëne.
Zelfwerkzaamheid
De gemeenschapszin op het platte
land is, de praktijk in de sport heeft dit
geleerd, in veel gevallen verrassend
groot. Honderden gevallen zijn te noe
men, waarbij de bevolking door zelf
werkzaamheid in belangrijke mate
heeft bijgedragen tot het realiseren van
een clubgebouw, het egaliseren van
terreinen voor speeldvelden, het bou
wen van kleedlokaliteit of kantine, het
bijeenbrengen van een belangrijk be
drag teneinde de plaatselijke en pro
vinciale overheid te tonen, dat de be
woners er zelf veel voor over hebben
om de akkommodatie te verbeteren. In
de laatste jaren zijn er tientallen nieu
we objecten bijgekomen. Het zwembad
in Nieuwleusen, in de kop van Over
ijssel, waar de bevolking een ton bij
eenbracht in geld en manuren; de plat
telandsvrouwen stonden in het voorste
gelid en het bezoekersaantal liep in
1967 op tot 75.000 in een gemeente van
ruim 5000 inwoners. In Guttecoven in
Limburg zwoegden de leden van de
plaatselijke voetbalclub gedurende alle
weekeinden, op de avonden en zelfs in
de vakantieperiode, opdat hun club
lokaal maar tot stand zou komen. Het
enthousiasme was zo groot, dat de bur
gemeester zei: „Ze zijn niet te temmen".
In Koudekerk aan de Rijn hielpen de
inwoners mee, in hun vrije tijd om een
zwembad te bouwen, zodat de aanvan
kelijke kosten van ƒ300.000,met een
zeer belangrijk deel konden worden
verminderd. In een der.buurtschappen
van Sint Oedenrode namen jong en oud,
vrouwen en mannen deel aan de aktie
en de bouw van een clubgebouw voor
de voetbalvereniging. In de buurtschap
woonden slechts enkele honderden
mensen, maar men kreeg het voor el
kaar. Alleen het materiaal moest
worden betaald en dat nog slechts voor
inkoopprijs. De buurtschap is er zo trots
op dat de bejaarden worden uitgeno
digd om er een avond gezellig door te
brengen. Over de sociale functie van
een clubgebouw gesproken
In Rucphen (Noordbrabant) hebben
de leden van de voetbalvereniging zelf
het onderhoud van de terreinen op zich
genomen en in Elsloo (Limburg) bouw
de het dorp met eigen mensen een
gymnastieklokaal. In Sevenum-kerk-
dorp Kronenberg legden jongelui uit
zeven landen een fraai sportpark aan
en in Maasdijk bouwden de leden van
de sportvereniging Nio zelf een gymna
stiekzaal.
In deze en in vele honderden andere
gevallen heeft men op het platteland
zelf zijn oplossing gevonden en enkele
malen heeft de slagzin geklonken:
GEEN WOORDEN, MAAR DADEN.
Op het platteland heerst nog de ge
zonde realiteitszin en probeert men het
statussymbool van grote gemeenten
in de vorm van luxueuze sporthallen of
nog weelderiger zweminrichtingen
verre te houden. Met trots laten zij hun
(met recht „hun") sportakkommodaties
aan de stadsmens zien, die, kan het ook
anders, met enige verbazing maar ook
met bewondering de clubgebouwen, de
kleedlokaliteiten, de terreinen en de
zweminrichtingen bekijkt. Akkommo
daties, die relatief gezien, met weinig
geld zijn aangelegd of gebouwd en
zonder uitzondering, met veel gemeen
schapszin".
FEUILLETON
door
TOM LODEWUK
,Ja", zei hij, „jij wel".
Doe niet zo slachtofferachtig", op-
s werd ze fel. „Een portret van je
eder schilderen met alle smartelij-
er in, die je er zélf in gemaakt
bt, dat is misschien heel mooi, maar
ter is het als ze bij haar leven plezier
je heeft".
Lieselot", zei hij, „als je zó begint".
Dan kun je beter de benen nemen",
ze „Akkoord, ik ga!"
Néé!", riep hij. Hij sprong op, nam
ar in z'n armen. „Lieve liefste Liese
toe, wees niet boos. Laat mij maar
tsen. Jij bent het toch, jij alleen en
altijd".
liet hem begaan, blij dat ze zó niet
hoefden te scheiden,
aar de twijfel bleef.
HOOFDSTUK IX
„Annabelle"
ot Vermeer liet zich met een zucht
vermoeidheid neervallen op de
rde bank van de Métro. Eerst was ze
een hobbelende bus gekomen uit
teaux, waar ze werkte, toen moest
overstappen op de Métro, wèèr over-
ppen op het drukke Chatelet en nu
een paar stations en ze was bij St.
chel. En dan moest ze op zoek naar
es.
Hij wist niet dat ze vanavond vrij
maar madame was vanmiddag
is gekomen met migraine en dat was
arschijnlijk, omdat ze geen zin had
avond naar de receptie bij de Am-
sadeur van Honduras te gaan. En
zo moest „la Hollandaise" nog een he
leboel doen, vóór ze zich eindelijk een
beetje kon opknappen en bij negenen
de benen kon nemen.
Ze was nu een maand in Parijs.
Het was inderdaad niet makkelijk
geweest er een baan te vinden en in
arren moede had ze toen maar het aan
bod aangenomen, om als kindermeisje
te komen bij de familie Delagrange, die
een grote en luxe flat bewoonde in de
voorstad Puteaux. Als ze boodschappen
deed, kon ze uit de verte de Are de
Triomphe hoog zien rijzen aan het eind
van de boulevard. Het scheen vlakbij,
maar ze wist dat het minstens een uur
lopen was. Dat was met alles hier, alles
leek dichterbij dan het was. Als je een
plein was overgestoken, was je moe.
Ze had doorgezet, tegenover thuis,
maar ook tegenover Kees .Ze wilde op
eigen benen staan. Kees was er mee
verzoend als ze maar méé ging. Vader
en moeder waren niet bijster opgewekt
geweest, maar lieten haar gaan. Ze was
geen kind meer. Veel meisjes gingen
een tijdje naar het buitenland. Voor
haar Frans was het best, al bleek Ma
dame Delagrange haar aanvankelijk
nauwelijks te begrijpen. Die mensen
spraken zo akelig rad! Met de kinderen
Frangois en Angélique, had ze minder
moeite. Het waren nette Franse kin
dertjes, tamelijk verwend, maar op
school kregen ze het niet cadeau, ze
moesten hard leren. Ze had wel eens
met ze te doen. Robbedoezen was er
niet bij.
„En met mijn zondags pakje aan.
Nooit ergens tegenaan gaan staan"
dacht ze soms medelijdend. Monsieur
Delagrange kende ze nauwelijks, hij
was amper thuis of hij moest weer weg,
een kleine man met een zwart snorretje
zeer punctueel, zeer hoffelijk. Madame
was een schoonheid geweest en nog
een knappe vrouw, ging veel uit, kwam
dikwijls laat thuis met meneer, en va
ker zonder meneer. Ze was niet lastig,
maar zo in de trant van „als je maar
zorgt dat alles in orde komt, hoor je me
niet". En het viel niet mee altijd alles
in orde te hebben. Meermalen dacht ze
zuchtend aan het werk bij haar dokter.
Ze had er wel wat voor over gehad!
Maar wie weet, misschien deed zich
vandaag of morgen iets anders voor. Ze
was nu al aardig vlot met de taal.
Ze had een kleine kamer, die uitzag
op een park. In dat park ging ze soms
wandelen met de kinderen. Ze had bij
haar kamer een eigen douche en een
eigen radio. Ze mocht niet mopperen
En ze verdiende niet slecht, maar alles
was hier zo peperduur, ze hield niets
over, vooral niet als ze zo af en toe
eens meefuifde met Kees en zijn
vrienden.
En daar zat van alles onder. Aardige
kerels en „engerds" vond ze. Vrouwen
ook. Ja, want meisjes mocht je ze niet
noemen. Al waren er jonger dan zij,
het waren vrouwen op en top. Sommi
gen zagen er heel verzorgd uit, ande
ren liepen met wasbleke gezichten,
dik onder de poeder, gekooide ogen,
helemaal in het zwart. Eén ervan,
Jeanne, droeg haar zonnebril zelfs 's
nachts. Dat stond interessant. Ze rook
ten en ze dronken tegen de mannen
op. Ze konden er beter tegen dan zij.
En voor allen was ze „Liselotte". Of
ze Duits was of Hollands, dat wisten ze
niet zo precies, ze kenden het verschil
niet.
Vanavond was er feest in een van de
kleine keldertjes in het Quartier Latin.
Antoine was jarig, Antoine de beeld
houwer die uit stukken ijzer monumen
tale gedrochten schiep. Liselotte kwam
toch ook? Nee, Liselotte moest op de
kindertjes passen. Kees had haar aan
gezien met een gezicht van: zie je wel,
had nou maar gedaan wat ik gezegd
had
Kees.... ja. Het was een andere
Kees dan in Holland. Hij had de smaak
van Parijs al gauw te pakken gekregen,
was er makkelijk ingerold bij de vro
lijke kunstenaarsbent. De meisjes von
den hem een knappe vent, interessant
ze dacht aan Ella. Zijn soms wat
wonderlijk Frans vonden ze 'admirable'
Hij was bevriend geraakt met ene
Annabelle, een jonge vrouw (niet meer
zo héél jong) die al gescheiden was en
een fantastische alimentatie in de
wacht had weten te slepen, die zeer
veel relaties had en bij voorkeur af
daalde in de keldertjes en de café's,
waar de artiesten bijeen waren. Ver
scheidene onbekende schilders en
beeldhouwers had ze voordelige op
drachten bezorgd, ze bekend gemaakt,
al werd er gefluisterd dat Annabelle
wel een duidelijke voorkeur had voor
knappe jonge mannen.
Nu ja, dacht Lot filosofisch, als die
Annabelle Kees hier vooruit kon hel
pen, alla. Ze was niet bang voor Anna
belle. Haar schoonheid begon al een
beetje te verflensen. Ze moest het
zoeken in geraffineerde kledij en ma
nieren. Maar Kees wist natuurlijke
charme wel van deze namaak te on
derscheiden. Tussen haar en Kees
kwam niemand!
Ze keek schichtig naar de reuzen
letters op het perron. Volgende station
kon ze er uit. Gelukkig. Dan was ze bij
Kees. Dan kon ze de Delagranges en de
welgemanierde kinderen en haar een
zame kamertje, waar ze soms zo hevig
naar huis kon verlangen, vergeten.
Ze trok de riem van haar regenjas
vaster aan. Achter haar liep 'n man.
Hij volgde haar op de voet. Ze hoorde
hem gemaakt kuchen. Dacht zeker dat
hij een makkelijk hippie voor had. Kon
je verwachten in deze buurt. Eindelijk!
Ze hoorde al van verre het gerucht. Het
feest was in volle gang. Geen wonder,
over tienen! Kees zou wel opkijken
haar nog te zien.
Ze duwde voorzichtig de deur open.
De manke Algerijn, die zo'n beetje voor
portier speelde, grijnsde tegen haar. Die
deed geen vlieg kwaad, ze mocht hem
wel. Toen gluurde ze naar binnen.
Ze waren aan het dansen.
Ze zag Kees meteen.
Hij stak boven de anderen uit. Ze
zag zyn zwarte krullekop. Met wie
danste hij? O, Annabelle. Hield het
zaakje warm, natuurlijk. In dat opzicht
was hij zakenman. Hm, 't ging nogal in
nig, Annebelle kroop zowat in zijn jas
zak. Wang tegen wang. Hij fluisterde
haar iets in het oor, ze lachte koket en
tikte hem vermanend op z'n neus.
(Wordt vervolgd)