[r. Zijlstra en drs. Herwijer gaven verslag van schapenproeven Sonnema Berenburg 't Is ook op Wereldspaardag goed sparen bij de NMB bij Over de kwaliteitsverschillen ruw voer Avond trok veel belangstelling de bank waar ook zich thuis voelt De échte Dockumersinds1860 VERVOLG VAN PAG. 1 Vergadering middenstand Wijziging lesrooster gymvereniging rubriek voor LANDBOUW en VEETEELT C. ian (ivonlnani k\VEEDE BLAD TEXELSE COURANT DINSDAG 4 NOVEMBER 1969 I \oor de door de gezamenlijke stands- Irganisatics georganiseerde bijeen- |omst, waarin door de heren Ir. Zijl en Drs. Herwijer iets verteld is ver het weiden van rammen van een antal Texelse rammen bestond zeer oedc belangstelling. Wel zeker tachtig [excise schapenhouders, waarbij ook en flink aantal jongeren, waren aan- rerig- •Drs. Herwijer van de Provinciale Ge- ondheidsdienst gaf eerst een over- icht van de manieren, waarop er in de chapenhouderij wordt geselecteerd. In ioofdzaak gebeurt dit volgens drie me- hoden. Dit zijn a. selectie op afstamming b. selectie op eigen prestatie c. selectie op nakomelingen Van deze drie is de laatste het meest iffectief. Uit het overzicht, dat de heer {envijer daarna gaf over de selectie- nethoden in Duitsland, Noorwegen en Sweden bleek, dat in deze landen ook n hoofdzaak volgens de methode se- ectie op nakomelingen wordt gewerkt. IDe eisen, die gesteld worden om een o groot mogelijk betrouwbaarheid te rijgen bij proeven met nakomelingen an diverse rammen zijn de volgende: 1. moederdieren van gelijke kwali teit 2. koppels van voldoende omvang 3. opgroeien onder dezelfde om standigheden •Wat de onder 1 gestelde eis betreft is het van belang de invloed van het moe- derdier zo gauw mogelijk uit te scha kelen. Daarom moeten de vergelijkende proeven op jonge leeftijd beginnen. Wat de omvang van de koppels betreft geldt de eis, dat de koppels zo moge lijk uit minstens 10 dieren moeten be staan In Zweden streeft men naar kop pels van 12 - 15 dieren. - In ons land is tot nu toe in hoofdzaak Jgeselecteerd op het exterieur. In dit op- Izicht is de Texelse proef met nakome lingen een eerste flink begin van een landere selectiemethode. Ir. Zijlstra geeft toelichting op Texelse proeven De heer Ir. Zijlstra sprak allereerst een woord van waardering aan het adres van de Texelse schapenhouders llvoor hun medewerking aan deze proef Hen in het bijzonder aan de heren P. U Verb erne, M. C. Bakker, KI. Mantje en ™G. Koorn, die in de afgelopen vier jaar veel werk voor de proeven hebben ver richt. Spreker wees op een uitspraak in „Het Schaap" van augustus 1969, waar uit de conclusie kan worden getrokken, dat er speciaal in Frankrijk nog goede, belangstelling is voor vlees van lam meren en schapen. Dat betekent, dat het dus zin heeft proeven te nemen met het voortbrengen van schapevlees. Vervolgens wees spreker er op, dat een jaar of vijf geleden van de zijde van de schapenhouders ongerustheid iWerd uitgesproken over het verdwijnen van beste rammen uit ons land naar (het buitenland. Dit is de aanzet ge weest voor het begin van de Texelse Broeven. Bij het begin heeft vooral de heer Ir. Haverhals een rol gespeeld. Nadere bijzonderheden In de zomer van 1965 is begonnen met het kiezen van 9 rammen op een gelijk aantal Texelse bedrijven. In het voorjaar van 1966 zijn van elk van deze 9 rammen 10 mannelijke nakomelingen gekozen voor de weideproef. Daarnaast werden nog tien ramlammeren van an dere rammen aangekocht. Het aldus ver kregen koppel van 100 dieren is in 1966 op oud Texels grasland geweid. Dat jaar zijn er veel moeilijkheden ge weest: Uit het koppel van 100 rammen zijn in de herfst van 1966 een veertiental dieren uitgezet op Texelse bedrijven. De heer Zijlstra wees er op, dat bij het uitkiezen van de fokrammen voor het volgend seizoen ieder jaar weer bleek, dat dit niet de dieren waren, die het zwaarst in gewicht waren en derhalve het hardst waren gegroeid. Spreker was van mening, dat de commissie, die de rammen uitkoos zich daarbij voor een groot deel laat leiden door de eisen die tot nu toe aan het exterieur zijn gesteld. In 1967 zijn van de veertien uitge zette rammen van 12 stuks elk 8 man nelijke nakomelingen uitgezocht. Ook in de volgende jaren is op deze wijze gewerkt, zodat ieder jaar een koppel van 12 x 8 ramlammeren voor de proef beschikbaar was. Vanaf 1967 zijn de dieren elk jaar geweid op percelen op het bedrijf van de heer De Lugt in polder Eierland. fn 1967 en 1968 is dit zeer succesvol verlopen, in 1969 zijn er ernstige moei lijkheden geweest in juli-augustus door de droogte. Op een bepaald moment is nien er toe moeten overgaan de dieren krachtvoer te geven. Desondanks is de groei duidelijk min der geweest dan in de twee vorige ja ren. Het bleek bovendien niet mogelijk om dit jaar 14 rammen uit te kiezen voor de proef van volgend jaar. Er zijn nu 13 rammen uitgezet, waarvan er één vrijwel zeker uitvalt. Van de 14 rammen, die in de nazo mer van 1966 op de bedrijven werden uitgezet kwamen er zeven uit de in 1965 uitgekozen 9 rammen en eveneens zeven uit de 10 los bijgekochte ramlam meren. Van deze oorspronkelijke 14 rammen zijn op het moment uitsluitend nakomelingen .van twee dieren over, nl. van de dieren met de nummers 0474 en 1153. Het laatste dier kwam van de fokker C. J. Hin. Via de ram met het nummer 8049, eveneens van de fokker C. J. Hin, is ook bij de nakomelingen van de ram met het nummer 0474 de invloed van de dieren van genoemde fokker sterk aanwezig. Groeicijfers in de diverse jaren De groeicijfers van de lammeren in de periode, dat ze nog bij de moeder lopen was in de jaren 1966 - 1967 als volgt 1966 365 gr. per dag 1967 360 gr. per dag 1968 345 gr. per dag 1969 321 gr. per dag In de weideperiode vanaf begin juni tot eind augustus is de groei van de dieren gemiddeld als volgt geweest- 1966 166 gr. per dag 1967 236 gr. per dag 1968 256 gr. per dag 1969 193 gr. per dag Binnen de koppels van elke 8 dieren treden belangrijke groeiverschillen op. Er is echter ook een duidelijk verschil in de gemiddelde groei van de koppels afkomstig van diverse rammen. In 1967 had het beste koppel een ge middelde groei van 315 gram per dag, terwijl het minste koppel een ge middelde groei had van 218 gr. In 1968 was dit voor 't beste koppel gemiddeld 312 gr. per dag en voor de minste kop pel 206 gr. Diverse andere gegevens Wat de kwestie van de slachtkwali teit betreft sprak Ir. Zijlstra van een zeer moeilijk grijpbare zaak. Intussen bleek duidelijk, dat de kwestie van het aantal kilogrammen belangrijker is dan van de kwaliteit. In het laatste geval is het nl. maar een „dubbeltjeskwestie". Daarbij speelt ook een rol de kwestie van het moment, waarop de dieren worden geslacht. In dit geval ging men uit van een slachtgewicht van 24 kg. De dieren moeten echter ook slachtrijp zijn. Via de gegevens van deze proef komt ei ook licht over diverse and'ere zaken. Eén van deze zaken is het verband tus sen het gewicht van de ooien §n het geboortegewicht van de lammeren. Hierbij kwam het volgende naar voren: gewicht v. moederdier ramlam ooilam minder dan 70 kg. 4,6 kg. 4,4 kg. 70 - 80 kg. 4,7 kg. 4,5 kg. 81 - 90 kg. 5,2 kg. 4,9 kg. zwaarder dan 90 kg. 5,3 kg. 5,1 kg. Er blijkt dus een duidelijk verband aanwezig te zijn tussen het gewicht, van de moeders en het geboortegewicht van de lammeren. Dat een goed geboortegewicht van belang is blijkt uit het feit. dat de die ren met het hoogste geboortegewicht ook het zwaarst zijn op het moment van de afname en ook aan het eind van de weideperiode. Wel is geconstateerd, dat de lammeren, die bij het spenen 'n lager gewicht hebben tijdens de weide periode iets inhalen op de zwaardere lammeren. De laatste behouden echter hun voorsprong. Ir. Zijlstra weer er verder op, dat er duidelijk sprake is van een erfelijke aanleg voor een goede of minder goe de groei. Er werd hier dezelfde ver houding gevonden als bij de melkpro ductie bij het rundvee. Hier is nl. ge vonden, dat de productie voor 30% be paald wordt door de afstamming en voor de rest door uitwendige omstan digheden. Dezelfde verhouding is ge constateerd bij de groei van lammeren. Wat het verschil in groei betreft noemde Ir. Zijlstra de volgende cijfers. De rammen, die tijdens de weideperio de een groei van 265 gram per dag lie ten zien gaven nakomelingen met een groei van 287 gram per dag. De vier minste rammen, die werden uitgezet hadden een groei gehad van 202 gram per dag. Hun nakomelingen brachten het tot een groei van 256 gram per dag. Een goede groei bleek ook samen te gaan met een hoger aanhoudingsper centage bij de slacht en tevens een be tere bespiering. Hoe nu verder? Ir. Zijlstra en ook de Commissie, die deze proef begeleidt zijn van oordeel, dat het geen zin heeft om de proef na het vijfde jaar op dezelfde wijze voort te zetten. De voorlopige indruk is, dat het inderdaad mogelijk is om op een goede groei te fokken. Tot nu toe is er op de fokveedagen mogelijk te weinig aandacht geweest voor het belang van een goede groei. Er is, zoals dit ook in andere landen wel gebeurt, gedacht aan het rouleren van de uitgezette rammen en daardoor de invloed van de ooien meer uit te schakelen. Verder is ook gedacht aan een proef met K.I. bij schapen. Een proefplan is ingestuurd en Ir. Zijlstra Een waar spaarfestijn dat de NMB een week lang viert: een mooie gelegenheid om met sparen te beginnen. Vooral omdat bij uw eerste inleg van minimaal 10 gulden een premie van 5,- wordt bijgeschreven. Zo maar extra. Kom snel langs. Juist nu, met gunstige rentevergoedingen van 41/2% tot 7%>! Zelfs 8% behoort tot de mogelijkheden als u spaarbrieven van de Nederlandsche Middenstands Spaarbank koopt. NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK Den Burg: Binnenburg 11. De Koog: Ruyslaan 21. nen financieren. Tegen een toeristenbe lasting als doelheffing had de heer Westdorp geen bezwaar. Overigens had ook de heer Westdorp oog voor de dwangpositie waarin de gemeente zich bevindt. Als men weigert toeristenbe lasting in te voeren zal de rijksoverheid toch eisen dat het geld op een of ande re manier op tafel komt. op straffe van het niet toekennen van voldoende fi nanciën. De heer B. Bakker; Jammer dat we een gemeente hebben die niet zoveel mogelijk schulden maakt. Met een sluitende begroting komen we wei nig vooruit. Besloten werd de verontrus ting over de voorgenomen invoering van de toristembelasting aan de desbe treffende instanties schriftelijk kenbaar te maken. Verkeerssituatie Minder eensgezind was men over een ander probleem: de verkeerssituatie in Den Burg. De maatregel die de ge meente hij wijze van proef had geno men om de verkeersintensiteit in de Weverstraat te verminderen was vol gens sommige neringdoenden de oor zaak van een sterk verminderde ver koop; anderen hadden er weinig of niets van gemerkt. Men was het er wel over eens dat de Wevertsraat aanmer kelijk rustiger was geweest, maar dat kon mede zijn veroorzaakt door het voortdurend mooie weer waardoor ve len liever op het strand zaten dan in meende, dat het zinvol was om na het ontvangen van reacties nog eens met de Texelse schapenhouders te praten. Op een vraag van een der aanwezi gen naar de gewichten bij het begin en het eind van de iproef noemde spre ker voor 1968 deze cijfers. Gewicht op 29 mei was gemiddeld 27,3 kg. Op 23 augustus was het gemiddelde gewicht 49,4 kg. De zwaarste groep van 8 lam meren had een gemiddeld gewicht van 52,8 kg., de lichtste groep 45,9 kg. Verder deelde de heer Zijlstra naar aanleiding van een vraag nog mee, dat in het laatste jaar 10 rammen van stamboekrammen werden bijgekocht. De groei van deze dieren was evengoed als van de proeframmen. Op de vraag naar verschil in groei tussen eenling- en tweelingrammen antwoordde de heer Zijlstra, dat uit sluitend met tweelingrammen is ge werkt. Nadat nog enkele mededelingen wa ren gedaan over de financiering van deze proef werd de bijeenkomst geslo ten. Den Burg. Het moeilijkst bleek de si tuatie te zijn in de „blindedarm" van de Weverstraat, het stukje waar o.m. hotel „De Graaf" is gelegen. Een proef van half mei tot 1 oktober werd ano niem als veel te langdurig veroordeeld. In mei, september en oktober is het tantal gasten zodanig klein dat de maatregel overbodig is. Het bestuurs voorstel om erop aan te dringen het verkeer in de éénrichtingsring van Den Burg om te keren vond weinig adhesie. Des te meer het voorstel om de ge meente te verzoeken de proef volgend jaar niet voort te zetten en zeker niet te besluiten tot algehele afsluiting, maar inplaats daarvan het bus- en vrachtautoverkeer op de drukste uren van de dag om te leiden en te zorgen voor een degelijke bewegwijzering. Aan dat laatste, zo werd door meerderen naar voren gebracht, mankeerde het zodat veel gasten wanhopig werden bij het zoeken van een of ander adres. Ge noemd voorstel is in overeenstemming met een idee van de Winkeliersvereni ging die over hetzelfde onderwerp on langs heeft vergaderd. Fusie? In de rondvraag werd opgemerkt dat in deze vergadering was gesproken over onderwerpen die de katholieke middenstandsvereniging evenzeer aan gaan. Het wordt hoog tijd dat beide verenigingen fuseren. Geantwoord werd dat over fusie twee jaar geleden al overeenstemming werd bereikt maar de katholieke bond heeft haar vereni ging op Te"xel ontraden deze stap te doen. Sindsdien is wel veel samenge werkt, o.a. door jearlijks een gezamen lijke vergadering te houden. De heer C. van Etten vertelde dat in Schagen onlangs wèl een algemene en een ka tholieke middenstandsvereniging zijn samengegaan. Het bestuur vond het toen de moeite waard om na te gaan hoe in Schagen de afdracht van een deel van de contributie aan de betrok ken hoofdbesturen is geregeld en was gaarne bereid het gesprek over samen gaan nog eens op gang te brengen. OOSTEREND Het lesrooster van de Oosterender gymvereniging is, in gaande woensdag, op sommige punten gewijzigd en ziet er nu als volgt uit: woensdag 4.30 - 5.30 uur meisjes 6 - 7 jaar; 5.30 - 6.30 uur meisjes 8-9 jaar; 6.30 - 7.30 uur meisjes 10 - 11 jaar donderdag 4.00 - 4.45 uur jongens 6 - 7-8 jaar; 4.45 - 5.30 uur jongens 9-10 - 11 jaar; 5.30 - 6.30 uur trampoline springen jongens en meisjes; 6.30 - 7.30 uur meisjes 12 - 16 jaar; 7.30 - 8.30 uur dames 17 - 25 jaar; 8.30 - 9.30 uur da mes 25 jaar en ouder; 9.30 - 10,30 uur heren, bij voldoende deelname. In ons artikel over de keuze van het krachtvoer wezen we er op, dat die keus voor een goed deel moet afhangen van de kwaliteit van het ruwvoer. We aachten daarbij vooral aan de verhou ding tussen het eiwit en de zetmeel- waarde in hooi en kuilgras. Intussen is niet alleen die verhouding van belang. Ook in de hoeveelheid ei wit en zetmeelwaarde is er een groot verschil tussen partijen hooi en kuil gras. We willen hiervan een paar voor beelden geven. Hooi en hooi Bij de analyserapporten, die we tot nu toe hebben ontvangen van Texelse partijen hooi vond ik de volgende heel goede monsters: Partij 1. In 1 kg hooi, 363 gr. zet- meelwaardee .(z.w.); 103 gr. voedernorm ruw eiwit (v.r.e.). Partij 2, 335 gr. z.w.; 109 gr. v.r.e. Van partijen met een veel mindere voedingswaarde noemen we: Partij A, in 1 kg. hooi, 329 gr z.w.; 36 gr. v.r.e. Partij B, 310 gr. z.w.; 45 gr. v.r.e. Zoals u ziet is het verschil er vooral in de voedernorm ruw eiwit. Geven we van bovenstaande partijen 8 kg. hooi per dag per koe, dan komen we tot ver schillen ibij het goede en slechte hooi van 500 gr. v.r.e. per koe en per dag. Willen we deze verschillen wegwerken, dan is daar wat het eiwit betreft plm. 3 kg. B-krachtvoer of ruim 2 kg. C- krachtvoer voor nodig. Kuilgras en kuilgras Ook hier zijn de verschillen vrij groot. We noemen eerst weer enkele goede partijen voordroogkuilgras. Partij 1, in 1 kg. voordroog kuilgras 348 gr. z.w.; 116 gr. v.r.e. Partij 2, eveneens in 1 kg. voordroog kuilgras: 310 gr. z.w.; 80 gr. v.r.e. Veel minder voedingswaarde hadden de volgende partijen voordroogkuilgras Partij A, in 1 kg. voordroogkuilgras. 330 gr. z.w.; 45 gr. v.r.e. Partij B, 418 gr. z.w.; 37 gr. v.r.e. Als in een rantsoen 8 kg. van het goede of 8 kg. van het minder goede voordroogkuilgras wordt opgenomen, dan geeft dit een verschil van 400 - 500 gr. voedernorm ruw eiwit per dag. Met een combinatie van goed hooi en goed 'kuilgras, of die van minder goed hooi en minder goed kuilgras komen we als we inderdaad in beide gevallen 8 kg. hooi en 8 kg. kuilgras per dag zouden geven tot verschillen in de hoe veelheid voedernorm ruw eiwit van 900 - 1000 kg. per dag en per koe. Wat het eiwit betreft staat dit gelijk met ruim 4 kg. C-krachtvoer of 5 - 6 kg. B-krachtvoer. Het zal intussen de wat ervaren le zers wel duidelijk zijn, dat het niet mo gelijk is om met uitsluitend goed hooi en kuilgras of met uitsluitend minder goed hooi en kuilgras een evenwichtig rantsoen samen te stellen. Naast het goede ruwvoer zullen pro ducten als aardappelen, bieten, pulp of graanmeel nodig zijn, omdat de verhou ding eiwit-zetmeelwaarde te nauw is. Naast het minder goede hooi en kuil gras zal een flinke hoeveelheid eiwit rijk krachtvoer nodig zijn om de ver houding, die in dit geval veel te ruim is, nauwer te maken. In het eerste geval kan echter vol staan worden met aankoop van goed kopere producten dan in het tweede geval. Bovendien moeten we niet ver geten, dat goed ruwvoer een hogere waarde heeft, die in het algemeen niet goed te maken is met toevoeging van krachtvoer.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1969 | | pagina 5