ALLES DRAAIT OM MOEDER"
Moet de grond „open"
gemaakt worden?
Veel fabels maken de slang
tot een gevreesd reptiel
SMIDJE VERHOLEN EN DE RARE ALCHIMIST
LANDBOUW en VEETEELT <L >an (iwnintfnl
oil
'EEDE blad
TEXELSE COURANT
DINSDAG 12 MEI 1970
jbriek voor «",lw
Wc zouden niet graag beweren, dat
Ie „oude gewoonten" verkeerd zijn.
lkcas blijkt, dat er zaken zijn, die op
t moment nog even „waar" zijn als
jaar geleden. Een goede verzorging
n gewassen leidt ook nu, net als tij-
ns de periode waarin onze overgroot-
ders leefden tot de beste opbreng-
£1.
Intussen is er in het begrip „goede
rzorging" wel wat verandering geko-
en. Onze vaders en grootvaders moes-
n om het onkruid in de gewassen de
te worden veel gebruik maken van
erktuigen en gereedschappen. De taak
n die werktuigen en gereedschappen
voor een zeer groot deel overgeno-
n door een andere methode van on-
uidbestrijding, nl. de chemische on-
uidbestrijding.
atii
ids
Het blijkt echter telkens, dat wat in
xjfdzaak bedoeld was als middel om
it onkruid te bestrijden ook bekeken
erd als een middel om de grond in
n goede conditie ,te houden of te
engen.
De stoppelbewerking in de herfst
erd niet alleen gezien als een middel
n onkruid op te ruimen, maar tevens
5 een mogelijkheid om structuur in de
•ond te brengen. Tegenwoordig hoort
en beweren, dat met bewerkingen de
ructuur alleen maar „uit" de grond
worden verdreven.
Het eggen van gewassen in het voor-
iar werd naast een mogelijkheid van
ikruidbestrijding ook een middel om
grond „open" te maken. Er moest
imers lucht in de grond kunnen ko-
iïï.
Is dit nodig
Nu het onkruid in de gewassen voor
jna 100% door chemische middelen
ordt bestrefden kan het „eggen" van
gewassen voor dit hoofddoel achter-
ge blijven. Dit voorjaar is ons geble-
i, daf er akkerbouwers zijn, die de
veede bedoeling van het eggen, nl. het
Dpen" maken van de grond als zo be-
ngnjk zien, dat ze blijven vasthouden
in de methode van het eggen van de
wassen.
In één geval zagen we een vrij zware
l aan het werk in wintertarwe, waar-
ij zoveel grondverzet plaats had, dat
eel wat wortels van het graan werden
loot getrokken. We zijn van mening,
it dit beslist verkeerd is.
Het komt ons voor, dat het voor gra-
en, die boven de grond staan vrijwel
ntijd schade betekent om met de eg te
irden bewerkt. Mogelijk kan het los
taken van de bovenlaag in een enkel
eval voordeel geven vóór de opkomst
an een gewas om een korst te breken,
ie de opkomst tegen houdt.
Uit proeven, die genomen zijn door
30 et Instituut voor Rationele Suikerbie-
inteelt is gebleken, dat zelfs bij de
erbouw van suikerbieten het „open"
aaken van de grond geen voordelen
eeft. En dat terwijl de bieten de naam
uj lakvrucht" hebben gekregen. De sui-
q« er zou naar het oordeel van onze va-
ers en grootvaders „in de biet gehakt
a loeten worden". Maar zelfs voor dit
ewas zou volgens de genoemde proe-
ie| en gelden, dat wanneer het voor de
f nkruidbestrijding niet nodig is de hak
q f wiedmachine in de schuur kan blij-
nen.
WEL SNELLE VERBETERING,
MAAR
Het wonder is weer gebeurd. In en-
ele dagen tijd zijn we van de winter
li het voorjaar, om niet te zeggen in
le zomer gekomen. Daarmee is ook
Ie stemming onder de akkerbouwers
n veehouders aanmerkelijk verbeterd.
Het is niet onze bedoeling „roet in
iet eten" te gooien, maar we menen
''at het toch goed is om er aan te blij-
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM
iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
FEUILLETON
door TOM LODEWIJK
25. Haar anders zo bleek gezicht was
ebruind, haar blonde haar bijna zil-
er wit. Met haar ellebogen op haar
srJaieèn geleund, keek ze naar beneden
1 het dal. Ze zag op de bergweiden de
oeien, hoorde het zachte klingelen van
Ie koeienklokken. In het dorp beneden
fas een bruiloft, ze hoorde de kerk-
'sr® ilokken. Op de witte, slingerende weg
net de vele haarspeldbochten reed
ieel in de diepte een autootje, als een
:h b tleine rode kever. Ze dacht glimlachend
au „spuit elf" van Bert Hazelaar, en
die gedachte warmde haar hart. Ze
aocht hem erg graag. Ze had zich in
'ol vertrouwen aan hem overgegeven,
'r ging een rust van hem uit, zo jong
et t fe hij was, een grote zekerheid. Ze
Ijg 'erlangde er naar weer eens met hem
e praten. Ze begon eindelijk alweer
beetje te verlangen naar Terwoerd.
iv8 fear, met een week was ze weer thuis!
Leuk gezicht was dat, zo'n wagentje
egen de berg te zien opkoersen. Als
lerman de familie soms met de wa
len kwam halen, zat ze ook meestal
'P de Drei-eck uit te kijken. Eerst een
dein zwart torretje, dat wegkroop ach-
de berg, bij de volgende bocht was
Ü1 al weer groter. Dit was geen gro
te wagen en ze had er plezier in, zo
hpper als 't karretje de ene haarspeld
en ^t na de andere nam. Misschien,
'acht ze, was dat wel de visite, waar
^'hnte Mies over gesproken had.
ven herinneren, dat de groei dit voor
jaar veel te laat is begonnen. En dat
het daarom, ondanks de omslag van
het weer nodig blijft het korte groei
seizoen zo goed mogelijk te gebruiken.
Hoewel het ook voor de akkerbouw
bedrijven geldt, dat alles wat de boer
er aan kan doen om de voorwaarden
voor een goede opbrengst zo goed mo
gelijk te maken moet worden gedaan,
denken we toch in de eerste plaats
aan de veehouderijbedrijven.
De akkerbouwers zullen hoc voor
een groot gedeelte moeten nemen, dat
een aantal gewassen niet meer de ma
ximale opbrengst kan geven omdat de
groeiperiode daarvoor nu eenmaal te
kort is. Dit behoeft bovendien voor en
kele gewassen nog met eens een grote
schadepost te betekenen Het lijkt er op
dat de oppervlakte suikerbieten nog
weer groter is dan vorig jaar. Bij een
hoge opbrengst zou dit zeker weer tot
gevolg hebben, dat er 'n flinke hoeveel
heid zg. „magere suiker" komt. Daar
Wordt de akkerbouwer weinig beter
van. Ook de oppervlakte aardappelen
lijkt hier en daar weer flink te zijn
uitgebreid en dat zou bij een hoge op
brengst ook voor dit gewas overpro-
duktie kunnen betekenen. En wat dat
betekent hebben de aardappelverbou
wers in 1967 en 1968 „aan den lijve"
ondervonden.
Maar het grasland
We zijn van mening, dat de veehou
der meer dan de akkerbouwer de mo
gelijkheid heeft om de achterstand in
te halen. Zoals we vorige week al ver
telden zal dit vooral een kwestie zijn
van het gebruik van de stikstof.
We moeten er daarbij rekening mee
houden, dat een gedeelte van de vroeg
gezaaide stikstof dit jaar zeker niet
voor 100% zijn werk zal doen. We heb
ben bij het bezoek aan de bedrijven de
indruk gekregen, dat niet alleen van
de in de eerste helft van maart ge
strooide stikstof, maar ook van de later
in maart gestrooide een deel „verloren"
is gegaan. Het lijkt er inderdaad op, dat
de veehouders, die de datum, waarop
de temperatuursom van 200 gr. C. was
bereikt hebben afgewacht dit jaar wel
ongeveer in de roos hebben geschoten.
Dat was in de laatste dagen van maart
het geval.
Voor de veehouders, die dus een flink
gedeelte van de stikstof vroeg gestrooid
hebben geldt het dubbel, dat er in dit
seizoen meer stikstof gebruikt zal moe
ten worden dan men normaal doet.
We willen e'r nogmaals op wijzen, dat
voor alle bedrijven, die het niveau van
300 kg zuivere stikstof per bunder nog
niet hebben bereikt de mogelijkheid
aanwezig is om door een extra gift van
300 kg kalkammon per bunder om
1000 kg hooi per bunder extra te win
nen Die mogelijkheid zal voor veel be
drijven tevens een noodzaak zijn.
Als u van mening bent, dat u ondanks
een extra gift van stikstof er toch niet
in slagen zult om voldoende ruwvoer
te winnen, dan is het zaak nu al te
gaan uitkijken naar een mogelijkheid
om straks hooi te kopen.
O.L.S. OUDESCIIILD
TAFELTENNISKAMPIOEN
BIJ DE MEISJES
Zaterdag 2 mei j.l. zijn in de gymzaal
van de Thijsseschool de laatste wed
strijden gespeeld voor mei9jes m.b.t. het
scholentournooi. De uitslag was:
O.L.S. Oudeschild C 3x gewonnen
Thijsseschool C 2x gewonnen
Landbouwhuishoudschool A lx gewon
nen.
Landbouwhuishoudschool B Ox gewon
nen.
Na afloop van de wedstrijden werden
door de voorzitter de prijzen uitgereikt.
VERMOEDELIJK is er geen dierdat
zo op de verbeelding van de mens
heeft gewerkt als de slang. Dit vindt
waarschijnlijk mede zijn oorzaak in
het feit, dat het grootste deel der mens
heid een afkeer heeft van slangen, ja,
er bang voor is. Dit schijnt een instinc
tieve neiging te zijn, die niet zo een
voudig is te verklaren, maar die wij
maar zullen accepteren.
Een en ander is oorzaak geweest
van veel fabeltjes die over slangen de
ronde doen en zekerdoor kinderen,
maar ook door heel veel volwassenen
worden geloofd. Het grootste deel van
deze wonderlijke verhalen is niet waar
en de slang wordt er door in een on
verdiend ongunsig daglicht gesteld.
Om te beginnen denken veel men
sen, dat elke slang giftig is en zelfs zij
die beter weten, menen toch dat het
grootste deel der slangen over giftan
den beschikt. Niets is minder waar!
Wanneer wij weten, dat er ongeveer
2.000 tot 3.000 slangesoorten zijn en dat
hiervan tweehonderd slangen giftig zijn
dan komen we wel tot andere gedach
ten. Ons land is wat dat betreft nog on
gunstig bedeeld, want van de drie slan
gesoorten die hier voorkomen, zijn de
ringslang en de gladde slang ongevaar
lijk en slechts de sporadisch voorko
mende adder is giftig, zodat wij hier
een verhouding hebben van één op drie.
Indonesië, het tropische gebied waar
veel meer slangen voorkomen, is op dat
gebied niet zo gevaarlijk als men denkt.
Van de ongeveer ruim honderd slan
gesoorten die er voorkomen, zijn er
ongeveer tien giftig.
Fabeltjes
ER DOEN verhalen de ronde, waarin
beweerd wordt, dat een slang soms zijh
staart in de bek neemt en dan als een
hoepel voortrolt. Het dier zou op die
manier trachten zich sneller voort te
bewegen. Stel u gerust, er is geen slang
op onze wereld die dit kunststukje kan
volbrengen. Ook wordt wel beweerd,
dat wanneer een gifslang in een boom
bijt, deze boom afsterft. Ook dit is een
van die wonderlijke verhalen, die niet
op waarheid berusten. Heeft een slang
geel bloed? Ook al niet. De slang heeft
gewoon rood blped, zoals alle andere
dieren.
it
g-
an
ient
Velen menen, dat een slang zeer snel
is. Dat is betrekkelijk. Inderdaad kan
een slang zeer snel reageren, maar wan
neer het dier zich voortbeweegt, halen
de meeste slangen geen grotere snel
heid, dan ongeveer 5 kilometer per uur.
De verhalen over reuzeslangen, waar
bij men göochelt met afmetingen boven
de tien kilometer, dienen we met een
korreltje zout te nemen. De grootste
slang die voorkomt, is de python en de
grootste hiervan wordt niet meer dan
ruim tien meter. Er doen nog veel meer
verhalen over slangen de ronde, maar
om ze kort af te doen: er zijn geen
slangen die koeien melken, hun vijan
den doden door te steken niet hun
staart, gehele koeien verslinden of iets
dergelijks. Het zijn allemaal fabeltjes.
Alleen de python kan (met moeite) een
piepjonge big verwerken, omdat de
slangenkaak niet scharniert, maar even
wijdig van elkaar beweegt.
Slangenbezweerders
WIJ HEBBEN allen wel eens gehoord
van slangenbezweerders en we weten,
dat deze mensen een slang laten dan
sen, terwijl zij op een fluit of toeter
blazen. Deze hele geschiedenis is puur
bedrog, want de slang kan het geluid
van de fluit niet horen omdat hij doof
is. Hoe reageert het dier dan op die
fluit? Wel, tijdens de training heeft de
bezweerder het dier met de fluit geïrri
teerd en wanneer het wilde aanvallen,
kreeg het een flinke klap met het in
strument, zodat het er bang voor is ge
worden.
Tijdens de voorstelling blaast de
slangenbezweerder op zijn instrument,
terwijl hij het langzaam wiegend heen
en weer beweegt. De slang maakt zich
kwaad, richt zich op en zou eigenlijk
willen aanvallen, maar de ervaringen
hebben hem geleerd, dat hij het beter
niet kan doen. Zodoende blijft hij tot
op zekere afstand van het instrument.
Volkomen natuurlijk volgt het dier wel
elke beweging van de fluit en zwaait
daardoor met hel wiegen van de fluit
mee, waardoor men de indruk krijgt,
dat het dier danst.
In veel gevallen neemt de bezweerder
geen risico en zijn de giftanden van de
slang uitgetrokken, ofhij heeft
vlak voor de voorstelling de slang in
een doek laten bijten, zodat het gif uit
de tandèn is en dan duurt het geruime
tijd alvorens weer voldoende voorraad
is gevormd. Bovendien zijn verschillen
de van deze bezweerders ongevoelig
voor het gif, daar zij zich tijdens hun
werkzaamheden door toendiening van
kleine hoeveelheden, die niet dodelijk
zijn, immuun hebben gemaakt. Hun li
chaam heeft zoveel weerstand gekre
gen tegen het gif, dat zij niet het slacht
offer zullen worden, wanneer door een
ongelukje een beet wordt veroorzaakt.
SCHOOLVOETBAL
De School met de Bijbel uit Ooster
end trok zaterdag 9 mei met een grote
schare supporters naar Alkmaar om
deel te' nemen aan het kampioenschap
van Noordholland. Ze hebben het daar
uitstekend gedaan. De eerste wedstrijd
tegen de kampioen van Den Helder
werd met 10 gewonnen, door een
mooi doelpunt van aanvoerder Louis v.
d. Vis. De tweede wedstrijd leverde wel
kansen op maar geen doelpunten. De
Oosterenders eindigden hierdoor gelijk
op de bovenste plaats in hun pool met
de school uit Hoorn. Strafschoppen
moesten nu de beslissing brengen, wie
er naar de finale-pool overging. Hierbij
trok de school uit Oosterend helaas aan
het kortste eind. Er werd slechts één
van de drie strafschoppen benut. Maar
al met al hebben de jongens van de
School met de Bijbel een uitstekende
indruk gemaakt.
OPLOSSING KRUISWOORDPUZZEL
Horizontaal: 1. droog; 6. renet; 10.
Leo; 11. pastoor; 14. gat; 16. anno; 17.
g.t.; 18. p.m.; 19. vete; 20. Heerlen; 23.
e.p.; 25. pa; 26. K.M.A; 27. nl.; 29. ho;
30. Nora; 32. se;; 33. gr.; 34. Omar; 36.
sire; 38. lee; 40. tram; 41. Ie; 42. ode;
43. rug; 44. s.g.; 45. rede; 47. t.z.t.; 49.
inkt; 51. Deli; 52. ja; 53. uk; 54. eren;
56. on; 57. er; 59. som; 61. at; 62. r.o.,
64. onthuld; 68. Elbe; 70. oe; 71 li; 72.
kepi; 74. roe; 75. venster; 78. die; 79.
traan; 80. rakel.
Verticaal: 1. den; 2. rond; 3. op; 4.
gage; 5. ut; 6. Rome; 7. er; 8. egel; 9.
t.a.t.; 10. laken; 12. stekel; 13. oplage;
15. tenor; 20. ha; 21. r.m.; 22. nn; 24.
poseren; 25. parodie; 28. lorgnet; 29.
hamster; 31. r.i.; 35. ma; 37. Ede; 39.
enz; 40. tui; 46. el; 47. tasten; 48. tu
mult; 50. kr; 51. Dover; 55. notie; 58.
r.o.; 60. oh; 61. ad; 63. ober; 65. noen;
66. lier; 67. rede; 69. lot; 73. .pil; 75. va;
76. s.s.; 77. ra.
rjggje
53. „Niet zo schreeuwen, agentjes",
riep Platvink-Jantje terug. „Kom maar
rustig binnen en doe net of je thuis
bent. De deur is helemaal niet op slot
en we hebben niks te verbergen".
Meteen stormden er twee grote agen
ten naar binnen, die een gewichtig pa
pier in de hand hadden. „Och, och, och,
kijk me die onschuldige schatjes toch
eens aan", smaalde een van de agenten.
,,Je zou werkelijk denken, dat ze geen
vlieg kwaad konden doen de boeven!"
Maar Jantje reageerde slechts met
een vriendelijk: „Kennen we u mis
schien ergens mee van dienst wezen,
meneer de agent? Zeg u 't maar, hoor".
„Ken jij deze vent soms", vroeg de
agent met het papier. „Hij is vanavond
weggevlucht uit de gevangeniscel van
het politiebureau te Aarpelo. Daarbij
heeft-ie geweldpleging gepleegd op de
dienstdoende brigadier".
„Is het werkelijk waar, meneer de
agent?" vroeg Platvink-Jantje poeslief.
„Heeft deze schurk wat gedaan? Och
toch, och toch, je zou toch zeggen!
Nee ik ken hem niet. Ik heb hem
nooit gezien. Ken jij hem soms, meneer
Zemelmans?"
Smidje Verholen keek over de schou
der van Platvink-Jantje mee en zag
zijn eigen portret op het papier afge
drukt staan. Hij schrok er natuurlijk
wel een beetje van, maar antwoordde
toch ijskoud: „Welnee, za'k maar zeg
gen. Nooit gezien, za'k maar zeggen. Ik
heb geen vrinden in dat soort kringen,
za'k me.ar zeggen. Maar ik beloof u, me
neer de agent, dat ik hem meteen kom
aanwijzen, als ik hem soms ergens ont
moet. Foei, foei, wat een onbetrouw
baar koppie, za'k maar zeggen".
„Hm....," gromde nu de andere
agent ongelovig. „We hadden anders
zo'n idee, dat die kerel wel eens hier
kon zijn. Hij is namelijk vanavond in
de bus gesignaleerd. Hij is hier in de
stad uitgestapt".
„OoeiU" dacht de smid. „Dat weten
ze dus ook al!"
Maar Platvink-Jantje zei; „Nee hoor,
wij kermen die smakker niet. Maar als
ik de agenten misschien een plezier
ken doen met een leuke huiszoeking of
zo. Ze magge hun gang gaan. Me vrind
Zacharias Zemelmans ^al jullie wel ef-
fe de weg wijze
(wordt vervolgd)
^aiiiiiiiiiiiiiiiiiii|iii)iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiunBiiiiiiiiuiiiiiiiiuililll]lllllllllllllllUllllllUlllillllllllUllllllillllinillllllli|llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHI
Ze was gaan staan, haar belangstel
ling gewekt. De auto was nu aart haar
oog onttrokken, maar ze hoorde de mo
tor ronken. Hij had er een hele toer aan
dat was duidelijk. En opeens, op het
laatste gedeelte zag ze hem recht op
zich' af komen. Met een schok zag ze:
een kleine rode wagen, een lelijk eend
jeeen blauw nummerbord met
witte cijfers, een Hollander! Maar dat
was.nee, dat kon niet. die zat
in Terwoerd!
En toen stopte het autootje, 'n hoofd
stak naar buiten. „Fraulein, bitte, das
Haus von Herr Dokter
„Gerade aus, herr dokter", zei ze.
„Wel potstausendAnneke!" Het
portier vloog open en de lange benen
van Bert Hazelaar staken uit het por
tier. ..Jij! Ik herkende je niet eens!"
„Bert!"
En opeens stond hij voor haar, zijn
handen omklemden haar armen. „An
neke!"
Ze kon niets zeggen, haar ogen staar
den hem aan. Haar hart bonkte. En
toen waren zijn armen om haar heen
en ze wist niets meer dan dat hij hier
was, Bert, en dat ze veel meer naar
hem verlangd had, dan dat ze zichzelf
durfde bekennen en dat het zijn armen
waren die ze om zich voelde.
Verschrikt liet hij haar los.
,0"; zei hij verlegen, „ik.
„Ja", zei ze zacht, „zeg het maar".
„O Anneke nu ik je weer zie nu weet
ik het opeens zo heel zeker. Ik hou van
jou. Anneke toe zeg het: geef je ook een
beetje om mij?"
„Een heel klein beetje?" zei ze.
„Dacht je dat ik me door een man liet
omhelzen, waar ik maar een heel klein
beetje om gaf?"
„Denk om je wagen" zei ze vijf mi
nuten later, „hij staat daar zo gevaar
lijk, straks toLt hij achteruit de berg
af".
„Geen nood", zei Bert technisch, „hij
staat in z'n één Spuit Elf laat me niet
in de steek. Zeg, ik herkende je niet
eens, je ziet er uit, néé maar" en hij
hield haar op armslengte afstand,
„Je bent een schat om te zien!"
„Misschien om te zien", lachte ze,
„maar ik kon je wel eens tegenvallen".
„Dat risico neem ik".
„Zeg Bertus, alles goed en wel, maar
tante Mies zit op haar zalm te wach
ten. Zo, dus jij was de visite. Ze wou
het me niet zeggen".
„Nee, net iets voor haar. Altijd vol
verrassingen".
„Hoe kun je zo hier komen?"
„Ik heb zolang een waarnemer. Ik
was ook wel hard aan een week va
kantie toe. En toen ben ik hier naartoe
gekard".
„Allemaal in die eend?"
„Jawel, allemaal in die eend. Hij heeft
me over bergen en dalen gevoerd en hij
wist dat hij me niet in de steek mocht
laten, want ik moest naar jou toe, zon
der stoppen!"
„Zullen we dan eerst maar naar huis
toe gaan?"
„Dat doen we. Stap in mijn limou
sine".
Ze zat naast Bert. Zoals ze eens had
gezeten naast de jonge dokter Haze
laar, die nu voor haar „Bert" was,
haar Bert. Ze kon het niet bevatten.
Ze rilde.
„Wat is het, heb je het koud?" vroeg
hij bezorgd.
„Ik ril van geluk", zei ze. „Bert, het
is gewoon te véél. Ik ben tóch al zo
gelukkig deze laatste dagen, ik weet
niet waarom".
„Misschien had je een voorgevoel".
„Ik durfde geen voorgevoelens te
hebben. Ik was niet meer gewend, er
gens op te hopen en ergens naar te ver
langen".
Klets! Je leven begint nu pas".
„Ja", zei ze en het leek of ze zong,
„mijn leven begint nu pas. Ons leven!"
Tante Mies stond al op de uitkijk.
„Dat dacht ik wel", zei ze bestraf
fend, „jij hebt natuurlijk uit zitten kij
ken om tóch eerst te weten wie we op
visite kregen".
„Mag ze", vroeg Bert gestreng, „als
jeblieft uit zitten kijken of haar ver
loofde er al aankomt?"
„Haar ver tante Mies was niet
gauw om woorden verlegen, maar nu
stotterde ze. „Wat zeg je jongen? Hoor
ik goed? Anneke, is dat zo?"
„Ja tante Mies", zei Anneke stralend.
„Hoe lang is dat dan
„Nou", berekende Bert, „sinds een
kwartier zowat".
„Kinderen", zei tante Mies, „kinderen
wat ben ik daar verschrikkelijk blij om.
Voor jou, lieve meid", en ze omhelsde
Anneke hartelijk, „en voor jou ook,
Bert. Je krijgt een vrouw uit duizen
den".
wDat wist ik", zei Bert, „ik heb er
natuurlijk alleen veel te lang over ge
daan om het te merken".
Dokter Broers kwam op de herrie
naar buiten. „Wat is hier aan de hand!
Ha neef! Zo heb je het gered? Anneke,
wat sta jij te kijken als verwezen lo-
wietje? Ben je wagenziek geworden van
zijn slee?"
„Houd je mond Karei", bestrafte tan
te Mies, „en feliciteer het jonge paar".
„Het jonge paar? Kerel Bert, heb je
eindelijk je verstand gekregen? Dus je
hebt toch wel ogen in je hoofd? Ik was
al bang dat je zo blind was als een
mol".
„Nou oom, gaat u er mee akkoord?"
„Of ik er mee akkoord ga of niet
daar zullen jullie je wat van aantrek
ken. Of ik er blij om ben? Reuzeblij.
Voor jou en voor Anneke. Ik heb jou
altijd beschouwd als de zoon, die ik zelf
moest missen, en Anneke is voor ons
een dochter geworden. Wij zijn dus min
of meer jullie schoon-ouwelui".
„Honoris causa", lachte Bert.
„Ja, en het is me de eer wèl. Anneke,
lieverd, hier, geef je ouwe oom Karei
een zoen. Bert, kerel, je weet wat ik
zeggen wil. Hèhè, wat is die wind
scherp". En hij veegde langs zijn ogen.
Anneke glimlachte. De vlag hing slap
aan de vlagemast.
(wordt vervolgd)