„Wat is mooier denkbaar dan gas, elektriciteit en water via één navelstreng?" Bezwaren tegen waterfabriek met commentaren van B en W (vervolg) Niet laag maar lang Derde blad Texelse Courant, woensdag 23 december 1970 opgedaan met rivierkruisenden trans portwijzen. De kabelverdeling had er trouwens vermoedelijk al kunnen zijn in aan merking genomen dat het PEN het leg gen ervan al aanbood lang voor er sprake was van het onzalige denkbeeld van de gecombineerde fabriek. Maar ook nu nog lijkt een besluit tot het doen leggen van kabel- en buisverbin dingen Texel het snelst uit de moeilijk heden te helpen. Zeker als in aanmer king genomen wordt dat de land- schapsbezwaren verbonden aan de fa briek zo groot zijn dat de wettelijke beroepsmogelijkheden ertegen zeker tot het uiterste zullen worden benut, met alle verdere vertragingsrisico's van dien. Tegen het leggen van een waterzin ker worden overigens in de Texelse plannen geen bezwaren aangevoerd. In het leggen van buizen wordt zelfs wat gezien getuige het feit dat de TEM overweegt aardgas aan te voeren voor het stoken van de centrale. Wat is mooier denkbaar dan Texel van gas, water en elektriciteit voorzien door het via een navelstreng daarmee vanaf het vaste land te voeden; alles ongemerkt en onder de grond, het ei land daarmee bovengronds gaaf hou dend. Bezwaarschrift van drs. P. A. W. J. de Wilde Het vasthouden van uw Raad aan de door u voorgestane plaats voor een te bouwen elektriciteits- en watercentrale in het zeer kwestbare open weideland schap ten noordoosten van Oudeschild, doet mij andermaal twijfelen aan het in deze door uw Raad voorgestane be leid. Als bioloog en lid van de Nederlandse Commissie voor Internationale Natuur bescherming, ben ik verplicht ernstige bezwaren tegen het betreffende bestem mingsplan aan te tekenen. Waar over het grote belang van een goede energie- en watervoorziening voor de Texelse gemeenschap geen en kele controverse kan bestaan richten deze bezwaren zich enkel tegen de wij ze waarop uw Raad deze voorzieningen denkt te realiseren. J Een zo ver vooruitgeschoven vesti- i ging van een omvangrijk technische in stallatie in een nog gaaf landschap van grote wetenschappelijke, natuurhistori sche en recreatieve waarde, moet on toelaatbaar geacht worden, temeer om dat hier duidelijke alternatieven voor handen zijn. Wanneer een oplossing door kabels zinkers vanaf de vaste wal om wer kelijk klemmende redenen, die voors hands betwijfeld moeten worden, onuit voerbaar zou zijn, dient de plaats van Centrale onmiddellijk ten Westen an de nieuwe haven te liggen of in ieder geval enkele honderden meters naar het zuidwesten verschoven te wor den Deze mogelijkheden worden ech- :er om slechts zeer ten dele overtuigen- redenen door uw Raad van de hand ;ewezen. Is het verwonderlijk dat het vermoe ien rijst dat het u om veel meer dan illeen de energie- en watervoorziening an het eiland zou gaan, maar dat uw ad gelijktijdig de weg vrij wil ma len voor wishful thinking een zo tegeerd ruim industrieterrein aan open vater? Dient de algemeen aanwezige 'oodwill voor de precaire energie- en vatersituatie hier ook ter dekking van en beoogd industriebeleid? Bij de gemeentelijke plannen dienen Ie volgende kanttekeningen gemaakt te 'orden: In de toelichting betreffende de ge- ianteerde uitgangscriteria voor de juis- keuzebepaling van de plaats van ves- iging ontbreekt een punt f), te weten Zo min mogelijk detonerend in het ldaar aanwezige open weide landschap zoveel mogelijk rekening houdend iet de natuurhistorische en recreatie- e waarde van het onderhavige gebied. Het in de toelichting genoemde punt: Zover mogelijk weg van de bebouwde om en de Langwaalderweg, teneinde bereiken dat gebouw en olieopslag waterfabriek voor een groot deel erloren zouden gaan in het silhouet an de nieuw aan te leggen dijk op elta-hoogte" mist iedere reële grond. Een ver wegschuiven in een natuur- ïbied terwille van maskering is in de 'ntext van verantwoord milieubeheer n ene male verwerpelijk, ontroversieel zijn bovendien enerzijds „architectonische vormgeving" van ;t geheel, waarin de „uiterste zorg" teed wordt door een „architect van 'ge bekwaamheid" en anderzijds de frgestane camouflage door dijkli- ■aam en groensingels. Veel wordt evenwel verklaard door ten grondslag liggende, meerder ma lt gehoorde gedachte, dat 't landschap r plaatse juist een verfraaiing zou be- •ven in de vorm van een „blikvan- die de eentonigheid van het hori zontale dijklichaam en het vlakke pol derland zou moeten doorbreken. Deze zienswijze zal echter de zeer velen, die het beeld van de steeds verdere voort woekerende urbanisatie en industriali satie in het Nederlandse landschap voor ogen staat, met afkeer vervullen. In dit licht bezien wordt het ook duidelijk dat de gemeenteraad de effektieve waarde van de voorgestelde groenvoorzienin gen, „die alleen moet endienen om de eventueel op het terrein aanwezige ma terialen, voertuigen en kleinere bouw werken aan het oog te onttekken" op korte termijn gerealiseerd acht. Situering ten westen van de aan te legen haven werd afgewezen omdat de ze plaats te weinig ruimte zou bieden, te weten: Ongeveer 3 in plaats van de 4,5 ha, die men voor het complex nodig denkt te hebben. Deze bezwaren zijn voor het grootste deel te ondervangen door: Compactere opstelling van gebouwen en installaties. Beperking van de groenvoorzieningen, die hier uit maskenngsoverweging min der urgent is. Minder rekening te hou den met allerlei futurologische uitbrei dingsplannen. Het thans benodigde oppervlak houdt rekening met een tweede waterfabriek na 1980 en zelfs met een 3e en 4e in Bovendien is er ruimte om na 1990 ook de centrale te verdubbelen. Thans niet te voorspellen wijzigingen in energieopwekking (kerncentrales) en/of het alsnog leggen van kabels naar het vasteland maken een dergelijke ver vooruitzien volkomen overbodig en daarom ongewenst). Los hiervan wordt nog een groot ter rein ten noordwesten van de nog aan te leggen haven geclaimd met als argu mentatie, dat een „eventueel", „nog eens", „in de toekomst" noodzakelijke 'havenuitbreiding bij voorbaat onmoge lijk gemaakt zou worden. Zo dit te zij ner tijd toch nodig zou blijken, kunnen alsnog oplossingen buitendijks, ten oos ten van de nieuwe haven in overwe ging genomen worden. Vast staat, dat uw verwachtingen van een verdere aanzienlijke uitbreiding van de Texelse vissersvloot, uit hoofde van een voort durend teruglopen van de visstand door pollutie en overbevissing, als een uto pie beschouwd moet worden. Een der gelijke zienswijze zal zonder meer door het Rijks Instituut voor visserij onder zoek te IJmuiden geverifieerd kunnen worden. Eerder lijkt een verdere havenuit breiding ingegeven door Rijkswater staat, als belanghebbende bij een grote werkhaven in het kader van indam mingsplannen. Een dergelijke prematu re claim dient echter voorshands met kracht verworpen te worden. Gesteld wordt dat de gedachte situe ring uit een oogpunt van milieu hy giëne het meest gunstige is. Ofschoon plaatsing van hinder veroorzakende ob jecten ver buiten de bebouwde kom ui teraard de te verwachten overlast voor de bevolking van Oudeschild zal be perken, mag genoegzaam bekend ver ondersteld worden, dat een dusdanige denkwijze, roofbouw plegend op de nog schaarse recreatie- en natuurterreinen elders alom veld begint te ruimen. Dat op Texel nog relatief veel van dergelijke terreinen gevonden worden kan daar niets aan afdoen. Situering direkt ten westen van de nieuwe haven werd afgewezen uit hoofde van een betekenende geluids- en roethinder, terwijl voorts eventuele ca lamiteiten met de chloorinstallatie te berde gebracht worden. Dat bij de overheersende westenwinden deze ar gumentatie toch gebruikt wordt wijst reeds op de ernst van de te verwach ten overlast. Inmiddels heeft ook de bevolking van Oudeschild een aktiegroep opgericht, die meent dat de leefbaarheid in het dorp wordt aangetast als de fabriek dichterbij zou komen dan de nu door B. en W. geprojecteerde plaats. Ook dit wijst op de ernst van de overlast, niettegenstaande de overheersende windrichting juist van het dorp af is en de nog altijd aanzienlijke afstand tussen fabrieksgebouw en dichtsbijzijn- de enigszins compacte dorpsbebouwing. Ondanks het feit dat men thans in de oude centrale in Den Burg een betere olie stookt, heeft de omgeving last van nieuwe centrale zal een veel goedkope- een betekenende roethinder. In de re oliesoort gebruikt worden. Men mag verwachten dat de nabijgelegen natuur monumenten en andere natuurterreinen de te verwachten, veel ergere roetneer- slag en schadelijke emissies wel zouden kunnen verdragen? Het tegendeel is echter waar, omdat juist deze terreinen lieuveranderingen, terwijl de mens pas zeer gevoelig zijn voor de geringste mi- bij extreem hoge emissies (vide het Rijnmondgebied) ontoelaatbare over last krijgt. Dit laat zich aan de hand van tal van voorbeelden illustreren. Men dient zich te realiseren dat in deze natuurmonumenten en natuurgebieden geen „snuffelpalen" opgesteld staan, terwijl er geen alarmtoestand afgekon digd wordt als flora en fauna aan te hoge emissies blootgesteld worden. Zo als overal elders zal een sluipende ach teruitgang en verarming van de onder havige gebieden 't onvermijdelijke ge volg zijn. Hier geldt dus voor alles dat gezocht moet worden naar maatregelen om het euvel bij de basis aan te vatten: Kabels en zinkers vanaf de vaste wal of e'en verschuiving van de centrale verder van de natuurgebieden in combinatie met geluidsarme installaties, roetvan- gers, betere stookolie, waarborgen te gen calamiteiten met de chloorinstalla- ties, etc. In ieder geval behoren milieu ver- ontreinigers evenmin of nog minder thuis m recreatie en natuurgebieden als elders. In de toelichting wordt gesteld dat een tweetal wielen aan de waddendijk voorkomende op de ontwerp-lijst van natuurgebieden, plaats zullen moeten maken voor het geplande inlaatbassin. Bij mij bestaat echter wel degelijk twijfel of deze wielen de minst waar devolle» zijn van de meerdere langs de oostkust liggende wielen. In tegendeel behoren zij juist tot de mooiste en rijk ste (de autowrakken en hopen huishou delijk vuil, die met een weinig goede wil op te ruimen zijn, daargelaten) van een beperkte serie ondiepe brakwater plasjes. Broedende kluten worden hier tot vlak onder Oudeschild aangetroffen. Toeristisch en ornithologisch vormen zij een trekpleister van de eerste orde en worden slechts door weinig plaatsen, waar men weide- en waadvogels, van uit een auto vanaf de openbare weg, van zo dichtbij kan waarnemen, geëve naard. Het is helaas zo dat de schrale zilte graslanden en de ondiepe brakwater plasjes als de onderhavige, met hun ka- rakeristieke flora en fauna bij de Ge meente en bij de meeste Texelaars in een kwade reuk staan. Dit wordt nog eens onderstreept door de eerderge noemde Aktiegroep Oudeschild, die hier zoveel mogelijk bomen wil planten om het landschap te verfraaien en de grond te verbeteren. Toch zijn het juist soort gelijke, reeds zeer schaars geworden gebieden die de grote diversiteit van ons landschap en van onze flora en fau na bepalen. Daarom zou het van meer begrip voor de waarde van Texel getuigen, de Er bestaat blijkbaar geen een stemmigheid over de juiste naam van de verkeersweg tussen Oude schild en De Waal. In de op deze pagina's afgedrukte bezwaarschrif ten en commentaren wordt ge sproken van Laagwaalderweg, Langwaalderweg, Langewaalsweg Toch is er maar één kor rekte be naming. Langwaalderweg. De weg is namelijk genoemd naar de Lang- waal, een oude zeeslenk, die nu nog als een verdiepte sleuf in het land schap is te zien en die het tracee van deze verkeersweg kruist. ook door u gesignaleerde vervuiling van deze waardevolle plasjes niet als argument voor een gewenste verdwij ning ervan te hanteren, maar de hand in eigen boezem te steken en onver wijld te trachten een einde te maken aan het nog steeds plaatsvindende er gerlijke storten van huisvuil en schroot in deze en andere plasjes langs de hele waddenkust. Dat de dijkputten toch zouden moe ten verdwijnen in verband met komen de dijk werkzaamheden is evenmin een juist argument, omdat de dempings plannen reeds lang geleden, in het ka der van de ruilverkaveling, gemaakt werden en het besef van het zo nood zakelijke milieubehoud pas de laatste jaren een meer algemene betekenis ge kregen heeft. Het nieuwe en zogenaamd „natuur lijke milieu", in de vorm van het aan te leggen, 3 ha grote inlaatbassin, dat de plaats van de bestaande plasjes moet gaan innemen, is uit oogpunt van na tuurbescherming van een volkomen se cundaire aard. 's Winters openblijvend kustwater, althans voor zover niet ver vuild zal ongetwijfeld enige aantrek kingskracht uitoefenen. In zijn alge meenheid zal daar, mede door de ther mische pollutie van het oppervlakte en kustwater geen behoefte aan bestaan. De plaats van een eventueel te con strueren inlaatbassin behoort vlak ach ter de havenkom te liggen, ongeveer loodrecht op de huidige zeedijk. Door het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel werden desgevraagd aan de hand van de ter beschikking gestelde gegevens over het spuiwater berekeningen gemaakt over de te veTwachten saliniteit en tempera tuur van het ontvangende water. Ge lijktijdig waarschuwde het Instituut voor een verstoring van het biologisch evenwicht in en nabij de haven, indien er giftige bestanddelen vrij zouden ko men. Van een ingesteld onderzoek door het NIOZ, waarvan abusievelijk gewag ge maakt wordt, is echter geen sprake ge weest. Niettemin mag verwacht worden dat voor een verstoring van hydrologische en biologische evenwichten in de Wad denzee als gevolg van lozing van enkel in de toelichting genoemde volumina water met een 10° C hogere tempera tuur en een 10% hoger zoutgehalte niet direkt gevreesd behoefd te worden; ook niet bij een eventuele verdubbeling van capaciteit. Anders ligt dit voor de toe te voegen chemicaliën. Een „bescheiden" mate van chloreren is een bijzonder gevaar lijk en rekbaar begrip. Zonder twijfel zal bij het uitblijven van het gewenste effekt tot rigoreuzere dosering of tot het toepassen van andere middelen overgegaan worden. Ervaringen opge daan met soortgelijke installaties op de Nederlandse Antillen leerden mij dat eveneens grote hoeveelheden ijzerhy- droxyde vrijkwamen, waarbij ernstige schade aan de plaatselijke begroeiing van mangroven optrad. Bovendien ver oorzaakte het spuiwater een zekere ma te van eutrofiëring. Gedetailleerde kennisname van het proces en de te gebruiken reinigings technieken van de installaties kan pas uitsluiting geven of van deze zijde wer kelijk geen gevaren te duchten zijn. Toezegging van gemeentewege dat het districtshoofd van de arbeidsin spectie en de inspecteur voor de hy giëne van het milieu de W.) „vol doende controle" op het gehele pro ductieproces en de reinigingsmethoden zullen uitoefenen gee»ft geen enkele waarborg. Ieder insider in deze materie weet dan ook nu in het gehele weste lijke waddengebied nergens controle uitgeoefend wordt en dat ons land niet eens over een instituut beschikt waar het benodigde onderzoek op adequate wijze verricht zou kunnen worden Eventuele meerkosten, voortvloeien de uit het leggen van kabels en zinkers vanaf de vaste wal, kosten welke ge- maak dienen te worden om geluidshin der, roetval en explosiegevaar te ver minderen, c.q. uit te sluiten, zullen als onvermijdelijk financiële offers aan het welzijn en het behoud van het natuur lijke milieu ingecalculeerd dienen te worden. Concluderend kan gesteld worden dat door vestiging van een centrale op het door de Texelse Gemeenteraad voorgestelde terrein, niet slechts een oppervlakte van 4,5 ha natuur- en re creatieterrein opgeofferd wordt, maar dat voor deze ver vooruitgeschoven po sitie een gebied aangetast en prijsge geven wordt, dat vele malen groter is. •Hierbij gaat het niet aan een voorge staan industriebeleid op te hangen aan de gerechtvaardigde wens om tot een oplossing van het Texelse energie- en waterprobleem te komen dat door vestiging van het bedrijf tussen de nieuw aan te leggen haven en de Langwaalderweg een duidelijk meer evenwichtige en harmonieuze aansluiting met het dorp Oudeschild verkregen wordt dan door een los cem- plex in het open landschap ten N.O. van het dorp. dat grote afbreuk aan de' nabijgelegen natuurgebieden gedaan zal worden. dat de oorzaken, welke tot milieuver ontreiniging zullen leiden al bij de ba sis aangevat moeten worden. dat een inlaatbassin op de door mij voorgestelde plaats, samen met de aan sluitende groenvoorzieningen als een definitieve buffer en demarcatielijn tussen industrie»- en natuurterreinen gezien moet worden. Commentaar III Ten aanzien van de drie laatstge- citeerde bezwaarschriften (heren Dijk- sen, biologen en drs. De Wilde) merken B. en W. het volgende op: Het bezwaar dat niet voldoende is onderzocht of er mogelijkheden zijn tot aanvoer van energie en water via een kabel- en zinkcrnct moeten wij van de hand wijzen. Er is gezocht naar een op lossing, die zowel technisch mogelijk als voldoende bcdrijfszekcr zou zijn. Hiervoor heeft de NV TEM veel en vrijwel onafgebroken overleg gepleegd reeds vanaf 19S6 tot en met 1969 met andere instellingen die, terzake veel ervaringen opdeden, zoals de nau tisch inspecteur der PTT, de NV Pro vinciale Zeeuwse Electr. Maatschap pij, Rijkswaterstaat, Marineautoriteiten, een deskundige verbonden aan het GEB te Amsterdam en deskundigen van de Nedcrlandsche Kabelfabriek te Delft. Uit dit onderzoek bleek dat het hebben van een onderwaterkabel en een zinkernet veel bezwaren voor de be drijfszekerheid met zich brengt. De mo gelijkheid van breuk is in verband met de sterke stromingen, de grote diepte- verschillen en de bodemgesteldheid vrij groot, waar nog bij komt dat er zowel in Den Helder als op Texel onvoldoen de mogelijkheden zijn voor de goede oeverbescherming van de netten Hierdoor zcu met vrij langdurige stremmingen in de levering van energie rekening gehouden moeten worden. Het gevaar van breuk doet zich bij zinkers ook in hoge mate voor, waarbij gesteld moet worden dat een inspuiting van zinkers in het Marsdiep, gelijk in Zeeland geschiedt, in verband met de grote diepteverschillen in het Marsdiep niet mogelijk is. Als reclamanten verwijzen naar re cente kabelleggingen via een sleuf naar Zecuws-Vlaanderen moeten zij het niet voorstellen alsof dit via een enkelvou dig tracee zou geschieden. Het onderha vige kabelnet maakt deel uit van vele parallelle kabelverbindingen met Zeeuws-Vlaanderen terwijl voor de plaats van de kruising van de Wcster- schelde een tracee is gekozen met een vry onbeweeglijke bodem. Opmerking verdient dan nog dat de waterfabriek te Tcrneuzcn ter meerdere zekerheid nog een bescheiden eigen elektriciteits centrale heeft. Meerdere paralelle kabelverbindin gen naar Texel zijn niet mogelijk omdat de hiervoor in het Marsdiep beschikba re breedte ontoereikend is. Om het ri sico te vermijden dat meerdere kabels in één keer worden beschadigd moeten ze nl. op vrij grote onderlinge afstand liggen. Het Marsdiep heeft in vergelijking met de Westerschelde het nadeel dat de bodem nog steeds aan grote wijzigin gen onderhevig is en ook het risico van oeverval relatief groot is. Ook is het zandtransport door het Marsdiep gro ter dan dat in de Westerschelde. Een en ander brengt voor kabels door het Marsdiep grotere risico's mee. Het samenvatten van de drie voorzie ningen elektriciteit, gas en water in één „navelstreng" zoals door bezwaarden wordt voorgestaan is niet mogelijk in verband met de reeds genoemde risi co's en de verschillende wijzen van re paratie van voorkomende breuken. Al dus zou dan ook het risico bestaan dat alle voorzieningen tegelijk zouden uit vallen. Vermelding verdient ook dat het PEN terzake zelfstandig een onderzoek heeft ingesteld met als uitgangspunt een di- rekte aansluiting van Texel op het pro vinciaal elektriciteitsnet mogelijk te maken. Veelzeggend is toch wel dat het PEN achteraf tot dezelfde conclusies gekomen bleek te zijn als waartoe de direktie van de NV TEM kwam. Het PWN liet toen nog geen en kele sprake was van een combinatie van plannen met de NV TEM terza ke een eigen onderzoek instellen. Bij onderzoekingen en boringen verricht door Volkers Baggermaatschappij werd uitgegaan van een tracee vanaf Den Oe ver naar Oudeschild, omdat een tracee door het Marsdiep bij voorbaat onmo gelijk werd geacht. Uit deze onderzoe kingen bleek dat de kosten van 'n der gelijke zinker ongeveer gelijk zouden zijn aan die van dc bouw van een zelf standige, dus niet gecombineerde wa terfabriek, waarbij de laatste echter veel bedrijfszekerder zou zijn. Nadien is overwogen wat goedkoper zou zijn een stelsel van elektriciteits kabels door het Marsdiep plus zinkers van Den Oever naar Oudeschild of een gecombineerde elektriciteits- en water fabriek. Toen bleek dat de gecombi neerde centrale belangrijk goedkoper zou zijn, terwijl ook de bedrijfszeker heid weer belangrijk in het voordeel van de eigen elektriciteits- en water fabriek zou uitvallen. De afstand van de centrale tot het natuurresrvaat Thijsses Fienwcid blijft nog altijd 900 meter; daarbij is gezien de overheersend westelijke wind een ligging direkt aan de dijk ook voor de hinder aan het natuurreservaat gunstiger dan een meer binnenwaartse ligging. Wij merken op dat de natuur gebieden alleen bij zuidenwind hinder kunnen ondervinden. Naar ons gevoel overtrekken betrokkenen de natuurbe scherming duidelijk door te suggereren dat hier sprake zou zijn van de vesti ging van een milieu-verontreiniging in het natuurgebied en de indruk te ves tigen dat de milieuhinder voor de be volking van Oudeschild minder ernstig moet worden genomen dan die voor het natuurgebied Dijkmanshuizen. Uit vorenstaande is al gebleken dat het zoeken van de meest economische oplossing niet a priori doorslaggevend is geweest; veeleer waren het andere factoren als bedrijfszekerheid en de op tredende hinder voor het dorp die de keuze in hoofdzaak bepalen. Natuurlijk blijft de economische factor van grote betekenis. Deze wordt evenwel door re clamanten op een ontoelaatbare wijze gebagatelliseerd. Zij zien voorbij dat zowel de waterfabriek als de elektri citeitscentrale in hoge mate onrendabe le voorzieningen zijn. Omtrent de tariefstelling van de NV TEM zal nog een duidelijke strijd moe ten worden geleverd teneinde gelijke tarieven te bereiken als elders in Noordholland. Dat ook de provincie zich terzake van de geplande voorzie ningen al voor grote financiële moei lijkheden geplaatst ziet moge duidelijk worden uit het feit dat Gedeputeerde Staten zich bij brief van 21 oktober 1969 tot de minister van CRM, Econo mische Zaken, Sociale Zaken en Volks gezondheid, Binnenlandse Zaken en Financiën wendden en hen wezen op het exorbitante tekort van de exploita tie van de waterfabriek en hierin Rijks- steun verzochten. Uit een nadere brief is ons bekend dat terzake interdeparte mentaal overleg gaande is en dat Gede puteerde Staten op een beginseluit spraak inzake financiële medewerking in dit project andermaal hebben aange drongen. Verdere berichten terzake zijn ons onbekend. Onder deze omstandig heden is het wel duidelijk dat aan de economische haalbaarheid van het ge heel zwaar moet worden getild. Enigerlei regeling op grond waarvan meerkosten uit landschappelijke over wegingen uit 's Rijks middelen zouden zijn te verkrijgen is ons onbekend. Re clamanten zouden ons een dienst be wijzen ons met het bestaan daarvan op de hoogte te brengen, doch wij vrezen dat de onderhavige stelling een loze kreet is. Onze wensen ten aanzien van de in dustrievestiging gaan niet verder dan de mogelijkheden welke thans geldende bestemmingsplan in dit opzicht biedt. Wij denken hierbij aan gebruikelijke voorzieningen in verband met de haven, als een ijsfabriek, een bescheiden repa ratiewerfje voor kotters en jachten etc. (zie verder binnenzijde van dit blad)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1970 | | pagina 9