„De IJsberg"
Een paar opmerkingen bij
een jaarverslag
SMID JE VERHOLEN EN DE RARE ALCHIMIST
Tweede blad Texelse Courant, dinsdag 28 december 1971
LANDBOUW en VEETEELT
Demonstratie losmaken en
transporteren kuilgras
NUTSSPAARBANK
.Athena" beleefde
zinvol kerstfeest
verhaal uit het soldatenleven door L van Schooten
NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK
Een bank
um/o um-aoImm ovm hem goM
rubriek voor
We kunnen wel stellen, dat in veel
gevallen de lectuur, die jaarverslagen
cns bieden weinig boeiend is. Het komt
ons voor, dat dit niet geldt voor belang
hebbende lezers van het jaarverslag
van de Rundveefokvereniging „Texel".
We willen u wel verklappen, dat zelfs
voor ons, die geen direkt „belangheb
benden" zijn het aandachtig bekijken
van de gegevens van dit jaarverslag
een interessante zaak is. Een paar za
ken, die ons opvielen willen we hier
aan u doorgeven.
Uitersten
Het aantal dieren, waarvan per be
drijf een afgesloten lijst is opgemaakt
loopt uiteen van 4 tot 74. Hoewel in
dit geval de gemiddelde produktie van
het kleine bedrijf belangrijk hoger ligt
dan van het grootste bedrijf kunnen we
zeker niet stellen, dat in 't algemeen
de produktie op de kleine bedrijven
hoger is dan op de grote. In dit geval
is de gemiddelde produktie van de 4
dieren 6.429 kg melk met een vetgehal
te van 4.31°/o. Voor het grote bedrijf is
dit 5.078 kg melk met een vetgehalte
van 3.99%.
Uitersten, die de bijzondere aandacht
verdienen zijn die van het bedrijf met
de hoogste produktie en de laagste pro
duktie in elke groep.
In de groep tot een maximum van
14 afgesloten lijsten varieert de som
van de gemiddelde vet- en eiwitgram
men per dag van 1.510 gram tot 944
gram. We kunnen wel stellen, dat dit
bij de tegenwoordige melkprijzen een
opbrengst verschil aan melk per koe van
ƒ800,tot ƒ900,betekent. Als u be
denkt, dat de dieren op het bedrijf met
de laagste produktie eenzelfde stalrudm-
te nodig hebben als die op het bedrijf
met de hoogste produktie. dat het ver
wijderen van de mest en het voorbren
gen van het voer op beide bedrijven
dezelfde arbeid vragen, dan moet er
wel ergens een lichtje gaan branden.
Er is weliswaar een flinke kans, dat de
dieren op het bedrijf met de hoge pro
duktie een hogere gift krachtvoer krij
gen. Uit ervaring weten we echter, dat
die verschillen in veel gevallen maar
heel klein zijn. In ieder geval staat dit
verschil niet in verhouding tot het be
drag van de meerproduktie.
In de groep van 15 tot 19 afgesloten
lijsten is de variatie tussen het bedrijf
aan de top en op de laatste plaats voor
de som van vet- en eiwitgrammen van
1570 gram per dag tot 951 grammen.
We komen dus ook hier tot eenzelfde
verschil in melkgeld per dier.
Op bedrijven met 20 - 29 afgesloten
lijsten vinden we een variatie van 1.525
gram tot 1.031 gram. Het verschil in
melkgeld per koe zal hier op zo'n
ƒ700,per koe liggen. Bij een gemid
deld aantal van 25 melkkoeien komt dit
overeen met een totaal verschil aan
melkgeld van ƒ17.000,In dit licht
gezien is het geen wonder, dat er vee
houders zijn, die goed tevreden zijn
over hun inkomen, terwijl anderen gro
te moeite hebben om de touwtjes aan
elkaar te knopen.
Op de grotere bedrijven, die een aan
tal afgesloten lijsten hebben van 30 -
74 is het verschil tussen de uitersten
kleiner. Maar ook hier komen we nog
aan een verschil van 1.300 kg melk per
koe. In ieder geval een verschil van
ƒ500,per koe. Vooral bij de grote aan
tallen dieren op deze bedrijven hakt dit
verschil er flink in.
Het vermelden waard
We vinden het zonder meer een pres
tatie om het op een bedrijf met 41 af
gesloten lijsten klaar te spelen om tot
een gemiddelde produktie van 5.649 kg
melk met een vetgehalte van 4.05°/o in
303 dagen te komen. Als daar dan ook
nog een eiwitgehalte van de melk van
3.43°/o naast staat, dan mogen we rus
tig stellen, dat deze man de melkvee
houderij blijkbaar in de vingers heeft.
Verder lijkt het ons de moeite waard
u er op attent te maken, dat van de 19
bedrijven met 30 en meer afgesloten
lijsten 13 bedrijven met hun gemiddelde
melkproduktie boven 5.000 kg per koe
liggen. Het illustreert wel duidelijk, dat
het beslist niiet nodig is om zonder meer
aan te nemen, dat bij grote aantallen
melkkoeien de produktie per koe lager
ligt.
Net als in de meeste streken van ons
land is er de laatste jaren ook op Texel
een duidelijke verandering gekomen in
de verhouding tussen hooi en kuilgras
in het winterrantsoen van het rundvee.
Er is vrijwel geen bedrijf meer, waar
geen kuilgras wordt vervoederd en in
veel gevallen neemt het kuilgras op het
■imoment een zeer grote plaats in van
het voederrantsoen.
De mogelijkheid om het ruwvoeder-
rantsoen voor een zeer groot gedeelte
uit kuilgras te laten bestaan is er voor
al gekomen na het in gebruik komen
van de voordroogmethode bij het inkui
len. Het blijkt nl. niet mogelijk te zijn
om bij gebruik van „nat" kuilgras,
d.w.z. met een gehalte van zo'n 20°/o
droge stof, geen of zeer weinig hooi te
voeren. Met voordroogkuilgras van bijv.
50°/o of 60% droge stof is de mogelijk
heid om zeer weinig hooi te voeren
veel meer aanwezig. Daar aan de me
thode van het voordrogen ook andere
aantrekkelijke kanten zitten is het geen
wonder, dat de voordroogmethode snel
terrein heeft gewonnen.
Een bezwaar van
voordroogkuilgras
We hebben al meerdere malen gewe
zen op het bezwaar, dat in voordroog
kuilgras gemakkelijk broei en schimmel
optreedt. We willen nog wel eens on
derstrepen, dat de voordroogmethode
uitsluitend verantwoord is op bedrijven
van veehouders, die bereid zijn om van
af het maken van de kuil tot op het mo
ment, dat deze totaal vervoederd is de
uiterste zorg te besteden.
Als we hierboven echter spreken van
„een bezwaar" van voordroogkuilgras,
dan denken we op het moment aan iets
anders. Meermalen horen we klachten,
dat het „uithalen" van voordroogkuil
gras een „hondenbaan" is. Het afsteken
van dit droge kuilgras met de graaf is
een zwaar en onaangenaam karwei.
Toch kan men het in de meeste geval
len niet doen zonder dit afsteken. Voor
het goed afdekken van de kuil na het
voor enkele dagen binnen halen van
het kuilgras is het nl. nodig de kuil zo
„kort" mogelijk te houden.
Nieuwe mogelijkheden
De werktuigenindustrie is op het
hiervoor bedoelde bezwaar attent ge
maakt. En het is te begrijpen, dat men
in deze tijd van het zoeken naar ar-
beidsverlichting en arbeidsbesparing
ook op dit objekt is gesprongen.
Op het moment zijn er enkele fabri
kanten van werktuigen voor 't los ma
ken en het transport van kuilgras op
mocht inderdaad niet met de kleine
Nosco spelen, maar dat kmam niet om
dat hij te min was! Dat kwam omdat
hij altijd vieze woorden zed en in zijn
neus peuterde! Daarom!"
Weer gaf de rechter een kLap op de
tafel, roepende: „Geen geleuter over
neusgepeuter! Laat de verdachte verder
vertellen!"
„Er valt verder weinig te vertellen",
vervolgde Nosco. „Op een goede dag
pakte ik mijn schamele koffers en ver
dween, vol haat jegens alles wat van
het kasteel was. I'k was toen nog jong,
had nog haar op mijn kop en bezwoer
mijn eigen weg in het leven te zullen
vinden. Ik nam een andere naam aan,
studeerde veel en werd knap en ge
leerd. Maar ik wilde mij wreken op het
onrecht, dat mijn familie was aange
daan
i(wordt vervolgd)
de markt. Tot voor kort hoorden we
steeds, dat men er nog niet in geslaagd
was een werictuig te maken, dat voor
aanvaardbare kosten het los maken en
transporteren van kuilgras te verzor
gen. De ontwikkeling gaat echter door
en op dit moment is het zo ver, dat de
landbouwvoorlichting het in ieder geval
verantwoord vindt om de mogelijkhe
den, die er zijn te demonstreren.
Op dinsdag 11 januari a.s. zal op en
kele bedrijven in polder Eierland met
deze nieuwe werktuigen worden gede
monstreerd. De demonstratie begint 's
morgens om 10 uur. Nadere mededelin
gen zullen nog worden gedaan.
OUDESCHILD Na het feest van
Sint Nicolaas met de gezellige pakjes
avond meenden de leden van de hand-
werk- en hobbyclub „Athena" van me
vrouw Janssen-van Esch, dat het zaak
was ook eens de aandacht te wijden
aan het geven in plaats van ontvangen.
Het kerstfeest is een geschikt moment
om eens aan anderen te denken en niet
alleen te denken. De clubleden gingen
ook tot aktie over. Na een gezellige
middag in ,,'t Skiltje" trokken zij be
pakt en bezakt het dorp in om bejaar
den, ouders van leden en zieke kinde
ren met een aardig geschenkje te ver
rassen. De kerstviering in het dorpshuis
was sober maar sfeervol. In de gymna
stiekzaal, die eigenhandig door de kin
deren was opgeluisterd met een kerst
boom en zelfgemaakte versierselen,
werd het kerstverhaal verteld door de
oudste leden. Zij werden geassisteerd
door de jongeren, die de kerstvertelling
in beeld brachten met hardboardfiguren
op een prikbord. Tussentijds werden di
verse bekende liedjes gezonden. Aan
het eind van de middag kregen alle
aanwezigen, waaronder ook de leden
van de bejaardensoos, een traktatie in
de vorm van kerstkransjes. Hierna
werd het geven verder in praktijk ge
bracht. De leden van de soos kregen
een zelfgemaakt kerststukje, bestaande
uit kerststalletjes in de vorm van een
lantaarntje en kandelaartjes met enge
len en kerstmannetjes. In 't dorp werd
een bezoek gebracht aan bejaarden, fa
milieleden en zieken. De tocht nam
ruim \Vz uur in beslag. De hobbyclub
keerde dan ook moe huiswaarts, maar
met een voldaan gevoel, want blijkens
de reakties werd het gebaar bijzonder
op prijs gesteld.
158. „Ik.ik ben het slachtoffer ge
worden van de oude graaf Balderik de
XXVIIe van Biblebon.fluisterde
de schurkachtige professor Nosco met
benepen stem.
„Wie is dat, Balderik XXVII van
Biebelebop?" vroeg de rechter mes
scherp.
„Dat is de vader van de rare alchi
mist", legde Nosco uit. „Zij zijn alle
maal nazaten van Balderik de Woeste.
Maar de vader van onze rare alchimist,
hè, die wilde niks weten van de moder
ne tijden. Het waren allemaal ver
schrikkelijke stijfkoppen, die graven
van Biblebon, ziet u. Ze dachten, dat ze
de deur konden sluiten voor al die mo
derne uitvindingen, die het leven zo
aangenaam maken".
„De televisie uit Hilversum zeker",
smaalde de rechter.
Maar professor Nosco vertelde onver
stoorbaar verder.
„Het waren stijfhoofdige en barse
meesters, die graven Biblebon", legde
hij uit. „Ze wilden mij ook dwingen
hun malle zienswijze te volgen. Maar ik
zag de kans te vluchten.
„Te vluchten....?, vroeg de rechter
verbaasd. „Wat had jij dan met die lui
te maken?"
„Mijn vader was de oude bediende
Vosmaer", lispelde Nosco. „Zijn hele
leven lang is hij afgebeuld en afgesloofd
door die mooie heren Biblebon. De hui
dige heer Balderik, u beter bekend als
de rare alchimist, mocht zelfs niet met
mij spelen, toen hij nog een klein Bal-
derikje was. Ik was maar de zoon van
een bediende, begrijpt u? Dat was te
min. En die hele malle familie van Bi
blebon was bezeten door het denkbeeld
nog eens goud uit blik te kunnen ma
ken. Zodoende, begrijpt u?"
„Is dat allemaal waar?" vroeg de
rechter toen aan de rare alchimist, die
nu politiedeskundige was.
„Het is gelogen!" zei deze ferm. „Ik
9. „Dat zei ik niet kapitein. Ik zei dat
't niet klopt".
„Zou meneer dan zo goed willen zijn,
z'n eigen lezing van de zaak te geven?"
„Jawel, maar dan liever niet in de
houding, kapitein. Zo praten we niet
zo best".
„We praten hier niet. 't Is hier geen
soos! Je zult in de houding blijven staan
tot ik anders commandeer".
Geert zweeg.
„Nou hoor ik nog wat?"
Geert zuchtte berustend. Er was met
de ouwe niet te praten.
„Ik heb me niet misdragen, ik heb
geen ruzie gezocht en niemand wegge
jaagd".
„Dus die meneer van de Rustende
Jager heeft dat uit z'n duim gezogen?".
„Pardon, die meneer is verkeerd inge
licht".
„Jaja, je zult je smoesje wel klaar
hebben".
De kapitein trommelde nijdig met z'n
potlood op tafel. Vervelend geval. Als
het goed was moest hij d'ie vent van de
Rustende Jager er bij ihalen. En die
kelner natuurlijk, want die had het ge
zien. Mens nog toe, d.*at werd een heel
proces. Daar had hij helemaal geen zin
in. Waarom stuurde de adjudant hem
deze vent? Waarom had hij het zelf niet
uitgezocht tot de zaak zo klaar was als
een klontje?
„Je hoort er nog wel van", zei hij
dreigend tot Geert. „Rechtsomkeert
nars!"
Geert salueerde mfodel en marcheerde
de kamer uit. De kapitein hing al aan
le telefoon.
„Wat is dat nou adjudaiat? Ik dacht
lat u de zaak zou uitzoeken? De vent
ïoudt zich van de domme. Ik verwacht
en volledig rap.port, zo gauw moge-
ijk".
Adjudant Ackermans was* zwaar be-
^igd. Eerst zou de kapitein 't opknap
pen, dat kon-ie zo best, nu mocht hij
zelf al dat vuile werk doen en nog een
reprimande op de koop toe.
Zijn vrouw zag al aan zijn gezicht dat
een zware depressie overheerste met
kans op onweersbuien. Maar gelukkig
stond het eten klaar en een etend mens
was nooit zo kwaad als een hongerig
mens, bedacht ze.
Ruth bracht de zaak op gang.
„Wat zit u te kijken vader? Wordt de
oorlog verklaard?"
Hendrik Karei slokte de hap eten
naar binnen en gromde „Oorlog ver
klaag? Nou en of. Ik zal ze leren. Tuig
van de richel. En ik zit weer tussen de
wal en het schip. Knap jij het maar op,
zegt de kapitein. Ook zo'n beste werk
gever".
„Wat is er aan de knikker?" infor
meerde Ruth onbekommerd. Vader
moest het tóch kwijt, anders bleef ie de
hele avond grommen.
„Heeft zo'n stel van mijn compie za
terdag in De Rustende Jager de beest
uitgehangen. Klachten van de eigenaar,
wil de tent voor militairen sluiten".
„In De Rustende Jager?" vroeg Ruth
geïnteresseerd. „Zaterdag?"
„Ja. Ruzie zoeken, de klanten wegja
gen".
„En hoe weten ze dat het lui van uw
compie waren?"
„Nou d'r was een zo'n kabraaier bij,
die heeft al es eerder z'n handen slap
laten hangen. Wat zeg ik? Handen? Ko
lenschoppen zijn het. 't Is een reus van
een vent, dus ik snap best dat ze de be
nen namen".
Ruth verslikte zich bijna in een hap
eten.
Alle mensen, zou het dat.incident
zijn?
„Ik moet het uitzoeken, zegt de kapi
tein. D'r zijn er nog méér bij betrok
ken".
„Doe het vooral rustig", raadde zijn
vrouw. „Maak je niet kwaad".
„Dat doe ik wèl" zei haar man strijd
lustig, „ik wil niet dat onze compie een
slechte naam krijgt".
„Ja maar vader", zei Ruth opeens, ,,u
bent geen goeie rechter".
„Zozo," haalde haar vader verbaasd
uit, en mag ik misschien weten waar
om?"
„Omdat u er meteen al van overtuigd
bent, dat ze het gedaan hebben".
„Natuurlijk. Zo'n man zuigt dat niet
luit m'n duim! Die komt met voor de
grap klagen".
„Had ie het zelf gezien?"
„Nee, de kelner".
Ruth herinnerde zich het miezerige
kelnertje dat haar zo lang had laten
wachten.
„En neemt u nou zó maar aan, dat
jongens van uw compie zoiets uithalen,
omdat zo'n kelner het zegt?"
De adjudant zat' met stomheid gesla
gen.
,yHoe kom je daar zo op?" vroeg hij
verbaasd.
„Nou, dat vind ik niks voor u", zei
Ruth diplomatiek. „Ik dacht dat u er
van uit zou gaan dat jongens van uw
compie zoiets niet deden, tenzij u de on
omstotelijke bewijzen had dat ze het
wel gedaan hadden".
Adjudant Ackermans staarde naar
buiten: hoe had deze dochter hem zo
gepeild? Waarom was hij nu eigenlijk
zo kwaad? Omdat het ging om jongens
van zijn compie. ZIJN compie. Daarop
duldde hij geen schandvlek. Moest hij de
eerste de beste geloven die ze beschul
digde?
„Je hebt gelijk, Ruth", erkende hij
met een voor hem ongewone nederig
heid. Hij zag Greet glimlachen. Ruth
was in dit opzicht en dochter van haar
moeder. Strikt rechtvaardig.
„Ik zal het uitzoeken", zei hij, „on
partijdig en onbevooroordeeld!"
„Nou", zei de adjudant tot Geert,
„neem een stoel en ga zitten. We moe
ten eens praten. Wat was daar nou in
„De Rustende Jager"?
Geert keek argwanend. Vanwaar de
ze weersomslag? Ging de Stip zoete
broodjes bakken? Ackermans voelde
het.
„Ik kom d'r rond voor uit", zei hij,
„ik liep vanmorgen te hard van stapel.
Maar ik vertik het, ik ga er niet zon
der meer van uit, omdat de een of an
der dat zegt, dat een vent van mijn
compie de beest uithangt. Laat jij maar
es horen hoe het volgens jou gebeurd
is".
Dat was mannentaal, vond Geert. Nu
konden ze praten.
Hij gaf, heel in 't kort, een lezing van
het gebeurde, en verzweeg zorgvuldig
de naam van het meisje. Daaraan had
hij zo zijn eigen plezier. De Stip moest
es weten dat het zijn eigen dochter was!
„En we hebben die consumpties zelf
betaald", zei hij, „dus schade had-ie er
niet van. En wat sluiten van de tent be
treft. .als er vaker zulke kerels ko
men, dan zien ze mij d'r niet meer. Wij
komen er altijd en er is nooit bonje,
maar als je zo'n stuk ongeluk ziet, zou
den je handen gaan jeuken".
„Jouw handen jeuken doorgaans iets
te gauw", stelde De Stip effen vast.
„Ik heb geen poot uitgestoken", ge
tuigde Geert.
De adjudant kon het zich wel inden
ken. Als je naar die knuisten keek, had
je al genoeg.
„De kapitein heeft me opgedragen dit
terdege uit te zoeken", zei hij. „Je kunt
gaan en je hoort er nog wel van".
Een kwartier later stond de dienst
plichtig soldaat Bot C. voor zijn bureau.
„Wat kom jij doen?" vroeg de adju
dant, nadat de noodzakelijke prelimina-
ria waren afgehandeld.
„U hebt zo net Geert op het matje ge
roepen adjudant", zei Kees, „maar u
had de verkeerde. U had mij moeten
hebben".
Haha, dacht Ackermans triomfantelijk,
het oude spreekwoord van de honing
en de azijn. Nu vloog de vlieg vanzelf
in 't web. Maar het feit dat de soldaat
Bot zijn kameraad er niet voor wilde
laten opdraaien, stemde hem milder.
Dat was geheel volgens zijn principes,
„nooit je drukken ten koste van een an
der". En dus zei hij rustig. „Vertel jij
je verhaal maar es".