De gezondste leven in het Texels museum robben van de Wadden Een tocht over het vogeleiland Vijf zeehonden in verwachting van gifvrije baby's TEXELtoerist 1973 pagina 15 Als de achteruitgang van de zeehondenstand in het huidige tempo doorgaat, zal het niet lang meer duren of er zitten in de bassins van het Texels Museum meer robben dan in de Neder landse Waddenzee. Het is een beangstigend verschijnsel, vooral als men beseft, dat het hier gaat om een symptoom van een vernietigings- golf, die heel wat meer leven overspoelt dan al leen de populaire zeehond. De snelle teruggang van het aantal zeehonden (van 1450 in 1968 tot minder dan 600 in september vorig jaar) heeft een complex van oorzaken. Het meest ingrijpend is wel de vergif tiging van de zeeorganismen door kwik en andere zware metalen alsmede de zogenaamde gechloreerde koolwaterstoffen zoals ddt, dieldrin, aldrin, heptachloor e.d. Het merendeel van dat spul is af komstig uit de Rijn en komt via IJsselmeer en het Noorzeekustwater de Waddenzee binnen. De hoeveelheid in het zeewater is zeer klein, maar hoopt zich op in de voedselketen. De micro-organismen, die het gif opnemen worden gegeten door b.v. garnalen, de garnalen door bepaalde kleinere vissen, de kleine vissen door grote vissen en de grote vissen door zee honden. Als zeehonden jarenlang deze vis hebben gegeten, hoopt zidh in hun lichaam zoveel vergif op dat zij er de nadelen van ondervinden. Ze worden zelf ziek of wat ingrijpender is voor de stand van de zeehonden ze ikunnen geen levende of gezonde jongen meer voortbrengen. De laaste jaren zijn in de Waddenzee massa's jonge zeehonden dood geboren, veel te vroeg geboren of geboren met afwijkingen aan het ze nuwgestel, waardoor zij snel ten gronde gingen. Voor zover de kadavers gevon den werden, werden ze voor onderzoek weggestuurd. Dat onderzoek is nog in volle gang. Wie een dode zeehond vindt, wordt verzocht hiervan het Texels Museum of het Staatsbosbeheer te De Koog in kennis te stellen. Gezonde jongen In het museumbassin worden sinds kort ook zeehonden geboren. Maar de robben, die hier het levenslicht aan schouwen zijn kerngezond. In 't (kunst matige) zeewater van hun verblijf zit geen kwik en de vis waarmee hun ouders sinds jaren zijn gevoerd, is ook luiver op de graat. Die vis wordt name lijk aangevoerd vanuit de Ierse Zee en daar is de vervuiling door zware meta len (nog) niet doorgedrongen. Dit jaar wordt in het museum een ongekend grote geboortegolf verwacht. Van de 22 robben zijn er namelijk vijf hoogzwan ger. Eind juni worden de baby's ver wacht. Om er een succes van te maken, is het nodig dat de zeehondenmoeders hun kinderen in alle rust kunnen baren en verzorgen. In vorige jaren mankeerde daar nogal (wat aan. Veel onrust ont stond bijvoorbeeld doordat de vrouw tjes, die de vreugde van het moeder schap niet deelachtig waren geworden, erg jaloers werden en daarvan luid ruchtig en plagerig blijk gaven. Nu wordt er echter voor gezorgd dat tijdig een groot Ikraambassin gereed komt, verdeeld in vijf 5-hoekige vakken. Het vogelhospitaal, een der trekpleisters van het museum, heeft ervoor moeten wijken. De Jan van Genten en zeekoeten hebben een ander plaatsje gekregen op het museumterrein en de meeuwen zijn verhuisd naar het duinpark (waar het hen overigens zo goed bevalt, dat ze daar zijn gaan broeden). Als het allemaal goed gaat, zal de robbenbevolking van het museum dus 27 dieren sterk worden. Dat is wel wat erg veel, vooral omdat zeehonden die per dag tientallen kilo's vis kunnen verslinden dure kostgangers zijn. Het zeehondenbassin van het Texels Museum trekt veel bekijks Vooral bij het voederen, als meerdere dieren uit puur enthousasme uit hun bassin kruipen, levert tafereeltjes op. die weinigen zich willen laten ontgaan. Directeur G. J. de Haan (die zijn 27 jaar uitsloven voor het museum onlangs beloond zag door zijn benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau) erkent, dat er straks wel een oplossing moet worden gevonden voor het zee hondenoverschot. Het meest voor de hand zou liggen de dieren uit te zetten in de Waddenzee om zodoende het aan tal robben aldaar wat op peil te bren gen, maar gezien de daar nu nog heer sende toestand, heeft dat niet veel zin Er zijn tekenen, die erop wijzen dat de gifaanvoer vanuit de Rijn in de komen de jaren zal verminderen. Als het milieu van de Waddenzee daardoor verbetert, kan men de zeehonden daar wel kwijt. Voorlopig echter denkt men aan zee gebied in het buitenland. De Duitse Waddenzee bijvoorbeeld heeft geen last van de vergiften (die overigens meren deels van Duitse industrieën aan de Rijn afkomstig zijn!) en de zeehonden stand is daar dan ook onaangetast ge bleven. Overigens is het denkbaar dat na verbetering van het milieu de Wad denzee ook zonder hulp zijn robben wel weer terugkrijgt. Er is namelijk een niet Gezicht op de Muy met zijn lepelaars, één van de fraaie landschapsdiorama's, die in het Texels Museum zijn te zien. onbelangrijke uitwisseling van dieren tussen de Duitse en de Nederlandse wadden. Erg hoopvol moet men nu ook weer niet zijn, want de Waddenzee wordt op nog tal van andere manieren bedreigd. Oplossing van het bevolkingspro bleem in de museumbassins is uiteraard het eenvoudigst door de mannelijke van de vrouwelijke dieren gescheiden te houden. In het nieuwe museum, het na- tuurrecreatiecentrum in de duinen bij paal 17, zullen de voorzieningen zodanig zijn, dat dit op eenvoudige wijze moge lijk is. Toch zal men ook daar de voort planting niet helemaal stoppen, al was het maar omdat het zo vertederend is voor het publiek dat toch al erg ge charmeerd is van de zeehonden. De Texelse robben genieten nationale faam, evenals het opvangcentrum voor moederloze zeehondjes. In dat opvang centrum zal dit jaar weinig te beleven, zijn. Directeur De Haan: „We verwach ten dat in het westelijke deel van de Nederlandse Waddenzee dit jaar prak tisch geen zeehonden meer levensvat baar worden geboren. Vorig jaar was het ook al sleoht. In het oostelijk deel is de toestand gunstiger. Maar de robben, die daar worden gevonden, gaan naar Pietersburen. Er is een afspraak, dat wij de westelijke robben verzorgen en Pietersburen de oostelijke". De robben zijn er mede oorzaak van dat het bezoek aan het Texels Museum de laatste jaren beangstigend is toege nomen. Vorig jaar werden in het mu seum meer dan 100.000 kaartjes ver kocht, een aantal waar menig „natio naal" museum jaloers op is. Vervolg van pagina 13 •angs het fietspad (verreweg het mooi ste), met de auto kiezen we de Postweg. het duin tussen de vuurtoren en De Koog ligt een drietal belangrijke na tuurgebieden, die in de broedtijd van de rogels door Staatsbosbeheer worden be waakt. Men kan er onder leiding van vogelwachters de vogels zien. De Krim is zowel landschappelijk als wat vogels betreft bijzonder interessant. Kier broeden o.a. zoals gezegd eidereen- uen. Verder treffen we er de overdag jagende velduil aan, bergeenden, de overal aanwezige scholeksters, allerlei weidevogels ook, wulpen, koekoeken (die op Texel hun eieren vooral in de nesten van de graspiepers leggen) en velerlei zangvogels. Daaronder is de ta- Ptot, een zandkleurig met grijze vogel, too in konijneholen broedt, tode Slufter broeden vooral plevier- 'Jos, kluten, scholeksters en leeuweriken *n graspiepers. In het noordelijke deel zitten meer vogels; visdiefjes, noordse ^ns, weidevogels enz. LEPELAARS Verder naar het zuiden vinden we het jnnmeer De Muy, een van de broed- 'aatsen van de lepelaars. Behalve die oldzaamheid kunnen we er talloze an- ■5e v°gels zien. Totaal broeden er in Muy en het omringende duin- en eidegebied zo'n vijftig soorten, waar- nder alerlei zangvogels, watervogels, weidevogels. Bijzondere soorten zijn de 'grauwe klauwier en de grauwe kieken dief, die beide echter zeldzaam zijn ge worden. Ook De Muy kan met een ex cursie van Staatsbosbeheer bezocht wor den. BOS EN HEI Het Texelse bos door de Texelaars ten onrechte de Dennen genoemd (er is meer variatie dan die naam suggereert) herbergt vele soorten vogels. De meeste soorten die je ook elders in het bos tegenkomt kun je er zien. Toch ont breken er wat van de elders heel gewo ne vogels, zoals de groene en grote bonte specht (deze heeft maar enkele keren op Texel gebroed), de glanskopmees, de boomklever (die zelfs nog nooit op Texel is gezien) en de goudvink. De staartmees heeft vorig jaar pas voor het eerst op Texel gebroed, maar zeer succesvol, zo dat er nu al meerdere paren zijn. Een bijzondere vogel die u in ieder geval moet zien is de houtsnip, die 's avonds en in de vroege nacht baltvluohten bo ven het bos houdt. Op een afstand hoor je een vreemd „bliep" geluid, als de vo gel dichtbij is blijkt hij ook nog een soort geknor te produceren. Meestal vin den deze baltsvluohten plaats rond open plekken in het bos. Vreemde geluiden maken ook de ransuilen, die in deze tijd jongen hebben. De ouden maken een zuchtend geluid, de jongen houden con tact met elkaar en hun ouders met een langgerekte piep. WESTERDUINEN De meeuwenkolonie noemen de Texe laars het gebied aan de linkerkant van het Westerslag. Daar broeden de zil vermeeuwen mannetje aan mannetje. Het bezoeken van de kolonie met een vogelwachter is geen pretje, maar wel om over naar huis te schrijven. Met een luid gekrijs storten de meeuwen zich in duikvlucht op de bezoekers die te dicht bij hun nesten of jongen komen. Geluk kig raken ze haast nooit iemand. Ang stig blijft het wel. In het duin broeden ook de stormmeeuwen, die wat kleiner zijn dan de zilvermeeuwen. BOLLEKAMER EN GEUL Verder naar het zuiden ligt de Bolle- kamer, een gebied dat ik al noemde. Dit grenst aan het waterleidinggebied van Texel, waar ook al heeft Texel nu een waterfabriek, nog steeds water uit ge pompt wordt. Daardoor kan de water stand in het duin sterk schommelen. Staat 's winters de duinvallei bij de Witteweg vaak helemaal blank, in het voorjaar is het al gauw een droge boel. Toch is het een rijk vogelgebied met o.a. bergeenden en velduilen. Na een wande ling door de Bollekamer langs de door Staatsbosbeheer aangegeven route ver volgen we onze weg. We gaan terug naar Den Hoorn en rijden richting de Mok. Als we het rooster in het hek over zijn gaan we rechtuit het duin over. Na enige tijd komen we bij de door Staats bosbeheer gebouwde uitkijkpost bij de Geul. In dit duinmeertje zitten allerlei eenden, gewone wilde eenden, winter talingen, kuifeenden, tafeleenden, mis schien krakeenden, pijlstaarten en slob eenden. Ook meerkoeten en waterhoen tjes zijn op de plas te zien. Misschien hoort u in het riet ook het tingelend ge luid van de baardmannetjes of baard- mezen, langstaartige mezen, die vooral in de nieuwe IJsselmeerpolders zeer veel voorkomen, maar wanneer het riet wordt afgebrand om het land in cultuur le brengen naar andere gebieden uitwij ken. Tijdens dergelijke „erupties" heb ben ze ook Texel bereikt. Dicht bij de Geul ligt de Mok, een „baai", die deels uit water, deels uit bij eb droogvallend wad en deels uit met zoutminnende planten begroeid terrein bestaat. Dit gebied is vooral interessant om de trekvogels die er pleisteren. Het zit er ook altijd vol met bergeenden. DE PETTEN Na een kijkje bij de Geul en de Mok gaan we terug richting Den Hoorn. Di- rekt nadat we het duin zijn overgere den en voor ons dit dorp zien, gaan we naar rechts, richting 't Horntje. Na en kele honderden meters komen we bij de Petten, een reservaatje van Natuurmo numenten, dat bestaat uit een ondiepe plas met enkele kleine eilandjes en wat weiland er omheen. Op de eilandjes en op het omringende land broeden vis diefjes en noordse sterns, maar vooral kokmeeuwen. Die visdiefjes en noordse sterns lijken sprekend op elkaar. Het enige duidelijke verschil zit in de kleur van de snavel. Van beide soorten is die rood, alleen bij de visdief zit er boven dien en zwarte punt aan. Overigens is de visdief veruit de meest voorkomende soort. In de Petten en het naburige Stoar, dat van de Nederlandse Vereni ging tot Bescherming van Vogels is, zien we ook weer kluten, die in deze tijd Van het jaar al jongen hebben. CERES We vervolgen onze weg richting 't Horntje. Zijn we op de fiets, dan kun nen we na 't Horntje de weg langs de dijk richting Oudeschild kiezen. Met de auto moeten we de Pontweg langs tot we kunnen afslaan, over de oude dijk, naar Texels havenplaats. Als we aan de Waddendijk komen vinden we rechts het „poldertje" Ceres, een klein natuur gebiedje, dat ontstaan is door het af snijden van een bocht in de dijk. In dit „poldertje" wilde men een hotel bou wen, maar de Kroon heeft beslist dat dit in verband met natuur- en landschaps- schoon (Ceres ligt dicht bij het Land schapsreservaat Hoge Berg) niet kan doorgaan. In Ceres vinden we bergeen den, er broedt een enkel bontbekplevder- tje en verder kunnen we er allerlei vo gels zien „pleisteren". Als we de weg vervolgen rijden we langs een sloot met steil afgeslagen kanten, waarin de oe verzwaluwen hun nestholen graven. Na enige tijd bereiken we Oudeschild en kunnen we onze „rondreis" als beëin digd beschouwen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1973 | | pagina 15