i> De „Texelaar" heeft gouden voetjes Eieren en konijnen Eijerland in 1837 deel 1 LANDBOUW en VEETEELT Ook voor „burgers en buitenlui" Wat er geweest is. A. Ploeg, Alkmaar, J. v.d. Ploeg, Texel, en A. Winta, Wieringen, winnen kaatswedstrijd op Texel itie Tweede blad Texelse Courant, vrijdag 14 september 1973 Omloi' ri'dnltfii- lan. rubriek voor- l De uitdrukking, dat het schaap „gott en voetjes" heeft is zeker niet door de facteur van deze rubriek uitgevon- en. Welke enthousiaste schapenhouder iervoor in het verleden verantwoorde- jk is geweest weet ik niet, maar iedere :hapenhouder kent de uitdrukking. Als gezegd wordt, dat 'het schaap gouden" voetjes heeft, denkt men aan e gunstige invloed, die het weiden van :hapen heeft op de kwaliteit van het rasland. Persoonlijk zijn we geneigd als men hierbij denkt aan een een- jdige beweiding met schapen een raagteken te plaatsen. We hebben niet e indruk, dat percelen grasland, die itsluitend worden gebruikt voor de e weiding met schapen zo best van waliteit zijn. Het komt ons voor, dat ie gunstige invloed van beweiding met :hapen vooral naar voren komt bij een edrijfsvoering, waarbij zowel koeien Is schapen worden gebruikt. In dat ge- al «kan men naar ik meen tot de hoog- tte veebezetting komen. <el ;do§ te Zeer goed uitkomsten van schapenhouderij Als ik in de kop van dit artikel spreek dag ver „gouden voetjes" van ons Texelse /esfe chaap, dan denk ik nu vooral aan de Eer goed financiële uitkomsten van de :hapenhouderij. We stellen ons voor, ^Jat een flink aantal lezers wat vreemd pk ijkt van het feit, dat deze constate- ring uit de pen van de redacteur van \f[ eze rubriek komt. In het verleden is in eze rubriek meermalen naar voren ge- racht, dat de financiële uitkomsten van schapenhouderij in het algemeen re chterblijven bij die van de melk vee- ouder ij. Vooral als men voor het feit lond om op een betrekkelijk kleine ppervlakte grond z'n brood te verdie- en, bleek, dat dit beter te bereiken ras met de melkveehouderij dan met schapenhouderij. We zijn echter van mening, dat de iatste tijd de financiële resultaten van schapenhouderij veel dichter bij die an de melkveehouderij zijn gekomen, lat is ook gebleken uit een tweetal ar- kelen, die we dit voorjaar schreven aar aanleiding van een verslag van het onsulentschap voor de Veehouderij te ilkmaar. We hebben toen geschreven, at de uitkomsten van de betere scha- enbedrijven dicht in de buurt kwamen an melkveebedrijven. Concrete cijfers van een Texels bedrijf Dezer dagen hadden we een gesprek et een Texelse veehouder, die naast en aantal melkkoeien ook een flink oppeltje sohapen houdt. Op het mo- lent van ons gesprek was het mogelijk m een overzicht te geven van de op- rengst van de schapenhouderij van dit lar. De veehouder had op dat moment I flp| 1-alles wat er van de schapenhouderij o on worden afgezet beëindigd. Hij kon us de balans opmaken. Vermelding verdient, dat op dit be- njf alleen de sohapen van twee jaar en uder aan de directe produktie deel- emen. De eenjarige schapen, of met ndere woorden de enterlingen brach- endri ?n geen lammeren. Verder is het beslist niet zo, dat het antal lammeren, dat per schaap werd rootgebracht abnormaal hoog is. Per /'aal mschaap bedraagt het aantal grootge- rervï rachte lammeren 1,6 stuks. Gaan we OEN °k bet aantal aanwezige enterlingen ls fokschaap rekenen, dan bedraagt het antal grootgebrachte lammeren maar 1,2 stuks per aanwezig fokschaap, verkeerde veronderstellingen te iebbi Kt SDA voorkomen, kunnen we verder nog mee delen, dat vier-vijfde gedeelte van de lammeren als marktlam werd verkocht of de bestemming als keurooi voor het eigen bedrijf kreeg. Eén vijfde gedeelte van de lammeren werd als fokooien of fok rammen aan andere schapenhouders verkocht. Het is dus beslist niet zo, dat hier sprake is van een uitgesproken fokbedrijf. Uit de cijfers, die de betref fende veehouder mij gaf, bleek, dat als het bedrag, dat ontvangen werd voor verkoop van lammeren, oude sohapen en wol bekeken werd ten opzichte van het aantal schapen de afzet zeer hoog was. Gaan we alleen de lamsohapen als fokdieren beschouwen, dan komen we aan een opbrengst van ƒ340,per dier. Het is juister om de eenjarige schapen en rammen als fokdieren aan te mer ken. In dat geval ligt de opbrengst per dier uiteraard lager. In dit geval komen we nl. tot een afzet van plm. ƒ260,per aanwezig fokschaap. Maar ook in dit geval kunnen we van een respectabele uitkomst spreken. Hoge hectare-opbrengst De gedachten over het aantal schapen, dat per bunder kan worden gehouden, verschillen nog altijd sterk. Zelfs bij er varen schapenhouders krijg je sterk uit eenlopende aantallen te horen. Optimis ten zijn van mening, dat het heel goed mogelijk is om 20 fokschapen per hec tare te houden. Anderen durven niet verder te gaan dan 15 fokdieren per bunder. Persoonlijk zijn we van mening, dat op een bedrijf met uitsluitend schapen een bezetting met 20 dieren per bunder wel aan de hoge kant is. Wat we hier voor al hebben opgemerkt ten aanzien van het op peil houden van de kwaliteit van het grasland geldt naar we menen ook voor de opbrengst van het grasland. Bij een combinatie van koeien en scha pen komen we tot de hoogste opbrengst. In dit geval is het naar we menen zeker verantwoord om uit te gaan van een aantal van 18 schapen per bunder. Hier van uitgaande en rekening houdende met een opbrengst van 260,per dier, zoals op het bedoelde bedrijf het geval was, komen we tot een bruto-opbrengst van meer dan viereneenhalfduizend gulden per bunder grasland. Ook al ben ik op het gebied van de schapenhouderij dan grotendeels een leek, meen ik toch wel te mogen vast stellen, dat in een dergelijk geval met recht kan worden gezegd, dat schapen „gouden voetjes" hebben. Vorig jaar maakte de redacteur van de Texelse Courant er mij op attent, dat de kop van de rubriek, waarin onze artikeltjes worden geplaatst niet juist is. Hij wees mij er op, dat onder het hoofd „Landbouw" ook de „Veeteelt" thuis hoort en dat een aanduiding „Landbouw en Veeteelt" er naast was. Eerlijk ge zegd was dit nooit tot mij doorgedron gen. Tot nu toe is de kop van onze ru briek dezelfde gebleven. Ik til er ook niet zwaar aan. Misschien zou het goed zijn om als de kop nog eens verandert, over te gaan op „Voor boeren, burgers en buitenlui". We hebben het nl. al eens meer naar voren gebracht. Telkens blijkt, dat het niet uitsluitend zuivere agrariërs zijn, die 'n blik in deze rubriek slaan. Het is voor mij een niet helemaal te verklaren zaak hoe ihet komt, dat een aantal Texe laars, die geen enkele band meer met de landbouw hebben, er zo nu en dan blijk van geven, dat ze bepaalde artikel tjes hebben gelezen en er ook nog iets van in „hun" laadje hebben gelegd. Het gazon Een telefoontje. Aan de andere kant van de lijn een Texelse zakenman. Voor zover ik weet bestaat z'n enige contact met de landbouw in het feit, dat in zijn zaken een produkt van de akkerbouw gebruikt wordt voor het bereiden van een deel van het dagelijks voedsel van een flink aantal Texelaars. Hij vertelt me, dat hij de artikeltjes in onze rubriek regelmatig leest. Daarbij is hem opgevallen, dat de laatste tijd een paar maal is gewezen op het belang van een goede kali-voorziening voor een goede grasgroei. Over de toestand van z'n grasveld is hij maar matig tevreden en de gedachte is bij hem opgekomen, dat kaligebrek de oorzaak is. We kunnen U vertellen, dat er regel matig vragen bij ons binnen komen over de mogelijkheden om het gazon te ver beteren. De ene keer wordt er geklaagd over het voorkomen van veel mos. Wat is de oorzaak en hoe raak ik het weer kwijt? Anderen zien het gras steeds minder worden en daarvoor klaver of onkruiden in de plaats komen. Hoe ko men de daarvan af In heel wat ge vallen komen er in het gazon plekken voor, waar helemaal niets groeit. Hoe krijgen we de zaak weer vol Geen gemakkelijke zaak Hoewel het hier over „kleine zaken" gaat is het beslist niet zo, dat dergelijke vragen voor een oud-landbouwvoorlich- ter een „kleinigheidje" zijn. Het is niet zo eenvoudig om een „versleten" gazon weer in een nieuw pakje te steken. Het is nl. beslist niet zo, dat voor een bepaalde afwijking gemakkelijk de oor zaak kan worden afgewezen. Zo kan het voorkomen van mos in een grasveld op diverse gebreken van de groeiplaats wij zen. De algemene bemestingstoestand kan onvoldoende zijn, maar het is ook niet onmogelijk, dat er alleen een tekort aan kalk is. Is het grasveld onvoldoende ontwaterd, dan kan mos de kans krijgen om zich uit te breiden ten koste van het gras. Maar ook grond, die gemakkelijk verdroogt, geeft aan mos een voor sprong boven het gras. Wat voor de groei van mos geldt is ook van toepassing voor het voorkomen van andere onkruiden en het ontstaan van kale plekken. In de strijd van een cultuurgewas tegen onkruiden winnen de laatste het altijd als er voor de groei van het gras ongunstige omstandighe den aanwezig zijn. Wat die ongunstige omstandigheden betreft zijn we van mening, dat dit er vooral drie zijn. Als eerste noemen we een onvoldoende organische bemesting. Vooral bij de aanleg van een gazon is het van belang, dat er organische mest stoffen worden gebruikt. Dit kan ge wone stalmest, champignonmest of een of andere compostsoort zijn. Het is ge wenst om van deze meststoffen bij de aanleg een flinke hoeveelheid te ge bruiken. Ook in latere jaren kan het van belang zijn in de winter nog eens goed verteerde stalmest of compost te geven. Een kalkarme grond geeft heel ge makkelijk aanleiding tot achteruitgang van de gezaaide grassen en het gaan overheersen van „natuurgrassen" als bijvoorbeeld witbol en van onkruiden. Het is daarom zaak om er bij de aanleg van het gazon voor te zorgen, dat de kalktoestand in orde is. Als derde willen we noemen het be lang van een goede zaaitijd. Vooral op drogere gronden is inzaai in de nazomer verre te verkiezen boven inzaai in het voorjaar. Op de zeer droge gronden zou den we zelfs willen pleiten voor inzaai in het laatst van september of begin dktobei. Bij een goede aanslag van het gras krijgt het onkruid geen kans om zich direct te vestigen. De eerste klap is hier met recht een daalder waard. Uiteraard is ook een regelmatige be mesting met een mengmeststof, die zo wel stikstof, fosfaat en kali bevat, op z'n plaats. We zijn echter van mening, dat bij klachten over het gazon de oor zaak eerder gezocht moet worden in een gebrek aan organische stoffen en kalk dan aan een tekort aan stikstof, fosfaat en kali. Tenslotte Het „repareren van een versleten gazon is een zeer moeilijke, om niet te zeggen onmogelijke zaak. We zijn er van overtuigd, dat het „zwart" maken van het grasveldje voor zeer veel „bur gers en buitenlui" een zeer ingrijpende zaak is. Toch zal er als men prijs stelt op een goed en onkruidvrij gazon in veel gevallen niets anders opzitten. LANDBOUW EN VEETEELT Een wijs man heeft in het verre ver leden gezegd, dat er „niets nieuws on der de zon is"t „Wat er geweest is, dat zal er zijn", zegt deze wijze. Ik moest daaraan denken toen in de 1 a ndbouwvakbl ad e n dezer dagen een artikel verscheen, waarin de suggestie werd gedaan, dat in bepaalde omstan digheden de zg. „standweiden" voorde len zouden hebben boven het systeem van rantsoenbeweiding en het omwei- dën. Voor een goed begrip deel dtk mee, dat bij „stand weaJden" wordt gedacht aan een methode van beweiding, waarbij de dieren 'het hele seizoen op dezelfde wei den blijven lopen. Als oud-landbouwvoorlichter wordt je door zo'n bericht wel getroffen. In je hele diensttijd heb je gepropageerd, dat het omweiden grote voordelen geeft bo ven het „standweiden". En als het dan <zo ver is, dat je het gevoel hebt gekre gen, dat iedere veehouder overtuigd is geworden van het voordeel van het om- wedden komen er onderzoekers vertel len, dat in heel wat gevallen 't „stand weiden" te prefereren ds. De motivering Het zg. omweiden zou in veel geval len aanleiding geven tot onrust onder de dieren. Al heel kort na het inscharen dn een bepaald perceel kijken de dieren al «weer uit naar een nieuw perceel. Dan is er volgens de betreffende on derzoekers bij het, omweiden het na deel, dat de dieren in de loop van het aantal dagen, dat ze op een perceel lo pen verschillende kwaliteiten gras krij gen. De eerste dagen is er royaal gras van prima kwaliteit beschikbaar, maar na een paar dagen daalt de hoeveelheid en de kwaliteit. Dit zou het nodig ma ken om de aanvulling met krachtvoer in de loop van de beweidingstijd op één perceel te variëren. In de praktijk gebeurt dit niet. Een volgend motief is, dat „gras uit gras groeit" Direkt na het maaien of kort afweiden van een perceel heeft het gras weer enkele dagen nodig om „op stoot te komen". Bij de methode van standweiden zou het gras nooit kort af geweid worden en zou er daardoor geen stagnatie in de groei optreden. Enkele voorwaarden De betreffende onderzoekers zijn van mening, dat het systeem van standwei den vooral in aanmerking komt op be drijven met meer dan 25 melkkoeien. Voor kleinere koppels adht men het minder goed uitvoerbaar. Daar er uiteraard ook wintervoer moet worden gewonnen en de groei van het gras in het voorjaar het grootst is moet aan het begin van de weideperio- de een oppervlakte worden gereser veerd voor de zg. winning van kuilgras en hooi. Al naar gelang van de zwaarte van de veebezetting zou er daarom in het voorjaar 40 - 60% van het grasland buiten de beweiding moeten blijven. Na het winnen van de nodige hoeveelheid kuilgras en hooi krijgen de koeien al het aanwezige grasland tot hun be schikking. Bij het omweidsysteem wordt de rust periode van een perceel meestal ge bruikt om een stikstofbemesting te ge ven. Die rustperiode is er bij het stand weiden niet. Dat betekent niet, dat de A. Ploeg nieuwe houder koningswisselprijs Zaterdagmiddag werd weer de geza menlijke kaatswedstrijd Texel, Alk maar, Den Helder en Wieringen gehou den op de speelweide in Den Burg. Het was prachtig nazomerweer, bijna te mooi, want de achterperkspelers ston den voor de taak de hoge ballen uit hun gebied te verwijderen. Geen wonder dat de opslagers hier menig puntje verza meld hebben, alhoewel de perkspelers over de gehele linie genomen het perk aardig „schoon" wisten te houden. De finale was een bijzonder spannende aangelegenheid. Niemand had eraan ge twijfeld dat L. v. d. Zee, J. Hylkema en R. Schiphorst deze bereikten. Dit par tuur was zelfs getipt voor de eindzege. Dat de bal rond is en vreemd kan stui ten ondervonden ze echter tegen het solide (trio A. Ploeg, J. v. d. Ploeg en A. Winia. Al gauw keken de laatsten tegen een achterstand aan van 1 om 4. Dat ze uit het goede kaatshout gesneden zijn bewezen ze door deze stand om te bui gen via 44 in 5 om 4. Even kwamen ze nog in gevaar door enkele poedels, maar dezelfde fouten werden ook ge maakt door hun opponenten. Bij de stand 64 en een goede kaats konden R. Schiphof en J. Hylkema de meester lijk opgeslagen bal van A. Ploeg niet voldoende verwerken en mochten ze de kleedkamer opzoeken. De verliezers- ronde werd gewonnen door A. de Haan, Texel, A. de Jong en D. Wiersma, Wie ringen via de standen 55 en 62; 54 en 64, resp. tegen de trio's H. Born, Alkmaar, C. Hofstra, Den Helder en A. Sijtsma, Texel; J. Wiersma, B. Smits, Texel en A. Wijbenga, Alkmaar. Met algemene stemmen werd A. Ploeg uit de kaasstad aangewezen als de nieu we houder van de fraaie wisselpnjs, die nu het herdenkingsfeest van de Aik- maarse victorie nog wat meer luister bij kan zetten. Uitslag: 1. A. Ploeg, Alkmaar; J. v. d. Ploeg, Texel; A. Wynia, Den Helder. 2. L. v. d. Zee, J. Hylkema, R. Schip hof. V erliezersronde 1. A, de Jong, Wieringen; D. Wiers ma, Wieringen; A. de Haan, Texel. 2. J. Wiersma, Texel; A. Wybinga, Al'kmaar; B. Smits, Texel. stikstofbemesting dan -ook achterwege wordt gelaten. In de gevallen, die beschreven wor den, wodrt een hoeveelheid van 300 kg tot 400 kg zuivere stikstof per bunder gegeven. Dit wordt bereikt door „tus sen de koeien" regelmatig een lichte stikstofbemesting van zo'n 40 kg zuive re stikstof iper «bunder te geven. De resultaten Het is beslist niet zo, dat de redac teur van deze rubriek nu één, twee, drie z'n hele voorlichting op dit ge bied overboord gooit. Het is edht niet zo, dat we van mening zijn, dat ieder een, die meer dan 25 melkkoeien heeft nu op slag op het systeem van de stand- weiden moet overstappen. We vonden het echter de moeite waard dit verhaal aan u door te geven omdat de cijfers over de zetmeelwaar- de-opbrengsten, die op deze wijze van hetgrasland werden gehaald zodanig zijn, dat ze de aandacht verdienen. Opbrengsten van zo'n 5.000 'kg zet- meelwaarde per bunder grasland, die op de betreffende bedrijven werden verkregen zijn werkelijk niet „alle daags". Ze zijn aantrekkelijk genoeg om aan deze zaak aandacht te blijven schenken. 1. Na de geweldige en langdurige vlogen, gevolgen der Fransche om wenteling in het laatst der vorige eeuw, eeft Europa nu meer dan twintig ja- •n lang eenen algemeenen vrede mo- en genieten, slechts hier en daar, in afgelegener oorden van dat wereld- '1, door afzonderlijke krijgsvoeringen estoord Door dezen staat van rust, en °or het bijna te boven komen van al- =meene krankheden, die vroeger zulk Enen moorddadigen invloed op de be- alking oefenden, (thans, helaas, schoon mindere mate, door de noodlottige holera vervangen) is de volkrijkheid, "jkens de statistieke opgaven uit alle "den, toegenomen op eene wijze, wel- - men inderdaad schrikwekkend zou 'oeten noemen, zoo niet de verhuizing ter andere wereldstreken voor dien '"ervloed eenen weldadigen uitweg *nde. Gelukkig echter het land, dat, tor inwendige verbetering zijner re önden, aan dien volksovervloed, op :n vaderlandschen bodem zeiven, euwe woonplaatsen kan aanbieden en Euwe bronnen van bestaan kan ope- •n; dat niet genoodzaakt is, als 't wa- i door eigene bloedaftapping den aan- 35 zijner krachten te keer te gaan! Dit •nkbeeld was een der gene, die het !1|rijke plan der Koloniën van Welda- gheid deden vormen, en de oplettend- 1(J vestigden op het ontginnen en khtbaar maken van andere woeste teken, welke Noord-Nederland, zelfs de nabijheid van deszelfs sterkst be ukte steden, bevat. Eene onderne- Tiab ming van dezen aard was ook de bedij king van het Eijerland in 1835. Onge twijfeld zal het onzen lezeren niet on gevallig zijn, wanneer wij, door eene kundige hand daartoe in staat gesteld, hier eenige nadere bijzonderheden om trent deze merkwaardige bedijking en ontginning laten volgen. Eijerland maakt met Texel, waaraan het gehecht is, het grootste der keten eilanden uit, welke zich van den noor- delijke hoek van Holland tot naar den mond der Elve uitstrekken, en de over blijfsels vormen van den doorgaanden duinzoom, die in vroegere tijden ook aan onze noordkust de binnenlanden gedekt heeft. Het werd Eijerland ge- heeten, naar de veelvuldige eijeren, vooral van zeemeeuwen, welke hier jaarlijks in de maand Mei gevonden werden, en welker inzameling, aan de daartoe geregtigden, tot den 24sten Junij vrijstond. Vroeger bestond het Eijerland uit de van ouds bekende Duinkom, gevormd door diluvische of oorspronkelijke gronden, (waarop het «geheel op zichzelf staande Eijerlands- huis gevonden wordt) en het tusschen dit Eijerland en Texel gelegene Buiten- veld, een' alluvium of aangespoelden grond. Dit buitenveld was zaamgesteld uit begroesde kweldergronden en onbe- groesde zandvlakten, uit welke laatsten zich oostwaarts eene menigte natuurlij ke kreken (hier ook zwennen en sluf ter» genaamd) ontlasteden, waarvan de Roggesloot, de noordelijkste, en de Hoogezandskil, de zuidelijkste, de voor naamste waren. Tot vóór ruim twee eeuwen spoelde het water uit de Noordzee, bij spring en stormvloeden, over deze door de zee verhoogde tusschenvlakte, naar den boezem van de Zuiderzee; doch in de jaren 1629 en 1630 werd Oud-Eijer- land, door het leggen van eenen zand dijk over gemelde vlakte, met Texel vereenigd; welke nog als Zanddijk be kende zanddam zich thans als eene ke ten duinen voordoet, die, 10 20, enke le 25 ellen hoog, in eene regte lijn voortloopen, van Maikeduin {ten noor den der Koogerduinen) tot voorbij Zanddijkshuis aan Oosterduin, eene lengte van ongeveer 4700 ellen. Hoe hoog men oorspronkelij den zanddijk gemaakt mag hebben, is ons niet be kend; doch zijne tegenwoordige hoogte heeft hij door natuurlijke opstuiving en kunstmatige helmbeplanting bekomen, hetwelk nog jaarlijks, van wege de provincie, met zorg wordt onderhou den. Eijerland (onder welke benaming men thans zoo wel het voormalige Bui tenveld als Oud-Eijerland verstaat) grenst ten noorden aan het Eijerland- sahe gait (waardoor hetzelve van het eiland Vlieland gescheiden wordt), ten oosten aan de laagwaterlijn (tot langs de palen van den noorderdijk van Texel), ten zuiden aan de limietpalen (langs den Ruigendijk, die vroeger de polders Oosterend, Waal en Burg, als mede het Koogerveld, voor overstroo ming beveiligde), en ten westen aan de Noordzee. Dit geheele Eijerland, met duinen, stranden en aanwas, heeft eene opper vlakte van 8000 bunders, zijnde het 2/5 gedeelte van het eiland, welks noorder uiteinde het vormt. Van deze uitge strektheid behoorden de westelijke en noordelijke duinen en stranden, ter grootte van 2200 bunders, aan de pro vincie NoordJhölland; de overige, zijnde dominiale gronden, welke door genom- merde palen begrensd waren, hadden, volgens den kadastralen legger, eene oppervlakte van 5800 bunders, waarvan 2565 bunders kwelderlanden waren, die als weide gebruikt werden. Vroeger werden deze kweldergron den met derzelver oostelijke stikken en aanwassen door het Domeinbestuur verpacht, in drie percelen, door de per manente Commissie van het Amortisa- tie-syndikaat gedaan, had plaats op den 24sten Januarij 1833. De percelen wa ren: a. Eijerlandsihuis, mt binnengron den, duinen en een gedeelte van het Buitenveld, groot bij raming 180 bun ders; b. Zanddijkshuis, grenzende aan perceel a, van af den zwarten paal in de oosterduinen langs de groote zwen naar Woltherduin, en ten zuiden aan perceel a, bij paal b onder den zand dijk, bij raming groot 2022 bunders; c. Kwelderbeek, hetwelk ten noorden grensde aan «paal b en de scheidzwen (liggende ten noorden de oosterbollen of directiekeet), ten zuiden aan de pa len bij den Ruigendijk en paal 12 bij kwelder Maikeduin. (Dirkje Maikeduin en de vallei, Nederlanden genaamd, als ongans beschouwd, werden afzonderlijk gebruikt, vermits het bij Art. 32 der voorwaarden van verpachting bepaald was, dat de Koogerduinen, slufterbol- len enz. alleen met getuurde schapen en geen ander vee geweid mogten wor den). Dit derde perceel Kwelderbeek was 1363 bunder groot. De gezamenlijke 3565 bunders land werden voor den tijd van zes achter eenvolgende jaren verpacht, en wel het perceel Eijerlandshuis voor ƒ980de pachter hield er, gedurende het laatste jaar zijner pacht, 220 schapen, 35 run deren en 7 paarden, welke laatsten tot het binnenrijden van het hooi en ten dienste der strandvonderij gebruikt werden. Het perceel Zanddijkshuis, met Zanddijksboe aan de noordzijde van de Roggesloot, en een herdershutje bij de Doodemansbollen ten zuiden van de Roggesloot, bragt ƒ1340 aan pacht op; er werden 800 schapen, een paar paar den en melkwoeijen, jong vee enz. ge houden. De pachtprijs van Kwelder beek, met een herdershuisje op de oos terbollen aan de slufter van dien naam, was ƒ2140; de hoeveelheid van het hier geöroudene vee was 1250 sdhapen, 5 a 6 paarden en 20 stuks runderen. Het toenmalige personeel dezer drie pacht hoeven, met twee herdershuishoudin gen, bestond uit 20 a 25 personen. De vijf huishoudingen vonden hun middel van bestaan in de schapenfokkerij, het rapen van eijeren, het vangen van ko nijnen (hoezeer de eigenlijke uitsluiten de duinmaaijerij, overeenkomstig Ko ninklijk besluit van 1 Aug. 1825, afge schaft was) en de strandvonderij. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1973 | | pagina 5