i>
De „Texelaar" heeft
gouden voetjes
Eieren en konijnen
Eijerland in 1837
deel 1
LANDBOUW en VEETEELT
Ook voor „burgers en
buitenlui"
Wat
er geweest is.
A. Ploeg, Alkmaar,
J. v.d. Ploeg, Texel, en
A. Winta, Wieringen, winnen
kaatswedstrijd op Texel
itie
Tweede blad Texelse Courant, vrijdag 14 september 1973
Omloi' ri'dnltfii-
lan.
rubriek voor- l
De uitdrukking, dat het schaap „gott
en voetjes" heeft is zeker niet door de
facteur van deze rubriek uitgevon-
en. Welke enthousiaste schapenhouder
iervoor in het verleden verantwoorde-
jk is geweest weet ik niet, maar iedere
:hapenhouder kent de uitdrukking.
Als gezegd wordt, dat 'het schaap
gouden" voetjes heeft, denkt men aan
e gunstige invloed, die het weiden van
:hapen heeft op de kwaliteit van het
rasland. Persoonlijk zijn we geneigd
als men hierbij denkt aan een een-
jdige beweiding met schapen een
raagteken te plaatsen. We hebben niet
e indruk, dat percelen grasland, die
itsluitend worden gebruikt voor de
e weiding met schapen zo best van
waliteit zijn. Het komt ons voor, dat
ie gunstige invloed van beweiding met
:hapen vooral naar voren komt bij een
edrijfsvoering, waarbij zowel koeien
Is schapen worden gebruikt. In dat ge-
al «kan men naar ik meen tot de hoog-
tte veebezetting komen.
<el
;do§
te
Zeer goed uitkomsten
van schapenhouderij
Als ik in de kop van dit artikel spreek
dag ver „gouden voetjes" van ons Texelse
/esfe chaap, dan denk ik nu vooral aan de
Eer goed financiële uitkomsten van de
:hapenhouderij. We stellen ons voor,
^Jat een flink aantal lezers wat vreemd
pk ijkt van het feit, dat deze constate-
ring uit de pen van de redacteur van
\f[ eze rubriek komt. In het verleden is in
eze rubriek meermalen naar voren ge-
racht, dat de financiële uitkomsten van
schapenhouderij in het algemeen
re chterblijven bij die van de melk vee-
ouder ij. Vooral als men voor het feit
lond om op een betrekkelijk kleine
ppervlakte grond z'n brood te verdie-
en, bleek, dat dit beter te bereiken
ras met de melkveehouderij dan met
schapenhouderij.
We zijn echter van mening, dat de
iatste tijd de financiële resultaten van
schapenhouderij veel dichter bij die
an de melkveehouderij zijn gekomen,
lat is ook gebleken uit een tweetal ar-
kelen, die we dit voorjaar schreven
aar aanleiding van een verslag van het
onsulentschap voor de Veehouderij te
ilkmaar. We hebben toen geschreven,
at de uitkomsten van de betere scha-
enbedrijven dicht in de buurt kwamen
an melkveebedrijven.
Concrete cijfers van een
Texels bedrijf
Dezer dagen hadden we een gesprek
et een Texelse veehouder, die naast
en aantal melkkoeien ook een flink
oppeltje sohapen houdt. Op het mo-
lent van ons gesprek was het mogelijk
m een overzicht te geven van de op-
rengst van de schapenhouderij van dit
lar. De veehouder had op dat moment
I flp| 1-alles wat er van de schapenhouderij
o on worden afgezet beëindigd. Hij kon
us de balans opmaken.
Vermelding verdient, dat op dit be-
njf alleen de sohapen van twee jaar en
uder aan de directe produktie deel-
emen. De eenjarige schapen, of met
ndere woorden de enterlingen brach-
endri ?n geen lammeren.
Verder is het beslist niet zo, dat het
antal lammeren, dat per schaap werd
rootgebracht abnormaal hoog is. Per
/'aal mschaap bedraagt het aantal grootge-
rervï rachte lammeren 1,6 stuks. Gaan we
OEN °k bet aantal aanwezige enterlingen
ls fokschaap rekenen, dan bedraagt het
antal grootgebrachte lammeren maar
1,2 stuks per aanwezig fokschaap,
verkeerde veronderstellingen te
iebbi
Kt
SDA
voorkomen, kunnen we verder nog mee
delen, dat vier-vijfde gedeelte van de
lammeren als marktlam werd verkocht
of de bestemming als keurooi voor het
eigen bedrijf kreeg. Eén vijfde gedeelte
van de lammeren werd als fokooien of
fok rammen aan andere schapenhouders
verkocht. Het is dus beslist niet zo, dat
hier sprake is van een uitgesproken
fokbedrijf. Uit de cijfers, die de betref
fende veehouder mij gaf, bleek, dat als
het bedrag, dat ontvangen werd voor
verkoop van lammeren, oude sohapen
en wol bekeken werd ten opzichte van
het aantal schapen de afzet zeer hoog
was. Gaan we alleen de lamsohapen als
fokdieren beschouwen, dan komen we
aan een opbrengst van ƒ340,per dier.
Het is juister om de eenjarige schapen
en rammen als fokdieren aan te mer
ken. In dat geval ligt de opbrengst per
dier uiteraard lager. In dit geval komen
we nl. tot een afzet van plm. ƒ260,per
aanwezig fokschaap. Maar ook in dit
geval kunnen we van een respectabele
uitkomst spreken.
Hoge hectare-opbrengst
De gedachten over het aantal schapen,
dat per bunder kan worden gehouden,
verschillen nog altijd sterk. Zelfs bij er
varen schapenhouders krijg je sterk uit
eenlopende aantallen te horen. Optimis
ten zijn van mening, dat het heel goed
mogelijk is om 20 fokschapen per hec
tare te houden. Anderen durven niet
verder te gaan dan 15 fokdieren per
bunder.
Persoonlijk zijn we van mening, dat
op een bedrijf met uitsluitend schapen
een bezetting met 20 dieren per bunder
wel aan de hoge kant is. Wat we hier
voor al hebben opgemerkt ten aanzien
van het op peil houden van de kwaliteit
van het grasland geldt naar we menen
ook voor de opbrengst van het grasland.
Bij een combinatie van koeien en scha
pen komen we tot de hoogste opbrengst.
In dit geval is het naar we menen zeker
verantwoord om uit te gaan van een
aantal van 18 schapen per bunder. Hier
van uitgaande en rekening houdende
met een opbrengst van 260,per dier,
zoals op het bedoelde bedrijf het geval
was, komen we tot een bruto-opbrengst
van meer dan viereneenhalfduizend
gulden per bunder grasland.
Ook al ben ik op het gebied van de
schapenhouderij dan grotendeels een
leek, meen ik toch wel te mogen vast
stellen, dat in een dergelijk geval met
recht kan worden gezegd, dat schapen
„gouden voetjes" hebben.
Vorig jaar maakte de redacteur van
de Texelse Courant er mij op attent,
dat de kop van de rubriek, waarin onze
artikeltjes worden geplaatst niet juist is.
Hij wees mij er op, dat onder het hoofd
„Landbouw" ook de „Veeteelt" thuis
hoort en dat een aanduiding „Landbouw
en Veeteelt" er naast was. Eerlijk ge
zegd was dit nooit tot mij doorgedron
gen. Tot nu toe is de kop van onze ru
briek dezelfde gebleven. Ik til er ook
niet zwaar aan. Misschien zou het goed
zijn om als de kop nog eens verandert,
over te gaan op „Voor boeren, burgers
en buitenlui".
We hebben het nl. al eens meer naar
voren gebracht. Telkens blijkt, dat het
niet uitsluitend zuivere agrariërs zijn,
die 'n blik in deze rubriek slaan. Het is
voor mij een niet helemaal te verklaren
zaak hoe ihet komt, dat een aantal Texe
laars, die geen enkele band meer met
de landbouw hebben, er zo nu en dan
blijk van geven, dat ze bepaalde artikel
tjes hebben gelezen en er ook nog iets
van in „hun" laadje hebben gelegd.
Het gazon
Een telefoontje. Aan de andere kant
van de lijn een Texelse zakenman. Voor
zover ik weet bestaat z'n enige contact
met de landbouw in het feit, dat in zijn
zaken een produkt van de akkerbouw
gebruikt wordt voor het bereiden van
een deel van het dagelijks voedsel van
een flink aantal Texelaars.
Hij vertelt me, dat hij de artikeltjes in
onze rubriek regelmatig leest. Daarbij is
hem opgevallen, dat de laatste tijd een
paar maal is gewezen op het belang van
een goede kali-voorziening voor een
goede grasgroei. Over de toestand van
z'n grasveld is hij maar matig tevreden
en de gedachte is bij hem opgekomen,
dat kaligebrek de oorzaak is.
We kunnen U vertellen, dat er regel
matig vragen bij ons binnen komen over
de mogelijkheden om het gazon te ver
beteren. De ene keer wordt er geklaagd
over het voorkomen van veel mos. Wat
is de oorzaak en hoe raak ik het weer
kwijt? Anderen zien het gras steeds
minder worden en daarvoor klaver of
onkruiden in de plaats komen. Hoe ko
men de daarvan af In heel wat ge
vallen komen er in het gazon plekken
voor, waar helemaal niets groeit. Hoe
krijgen we de zaak weer vol
Geen gemakkelijke zaak
Hoewel het hier over „kleine zaken"
gaat is het beslist niet zo, dat dergelijke
vragen voor een oud-landbouwvoorlich-
ter een „kleinigheidje" zijn. Het is niet
zo eenvoudig om een „versleten" gazon
weer in een nieuw pakje te steken.
Het is nl. beslist niet zo, dat voor een
bepaalde afwijking gemakkelijk de oor
zaak kan worden afgewezen. Zo kan het
voorkomen van mos in een grasveld op
diverse gebreken van de groeiplaats wij
zen. De algemene bemestingstoestand
kan onvoldoende zijn, maar het is ook
niet onmogelijk, dat er alleen een tekort
aan kalk is. Is het grasveld onvoldoende
ontwaterd, dan kan mos de kans krijgen
om zich uit te breiden ten koste van het
gras. Maar ook grond, die gemakkelijk
verdroogt, geeft aan mos een voor
sprong boven het gras.
Wat voor de groei van mos geldt is
ook van toepassing voor het voorkomen
van andere onkruiden en het ontstaan
van kale plekken. In de strijd van een
cultuurgewas tegen onkruiden winnen
de laatste het altijd als er voor de groei
van het gras ongunstige omstandighe
den aanwezig zijn.
Wat die ongunstige omstandigheden
betreft zijn we van mening, dat dit er
vooral drie zijn. Als eerste noemen we
een onvoldoende organische bemesting.
Vooral bij de aanleg van een gazon is
het van belang, dat er organische mest
stoffen worden gebruikt. Dit kan ge
wone stalmest, champignonmest of een
of andere compostsoort zijn. Het is ge
wenst om van deze meststoffen bij de
aanleg een flinke hoeveelheid te ge
bruiken. Ook in latere jaren kan het
van belang zijn in de winter nog eens
goed verteerde stalmest of compost te
geven.
Een kalkarme grond geeft heel ge
makkelijk aanleiding tot achteruitgang
van de gezaaide grassen en het gaan
overheersen van „natuurgrassen" als
bijvoorbeeld witbol en van onkruiden.
Het is daarom zaak om er bij de aanleg
van het gazon voor te zorgen, dat de
kalktoestand in orde is.
Als derde willen we noemen het be
lang van een goede zaaitijd. Vooral op
drogere gronden is inzaai in de nazomer
verre te verkiezen boven inzaai in het
voorjaar. Op de zeer droge gronden zou
den we zelfs willen pleiten voor inzaai
in het laatst van september of begin
dktobei. Bij een goede aanslag van het
gras krijgt het onkruid geen kans om
zich direct te vestigen. De eerste klap
is hier met recht een daalder waard.
Uiteraard is ook een regelmatige be
mesting met een mengmeststof, die zo
wel stikstof, fosfaat en kali bevat, op
z'n plaats. We zijn echter van mening,
dat bij klachten over het gazon de oor
zaak eerder gezocht moet worden in een
gebrek aan organische stoffen en kalk
dan aan een tekort aan stikstof, fosfaat
en kali.
Tenslotte
Het „repareren van een versleten
gazon is een zeer moeilijke, om niet te
zeggen onmogelijke zaak. We zijn er
van overtuigd, dat het „zwart" maken
van het grasveldje voor zeer veel „bur
gers en buitenlui" een zeer ingrijpende
zaak is. Toch zal er als men prijs stelt
op een goed en onkruidvrij gazon in veel
gevallen niets anders opzitten.
LANDBOUW EN VEETEELT
Een wijs man heeft in het verre ver
leden gezegd, dat er „niets nieuws on
der de zon is"t „Wat er geweest is, dat
zal er zijn", zegt deze wijze.
Ik moest daaraan denken toen in de
1 a ndbouwvakbl ad e n dezer dagen een
artikel verscheen, waarin de suggestie
werd gedaan, dat in bepaalde omstan
digheden de zg. „standweiden" voorde
len zouden hebben boven het systeem
van rantsoenbeweiding en het omwei-
dën.
Voor een goed begrip deel dtk mee, dat
bij „stand weaJden" wordt gedacht aan
een methode van beweiding, waarbij de
dieren 'het hele seizoen op dezelfde wei
den blijven lopen.
Als oud-landbouwvoorlichter wordt
je door zo'n bericht wel getroffen. In je
hele diensttijd heb je gepropageerd, dat
het omweiden grote voordelen geeft bo
ven het „standweiden". En als het dan
<zo ver is, dat je het gevoel hebt gekre
gen, dat iedere veehouder overtuigd is
geworden van het voordeel van het om-
wedden komen er onderzoekers vertel
len, dat in heel wat gevallen 't „stand
weiden" te prefereren ds.
De motivering
Het zg. omweiden zou in veel geval
len aanleiding geven tot onrust onder
de dieren. Al heel kort na het inscharen
dn een bepaald perceel kijken de dieren
al «weer uit naar een nieuw perceel.
Dan is er volgens de betreffende on
derzoekers bij het, omweiden het na
deel, dat de dieren in de loop van het
aantal dagen, dat ze op een perceel lo
pen verschillende kwaliteiten gras krij
gen. De eerste dagen is er royaal gras
van prima kwaliteit beschikbaar, maar
na een paar dagen daalt de hoeveelheid
en de kwaliteit. Dit zou het nodig ma
ken om de aanvulling met krachtvoer
in de loop van de beweidingstijd op
één perceel te variëren. In de praktijk
gebeurt dit niet.
Een volgend motief is, dat „gras uit
gras groeit" Direkt na het maaien of
kort afweiden van een perceel heeft het
gras weer enkele dagen nodig om „op
stoot te komen". Bij de methode van
standweiden zou het gras nooit kort af
geweid worden en zou er daardoor geen
stagnatie in de groei optreden.
Enkele voorwaarden
De betreffende onderzoekers zijn van
mening, dat het systeem van standwei
den vooral in aanmerking komt op be
drijven met meer dan 25 melkkoeien.
Voor kleinere koppels adht men het
minder goed uitvoerbaar.
Daar er uiteraard ook wintervoer
moet worden gewonnen en de groei van
het gras in het voorjaar het grootst is
moet aan het begin van de weideperio-
de een oppervlakte worden gereser
veerd voor de zg. winning van kuilgras
en hooi. Al naar gelang van de zwaarte
van de veebezetting zou er daarom in
het voorjaar 40 - 60% van het grasland
buiten de beweiding moeten blijven. Na
het winnen van de nodige hoeveelheid
kuilgras en hooi krijgen de koeien al
het aanwezige grasland tot hun be
schikking.
Bij het omweidsysteem wordt de rust
periode van een perceel meestal ge
bruikt om een stikstofbemesting te ge
ven. Die rustperiode is er bij het stand
weiden niet. Dat betekent niet, dat de
A. Ploeg nieuwe houder
koningswisselprijs
Zaterdagmiddag werd weer de geza
menlijke kaatswedstrijd Texel, Alk
maar, Den Helder en Wieringen gehou
den op de speelweide in Den Burg. Het
was prachtig nazomerweer, bijna te
mooi, want de achterperkspelers ston
den voor de taak de hoge ballen uit hun
gebied te verwijderen. Geen wonder dat
de opslagers hier menig puntje verza
meld hebben, alhoewel de perkspelers
over de gehele linie genomen het perk
aardig „schoon" wisten te houden. De
finale was een bijzonder spannende
aangelegenheid. Niemand had eraan ge
twijfeld dat L. v. d. Zee, J. Hylkema en
R. Schiphorst deze bereikten. Dit par
tuur was zelfs getipt voor de eindzege.
Dat de bal rond is en vreemd kan stui
ten ondervonden ze echter tegen het
solide (trio A. Ploeg, J. v. d. Ploeg en A.
Winia. Al gauw keken de laatsten tegen
een achterstand aan van 1 om 4. Dat ze
uit het goede kaatshout gesneden zijn
bewezen ze door deze stand om te bui
gen via 44 in 5 om 4. Even kwamen
ze nog in gevaar door enkele poedels,
maar dezelfde fouten werden ook ge
maakt door hun opponenten. Bij de
stand 64 en een goede kaats konden
R. Schiphof en J. Hylkema de meester
lijk opgeslagen bal van A. Ploeg niet
voldoende verwerken en mochten ze de
kleedkamer opzoeken. De verliezers-
ronde werd gewonnen door A. de Haan,
Texel, A. de Jong en D. Wiersma, Wie
ringen via de standen 55 en 62;
54 en 64, resp. tegen de trio's H.
Born, Alkmaar, C. Hofstra, Den Helder
en A. Sijtsma, Texel; J. Wiersma, B.
Smits, Texel en A. Wijbenga, Alkmaar.
Met algemene stemmen werd A. Ploeg
uit de kaasstad aangewezen als de nieu
we houder van de fraaie wisselpnjs, die
nu het herdenkingsfeest van de Aik-
maarse victorie nog wat meer luister bij
kan zetten.
Uitslag:
1. A. Ploeg, Alkmaar; J. v. d. Ploeg,
Texel; A. Wynia, Den Helder.
2. L. v. d. Zee, J. Hylkema, R. Schip
hof.
V erliezersronde
1. A, de Jong, Wieringen; D. Wiers
ma, Wieringen; A. de Haan, Texel.
2. J. Wiersma, Texel; A. Wybinga,
Al'kmaar; B. Smits, Texel.
stikstofbemesting dan -ook achterwege
wordt gelaten.
In de gevallen, die beschreven wor
den, wodrt een hoeveelheid van 300 kg
tot 400 kg zuivere stikstof per bunder
gegeven. Dit wordt bereikt door „tus
sen de koeien" regelmatig een lichte
stikstofbemesting van zo'n 40 kg zuive
re stikstof iper «bunder te geven.
De resultaten
Het is beslist niet zo, dat de redac
teur van deze rubriek nu één, twee,
drie z'n hele voorlichting op dit ge
bied overboord gooit. Het is edht niet
zo, dat we van mening zijn, dat ieder
een, die meer dan 25 melkkoeien heeft
nu op slag op het systeem van de stand-
weiden moet overstappen.
We vonden het echter de moeite
waard dit verhaal aan u door te geven
omdat de cijfers over de zetmeelwaar-
de-opbrengsten, die op deze wijze van
hetgrasland werden gehaald zodanig
zijn, dat ze de aandacht verdienen.
Opbrengsten van zo'n 5.000 'kg zet-
meelwaarde per bunder grasland, die
op de betreffende bedrijven werden
verkregen zijn werkelijk niet „alle
daags". Ze zijn aantrekkelijk genoeg om
aan deze zaak aandacht te blijven
schenken.
1. Na de geweldige en langdurige
vlogen, gevolgen der Fransche om
wenteling in het laatst der vorige eeuw,
eeft Europa nu meer dan twintig ja-
•n lang eenen algemeenen vrede mo-
en genieten, slechts hier en daar, in
afgelegener oorden van dat wereld-
'1, door afzonderlijke krijgsvoeringen
estoord Door dezen staat van rust, en
°or het bijna te boven komen van al-
=meene krankheden, die vroeger zulk
Enen moorddadigen invloed op de be-
alking oefenden, (thans, helaas, schoon
mindere mate, door de noodlottige
holera vervangen) is de volkrijkheid,
"jkens de statistieke opgaven uit alle
"den, toegenomen op eene wijze, wel-
- men inderdaad schrikwekkend zou
'oeten noemen, zoo niet de verhuizing
ter andere wereldstreken voor dien
'"ervloed eenen weldadigen uitweg
*nde. Gelukkig echter het land, dat,
tor inwendige verbetering zijner
re önden, aan dien volksovervloed, op
:n vaderlandschen bodem zeiven,
euwe woonplaatsen kan aanbieden en
Euwe bronnen van bestaan kan ope-
•n; dat niet genoodzaakt is, als 't wa-
i door eigene bloedaftapping den aan-
35 zijner krachten te keer te gaan! Dit
•nkbeeld was een der gene, die het
!1|rijke plan der Koloniën van Welda-
gheid deden vormen, en de oplettend-
1(J vestigden op het ontginnen en
khtbaar maken van andere woeste
teken, welke Noord-Nederland, zelfs
de nabijheid van deszelfs sterkst be
ukte steden, bevat. Eene onderne-
Tiab
ming van dezen aard was ook de bedij
king van het Eijerland in 1835. Onge
twijfeld zal het onzen lezeren niet on
gevallig zijn, wanneer wij, door eene
kundige hand daartoe in staat gesteld,
hier eenige nadere bijzonderheden om
trent deze merkwaardige bedijking en
ontginning laten volgen.
Eijerland maakt met Texel, waaraan
het gehecht is, het grootste der keten
eilanden uit, welke zich van den noor-
delijke hoek van Holland tot naar den
mond der Elve uitstrekken, en de over
blijfsels vormen van den doorgaanden
duinzoom, die in vroegere tijden ook
aan onze noordkust de binnenlanden
gedekt heeft. Het werd Eijerland ge-
heeten, naar de veelvuldige eijeren,
vooral van zeemeeuwen, welke hier
jaarlijks in de maand Mei gevonden
werden, en welker inzameling, aan de
daartoe geregtigden, tot den 24sten
Junij vrijstond. Vroeger bestond het
Eijerland uit de van ouds bekende
Duinkom, gevormd door diluvische of
oorspronkelijke gronden, (waarop het
«geheel op zichzelf staande Eijerlands-
huis gevonden wordt) en het tusschen
dit Eijerland en Texel gelegene Buiten-
veld, een' alluvium of aangespoelden
grond. Dit buitenveld was zaamgesteld
uit begroesde kweldergronden en onbe-
groesde zandvlakten, uit welke laatsten
zich oostwaarts eene menigte natuurlij
ke kreken (hier ook zwennen en sluf
ter» genaamd) ontlasteden, waarvan de
Roggesloot, de noordelijkste, en de
Hoogezandskil, de zuidelijkste, de voor
naamste waren.
Tot vóór ruim twee eeuwen spoelde
het water uit de Noordzee, bij spring
en stormvloeden, over deze door de zee
verhoogde tusschenvlakte, naar den
boezem van de Zuiderzee; doch in de
jaren 1629 en 1630 werd Oud-Eijer-
land, door het leggen van eenen zand
dijk over gemelde vlakte, met Texel
vereenigd; welke nog als Zanddijk be
kende zanddam zich thans als eene ke
ten duinen voordoet, die, 10 20, enke
le 25 ellen hoog, in eene regte lijn
voortloopen, van Maikeduin {ten noor
den der Koogerduinen) tot voorbij
Zanddijkshuis aan Oosterduin, eene
lengte van ongeveer 4700 ellen. Hoe
hoog men oorspronkelij den zanddijk
gemaakt mag hebben, is ons niet be
kend; doch zijne tegenwoordige hoogte
heeft hij door natuurlijke opstuiving en
kunstmatige helmbeplanting bekomen,
hetwelk nog jaarlijks, van wege de
provincie, met zorg wordt onderhou
den.
Eijerland (onder welke benaming
men thans zoo wel het voormalige Bui
tenveld als Oud-Eijerland verstaat)
grenst ten noorden aan het Eijerland-
sahe gait (waardoor hetzelve van het
eiland Vlieland gescheiden wordt), ten
oosten aan de laagwaterlijn (tot langs
de palen van den noorderdijk van
Texel), ten zuiden aan de limietpalen
(langs den Ruigendijk, die vroeger de
polders Oosterend, Waal en Burg, als
mede het Koogerveld, voor overstroo
ming beveiligde), en ten westen aan de
Noordzee.
Dit geheele Eijerland, met duinen,
stranden en aanwas, heeft eene opper
vlakte van 8000 bunders, zijnde het 2/5
gedeelte van het eiland, welks noorder
uiteinde het vormt. Van deze uitge
strektheid behoorden de westelijke en
noordelijke duinen en stranden, ter
grootte van 2200 bunders, aan de pro
vincie NoordJhölland; de overige, zijnde
dominiale gronden, welke door genom-
merde palen begrensd waren, hadden,
volgens den kadastralen legger, eene
oppervlakte van 5800 bunders, waarvan
2565 bunders kwelderlanden waren, die
als weide gebruikt werden.
Vroeger werden deze kweldergron
den met derzelver oostelijke stikken en
aanwassen door het Domeinbestuur
verpacht, in drie percelen, door de per
manente Commissie van het Amortisa-
tie-syndikaat gedaan, had plaats op den
24sten Januarij 1833. De percelen wa
ren: a. Eijerlandsihuis, mt binnengron
den, duinen en een gedeelte van het
Buitenveld, groot bij raming 180 bun
ders; b. Zanddijkshuis, grenzende aan
perceel a, van af den zwarten paal in
de oosterduinen langs de groote zwen
naar Woltherduin, en ten zuiden aan
perceel a, bij paal b onder den zand
dijk, bij raming groot 2022 bunders; c.
Kwelderbeek, hetwelk ten noorden
grensde aan «paal b en de scheidzwen
(liggende ten noorden de oosterbollen
of directiekeet), ten zuiden aan de pa
len bij den Ruigendijk en paal 12 bij
kwelder Maikeduin. (Dirkje Maikeduin
en de vallei, Nederlanden genaamd, als
ongans beschouwd, werden afzonderlijk
gebruikt, vermits het bij Art. 32 der
voorwaarden van verpachting bepaald
was, dat de Koogerduinen, slufterbol-
len enz. alleen met getuurde schapen en
geen ander vee geweid mogten wor
den). Dit derde perceel Kwelderbeek
was 1363 bunder groot.
De gezamenlijke 3565 bunders land
werden voor den tijd van zes achter
eenvolgende jaren verpacht, en wel het
perceel Eijerlandshuis voor ƒ980de
pachter hield er, gedurende het laatste
jaar zijner pacht, 220 schapen, 35 run
deren en 7 paarden, welke laatsten tot
het binnenrijden van het hooi en ten
dienste der strandvonderij gebruikt
werden. Het perceel Zanddijkshuis, met
Zanddijksboe aan de noordzijde van de
Roggesloot, en een herdershutje bij de
Doodemansbollen ten zuiden van de
Roggesloot, bragt ƒ1340 aan pacht op;
er werden 800 schapen, een paar paar
den en melkwoeijen, jong vee enz. ge
houden. De pachtprijs van Kwelder
beek, met een herdershuisje op de oos
terbollen aan de slufter van dien naam,
was ƒ2140; de hoeveelheid van het hier
geöroudene vee was 1250 sdhapen, 5 a 6
paarden en 20 stuks runderen. Het
toenmalige personeel dezer drie pacht
hoeven, met twee herdershuishoudin
gen, bestond uit 20 a 25 personen. De
vijf huishoudingen vonden hun middel
van bestaan in de schapenfokkerij, het
rapen van eijeren, het vangen van ko
nijnen (hoezeer de eigenlijke uitsluiten
de duinmaaijerij, overeenkomstig Ko
ninklijk besluit van 1 Aug. 1825, afge
schaft was) en de strandvonderij.
(wordt vervolgd)