Schoenmaker Hans Post hangt z'n els aan de wilgen „Ik werk voor mezelf niet voor de folklore! „VADERS TWEEDE VROUW 0T FEUILLETON: ïr-mm Tweede blad Texelse Courant dinsdag 20 september 1977 Schoenmaker Hans Post in zijn vertrouwde decor Als er iemand op Texel is van wie gezegd kan worden: „Hij heeft 't 'm aardig gelapt" is dat wel Hans Post, de schoenmaker. En, gedachtig aan het spreekwoord: „Schoenmaker hou je bij je leest" kan men van hem zeggen dat hij dat tot dusver zijn leven lang gedaan heeft. Hans Post verstelde de eerste schoenen toen hij nog maar 15 jaar oud was. Volgend jaar, als hij in juli zijn zestigste verjaardag heeft gevierd stopt hij er mee. Dan hangt hij zijn schoen makersels aan de wilgen. Een van de laatste Texelse schoen- als toeristen vrijwel blindelings te vin makers geeft er dan de brui aan. Niet zozeer omdat het werk hem niet meer zou boeien alswel omdat hij het na een leven vol zesdaagse werkweken meer dan welletjes vindt. Tot zijn AOW gaat Hans Post het op eigen kosten rustiger aan doen. Hij wil die resterende vijf jaar vullen met zijn grote liefhebberij „vissen", het opknap pen van „huis-tuin-en-keuken" klusjes en, als dat echt noodzakelijk zou zijn, het herstellen van zijn eigen schoeisel en dat van zijn gezinsleden. Reden waarom hij de naar zijn handen gesle ten gereedschappen liever niet wil af staan. Hij gaat de rust opzoeken. Het is hem gegund, maar de Texelaars komen daarmee wel in de problemen want een opvolger is er niet Hans Post is een populair man. Het werkplaatsje aan de Weverstraat waar hij nu sinds september 1945 zijn am bacht uitoefent weten zowel Texelaars den. Wat betreft de toeristen ergert het hem wel eens dat ze hem om de haver klap vragen of hij dit werk „in het ka der van de folkloristische aktiviteiten" uitoefent. Hij kan fel uit de hoek komen en zijn karakteristieke antwoord is dan stee vast: „Ik zit hier niet voor de fol klore, ik zit hier voor mezelf!" Hoe het ook zij, het laatste seizoen van deze Texelse schoenmakersnestor is ingegaan. Alle hem bezoekende leerhan delaren zochten stad en land af naar een vervanger, tot dusver hebben ze nie mand gevonden. Van Hans Post zelf kan niet gezegd worden dat hij het probleem aan zijn laars lapt. Hij vindt 't allemaal erg vervelend. Een reden om zijn vast omlijnde voornemens daarom te wijzi gen vindt hij het echter niet. Geen opvolger Hans Post heeft dat natuurlijk zien aankomen. In de vijftiger en zestiger ja ren werkte hij samen met Gerrit Visser, die de opvolger van Post zou zijn ge worden als hij niet als concierge op de Ulo was gaan werken Post had 't voort bestaan van het bedrijf willen verzeke ren door het over te doen aan de centra le werkplaats De Bolder. Hij bood aan een paar jaren in dienst van De Bolder te treden om een of meer van de daar werkende mensen de kneepjes van het vak bij te brengen. Daar is zeer serieus over onderhandeeld, maar bij De Bolder zagen ze het uiteindelijk toch niet zit ten. Men vond het niet zeker dat de van Post over te nemen schoenlapperij tot in lengte van jaren over vakbekwaam personeel zou kunnen blijven beschik ken. Tot spijt van Hans Post en ook van de De Bolder-leiding ging dat dus niet door. Meer zelfs als dat op dit moment anders zou worden zou dat weinig uit maken want Hans Post heeft er nu geen zin meer in. Sfeer In het werkplaatsje van Hans Post proef je de echte ambachtelijke sfeer en je ruikt er de lucht van leer en lijm. Er staat nog een antieke pennenmachine die allang buiten gebruik is. Vroeger ging het merendeel van de reparaties met houten pennen. Het huidige schoeisel moet vrijwel allemaal met behulp van lijm hersteld worden. De schoenmake rij staat verder vol met allerlei voor en leek volslagen onbekende apparaten zo als een ringmachine, een oprekmachine, en schalmmachine, een aflapmachine, enz., enz. Tussen de hopen schoenen die Hans Post altijd onder handen heeft liggen de losse gereedschappen: hamertje, els, rasp, ovemektang en takswipper (om kleine spijkertjes uit het leer te halen). Omdat Hans Post een gezellige prater is loopt een bezoek aan hem altijd uit. Het belet hem echter niet inmiddels ge woon door te gaan met het verwerken val het te herstellen materiaal. Gevraagd naar de grondbeginselen van het schoenmakersvak zegt hij: „Me ouwe baas zei altijd: Knoei nooit en haal nooit schoenen op. Daar heb ik me steeds aan gehouden. Verder wil ik dat er steeds „handje contantje" afgerekend wordt want ik heb een enorme hekel aan administratie. Trouwens, ik zou dan van iedereen de adressen moeten weten en in ieder geval de namen. Dat is toch onbegonnen werk. Ik kan m'n tijd wel beter besteden Hans Post is begonnen bij schoenma ker Rieswijk in de Weverstraat. Hij kwam er toen hij „een jaar of vijftien, zestien" was. Het was hard werken in die jaren. Zes dagen per week en lang niet alleen schoenherstellen. Hij moest, vooral in de oorlogstijd nogal eens op pad om de schoenen en andere te repa reren en gerepareerde zaken, rond te brengen. Het betekende dagen waarop hij 's morgens om een uur of zeven han huis vertrok en 's avonds (vooral za terdags) pas in de kleine uurtjes terug was. Rijksdiploma „Toen de oorlog afgelopen was kon ik 'an De Cocksdorp de inventaris van een schoenmakerijtje overnemen. Dat was van Nard Barhorst geweest. Die was in de Russenoorlog gesneuveld en zijn vrouw wilde de zaak wel kwijt. Ik heb de machines toen naar hier overge plaatst. Van die inventaris is nu alleen de penmachine nog over". Hans Post heeft er nog wel even over gedacht om in De Cocksdorp te blijven maar besloot tenslotte toch maar Den Burg als domicilie te kiezen. De Cocks dorp was hem te klein voor een goede schoenmakerij waarbij nog kwam dat Den Burg centraal gelegen is en „de men sen gaan wel van De Cocksdorp naar hier, maar niet omgekeerd". Toch bleef er ook in Texels jongste dorp nog een schoenmakerijtje bestaan (Ten Bruggen) maar dat duurde slechts enkele jaren. Zolang Hans Post niet over een erkend diploma beschikte was hij in Den Burg zaakwaarnemer voor mevrouw Barhorst op wiens naam het bedrijfje nog steeds stond. In de recordtijd van 1 jaar haalde Post zijn Rijksdiploma schoenhersteller na een opleiding in Den Helder. „Ik mag wel zeegen dat ik een goede leerling was. We <.ijn met 36 kandidaten begon nen waarvan er bij de eerste gelegen heid vier examen mochten doen. Daar van slaagden er maar twee. Dat waren Butterman en ik. Butterman had later zijn werkplaatsje in de Waalderstraat waar nu antiek wordt verkocht. Tege lijkertijd met het vakdiploma haalde ik ook het middenstandsdiploma dus wat dat betreft zat ik goed en kon helemaal 'op mezelf' Zelfstandig Nu, meer dan 30 jaar later werkt Hans Post nog steeds zelfstandig. Bij het betreden van zijn werkplaatsje stuiten de klanten steevast op grote hopen schoenen, laarzen en pantoffels al dan niet gerepareerd of ter reparatie afge leverd. „Nee", verkoopt hij zelden, en het gevolg daarvan is dat er tussen het afgetrapte, ontzoolde, en gescheurde schoeisel op de vloer schoenen liggen die zondermeer versleten of „op" zijn en beter aan de vuilnisophaaldienst overgedragen zouden kunnen worden. Hans Post repareert ze desondanks vaak toch nog. „Er zijn wel oude mensen die absoluut geen nieuwe pantoffels willen hebben. Ze willen maar dat ik de oude repareer terwijl ze voor de prijs die ik voor de reparatie moet rekenen soms wel twee paar nieuwe wollen pantoffels zouden kunnen krijgen. Die mensen zeggen dan: Wat jij maakt is altijd beter Als hij er zelf echt geen gelegenheid voor heeft repareren sommige van zijn klanten ook zelf wel eens hun lederwa ren. Het gaat er bij Hans Post gemoede lijk toe. Dat betekent ook dat, wanneer je iets te repareren brengt, je op de vraag: „Wanneer is 't klaar?" steevast als antwoord krijgt: „Een weekje. Achterkamertje Wat er gerepareerd wordt zijn lang niet alleen schoenen. Ook op het gebied van schooltassen en leren jassen is Hans Post een expert. Voor deze afdeling heeft hij het kamertje achter de werkplaats in gebruik. Er hangen series ritsen aan de wand en er staan grote rollen leer en ander materiaal dat in een schoenmake rij thuishoort. In een hoek van de kamer staan een paar laarzen, zo goed als nieuw. „Dit is een paar laarzen dat ik gisteren gere pareerd heb. Ik heb er zo'n drie uur aan gezeten want de hele zaak moest op nieuw ingenaaid worden en toen moes ten de zolen en hakken er nog aan. Die moesten nog verschillend van hoogte zijn ook want de eigenaar slijt ze een beetje onregelmatig af. Allemaal dingen waarmee je als schoenmaker rekening moet houden". Hans Post zet de laarzen weer op de grond en gaat zelf op een stoel zitten, dan vervolgt hij: „Soms zeg ik wel 's te gen m'n klanten als ze met een moeilijk karwei aankomen; Zou je dat nou wel doen? Voor de prijs die ik daarvoor moet rekenen kun je onderhand nieuwe ko pen. Deze laarzen bijvoorbeeld. Als ik zou moeten gaan berekenen wat het me eigenlijk aan tijd kost mag ik wel een schaaltje vlugzout bij de hand hebben om de mensen bij te brengen. In dit ge val reken ik 60,Nieuwe kosten ƒ120,—". Het gaat Hans Post wel een beetje aan het hart dat hij steeds de prijzen heeft moeten verhogen. „Maar als je nagaat dat zolen en hak ken in 1945 net ƒ4,50 kostten en nu ƒ23,50 kun je wel begrijpen dat er niets anders opzit. Het gevolg daarvan is ook dat ik het arbeidsloon in veel gevallen maar wat minder heb gemaakt, om de uiteindelijke prijs niet te ver op te drij ven. Naast m'n werk heb ik de schoen makerij altijd wel als een soort hobby beschouwd, jammer dat de verdienste al die jaren niet navenant kon zijn". Hans Post houdt er mee op, het zoe ken is naar een opvolger. Wie dat wordt is nog volslagen onbekend, misschien komt het er wel niet van. Zeker is in ieder geval dat een eventuele opvolger er dagelijkse arbeidsuren van Hans Post niet zal evenaren. Al de jaren dat hij nu het ambacht uitoefent werkte hij zes dagen per week. Bij gebrek aan een wekker liggen de tijdstippen waarop hij doorgaans begon en begint tussen 7 uur en half negen, 's Avonds om 6 uur gaat hij weer naar huis. In de zee van vrije tijd die Hans Post tegemoet gaat zal hij doorgaans op het Wad te vinden zijn, in zijn eigen bootje, voorzien van hengel en bun, wellicht met blote voeten in het koele water Hans Post kan terugzien op een arbeid zaam leven. J» 47. Danny is die middag vroeg thuis. Je kunt in deze dagen weinig doen. Babs is beneden en een beetje opgeknapt. Nu haar man er is, fleurt ze wat meer op. Danny heeft overmacht en animeert zijn vrouw flinker te zijn. „Ga es helpen eten koken", adviseert hij „Els slooft zich al genoeg voor je uit". „Kom kom, zo erg is het ook niet", weerlegt de betrokkene. Danny bekijkt zijn zus en vindt, dat ze nerveus is en bleek ziet. „Je bent toch wel in orde?" vraagt hij bezorgd. „Babs vergt vast teveel van je". Els schudt het hoofd. „Dat is het niet". Als Babs met goede voornemens naar de keuken gaat, vertelt Els aan haar broer, dat Dirk heeft opgebeld. Maar dat ze hem opnieuw heeft afgewezen. Ze kan de haar aangedane belediging niet ver geten. Laat staan vergeven. De man denkt enige tijd na. „Tja, het is en blijft jouw zaak, Els. Maar ik wil je er wel opmerkzaam op maken, dat je in- konsekwent bent. Vaders voorstel om overal een punt achter te zetten en als één familie opnieuw te beginnen, onder- ichrijf je, wordt mild aanvaard en ei genlijk gaf jouw pleidooi de doorslag. £eker bij Peter. En wat doe je nu zelf :egenover die man in het bos? Hem kun ie blijkaar niet vergeven. Kijk, dat kan ik ergens niet snappen. Maar nogmaals: DOOR GERRIT FRANSSEN ik wil je niet beïnvloeden. Denk er maar eens goed over na, want het is niet eens onmogelijk, dat je levensgeluk op het spel staat. Op dit eigenste ogenblik". „Je overdrijft", weert het meisje krib big af. „Misschien, dat ik er over enige tijd anders over denk, maar nu zeker niet". „Oké, het is jouw aangelegenheid. Maar houd goed voor ogen, dat je niet het recht hebt achteraf ook nog te gaan veroordelen. Meer zal ik er niet over zeggen". 's Avonds is iedereen in Capelle. Dien kan haar tranen niet bedwingen. „Zo heerlijk, dat jullie er allemaal zijn. Ik heb me er al die tijd op verheugd. En nu, zo heerlijk, he Pim?" Vader Van der Veer Balkman droogt haar tranen. Ze lacht weer en is vrijwel meteen de gastvrouw. „Ik heb de koffie al klaar.... ga lekker zitten.... er staan sigaretten.we maken er fijne dagen van, samen. Ze zijn allemaal een beetje geroerd. Dien is veranderd, dat zien de kinderen. Vooral Els, die toch het langst in huis heeft gewoond na het tweede huwelijk, valt dit op. Dit is inderdaad een heel an dere Dien. Ze heeft alle reden om ver baasd te zijn, want vaders tweede vrouw ontpopt zich als een voortreffelijke gast vrouw. Els verontschuldigt zich: hoofdpijn, en gaat vroeg naar bed. Voor het eerst in haar leven kust ze haar stiefmoeder. Dien is er helemaal van ondersteboven. Ze heeft een kleur van opwinding, als ze weer gaat zitten. Zacht zegt ze: „Dit is de mooiste dag in mijn leven; jullie hebben me gelukkig gemaakt. Allemaal". Als Els al lang boven is, vertellen Danny en Babs bijzonderheden over Dirk Lefering, bij wie Els ruim een half jaar in huis is geweest. Maar hij zwijgt over de gevangenisstraf. Als daarover ge sproken moet worden, is dat Els' taak. Wel zegt hij, dat Dirk een gescheiden man is. Besluit met de memoreren, dat hij grond en huizen bezit. Dat Els ruzie met hem heeft gehad, omdat hij ver zwegen heeft gescheiden te zijn. Het is een halve waarheid, dus ook een halve leugen. Maar hij heeft zorgvuldig zijn woorden gezocht. „Misschien kunnen jullie nu begrijpen, waarom Els wat in de war is en hoofdpijn heeft", besluit hij. „Dirk heeft vanmorgen Els gebeld. Hij wil alsnog met haar praten. Morgen. In een restaurant bij het station Apeldoorn. Ze heeft hem weliswaar door de tele foon opnieuw afgewezen, maar ze heeft er verder de rest van de dag en avond over zitten piekeren. Wees morgen een beetje extra lief voor haar". Dien knikt begrijpend. „Ze krijgt ont bijt op bed. Uitgebreid. Ik breng het zelf morgenvroeg". En dat vinden de anderen een goed idee. Eerste kerstdag is Els zo mogelijk nog stiller. Tegen Danny zegt ze enkel: „Slecht geslapen. Sorry, dat ik gister avond niet zo gezellig was. Ik zal van daag proberen me er overheen te zet ten". „Zo je wilt", antwoordt hij. „We ac cepteren je, zoals je bent. Ik heb ieder een heel summier op de hoogte gesteld. Nee, over zijn vonnissen zweeg ik na tuurlijk. En enkel gezegd, dat hij een ge scheiden man is. We zijn allemaal met je begaan". Als ze om half één lunchen ziet Dan ny, dat Els een paar keer naar de klok kijkt. Ze is kennelijk zenuwachtig en eet nauwelijks. Tegen kwart voor één staat ze ineens op. Met een rode kleur. „Sorry", zegt ze zacht, „ik kan niet blij ven moet weg Iedereen knikt. Danny zegt enkel: „Ik breng je met de wagen naar 't station". Maar Dien roept opeens uit: „Waarom? Els mag mijn wagen nemen. Net zo lang, als ze zelf wil". Els kijkt haar stiefmoeder getroffen aan. „Dat is lief van je, Dien. Goed, dat doe ik". Tijdens de lange reis naar Apeldoorn probeert ze zichzelf weer meester te worden. Het is niet druk op de autoweg. Veel mensen vieren immers thuis het kerstfeest. En gaan niet met de wagen weg, als 't niet nodig is. Het wagentje van Dien is fel, maar ligt vast op de weg. Zo schiet ze lekker op. Ze denkt na over de ontmoeting, die straks zal plaatsvinden. Ik wil fit zijn, als ik straks met hem moet praten. Want hij moet niet denken, dat ik me opnieuw als zijn speelpopje zal uitlenen. Het is bijna drie uur, als ze de wagen op het Stationsplein parkeert. Het is koud. Er zit sneeuw in de lucht. Ze heeft 'n bontmantel aan; desondanks rilt ze. Tegenover het station is maar één ho tel, dus het kan niet missen. Ze kijkt rond, of ze zijn wagen ziet staan, maar ontdekt hem niet. Misschien is hij vanaf Almelo met de trein gegaan. Het is altijd nog een hele ruk van de Pollen hier heen. In het hotel duwt ze de tochtdeur open. Er zitten enkele mensen. Er wordt gegeten en gedronken. In een hoek staat een grote kerstboom, verlicht. Een ober loopt met een blad vol schotels naar een tafel, waar een man en een vrouw zitten. In een flits neemt Els dit alles in zich op. Maar hoe ze rondkijkt, Dirk ziet ze niet. Een andere ober komt op haar toe, de vrouw onderzoekend aankijkend. „Zoekt u misschien iemand, mevrouw?" „Nee.ja.dat is te zeggen: ik heb hier een afspraak", stottert ze. „Bent u wellicht juffrouw Van der Veer Balkman uit Haarlem?" Ze kijkt verbaasd naar de man. „In derdaad. Hij buigt. „Mag ik u dan verzoeken mij te volgen? Meneer zit in een andere zaal". Els volgt de man. Een deur gaat open en de ober maakt een uitnodigend ge baar. En zegt als ze passeert: „Meneer zit bij het raam; hier kunt u ongestoord met elkaar spreken". Dan ziet ze hem ineens. Na al die we ken. Als hij de vrouw op de drempel ziet, komt de man overeind. Els ziet, dat hij een nieuw kostuum aanheeft. Ze kent het niet. En ook nieuwe schoenen. En zijn haar is behoorlijk gekapt. En zijn baard gefatsoeneerd. Zoals hij daar staat is Dirk Lefering onbetwist een knappe man. Een reus in zijn gestalte. Els ziet dit alles in enkele ogenblik ken. Hun ogen ontmoeten elkaar. De vonk springt over. Alle voornemens ten spijt loopt ze op hem toe, want nu be heerst haar nog maar één verlangen. Ze valt in zijn armen. Er welt een snik uit haar keel op. Ze weet al bij voorbaat: ik ben verloren; ik ben gek op mijn reus; ik wil hem niet meer kwijt.ik wil hem voor altijd hebben, dag en nacht EINDE

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1977 | | pagina 5