Henk Vink schrijft boek over WAO-ers en hun problemen TSJONGE. DIE WAO-ERS TOCh ww Woonruimte FEUILLETON '9 NSDAG 24 APRIL 1979 TEXELSE COURANT PAGINA 7 ,,Je staat er versteld van wat al op je af komt als je je er meer in rdiept. Mensen die geteisterd door het leven, onbegrepen door ijwel iedereen in hun huisje onderduiken en zich niet meer durven ten zien. Of anderen die omwille van de buren 's morgens toch aar de deur uitgaan met hun pakje brood onder de snelbinder. Ze aan dan hele dagen moedeloos toe te zien hoe anderen wel wer- n en iets doen wat zij ook zo graag zouden willen doen. Maar zij logen het niet meer, ze zijn op medische gronden afgekeurd.... Het is soms werkelijk te gek wat er over onder ogen krijg en ik igin me steeds meer af te vragen aarom niet meer aan de opvang in deze mensen wordt gedaan. En larom, aan de andere kant, deze ensen niet wat meer worden aan- emoedigd „te voorschijn te jmen". Allemaal wantoestanden. zijn er wat bij mensen die het toeten hebben van een WAO-uit- ering...." Henk Vink is zelf ook WAO-er. Na n erg afwisselende loopbaan bij de jopvaardij, waarin hij enkele tientallen nden bezocht en tenslotte als boots- tan de vaart vaarwel zegde, kwam hij an het eind van de vijftiger jaren aan tal. Hij vond werk in de Rotterdamse aven en alles verliep op rolletjes totdat ij in 1965 bij een ongeval betrokken takte. Een vallende rol papier van o'n tweeéneenhalve ton raakte hem odanig fataal, dat Vink sindsdien met jg- en spierklachten zit. Controleren- e artsen verklaarden hem kort daarna oor tachtig procent invalide en enige jd geleden werd hem niet langer toe- lestaan nog te werken. Speuren Dat laatste was iets was hij niet ;on en kan verkroppen. Na manmoedig ipeuren heeft hij ondanks alle tegen- lagen toch iets gevonden, waarmee hij - figuurlijk gesproken uit de voeten an. Vink schafte zich een schrijf - nachientje en een bandrecorder aan en ling aan de slag. Eerst was het alle- naal tamelijk ongericht werk wat hij leed. Maar sinds enige tijd werkt hij in ien doelbewuste richting. Henk Vink ichrijft een boek en als alles meezit noet dat in de loop van volgend jaar >p de markt kunnen komen. Een uit lever heeft zich al gemeld. Op dit moment is Vink bezig met het /erzamelen van allerhande literatuur jver de omstandigheden van WAO-ers Nederland en de problematiek, waarmee deze mensen worden gecon fronteerd. Hij wil er best voor uitko men, dat ook hijzelf in die WAO- groep zit en stelt zich bovendien ten doel ,,al die andere WAO-ers" met ziin boek te helpen. Volgens hem is dit dè kans om een aanzienlijke bevolkings groep, die weliswaar in de meeste ge vallen financieel niet te klagen heeft, de helpende hand te bieden. Vink: ,,AI zouden er maar tien mensen zijn die hierdoor weer wat po sitiever in en tegenover het leven komen te staan. Dan is dat voor mij al voldoende. Hier ligt een kilometers groot terrein braak...." Titel Een titel van het boek is er al. Het zal gaan heten ,,Tsjonge, die WAO-ers toch...." Een doordenkertje, meent Vink, en dat is ook zijn bedoeling. Via diverse contacten heeft hij momenteel de beschikking over talrijke hem toege stuurde brieven en geschriften. Ze ko men zowel van particulieren als van officiële instanties uit het hele land. Daarbij behoren onder meer de Gemeenschappelijke Medische Dienst, FNV, NKV en Algemene Nederlandse Invalidenbond (ANIB). Eveneens be reikten hem tientallen brieven van hoog tot laag, van her en der. Bij elkaar een stapel die inmiddels zo'n veertig a vijftig centimeter hoog is. En er komt nog wat bij, want de vakbeweging heeft al aangekondigd dat op korte termijn een twee kilo wegend pakket naar Texel zal worden verstuurd. En het is opvallend, maar het lijkt wel alsof de enige bevolkingsgroep, die de schrijversactiviteiten van Henk Vink met Argus-ogen beziet de Texelaars zijn. „Toch kan het beslist geen kwaad als de Texelse WAO-ers eens contact met mij zouden opnemen", zegt hij. „Wie weet komen er dan ideeën los, die ook voor andere Nederlanders van belang zijn". Vink is er zich van bewust, dat hij nog maar in het voorbereidende stadium verkeert, waarin veel studeren op de ontvangen stukken zijn belang rijkste dagtaak moet zijn. Een kort schema en enkele uitgewerkte passages heeft hij al op papier staan. Die zullen later wellicht na een kleine bewerking eenvoudig ingevoegd kunnen worden. Angst om eventueel te falen heeft Henk Vink niet. Hij gaat er van uit dat dit project iets is wat hoe dan ook tot stand gebracht moet worden. Er zijn te veel belangen in het spel, waarbij hij zichzelf in feite maar een ondergeschikte rol toebedeeld. ,,lk noteer alleen en ik ben dan wel geen doctorandus, maar aan de hand van het beschikbare materiaal kan ik heel wat tot stand brengen." Twee kanten Het boek zal beslist niet alleen bedoeld zijn om tegen alle nu werkzame instanties aan te schoppen. Volgens Henk Vink heeft de hele materie natuurlijk twee kanten die allebei aan bod moeten komen. „Kijk", zegt hij, „er is dan wel behoorlijk wat mis bij de verschillende GAB's (Ge westelijke Arbeidsbureaus) maar Ik ben geen uitgesproken „anti-Gaboloog". Ik weet bliksems goed dat aan alles twee kanten zitten en dat er veel organen door het ministerie zijn ingesteld om deze zaak aan te pakken. Ook zij hebben het moeilijk, net zoals de WAO-ers. Maar dat neemt niet weg dat je niet zou mogen proberen je aandeel in een verbetering te leveren. Een van de hoofdstukken uit het boek van Henk Vink draagt de titel „Waarom is nu zo'n WAO-belangen- groep nodig?" Het is een onderwerp, dat ook voor de Texelse samenleving van belang is en om dat kracht bij te zetten, maakte Vink aan de hand van rapporten van vakbewegingen, ge meenschappelijke medische dienst en eigen ervaringen de volgende toelich ting. Structureel „Als je je in de problematiek van d"e arbeidsongeschiktheid duikt, raak je steeds meer doordrongen van het feit, dat je te maken hebt met een struktu- reel verschijnsel van onze „op prestatie drijvende samenleving". In deze maat schappij werken de mensen niet om te leven, maar leven ze om te werken. Mensen zijn in de produktie gelijkge steld (en vaak zelfs ondergeschikt) aan machines en grondstoffen en zijn veel minder belangrijk dan het kapitaal. Dit maakt dat alle oplossingen die er voor WAO-ers en WW-ers(sters) gevonden worden in feite het karakter hebben van wat rommelen in de marge. Het systeem wordt hierdoor alleen maar bevestigd. Dat blijft ook zo, tenzij men bereid is het systeem als zodanig ter diskussie te stellen en te zoeken naar structurele verbeteringen van de positie van arbeidsondergeschikten. Ook al dwingt de dagelijkse konfrontatie met problemen van arbeidsongeschikten je tot kreèren van praktische oplossingen op korte termijn, toch dient daarbij het perspektief van werkelijke oplossingen aanwezig te zijn en te blijven. Voor een juiste kijk op de positie van Henk Vink aan het werk. arbeidsongeschikten moet je de hele arbeidsongeschiktheidsproblematiek plaatsen tegen de achtergrond van een maatschappij-opvatting, die de sterkste het recht geeft te zegevieren en die de zwakkere beschermt door er een muur van voorzieningen rondom op te trekken. Dat laatste omdat het in 1979 niet meer past iemand van honger te laten sterven. Dat je hem echter gees telijk vermoordt, telt kennelijk niet, want dat ziet men niet. En zo worden bejaarden in tehuizen gestopt, waar men mensen in dienst heeft om hen te verzorgen. Als kind, broer, zus hoef je je dan niet meer bezig te houden met de groep die toch niet meer genoeg kracht heeft om een bijdrage te leveren aan de produktie. Zo vervreemden mensen van elkaar". Jongeren „Jongeren worden niet geaccepteerd omdat ze eigenwijs zijn, jong trouwen of gaan samenwonen met vriend(in), een loon eisen waarvan men kan leven. Maar ze leveren nog onvoldoende produktie en stellen eisen, zodat men niet aan de slag komt. Ze vluchten in verdovende middelen en misdaad en komen nog verder buiten de gemeenschap te staan. Dan de werklozen. Deze worden gebrandmerkt met het stempel van luiheid. Dit ondanks het feit, dat men veelal buiten eigen schuld werkloos is. Sterker nog, bijna allen zijn aan de kant gescho ven, uitgestoten uit een arbeidsproces dat alleen op rendement uit is en daaraan alles en iedereen ondergeschikt maakt. Het zelfde speelt bij de vrouw of man die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard is. Ze zijn buiten hek of poort gezet, omdat ze niet meer bruikbaar waren. Kennelijk is er geen bereidheid het produktieproces aan te passen aan de mens. Zelfs sociale werkplaatsen doen daar al kwis tig aan mee. Zijn we wel voldoende doordrongen van de problemen waar mee een man of vrouw gekonfron- teerd wordt als zij of hij aan de dijk gezet worden en de WAO ingaat? De persoon in kwestie zal allereerst moeten accepteren dat hij zijn oude beroep niet meer kan uitoefenen, dat hij niet helemaal gezond meer is en moet „Leren Leven" met een handi cap, dat hij gedwongen is thuis stil te zitten omdat niemand hem nog wil hebben. Als hij dat alles voor zichzelf verwerkt heeft of nog niet verwerkt, komen de problemen thuis met levens partner en kinderen. Niet zelden treedt er een totale verstoring van het gezins leven op. Verder zijn er nog de proble men in de straat of buurt, dorp of waar men woont...I Als ze je bezig zien in de tuin of met de fiets, dan kun je ze horen fluisteren: „daar heb je weer zo'n profiteur, werken voor zijn geld kan hij niet, maar wel thuis klussen op knappen". Als je dit alles beziet, kun je enkel vaststellen dat je alleen maar meetelt als je werkt. Afgedankt Ook kun je vaststellen dat je afgedankt wordt als anderen vaststel len dat je onvoldoende rendement ople vert. Niemand bekommert zich dan verder om je. Er is in Nederland natuur lijk wel een prachtig pakket van al dan niet wettelijke maatregelen en voorzie ningen. Daar lopen wij overal in de we reld als een pauw mee te pronken. Zie motie in de Texelse krant van 16 maart j.l. (derde wereld-potje). Hoe sociaal zijn wij nietl daarmee verdoezel je echter dat wij hier evenzeer te maken hebben met een keihard systeem. Eerst op Texel blijven, regel later de over kant. Het zou door vele mensen zeker niet geaccepteerd worden, als niet elke uitwas ervan met sociale maatregelen gecamoufleerd zou worden. Daarbij nemen we dan op de koop toe, dat juist deze maatregelen dit systeem steeds vaster in het zadel helpen. Of onderkennen wij dat niet eens? Neem bijv. eens het Gewestelijk Arbeidsbureau. Deze onpartijdig geachte overheidsinstelling moet optreden als bemiddelaar tussen werk gevers en werknemers bij het aangaan en ontbinden van een arbeidsovereen komst. Houden de G.A.B's in het af wegen van de wederzijdse belangen bij een aanvraag door een werkgever wel voldoende rekening met de geestelijke noden welke voortvloeien uit het ont slaan van iemand met een handicap? Het zou eigenlijk wel moeten. Want is een mens niet veel meer waard dan geld of rendement? En wat gebeurt er aan bemiddeling van arbeidsongeschik ten? Houdt die bemiddeling op als je minder dan 100% arbeidsgeschikt bent? Trouwens kunnen de G.A.B.'s zich daar wel voldoende voor inzetten. Als ze moeten werken met een bezetting die zo gering is dat men fei telijk niet aan echte bemiddeling kan toekomen? Trouwens aan de vaste wal worden ze al bedreigd." Werplaatsen „Dan de sociale werkplaatsen. Die hebben we in het leven geroepen om lichamelijk en geestelijk gehandicapten nog iets zinvols te laten doen. Wat is daarvan terecht gekomen? Veel sociale werkplaatsen kennen dezelfde sfeer als ondernemingen. De aantallen moeten gehaald worden. Men moet konkurrerend kunnen zijn ofwel kosten bewust. Bij het aannemen van mensen stelt men hoge eisen. Aan sociaal beleid doet men nauwelijks iets. bege leiding in en aandacht voor persoonlijke situaties komen veel te weinig voor. Betutteling daarentegen veel meer, ook nog in 1979. Veel sociale werkplaatsen bewerken het tegendeel van het doel, waarmee ze destijds zijn opgericht. Deze heeft mede tot taak begeleidend op te treden bij herplaatsing van ar beidsongeschikte werknemers. In de praktijk blijkt ze zich nogal eens erg formeel op te stellen. „Slikken of een advies krijgen de uitkering te stoppen" is een vaak gehoorde klacht van men sen die met deze dienst te maken 'hebben. Van persoonlijke begeleiding komt vaak weinig terecht. De huidige werkgelegenheidsontwikkeling laat her plaatsing trouwens nauwelijks toe. Dus laat je nooit blij maken met een dooie mus. De groei van het aantal arbeidsongeschikten maakt het de medewerkers van de G.M.D.'s onmo gelijk overal de vereiste aandacht aan :e besteden. Stress Het is mij ook maar al te duidelijk, dat vele ambtenaren van uitvoerende organen die iets voor ons moeten doen en door ons vele gezeur al last hebben van „stress". En vergeet nooit dat er aan de andere kant ook mensen zitten. Als men iets aanvraagt bij de G.M.D. is geduld een schone zaak. Er zijn maar duizend wachtenden voor U....I Gelukkig weet ik nog het kaf van het koren te onderscheiden....I Waarom zijn m'n Texelse collega's zo kop schuw....? „Waarom wegkruipertje spelen...?" Zet uw angstpsychose toch overboord, verstik jezelf toch niet in wantrouwen... U, Texelaars, accepteer toch die gemeenschap. Zij zijn nu een maal aanwezig in onze samenleving. Zij hebben er echt niet om gevraagd. Ik citeer hier een paar regels uit een brief die ik ergens uit den lande ontving van een gezond persoon. Hij schrijft: „Als ik maandelijks m'n salaris krijg, dan zie ik wat er ingehouden wordt aan AAW- WAO-premie". Deze man beschouwt het gewoon als een soort brandverze kering en hoopt dat het hem nooit overkomt. Om terug te komen op de WAO-belangengroep Texel, 't Is een goede instelling. Ik weet zeker dat een ieder daar welkom is en ook mag kijken wat zij daar doen op de „Hollebol", tel. (02220) 2696, Burgwal, Den Burg". Henk Vink zelf is te bereiken op het adres Gravenstraat 19 (naast het City theater) in Den Burg. Zijn telefoon nummer is (02220) 3784. 19. HOOFDSTUK VII Het perfecte huisgezin Moeder Mina uitte een zachte zucht van genoegdoening, toen ze, die eerste avond, de kamer betrad waar de tafel al gedekt stond. 's Morgens waren haar weinige spul letjes naar het mooie huis aan de Lijsterbeslaan gebracht. Ze had voor 't laatst aan de maaltijd gezeten bij Marijke en Rik. De stemming was geforceerd opgewekt geweest en bij het afscheid had ze een brok in de keel gehad en Marijke was toch een goed kind, bedacht ze, alleen 'n kind nog altijd. Daarentegen stak Emma's capabele overwicht wel heel sterk af. En nu was het dan zo ver. Ze daalde de trap af, als was ze op visite. Maar goedkeurend wijdden haar ogen over de smetteloos gedekte tafel, met een laag bakje bloemen er op voor feestelijk vertoon. „Dag oma" zei Mientje. „Dag oma" echoode Marietje. „Zo, jullie al uit school?" „Ja oma". De twee meisjes zagen elkaar aan, wisselden een blik van verstandhouding. „Zo moeder" hoorde ze achter zich Emma's nuchtere stem „als u nu hier gaat zitten, tussen Mientje en mij in Piet komt zo". Oma schikte zich aan tafel, zag met enige beduchtheid naar messen, vorken en lepels, vingerdoekje en -kommetje. Gunst, was het alleen maar vanavond zo, of zou Emma altijd zo uithalen? Ze wist wel, de keren dat ze bij haar dochter had gegeten, was die altijd nogal precies geweest. Maar dit enfin, 't zou wel wennen. Emma begreep instinctief haar moe ders aarzeling. „Ja" zei ze ,,'t is anders dan vroeger bij óns thuis, niet? Maar Piet krijgt nogal eens mensen te eten, hij zit zo overal in, he? en dan heb ik 't graag zoals 't hoort". Mina zag in gedachten haar man. Govert, innig-vergenoegd een opge warmd prakje eten uit het schaaltje, kleine Rik bedelend om het laatste hapje, want vader kreeg altijd peper op z'n eten en het leek wel, of zo'n hapje lekkerder smaakte dan iets anders. Wanneer de kinderen om peper vroegen hield Mina de peperbus boven de borden met het deksel naar boven, gaf er een paar flinke klappen op en zei: „Zo péperl" En daar moesten ze iedere keer om lachen. Ja het was wel een hele afstand, van het bescheiden ouderlijk huis naar de woning van haar doch ter Piet kwam binnen, handenwrijvend als had hij 't koud. „Dag vrouw (kusje op de wang) „dag kinderen". „Dag vader" klonk het als uit één mond. „Zo moeder, u zit al?" „Ja jongen". „Dan zullen we u niet lang laten wachten. Ik geen soep, Em". „De meisjes wel?" „Een beetje, moeder". „Een paar lepels, graag". „Moeder?" Mina snoof de geur van de soep op. Ze had trek. Die middag had ze door de zenuwen haast niet gegeten. „Graag kind, ze ruikt heerlijk". Emma schepte op. „Zo genoeg?" Mina keek naar het half gevulde bord. „Doe er nog maar wat bij hoor!" Emma lachte. „Blij dat ik ze naar uw zin klaar maak". De soep was heerlijk. Mina voelde haar krachten terugkeren. Maar opeens werd ze er zich hinderlijk van bewust, dat zij alléén at. Pieter zat, in gedachten naar buiten te staren, verstrooid met zijn lepel te spelen. De meisjes hadden hun borden al leeg, geen wonder met zo'n kippenbeetje, dacht Mina, en Emma was ook al klaar. Het gevoel dat er op haar gewacht werd maakte haar ner veus. Een sliertje vermicelli viel op haar nette zwarte japon. „Jakkes" schrok ze. De twee meisjes zagen elkaar aan, glimlachten. Marietje stond zwijgend op, liep naar de keuken, kwam even later met een doekje met warm water terug. „Och kind, al die drukte Mina voelde zich als een hulpeloos besje, toen haar kleindochter handig haar jurk schoonmaakte. Ze liet de rest van haar soep staan, hoewel ze het best had gelust. „M'n oog was groter dan m'n maag" probeerde ze te schertsen. ,,U moet straks immers nog méér eten" glimlachte Emma. Pieter sneed zorgvuldig het vlees voor. De schalen gingen rond. Het viel Mina op, hoe weinig de meisjes aten. Piet vertelde een paar dingen van kantoor. Emma luisterde af en toe een woord er tussen voegend. Hoe verschil lend was deze maaltijd van die bij Rik en Marijke, waar Rik soms met stemver heffing riep „En nou allemaal koppen dicht, verdraaid nog toe, je moeder en ik kunnen geen woord met elkaar wisse len en waar soms bijna een gevecht werd geleverd om het laatste balletje uit de soep. „Vader", vroeg Marietje toen er even een stilte viel. „Ja kind?" „Ik moet een nieuw tennisracket hebben. Het oude kan niet meer gere pareerd". „En dan schud je maar eens aan het boompje met goud" glimlachte haar vader, ,,'k Zal straks wel es zien. Hoe was 't op school?" „Best. Acht voor m'n repetitie". „Mooi zo, en jij Mien?" „Ik heb een berg huiswerk. Ik ga straks meteen naar boven". „Goed zo kind, eerst plicht, dan genot". „Ik heb dat torntje in je blauwe jurk genaaid, Marietje". „Fijn moeder. Dan kan ik 'em morgen weer aan". De rust, dacht modere Mina. De orde. Maar even miste ze toch de vrolijke stem van Loe met haar verhalen over wat ze op school had uitgespookt. „Gela- chenl" 't Leek of voor Loe het hele leven één lach was. Steelsgewijs keek ze langs de gezichten van de zusjes. Die aten, langzaam, precies, en zwegen verder. Mina zag niet de blik die ze wisselden, omdat ze haar vork met de rechter hand vasthield. Dat links eten, dat kon ze op haar leeftijd niet meer leren. „Heeft iedereen genoeg?" informeer de Emma in 't algemeen. Mina had nog graag wat sperzieboon tjes en aardappelen genomen, maar ze wachtte af. Niet wéér dat alléén zitten eten, de anderen afwachtend, wach tend tot ze klaar was „Dank je kind. 't Heeft me uitstekend gesmaakt" klonk de wat kleurloze stem van Pieter. „Fijn. Jullie ook, meisjes?" „Ja moeder". „En u moeder?" ,,'t Was heerlijk, kind, je kookt ver rukkelijk". „Ja, dat kan ze best", voegde Pieter er aan toe. Emma glimlachte. „Mien, pak jij even de fruitschaal?" 't Was dus afgelopen, dacht Mina, en wreekte zich met een grote goudreinet. Pieter wou, ja, wel, een stukje van Em's sinaasappel, en de meisjes namen elk een manderijntje, dat ze heel precies pelden, en waarvan ze de vele pitten als echte dametjes handig en onzichtbaar wegwerkten. Inderdaad, dacht Mina, als een minis ter hier opeens binnenviel, kon hij gerust mee-eten en behoefde Em zich voor niets en niemand te generen. En ze dacht aan de grote pan boerenkool-met worst bij Marijke op tafel. (In de pan blijft het 't langst warm, moederl) en aan Li, die een „gebit" had gemaakt van een sinaasappelschil en met een gezicht als een mombakkes iedereen aan 't lachen maakte (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1979 | | pagina 7