Het Texelse bos (slot)
Mieuw feuilleton
Door L. van Schooten
15 ME11979 PAGINA 5
TEXELSE COURANT
Nu moeder Mina haar woonruim-
heeft gevonden, tot tevredenheid
an alle betrokkenen, is het tijd
leworden voor een wat luchtiger
euilleton.
ft het verhaal „Schoonmoeder"
an L. van Schooten worden de
lelevenissen verhaalt van Egbert
Bert) van Hoornwyck, een boek-
louder in dienst van het accoun-
antsbureau Van Haaren, Vergunst
n Besoyen.
Bert moet voor zijn werk dagelijks
net de bus op en neer naar Beerlo,
en plaatsje in de buurt, om daar
iij zaadhandel Bruynen een boek-
iouding op poten te zetten. Op
leze dagelijkse tochtjes maakt hij
ennis met Jitske Polderman, con-
luctrice op de bus naar Beerlo,
oor wie Bert meer dan normale
«langstelling aan de dag legt.
/laria van Hoornwyck, Egberts
noeder ziet echter liever niet, dat
laar zoon omgaat met een tuin
iersdochter, die voor conductrice
peelt. Zij ziet hem liever in gezel-
chap van iemand als Mia Lomans,
if een ander society-meisje.
Als Bert en Jitske dan toch
rouwen en bij Berts moeder komen
ïwonen, botert het eerst niet zo
rg tussen beide vrouwen. Er zijn
en gebroken been en een oom uit
Imerika voor nodig om de stem-
ning in huize Hoornwyck te verbe-
sren.
Redactie.
weer.
Bert probeerde zijn krant te lezen,
maar merkte dat dit slecht ging in een
rijdende bus. 'Zijn' conductrice kreeg
het druk, meer passagiers stapten in, en
hij maakte zich, diverse dorpjes doorrij
dend, zorgen of ze wel aan hen denken
zou. Straks was hij Beerlo voorbij
Ze was nu vlak bij hem, bezig met een
pas ingestapte passagier. En toen waren
de blauwe ogen opeens weer voor hem
en ze zei ,,de eerstvolgende halte is
Beerlo, meneer. Waar moet u zijn?"
Wat gaat haar dat aan, dacht hij. Wel
dorps hier. Maar hij antwoordde, een
beetje gereserveerd: Bij de zaadhandel
Van Bruynen".
,,0, dan kunt u beter nog een halte
verder meerijden, want anders moet u
zeker twintig minuten lopen".
Bert schaamde zich een beetje. En
toen de bus eindelijk stopte en zij hem
een wenk gaf dat dit zijn halte was,
knikte hij haar vriendelijk toe. ,,Dank u
wel, juffrouw".
„Dag meneerl"
Hij keek de bus na, draaide zich om en
zag een grote bruine houten loods met
een kantoortje er naast. „Bruynen
Groothandel in zaden".
Een kwartier later was hij de knappe
conductrice vergeten en luisterde gea
museerd naar Bruynen, een self-made
man die hem vertelde hoe wel de zaak
was gegroeid, maar hij in de boekhou
ding zo langzamerhand geen weg meer
wist en die lui van de belastingen,
meneertjel"
„Kijk es", zei Bruynen „nou heb ik
hier een klein kantoortje en daar kunt u
dan rustig zitten, want het zal in één dag
niet bekeken zijn, vrees ik".
„Nee" stemde Bert toe „daar zit wel
voor een paar weken werk in, meneer".
„Hindert niet, al duurt 't een
maand want ik zou erg graag willen
dat u tegelijk mijn boekhouder inwerkte,
't Is nog een jonge vent en hij is het
geweest, die me gezegd heeft dat het
systeem hier veranderd worden moet,
maar hij heeft het te druk om dat
allemaal zelf te doen en ik heb d'r niks
aan als die jongen straks overwerkt en
overspannen op z'n bed ligt. En gaat u
nou es effe mee, dan kunnen we de
zaak bekijken en meteen kennis maken.
Ho wachtéérst koffiel"
Aan het eind van de dag had Bert een
tevreden gevoel. Meneer Bruynen was
een joviale, scherpe zakenman, de jonge
boekhouder bleek een pientere vent met
wie Bert goed kon opschieten en die
hem volkomen duidelijk wist te maken
waar de knelpunten zaten.
Een van de meisjes van het kleine
kantoor verzorgde hem met koffie en
thee, en 'tussen de middag' maakte hij
een kleine wandeling naar „Het Bruine
Paard" waar hij zeer billijk een prima
koffietafel kon genieten, met een goedi
ge waardin in de achterhoede die vond
'dat hij er nog van moest groeien' en
bepaald benauwd was dat hij te weinig
at. Het was, al bij al, een goed bestede
en niet ongezellige dag geweest, be
dacht hij, toen hij weer bij het halte
paaltje stond en in de verte de bus al zag
naderen.
En het gaf hem even een gevoel van
teleurstelling, toen de lachende conduc
trice van vanmorgen vervangen bleek
door een donker, sergeant-achtig
vrouwspersoon, dat plichtmatig zijn
kaartje controleerde en zelfs niet eens
goeieavond zei toen hij de bus uitstapte.
(wordt vervolgd)
1. HOOFDSTUK 1
IN DE BUS NAAR BEERLO
„Waar ligt dat gat?" vroeg Bert van
Hoornwyck onthutst.
„Beerlo?" zijn chef glimlachend.
„Nooit van gehoord hè? Maar vergis je
niet, die zaadhandel mag er wezen hoor.
Klein begonnen en groot geworden,
maar de boekhouding is niet mee
gegroeid. En nu wil meneer Bruynen dat
zaakje piekfijn in orde hebben. En nu
mag jij dat gaan opknappen"
„Het werk lijkt me wel", antwoordde
Bert vergenoegd. Het was een onder
scheiding, door het accountantskantoor
Van Haaren, Vergunst en Besoyen te
worden uitgezonden, om zo'n klusje te
gaan opknappen. Hij was er zeer erken
telijk voor. En toch liever niet in
zo'n gat. Voor Bert, stadsmens, was
ieder dorp een gat.
„Jongeman", vervolgde de chef „het
is niet zo erg als het lijkt. Vanaf de Turf
markt rijdt er ieder uur een bus naar
Beerlo onder andere. Het is een
goed half uur rijden. Als je zo ver bent
dat je er een eigen auto op na kunt
houden, draai je er je hand niet voor
om".
En zo stapte Egbert van Hoornwyck
op een zonnige lentemorgen welge
moed naar de Turfmarkt, waar het
busstation was en een rij bussen in
diverse kleuren klaar stond om de
passagiers te brengen naar de vele
dorpen rondom, die de stad haar bete
kenis als marktplaats gegeven hadden.
Hij bestudeerde het richtingbord
Ja, daar stond Beerlo, warempel. Het
was nog rijkelijk vroeg, er zat nog
niemand in en hij had helemaal geen zin
om daar in de bus te gaan zitten stoven.
Dus wandelde hij in gedachten het
smalle perronnetje op en neer, tot hij uit
het wachtgebouwtje een chauffeur en
een conductrice zag komen aanwande
len, die koers zetten naar de Beerloze
bus. Achter hen kwamen in de ganzen
pas een moeder met haar dochtertje,
twee boeren met petten op en een
handelsreiziger met een koffer.
„Moet u mee meneer?" vroeg het
meisje glimlachend.
Ze had bijna witblond haar, dat
moeizaam in bedwang gehouden werd
onder een mutsje dat ondeugend schuin
op haar lokken stond. Blauwe ogen, een
lachende mond, slank en groot op een
paar stevige benen stond ze daar
ideaal, dacht Bert, op een reklameplaat
voor de busmaatschappij. Dat zo'n kind
conductrice op een bus was kon ze
niets beters krijgen?
„Ik moet naar Beerlo" zei hij wat
schutterig.
„Wij ook" lachte ze „dus stapt u
maar in".
Bert zette zich wat achterin. Hij greep
in zijn tas naar een maandblad dat hij in
de bus wilde gaan lezen, maar inplaats
daarvan waren zijn blikken gericht op de
rechte rug van het meisje, dat grappen
maakte met de chauffeur.
Wat zouden zulke meisjes voor een
bestaan hebben? peinsde hij. Het leek
nu een plezierritje met dat mooie weer,
maar 's winters zou het zo lollig niet zijn.
En dan maar op een neer, met al die lui
in de bus, schooljongens, arbeiders,
marktkooplui. Daar moest je zin in
hebben
De motor startte, hobbelend reed de
bus over de Turfmarkt, door de drukke
straten. Hier en daar stoppend, nog een
paar passagiers opnemend en toen ging
het over de Kalverbrug en de brede
asfaltweg op. De conductrice, die blijk
baar geen zin gehad had om tijdens dat
gehobbel haar werk te doen, stapte nu
de bus in. Hij zag hoe ze praatte met de
twee boeren, ernstig inlichtingen gaf
aan de handelsreiziger, lachte tegen het
kleine meisje dat zelf haar kaartje mocht
betalen en toen stond ze voor hem.
„En u moest naar Beerlo. Blijft u daar
voorgoed, of gaat u vandaag nog
terug?"
„Ik wou nog wel terug vandaag"
glimlachte hij.
„Retourtjeéén vijftig meneer".
Hij vond een rijksdaalder, overpeinsde
of hij haar nog een fooi moest geven,
durfde dat toch niet aan.
„Wilt u me even waarschuwen
als
„Komt in orde meneer". Weg was ze
Reageren op deze rubriek kan bij Jaap
van Groenigen, telefoon (02220) 3562,
Adriaan Dijksen, telefoon (02228) 676 of
bij het Natuurrecreatiecentrum, telefoon
(02228)741
Het Texelse dennenbos is onmisbaar ge
worden. Ook bij minder gunstig weer Is het
een aangename omgeving voor recreanten.
peine' afkomstig is. Hij vertelde me dat
deze kwekerij pas in de dertiger jaren in
gebruik is genomen. Een heel belang
rijke kwekerij was vroeger 'De vergeven
hoek'. Dit terrein is nu bebost en ligt op
de hoek Rozendijk Jan Ayeweg
tegen het cultuurland. Hij herinnerde
zich ook nog, dat in 1917 of 1918 de
verlaten plaggehut Gorter van Pacha
werd gesloopt, omdat het een broeinest
van konijnen was. Bij het slopen kwa
men tientallen konijnen tevoorschijn.
Van een achterkleindochter van
Gorter kreeg ik nog een aardige reactie.
Ze stuurde me een gedicht, dat gemaakt
was door haar grootmoeder. Deze
dochter van Gorter kon aanvankelijk niet
lezen en schrijven. Van haar halfbroer,
die bij de Marine werkte, kreeg ze later
een lei en een griffel. Bij ieder bezoek
aan de plaggenhut leerde hij haar een
aantal woorden. Tenslotte kon ze goed
lezen en schrijven en bewees dat door
lange gedichten te maken.
Het gedicht dat ik kreeg droeg als
titel: "Als eerst de grindweg er maar is"
en daarin vertelt de dochter van Gorter
me hoe fijn het zou zijn als er door het
duin zo'n weg aangelegd zou worden.
Ze ging namelijk regelmatig kleren ver
stellen bij boeren in de omgeving en met
de naaimachine onder de arm waren dat
zware tochten over de duinen en de
zandweggetjes I
De lezeres die me het gedicht zond
schreef erbij: „Je krijgt de neiging het
gedicht op een groot bord te schrijven
en dan hier en daar in het bos neer te
zetten. Ze racen er nu in een auto met
'dichte' ogen doorheen."
Naar aanleiding van het vorige artikel
met foto's over de ossen die werden
ingezet bij de aanleg van het bos, werd
ik er op gewezen dat het gebruik van
ossen niets te maken had met de
kosten. De werkelijke reden: Ossen
waren voor dit werk bijzonder geschikt
omdat ze bij het ploegen dóórtrekken,
ook als de ploeg hindernissen tegen
komt in de vorm van boomwortels e.d.
Paarden blijven dan vaak staan en zijn
moeilijk weer in beweging te krijgen.
J. van Groenigen
sen, een natuurpad voor blinden,
ruiter— en fietspaden. Om het bos zo
goed mogelijk te onsluiten zijn een
aantal wegen verhard en parkeerplaat
sen aangelegd. De opzet is zowel het
massapubliek als de rustige recreant
mogelijkheden te bieden. Om die reden
zijn enkele jaren geleden vrijwel alle
zandwegen voor auto's afgesloten. Het
is natuurlijk niet mogelijk het ieder naar
zijn zin te maken. Zo zou het wat mijzelf
betreft in het bos wel wat minder
'parkachtig' mogen zijn.
Bij het Staatsbosbeheer staat men op
het standpunt, dat het bos 'vol' is. De
aanleg van nieuwe voorzieningen is dan
ook niet meer te verwachten. Om die
reden is de verdergaande groei van het
aantal toeristen op het eiland tot het
magisch getal 47.000 afhankelijk gesteld
van nieuwe bosaanleg in het noorden
van Texel.
In het voorafgaande heb ik misschien
een beetje de indruk gewekt, dat er op
Texel wat bos betreft geld 'bij' moet. Uit
bouwkundig oogpunt is dat ook zeker
zo. De opbrengsten van het hout
dekken de kosten bij lange na niet. Zo
simpel moeten we de zaak echter niet
bekijken.
Laten we ons eens voorstellen dat het
bos er niet is. Het duin— en heidegebied
op Texel zou dan zeker zo'n 475 ha.
groter zijn. Ongetwijfeld zouden er heel
wat meer stuivende duinen op het eiland
voorkomen. Een kostbare zaak, die
jaarlijks duizenden guldens zou gaan
kosten. De mogelijkheden om dit unieke
gebied (denk aan de Fonteinsnol met z'n
bronl) te bezoeken zouden vast en
zeker beperkt zijn tot enkele wandel
routes en excursies onder leiding van
een bewaker. Waar zouden al de
recreanten, die nu zonder al te veel
problemen in het bos terecht kunnen,
heen moeten
Hoe men verder ook denkt over het
verdwijnen van dit vroeger zo schit
terende duingebied, het staat wel vast
dat voor de opvang van recreanten het
bos voor Texel van enorm belang is. En
daarin ligt ook een waarde, die ver
uitreikt boven de schrale houtopbrengst
en de kasten voor het vastleggen van
het duin. Om die reden kun je gerust
zeggen: het bos is onmisbaar geworden
voor het eiland.
Een lezer van het vorige stukje tikte
me op de vingers, omdat ik daarin
schreef dat het merendeel van de
bomen die nu in het bos groeien uit de
kwekerij bij het schuurtje 'Rien sans
Deze foto van personeel van Staatsbosbeheer
werd gemaakt tijdens de aanleg van De
Dennenomstreeks 1913, in de buurt van de
Okus-nol.
Van links naar rechts:
1e rij: Piet Visser, Klaas Maas, C. Bakker, hire.
Rijk. 2e rij: Mich. W. Bakker Cx., Joc. Kok sr.
Piet Spigt flater gemeentewerkman), Jee.
Dijt, C. Bruin. Arie Berhorst. Piet v.d. Vis, KI.
Gieles Cx.; 3e rij: Jee de Porto, H. Maas Kx.,
C. Boon, Reyer Boon, Alb. Jonker, C. Bakker
Cx., W. Moes Kx., Andrus de Jong, Willem
Gielis; 4e rij: Kees de Porto, W. Bakker Cx., Jn
Boon sr.. Mark de Graaf, Herman Hoarding,
W. Verhoeve, Jac. Rijk Jacjc., N. de Jong;
achterste rij: Kees Knol, Jac. de Jong, Reyer
Zinderdorp, Dirk Verhoeve, Pieter Koorn, Jn.
Huisman. Rechts staande boswachter v.d.
Kraats.
de rug was, is men begonnen op grote
schaal loofboompjes onder de dennen
te planten. Om het opgroeiende loof
hout een kans te geven, ziin de dennen
op veel plaatsen flink uitgedund of zelfs
helemaal verdwenen.
De zware stormen van 1972 en 1973
hebben deze gang van zaken nog
versneld. Op alle stormvlaktes —waar
vrijwel allemaal naaldhout groeide—
staat nu loofhout. Omdat loofbomen in
de winter geen bladeren dragen, vangen
ze veel minder wind dan de altijd groene
dennen. Om die reden is de kans op
stormrampen in de toekomst veel
kleiner. Het vervangen van dennen door
loofhout is nu vrijwel voltooid. Tegen
woordig begint op veel plaatsen in het
bos het loofhout te overheersen, waar
door het twijfelachtig is of het hand
haven van de naam 'De Dennen' nog
wel juist is
Toch zal de zwarte den altijd in flinke
aantallen in het bos blijven voorkomen.
De reden daarvoor is eenvoudig: op de
hogere duingronden kunnen loofbomen
niet zo goed groeien. Als we deze
gronden met bos voor verstuiven willen
behoeden, zullen we hier dus tot in
lengte van dagen dennen moeten aan
planten.
Recreatie
Met de enorme opkomst van het
toerisme na de tweede wereldoorlog,
nam het bezoek in het bos steeds meer
toe. In de loop van de jaren is er veel
gedaan om het publiek te vangen. We
hoeven maar te denken aan speel
weiden, wandelroutes, barbecueplaat-
la jarenlange arbeid kwam de aanplant van het Texelse bos in het begin van de
liger jaren gereed. Daarmee was het werk echter niet ten einde. De bomen
eien weliswaar vanzelf, maar begeleiding blijft nodig. Hetr is zelfs zo dat op de
ie duinen een deel van het bos zou verdwijnen als we ons er niet meer mee
den bemoeienl Toch blijft het ingrijpen van de mens in het bos beperkt en veel
der intensief dan in de zogenaamde productiebossen, waar bosbouwers alles
n om een zo groot mogelijke houtopbrengst te krijgen. Voor zuivere houtteelt
de omstandigheden in het Texelse bos trouwens vrijwel nergens geschikt. De
mgesteldheid en het klimaat maken dit meestal onmogelijk.
ónge boompjes worden in een bos
enwoordig ongeveer anderhalve
ter van elkaar geplant. Dat betekent
er op een hectare zo'n 4500 staan. In
ge jaren bestaat de kans dat een flink
il van de boompjes sterft. Waar dat
lig is, gaat de beheerder van het bos
e vervangen, een karweitje dat men
loeten' noemt.
Dunning
Enkele jaren na het planten zijn de
men meestal zoveel gegroeid, dat ze
dicht op elkaar komen te staan. Een
él van de bomen wordt dan af-
zaagd om de anderen meer ruimte te
yen. Dit werk is de zogenaamde
unning', die in ieder bosgedeelte om
i zeven tot acht jaar plaatsvindt, leder
jr neemt men ongeveer één-zevende
el van het bos onder handen. Deze
Inning -eigenlijk het oogsten van het
lut- vindt vrijwel uitsluitend in de
irfst- en winterperiode plaats. Het
nzagen van de stammen geschied
ang niet meer met handzagen, maar
et lawaaierige motorzagen. Met deze
achines kan snel worden gewerkt. Het
llende hout en later het uitslepen van
i stammen met trekkers veroorzaakt
pgal wat schade aan staande bomen
h bodem. Het publiek dat in het bos
bmt, heeft nogal eens moeite met deze
png van zaken. Vorig jaar kwam
Inand zich op het kantoor van Staats-
psbeheer beklagen over de manier van
terken in het bos. „Ik probeer mijn
pontje liefde voor de natuur bij te
rengen en jullie dóen maar in het
RSL---I"
larden
awel er natuurlijk veel verschil is
ssen moedwillig vernielen en bescha-
gen als gevolg van noodzakelijk werk,
men bij Staatsbosbeheer ook niet
tijd gelukkig met de gang van zaken,
joral het uitslepen van stammen met
Bkkers laat men eigenlijk liever achter-
ege. Vroeger werd dit werk door
iarden gedaan, maar het is tegen-
oordig moeilijk om geschikte voer-
iden met paarden te vinden. Door de
roei van het bos zijn sommige stam-
len nu te zwaar om door een paard
aar de weg gesleept te worden. Bij
taatsbosbeheer wil men het paard
reer een belangrijke rol laten spelen bij
et boswerk. Ook de boswachterij Texel
al in de toekomst weer over een eigen
aard beschikken. Voor het zover is
jllen er echter nog wel enkele jaren
erstrijken.
Het hout van het Texelse bos gebruikt
ten voor een deel als heipalen en
mijnhout. Verder verwerkt de industrie
het tot spaanplaat, hardboard, kist
hout, timmerhout en papier. Hoewel'het
bos tegenwoordig ongeveer 3.000 m3
per jaar opbrengt, is de houtteelt be
paald niet ionend. Staatsbosbeheer is al
blij als de kosten van het omzagen en
naar de weg slepen van de stammen
gedekt worden door de verkoop van
het hout. De afgelopen winter is er zelfs
geen dunning op grote schaal uitge
voerd, omdat de aspirant-koper geld-toe
verlangde I
Bij het bebossen zijn voor een
belangrijk deel zwarte dennen gebruikt.
Deze soort kan zich ondanks de zee
wind meestal goed handhaven, zelfs in
het droge duingebied. De zwarte den
hoort in ons land echter van nature niet
thuis. Daardoor is de kans op ziekten en
schadelijke insecten groot. In de luwte
van het dennebos onstaan echter veel
betere mogelijkheden voor
boomsoorten die in ons land wel thuis
horen, zoals de beuk en de eik. Boven
dien is in de loop van de jaren door
humusvorming de structuur van de
bodem in het bos verbeterd.
Loofbomen
Toen de aanplant van het bos achter