Over gallen
„Kort Amerikaans"
mm,
Suikeroom
'c¥m
Sint Nicolaas-
aktie
ZAKGELD?
Aanleg riolering
De Zes en
Gasthuisstraat
begonnen
Zondag Sint
Nicolaasrit
ff ff ff TlC«£jSwifc
Nog ruimte in cursus
„Opkomen voor
jezelf"
VRIJDAG 30 NOVEMBER 1979
TEXELSE COURANT
PAGINA 9
Reageren op deze rubriek kan bij Jaap
van Groenigen, telefoon (02220) 3562,
Adriaan Dijksen, telefoon (02728) 676 of
bij het Natuurrecreatiecentrum, telefoon
'02228)741.
Dit jaar heb ik nogal wat verschillende gallen gezien; en dan niet
alleen de bekende ronde galletjes op de eikebladeren, maar ook heel
andere, waarvan je eerst niet zou verwachten dat het een galletje is.
Maar wat zijn gallen eigenlijk? Een gal wordt niet 'zomaar' gemaakt
door een plant. De meeste worden door insekten veroorzaakt. We
kennen allemaal wel de ronde galappeltjes van de eikebladeren; hier is
een galwesp de dader.
Het levensverhaal van een galappel is
niet eenvoudig. Het begint al in juni,
dan worden door een vrouwtjeswesp
eieren gelegd in een eikeblad. Eerst is er
nog niets te zien, maar na een tijdje
ontwikkelt zich toch een soort knikkertje
op het blad. Het ei is inmiddels larve
geworden. Deze larve begint aan de
binnenwand van de gal te knagen en als
gevolg hiervan groeit de gal behoorlijk.
Larve en gal groeien verder tot de larve
het popstadium ingaat (op de zelfde
manier als een rups tot vlinder verpopt,
zal de galwespelarve tot galwesp ver
poppen). Dit popstadium is een periode
van rust voor de gal. In deze tijd worden
de poten en de vleugels van de wesp
gevormd. Tenslotte komt uit deze pop
een volwassen wesp tevoorschijn. Het
popstadium begint al in de herfst. Met
het eikeblad valt dan ook de gal op de
grond en begin december is het eindelijk
zover: een grote, forse galwesp komt uit
de gal tevoorschijn. Deze gaat vrijwel
meteen op zoek naar een jonge eike-
knop, waar in het komende voorjaar de
nieuwe bladeren uit zouden komen.
Maar onze galwesp legt echter een eitje
in de knop en, als er geen kapers op de
kust komen, knaagt in mei van het
volgende jaar een jonge wesp een gaatje
in de wand van de gal en komt naar
buiten. Het verhaal kan nu weer van
voren af aan gaan beginnen
Concurrentie
Maar toch gaat dit praatje lang niet
altijd op. We zijn niet de enigen die de
gal op het eikeblad gezien hebben: een
concurrerende wespesoort is ook op
zoek naar galletjes. En als ze er een
vindt, wordt er meteen een eitje in de
gal gelegd. Soms gaat het goed en dan
eet de nieuwe bewonér alleen maar mee
van het galweefsel dat door de oor
spronkelijke bewoner veroorzaakt is.
Soms ook loopt het slechter af met de
oorspronkelijke bewoner; een andere
wespesoort (staartwesp) met minder
goede bedoelingen legt dan een eitje in
de gal. Het resultaat is dan dat de
nieuwe larve de oorspronkelijke bewo
ner uitzuigt. Als gevolg hiervan komt er
Eikegallon
Mosgal of slaapappel op een roze tak
eind oktober een jonge staartwesp uit
de gal te voorschijn.
Het heeft nogal wat tijd en moeite
gekost eer men er achter was dat uit een
gal soms een andere soort galwesp, een
parasiet, te voorschijn komt dan de
wesp waardoor de gal veroorzaakt was.
De oude Grieken kenden al vele soorten
gallen en enkele werden ook voor de
geneeskunde gebruikt. Maar het heeft
tot ver in de zeventiende eeuw geduurd
eer er iets over de parasieten ontdekt
werd.
In de negentiende eeuw raakten vele
'nieuwe' gallen en hun bewoners be
kend. Deze bewoners zijn meestal insek
ten, maar er zijn ook aaltjes die vooral
wortelgallen (bijvoorbeeld op aardappel
en tomaat) veroorzaken. Deze kunnen
in de landbouw nogal schadelijk zijn.
Op andere bomen
Gallen komen niet alleen op eiken
voor. Vorig jaar zag ik in de herfst nogal
wat esdoorns waarvan het blad als het
ware bezaaid was met kleine donker
rode knobbeltjes. Dit waren galletjes die
door een galmot veroorzaakt zijn. In
tegenstelling tot de hierboven genoem
de eikegallen zijn deze esdoorngalletjes
niet helemaal gesloten, de opening van
de galletjes van de esdoorn bevindt zich
aan de onderzijde van het blad. De
galmot hoeft zich bij het uit de gal
komen dus geen weg naar buiten te
vreten.
Een andere bekende gal zien we nogal
eens op de rozestruik. Het is de mosgal
of slaapappel (zie tekening). Ze komt op
verschillende wilde en gekweekte roze-
soorten voor. Het is een gal met een
nogal 'verwilderd' uiterlijk, de eigenlijke
gal is geheel bedekt met lange vertakte
haarachtige aanhangsels. Deze zijn
groen of roodachtig en geven het geheel
het uiterlijk van een mosbal. In de ruil
verkavelingsbeplantingen zag ik enkele
jaren geleden exemplaren die ruim 7
centimeter in doorsnee waren, maar
meestal zijn ze toch wel iets kleiner.
De sigaargallen op het riet zien er
weer heel anders uit. Je hebt er ook
verschillende soorten. Sommige merkje
pas op als het blad van het riet niet zo
goed ontwikkelt is, de rietstengel is dan
ook wat dikker. Andere soorten zie je
wanneer het bovenste blad slecht groeit
en opgevouwen blijft zitten. De overige
bladen vallen dan in de herfst af, wat
ook al niet normaal is bij riet. Deze
rietgallen komen voornamelijk voor bij
riet dat tamelijk droog groeit. In dit geval
is een vlieg de dader.
's Winters is de gal hol, aan de
onderkant ligt de vliegenmade die in
maart in een pop verandert. De vliegen
komen uit in mei en juni en leggen dan
weer nieuwe eieren, hoog in een nieuwe
rietstengel. Maar in de winter worden
deze gallen vaak opengehakt door me
zen. Op een vochtige plek in de duinen
zie je dan soms een heel troepje kool- en
pimpelmezen het riet van boven naar
beneden inspecteren. Af en toe wordt er
dan een gal aan flarden gehakt en de
mees heeft weer een lekker hapje.
Wilma Eelman
Aannemer De Vries en Van de Wiel
begint met de aanleg van het nieuwe
riool in de Gasthuisstraat en De Zes. In
verband daarmee zal ingaand maandag
De Zes voor alle verkeer zijn gesloten en
zal ook het stuk Gasthuisstraat tussen
De Zes en de Beatrixlaan zijn versperd.
De werkzaamheden duren ongeveer een
maand.
Nadat het riool is gelegd zal een
voorlopige bestrating worden gemaakt
die volgend jaar door definitief plaveisel
zal worden vervangen. Dat laatste niet
meegerekend is met het project een
bedrag van f60.000, gemoeid.
Als gevolg van het nieuwe, dieper
liggende riool zal een eind komen aan de
wateroverlast die de bewoners van De
Zes ondervinden, vooral sinds het ge
reed komen van het parkeerterrein
Vogelenzang. Tegelijk met de riool-
aanleg zal daarom drainage worden
gemaakt.
Zondagmiddag a.s. houdt de Motor-,
Auto- en Bromfietsclub Texel de jaarlijk
se Sint Nicolaasrit. Zoals gebruikelijk is
het evenement in het bijzonder aantrek
kelijk gemaakt voor de meerijdende
kinderen. Er zijn diverse attracties en
veel prijzen beschikbaar gesteld. In
schrijven kan vanaf 13.30 uur bij de
Firma De Wit op het Wezenland, waar
om 14.00 uur wordt gestart. De rit is niet
al te moeilijk. Wie voor het eerst
meedoet heeft ook kans winnaar te
worden. De rit is uitgezet door O. J.
Agter en A. van Liere. Bij de controles
zullen zich zwarte Pieten opstellen om
de kinderen te tracteren.
Verschillende prijzen, gewonnen bij
de Sint Nicolaas-actie zijn nog niet
afgehaald bij de Reizenboetiek in de
Weverstraat.
Van de eerste trekking zijn dit de
prijzen die op de volgende lotnummers
zijn gevallen: 100,— op nummer 27583,
f50,— op de nummers 41806, 40825 en
65468 en f25,— op de nummers 68958,
51923, 37186, 40854,27219 en 10263.
Bij de tweede trekking zijn op de vol
gende nummers prijzen ter waarde van
f50,— af te halen: 16477, 5293, 152189,
10060 en 50320 en f25,— op de num
mers 124685, 103940, 74892, 79345,
150001,122477,37506 en 65477.
In Den Burg vennen jongens van
een jaar of tien - elf met kaarsen
langs de deuren. Onder meer wis
ten ze in de Warmoesstraat en
Weverstraat drie kaarsen voor een
riks aan de man te brengen. Ook
hadden ze puzzeltjes die ze voor
dertig cent aan kopers probeerden
kwijt te raken.
Belangstellende klanten die infor
meerden met welk doel ze al dat
moois verkochten kregen als ant
woord 'Voor ons duppie'. Op een
vraag dit duppie eens nader te
omschrijven, vertelden de jongens
dat ze dit karweitje voor de padvin
derijuitvoerden.
De leiding van Scouting Texel
ontkent dit. Misschien een stelle
tje slimme jongens die op deze
manier hun zakgeld proberen op te
trekken
f Laten we zacht zijn voor elkaar.
De cursus 'Opkomen voor jezelf', die
op 11 januari 1980 van start gaat, is nog
niet volgeboekt. Belangstellenden kun
nen nadere informatie krijgen bij Frank
van Lare, een van de cursusleiders.
De cursus is bestemd voor alle men
sen die het gevoel hebben onvoldoende
voor zichzelf te kunnen opkomen, leder
die zich opgeeft heeft van te voren een
kennismakingsgesprek met de cursus
leiders. Deze gesprekken zullen plaats
vinden in de maand december 1979.
Gedurende 10 keer komen de cursisten
wekelijks bijeen op vrijdagmiddag van 2
tot 4 uur in Den Burg op een nader aan
te geven plaats.
Frank van Lare is te bereiken op
maandag-, dinsdag-, woensdag- en vrij
dagmorgen van 8.30 - 9.30 uur en op
donderdagavond van 19.30 - 20.30 uur
in de Oude Ulo, ingang Wilhelminalaan
(telefoon 4185. De kosten bedragen
f30,— per cursist.
Aanmeldingen voor de cursus bij
Frank van Lare op de genoemde tijden,
óf op het hoofdkantoor van de Stichting
dagelijks van 9.00 tot 12.00 uur en van
14.00 tot 16.00 uur, telefoon (02230)
15834, óf op de afdeling culturele zaken
van het gemeentehuis (telefoon 3041).
Oud-cursisten kunnen zich eveneens
opgeven.
'Kort Amerikaans' naar het gelijkna
mige boek van Jan Wolkers is a.s.
weekend (vrijdag t/m maandag) te zien
in het City theater om 20.00 uur, en is
toegankelijk voor personen vanaf 16
jaar.
'Kort Amerikaans' is na 'Turks Fruit'
het tweede boek van Jan Wolkers dat
verfilmd is. Deze film speelt zich echter
af in de jongere jaren van de auteur.
Wolkers heeft een verfilmer in Guido
Pieters getroffen die met grote liefde
voor 't boek te werk is gegaan en er blijk
van gaf de sfeer en de inhoud van het
boek zuiver aan te voelen. 'Kort Ameri
kaans' is een film geworden die een
vaak boeiende kijkervaring oplevert. Het
verhaal is als volgt: Erik van Poelgeest
(Derek de Lint) is een negentienjarige
jongen die de oorlog op een volstrekt
andere wijze beleeft dan de gemiddelde
Nederlander in die dagen. Om niet in
Duitsland te werk gesteld te worden
duikt hij onder in Leiden. Erik is een
vreemde, cynische en soms kinderlijke
jongen die steeds wordt achtervolgd
door de bijbelteksten van zijn vader.
Niet alleen vanwege zijn opvoeding,
maar ook door een groot litteken op zijn
linkerslaap (opgelopen in zijn kinderja
ren) is Erik contactarm en nauwelijks in
staat een relatie met iemand op te
bouwen. Door verschillende activiteiten
komt hij in aanraking met een paar
mensen die in zijn leven een belangrijke
rol gaan spelen. Op een gegeven mo
ment keert het leven zich tegen Erik. Ziin
broer sterft aan difterie, zijn vriendin
verlaat hem en hij wordt ontslagen.
Bovendien pleegt een vriend zelfmoord.
Het isolement van Erik wordt compleet.
Hij verschanst zich in de tekenacademie
waar zijn enige gezelschap een vrou
wentors zonder hoofd is; een perfecte
partner die niets vraagt of zegt en geen
moeite heeft met Eriks karakter en
litteken. Deze ogenschijnlijk vredige
situatie wordt op brute wijze verstoord
door de plotselinge komst van Elly, die
uitloopt in een dramatische ontmoeting.
Zij vernielt Eriks 'stille vrouw' en daar
mee zijn laatste houvast.
FEUILLETON
door Tom Lodewijk.
8. Jeanne kreeg rode plekken in haar
hals, altijd als ze zich opwond. En dat ze
zich opwond, kwam omdat deze zoon
een aartje naar zijn moeder had en in
vele opzichten dacht als zij. Karei kon
soms zo ongemakkelijk dicht komen bij
een waarheid, die Jeanne Krol zichzelf
niet wilde bekennen omdat het niet
fatsoenlijk was zoiets te zeggen, zélfs al
dacht je het.
Jannetje Krols vader was mesthande
laar geweest, iets waarover ze zich niet
behoefde te schamen, al deed ze het.
De oude Krol maakte het woord van
keizer Vespasianus tot het zijne: ,,geld
stinkt niet". Hij had buitengewoon
genoten toen iemand hem eens verteld
had, dat de keizer dit zei omdat hij met
mest werd gegooid, nadat hij een
belasting op mest had geheven. Douwe
Krol had al zijn bruine tanden bloot
gelachen en zijn hond Vespasianus
genoemd. Hij had, vooral in en na de
oorlogsjaren, zeer veel verdiend, en al
was er een hoop zwart geld bij, hij stond
,,aan de goede kant" en had zelfs zo af
en toe onderduikers een handje gehol
pen. Hij was met geldverdienen opge
houden toen hij het genoeg vond om te
gaan „zitten leven", maar terwijl ieder
een dacht dat hij wel honderd kon
worden, sloeg hij op z'n hoge fiets
linksaf zonder op of om te kijken en
toevallig passeerde juist een zware
vrachtauto, Douwe Krol had geen kans
en Jannetje was wees. En enig erfge
name.
Ze had toen al kennis gemaakt met
Ben Kroonstuiver, een handige knaap,
een jongen waar wel wat inzat. Douwe
Krol mocht hem wel. Hij wist dat zijn
Janneke, met haar hoogrode kleur en
haar eigenaardige loop (net of ze achter
de melkkar loopt, had haar neefje Kees
eens gezegd) moeders mooiste niet
was; dat ze een behoorlijke bom centen
meebracht, zou ongetwijfeld zijn nut
hebben. Maar hij zag haar toch niet
graag met een leegloper en duitendief
getrouwd. Nu, dat was Ben Kroonstui
ver niet. Hij kon jannekes centen best
gebruiken, maar niet om er van te
rentenieren, en zijn ideaal, een eigen
bedrijf, kon hij er mee verwezenlijken.
Hij had de conjunctuur mee. In het
begin was het hard ploeteren. Janneke
zelf deed de administratie en de boek
houding.
Nu was ze geen Janneke meer, maar
Jeanne. Ze woonde in een mooi groot
huis vlak bij de fabriek. Ze had al gauw
gesnapt dat je aan geld op zichzelf niets
had, als je er niets mee wist te doen. Ze
zag geen kans in de kring van de upper
ten te komen, maar er kwam toch een
kring van „zakenvrienden" en hun
vrouwen, waarin Jeanne probeerde de
boventoon te voeren.
Haar zoon Karei, leek uiterlijk meer op
zijn vader, maar had het karakter van
zijn moeder. Hij was ook bepaald geen
studiebol en had moeizaam en met
diverse herhalingen de Mulo afgelopen.
Tot hij in militaire dienst moest, had hij
een beetje omgehangen, want het stond
immers vast dat hij bij vader in de zaak
zou komen.
Hij was de hoop en de trots van zijn
moeder. De streken die hij uithaalde, het
weinig positieve dat hij presteerde, het
werd allemaal op rekening geschreven
van „wilde haren". Ook Ben klemde
zich vast aan de gedachte dat zulke
jongelui later de braafste huisvaders en
de beste zakenmensen werden.
Wat Karei in de fabriek het meest
aanstond, was het baaszijn. De Jonge
Baas. Dat lui waarmee je vroeger op
school gegaan had, meneer moesten
zeggen. Het streelde hem als hij de
meisjes op het kantoor hoorde praten
van „de jonge meneer". Dat werd je zo
maar automatisch, omdat je vader nu
eenmaal baas was. Hij was in 't purper
geboren.
Vader Ben was een harde zakenman,
maar hij kon nooit vergeten dat hij als
gewone jongen begonnen was. Al was
hij niet eens in alle opzichten een ideale
werkgever, zijn mensen konden veel van
hem hebben, omdat hij „gewoon" was.
Hij kon te keer gaan als een brulboei,
maar ook met interesse luisteren naar
sterke hengelverhalen, schudde grinni
kend de hand van een arbeider, die juist
vader geworden was en informeerde
naar een ander, wiens vrouw in het
ziekenhuis lag. Hij was er zich van
bewust, dat hij voor die mensen verant
woordelijkheid droeg. Hij kon soms de
fabriek inkijken, denkend: dat hele stel
komt eind van de week bij mij het
loonzakje halen, en ik moet zorgen dat
het geld er is. Daarom wilde hij ook niets
horen van nieuwerwetsigheden als on
dernemingsraden, vond het al erg ge
noeg als hij met de bonden te maken
had bij het afsluiten van een CAO.
Karei vond dat ouderwetse denkbeel
den, al besefte hij niet dat hij zelf nog
midden in de negentiende eeuw stond.
Voor hem ging het om de winst. Lonen
en prijzen fungeerden daarin, maar
mensen niet. Het was al erg genoeg, dat
je vanwege de krappe arbeidsmarkt niet
kon doen watje wou. De mensen in de
fabriek meer nog dan die op kantoor
wisten dat „de jonge meneer" hen
eenvoudig niet zag. Hij reed in zijn snelle
sportwagen, hij liet in dure restaurants
de kelners voor zich vliegen, voorzover
ze dat nog deden. Dat was allemaal
nodig voor de representatie, en daarin
vond hij zijn moeder aan zijn kant, die dit
een machtig woord vond.
Douwe Krol was verre van represen
tatief geweest, met z'n eeuwige pet, en
de mesthandel was het al evenmin. Ben
had voor die dingen zo geen gevoel, die
zou liefst nóg na een drukke dag z'n das
afdoen en z'n sokkevoeten op een
andere stoel leggen.
Jannetje zag in zoon Karei de kans,
om helemaal boven het verleden uit te
komen. Als Ben eens klaagde over de
grote kosten die zoonlief veroorzaakte,
als er eens wrijving was omdat Karei wat
al te veel uit de hoogte tegen de mensen
was opgetreden, wist Jeanne, zoals ze
thans heette, altijd woorden ter verdedi
ging te vinden. „Jij en je zoontje" had
Ben eens gezegd en hij besefte zelf niet
hoe juist hij de situatie had geschetst:
moeder en zoon aan de ene, hij aan de
andere kant. Maar ook hij klemde zich
vast aan de zoon en opvolger. Anders
immers had hij tevergeefs geleefd en
gewerkt. Want Ben Kroonstuiver was
een van die mensen die menen dat het
levensdoel er in gelegen is, dat hun werk
door anderen wordt voortgezet. „An
ders", zei hij, „ging ik net zo lief iedere
dag vissen".
In heerlijke onwetendheid omtrent het
gesprek tussen moeder en zoon, waar
van hij het onderwerp vormde, zat oom
Simon in een roeiboot op de plas naast
zijn nieuw ontdekte neef Pieter de Jong.
Hij logeerde bij Herman en Thea,
maar daar voelde hij zich voortdurend
op visite en had er dan ook een dag van
genomen om met Pieter te gaan vissen.
Hij zat nu vlakbij, Pieter en Anneke
woonden maar een kwartiertje van
Herman vandaan.
Het was stil op het water. Af en toe
kwam er geruisloos, behalve wat vaag
geruis van water en van wind in de
zeilen, een jolletje of een schauwtje
langs, dan werd er een hand opgesto
ken. Verderop tjotterde de motor van
een beurtschipper, en een statige Lem-
steraak met witte zeilen toonde dat er
ook in de vrijetijdsbesteding rangen en
standen waren. Maar op het water, zei
Pieter, die zelf een klein schouwtje had,
ging het er alleen om of je een goeie
zeiler en een goeie sportsman was.
Oom Simon zat vredig naar zijn
dobber te staren en trok af en toe eens
aan zijn pijp.
Gek, dacht hij, noch bij Ben, noch bij
Herman ontbrak het hem aan iets. Alles
was er royaler en geriefelijker dan bij
Pieter en Anneke. En toch had hij hier,
in dit bootje, naast zijn neef „de
schoolmeester" pas het gevoel, werke
lijk vrij man te zijn en te genieten van het
leven. Opzitten en pootjes geven was er
niet bij. Je kon helemaal jezelf zijn, want
de anderen waren dat ook. Er werd ook
helemaal geen drukte gemaakt. Neef en
oom gingen samen vissen. Dat was het
doel van de tocht.
(wordt vervolgd)