Boek „U hoort nog van ons' HENK VINK BRENGT DUIDELIJKHEID IN WAO DOOLHOF Brieven onder nummer1 VVV mag sparen voor slechtere tijden Snelheidscontrole FEUILLETON: IIJ DAG 26 JUNI 1981 PAGINA 11 1 TEXELSE COURANT nk Vink, schrijver van „U hoort nog van ons" thuis achter zijn typemachine. ,,Je loopt met een plan rond om een boek te gaan schrijven voor l/AO'ers, over de WAO'ers en de WAO. Je steekt zo hier en daar je jfielhorens eens uit. Je gaat het land in voor informatie, je hebt zo hier n daar een interview en dat wordt in de krant gepubliceerd. Je belt ins een vakbond op en een overheidsinstelling en dan komen de ukken en rapporten met stapels je brievenbus binnenglijden. Ik ben ilf WAO'er en ik dacht datik aardig van de materie op de hoogte was. otdat de mij toegestuurde stapel zo hoog was dat ik niet meer wist >e en waar te beginnen..." Met deze regels begint het boek ,,U lort nog van ons" dat deze maand tkwam en dat geschreven werd door ink Vink uit Den Burg. Het boek gaat ler de WAO. Over de mogelijkheden, oblemen en ervaringen van mensen e in de WAO zitten. Vink behoort zelf t één der eerste WAO'ers. In 1965 erd hij in de Rotterdamse haven iveld door een rol papier van twee en n halve ton. Hij werd invalide ver- iard. „In 1968 werd ik ten onrechte geschat en tot 15% genezen ver- lard. Op eigen initiatief heb ik een nscholing gedaan voor torenkraan- istuurder in de bouw. Maar helaas de itterdamse Gemeenschappelijke Me- jche Dienst bleek na zeven voor mij inlijke jaren toch ongelijk te hebben. Ik in sins 1 april 1975 weer WAO'er, inaf half juni 1975 werkte ik in sociaal irband. Sinds november 1979 bezit ik eer de status van WAO'er", schrijft de middels al weer vele jaren op Texel onende Henk Vink in zijn boek. 4. En nu was het dan zover. Nu zat ze hier in een restaurant in msterdam aan een tafel met een eemde man. Vreemd? Ze kende hem een beetje uit zijn brieven want ze was et over één nacht ijs gegaan, voor ze ize afspraak maakte. In werkelijkheid id ze steeds weer, naar haar aard, iprobeerd de ontmoeting uit te stellen, aar het moest er toch van komen, óf moest hem definitief afschrijven. Ze had hem een fotootje gestuurd idat hij wist dat hij niet naar een mster behoefde uit te zien. Vond hij iar te lelijk dan wist ze dat meteen. Hij had, volgens de belofte de foto ompt geretourneerd en even was het lar koud om het hart geworden, toen de brief kreeg en het kiekje er uit Ide. Was dit het einde? Maar nee... hij ed het voorstel zonder tegen licht volgende week in Amsterdam, i had het Loes verteld en die had er rtuurlijk del over gedaan. „Met een De ontstaangeschiedenis van het boek is bijzonder. In een sanatorium ontmoette Vink een journaliste van De Telegraaf die geïnteresseerd was in zijn levensverhaal. Er kwam een interview in deze krant waarin Vink terloops liet weten dat hij zijn bevindingen met de WAO graag op papier wilde zetten. Na deze publicatie ontving henk Vink een brief van Uitgeverij Strengholt die liet weten geïnteresseerd te zijn in de uitgave. Met veel pijn en moeite schreef Vink zijn boek en stuurde het naar de uitgeverij. Toen volgde een grote te leurstelling. Strengholt vond het boek niet passen binnen zijn fonds en wilde het niet uitgeven. Wel plaatste de uitge verij een advertentie in het vakblad „Nieuwsblad voor de Boekhandel". In deze publicatie werden collega uitgevers opgeroepen zich met Vink in verbinding te stellen als ze geïnteresseerd in het boek waren. Dit resulteerde in vijf aan biedingen. Vink zegt er nu over: „Ik wist niet welke uitgeverij ik moest kiezen. Op een gegeven ogenblik heb ik de vijf witte roos op? En hij ook?" Het had haar een beetje geërgerd, Loes scheen niet te begrijpen, welk een onderneming dit voor haar was. Volkomen in strijd met heel haar bestaan totnogtoe. Ze zegen de inmiddels Loes' inzicht om de cor respondentie via de kiosk te laten lopen, veronderstel dat moeder er iets van ver- moeddel Kind! een man uit een adver- tentiel Ze hóórde het haar moeder zeggen. Het werd tijd dat ze op eigen benen ging staan, niet meer aan moeders schortebanen vasthield. Als straks moeder er niet meer was, moest ze het ook alléén verder klaren en dat begrip alléén kreeg juist in deze dagen een sinistere betekenis. Juist nu, nu de mogelijkheid scheen te bestaan dat ze toch niet alleen behoefde te blijvenl Hier zat ze nu tegenover een man, die mis schien heel haar leven veranderen kon. O, zeker, hij was ouder dan zij, maar dat stond haar wel aan. namen van die uitgeverijen op een blaadje papier geschreven. Toen ben ik er met mijn ogen dicht bij gaan zitten en heb ik een pen laten vallen. De uitgeverij waar de pen een stipje bij maakte, daar ben ik mee in zee gegaan." De Toorts Die uitgeverij werd De Toorts in Haarlem. Deze maatschappij maakte van het boek een serie. Het eerste deel is nu uitgekomen, het tweede deel ver schijnt in augustus en gaat over de Wet Sociale Werkvoorziening en door WAO'ers zelf opgezette klussendiens- ten. Tenslotte verschijnt in de serie het boek Onbetaalde arbeid —hoe werkt dat^van Drs. L. J. H. Dietz. Vink zegt zelf dat hij geen schrijver is. Degene die zijn boek leest zal dat beamen. Op de stijl valt wel iets aan te merken. Soms echter stijgt het belang van datgene wat iemand te vertellen heeft uit, boven het al dan niet kunnen schrijven. En dat is bij het boek van Vink zeer zeker het geval. In duidelijke taal zonder ambtelijkheden of ingewikkelde uitweidingen beschrijft hij de verschil lende facetten van de WAO. Op zich mag dit een prestatie genoemd worden. Arbeidsrecht en vooral dat deel waarin arbeidsongeschiktheid wordt geregeld is een taaie en moeilijke materie. Om zijn boek te kunnen schrijven moet Vink een zee van rapporten, officiële stukken en nog veel meer ambtelijke taal Dit was een man die het leven kende, dat zag je meteen aan zijn hele manier van optreden. Hij stelde haar meteen op haar gemak, liet haar de koffie verzor gen en zonder in cliché's te vervallen over het weer en de reis, praatte hij rustig over koetjes en kalfjes totdat ze haar gevoelens een beetje bij elkaar had geraapt en in staat was haar koffie te drinken zonder dat haar handen trilden. ,,U hebt hier net zo tegen opgezien als ik", zei hij. „Ik dacht dat u er nog al naar ver langde", waagde ze te glimlachen. „Och ja!" hij lachte breed. „Omdat ik niet langer tussen de wal en het schip wou zitten, een klein beetje weten waar ik aan toe was. Want, juffrouw van Wijnbergen, laten we reëel zijn, mooie brieven schrijven is geen kunst, maar als je elkaar ontmoet dan wéét je. Bij mij is dat tenminste zo. Als ik iemand ontmoet weet ik, die mag ik of die mag ik niet, en meestal klopt het dan ook. 't Zou toch best kunnen dat toen u hier binnenkwam ik bij mezelf dacht: lieve mensen is ze dét? Hoe kom ik déér met goed fatsoen weer af?" „En dat dacht u dus niet. Anders zou u dat niet zeggen." „Natuurlijk dacht ik dat niet. Wilt u weten wat ik dacht? Ook zónder die krant had ik geweten dat u het was. U bent net als in uw brief. Ik zou haast zeggen: van een opvallende opvallend heid. „Moet ik dat als een compliment beschouwen?" „Ik maak nooit complimenten. Wat ik hebben doorgeworsteld. Hij is er in geslaagd daaruit een boekje te destil leren dat zich makkelijk laat lezen en dat primair voor WAO'ers, maar ook voor anderen een schat aan informatie bevat. „U hoort nog van ons" begint met het ontstaan van de wet op de arbeids ongeschiktheidsverzekering, en daarna wordt ingegaan op de arbeidsonge schiktheid als maatschappelijk pro bleem. Volgens Vink houden de ar beidsbureaus die moeten functioneren als bemiddelaar tussen werkgevers en werknemers, onvoldoende rekening met de geestelijke noden die voortvloeien uit het ontslaan van iemand met een handi cap. Verder vindt de schrijver dat de bezetting op de bureaus te gering is om aan werkelijke bemiddeling toe te ko men. Over de sociale werkplaatsen schrijft hij dat daar dezelfde sfeer heerst als in veel bedrijven: „de aantallen moeten gehaald worden, men moet concurrerend kunnen zijn ofwel kos tenbewust. Bij het aannemen van men sen stelt men hoge eisen. Aan sociaal beleid doet men nauwelijks iets. Bege leiding in, en aandacht voor persoonlijke problemen komen nauwelijks voor." De Gemeenschappelijke Medische Dienst stelt zich volgens Vink veel te formeel op, hoewel deze dienst door hem verder in zijn boek ook wordt geprezen. Vink vindt dat zowel de arbeidsbureaus als de Gemeenschappelijke Medische Dienst meer invloed moeten hebben op onder nemingenDan kan men beter aandacht schenken aan bemiddeling; te vaak komen ze daarbij schouderophalende werkgevers tegen." Heksenjacht In het hoofdstuk „Heksenjacht" be schrijft Vink hoe door de omgeving wordt gereageerd op het arbeidsonge schikt zijn en wat de mogelijkheden zijn voor een arbeidsongeschikte. Hij stelt ■vast dat een WAO'er door de omgeving alleen maar getolereerd wordt als hij de hele dag in zijn stoel zit of op bed ligt. Zo gauw de WAO'er een klusje in huis opknapt, wordt er geroepen: kijk hem eens lekker bezig. En wij maar werken. Vink vindt echter dat WAO'ers beslist niet moeten stilzitten. „WAO'ers kun nen ondanks hun handicap mogelijk heden vinden om hun leven meer in houd te geven", schrijft hij en geeft het voorbeeld van de heer Jansen die door ernstige rheuma aan zijn bed is ge kluisterd. Vanuit zijn bed blijft hij echter actief voor de belangenvereniging van de WAO'ers door administratieve en te lefonische werkzaamheden te verrich ten. In zijn boek gaat Vink verder in op de WAO belangengroepen, zelfhulp groepen en detol van de vakbeweging. Over dat laatste stelt hij dat de belan genbehartiging van mensen die uit het arbeidsproces zijn gestoten, te weinig aandacht krijgt. Door stuurgroepen zo als die bij afdelingen van het NKV en FNV bestaan en die richting geven aan de WAO zelfhulp groepen kunnen op het juiste moment professionele hulp verleners ingeschakeld worden. „De vakbeweging is", schrijft Vink, „op zo'n manier direcht betrokken bij mensen die aan kunnen geven wat de negatieve aspecten zijn van onze sociaal econo mische orde." Juridische aspecten Interessant in het boek zijn de be levenissen van een rechtenstudente uit Rotterdam die een tijd heeft gewerkt in een rechtswinkel en zodoende met di verse problemen van WAO'ers te maken kreeg. In dit hoofdstuk worden een aantal juridische facetten van de over gang van ziektewet naar WAO, de mo gelijkheden bij de Raad van Beroep, en problemen bij een sollicitatie uit de doeken gedaan. Het verhaal is geens zins volledig, maar verschaft degenen met wie iets soortgelijks is gebeurd in zeg meen ik. En als ik het onaangenaam bedoel, zou ik het niet zeggen." Terwijl hij praatte nam ze hem op. Een keurige man, een heer, waarschijnlijk een gewone jongen die zich had opge werkt tot een niet alleen uiterlijke beschaving. Ze zag de zware gouden zegelring aan een welverzorgde hand, geen kleurige das, zijn kleren zaten hem goed. Ze behoefde zich zeker niet te generen, hier met hem gezien te worden en ze hoopte dat haar eigen mantelpakje niet te saai en te degelijk was. Henri Gardeniers kon niet alleen on derhoudend praten, hij had er slag van anderen aan het praten te krijgen en voor ze het goed en wel besefte, vertelde Els hem van haar overleden vader, haar moeder, haar werk. „Is uw moeder nog altijd aktief? Veel verenigingswerk en zo?" Nee, moeder was niet zo best ter been meer, die bleef meestal thuis, had een klein kringetje oude kennissen, meest weduwen ook. „Moet u uw moeder ook onderhou den?" vroeg hij, „of nee, dat zal wel niet, ambtenaarsweduwe...." „Nu ja", zei Els, „dat pensioen, dat is ook zo veel niet. Maar vader en zij hadden allebei wel wat geërfd en ik heb mijn deel op de bank staan. En zo alles bij mekaar.... op dat gebied kan ik mezelf uitstekend red den", zei ze. Hij moest eens denken dat ze zocht naar een man met geld, óm het geldl „Daar ben ik blij om", bracht de ander haar eigen gedachten onder woorden. ieder geval een duidelijk inzicht in hun situatie en mogelijkheden. Het aardige van ,,U hoort nog van ons" is dat zeer ingewikkelde zaken zoals de zojuist ge noemde juridische facetten worden af gewisseld door hoogst eenvoudige on derwerpen. Een hoofdstukje is bijvoor beeld gewijd aan het feit dat het onverstandig is om een WAO'er hard op de schouder te slaan. Zo'n man kan wel inwendige ziekten hebben. Het tekent de mentaliteit waarmee Henk Vink dit boek heeft geschreven. Een gids voor WAO'ers waarin werkelijk alles waar mee ze te maken hebben de revue passeert. In een boek waarin allerlei officiële instanties aan de orde komen lijkt een hoofdstuk over het schouderslaan misschien wat uit de toon vallen. Het past echter bijzonder goed in de stijl waarin het hele boek geschreven is. Bovendien maakt een dergelijk luchtiger onderwerp het boek beter leesbaar. De vrouwelijke WAO'ers worden in het boek niet vergeten en de schrijver toont door praktijkvoorbeelden aan dat vrouwen net zo gebukt kunnen gaan onder hun arbeidsongeschiktheid als mannen. „De mannelijke WAO'ers hebben soms meer contacten dan de vrouwen. Ik zie een vrouw nu niet zo gauw, net als ouwe Janes de vishengel pakken om een dag in haar eentje naar een viswatertje te gaan of zich elders in het openbare leven te storten. Juist zij zijn soms eenzamer dan ons manvolk; ook vindt de buurt het al gauw een schande als een vrouw elders alleen communicatie zoekt", schrijft Vink die overigens laat weten dat vrouwelijke WAO'ers dezelfde rechten hebben als „het mansgedoe". Artsen Vanzelfsprekend hebben de men sen die afhankelijk zijn van een WAO uitkering veel te maken met artsen. Deze groep wordt in het boek uitgebreid genoemd. Veel wordt geciteerd uit een boekje „Ziek in de fabriek" dat is samengesteld door zeventien medische studenten van de universiteit in Am sterdam. In deze citaten komen de be drijfsartsen er nogal slecht af en Vink zet daar vraagtekens bij. Hij weet enkele voorbeelden te noemen van bedrijven, waarin juist de bedrijfsarts een uit stekende rol vervulde. Wel adviseert Vink de artsen van de Gemeenschap pelijke Medische Dienst „op het puntje van hun stoel" te gaan zitten bij het lezen van rapporten van bedrijfsartsen. Het komt namelijk wel eens voor dat een bedrijf van bepaalde mensen afwil en ze daarom in de WAO wil stoppen'. De bedrijfsarts stelt in dat geval een rapport op voor de artsen van de gemeen schappelijke dienst. Op dit soort rap porten zouden de artsen van de Ge meenschappelijke Geneeskundige Dienst zeer allert moeten zijn, volgens Vink. Hij signaleert met name dat je in warenhuizen geen personeel ziet dat ouder is dan vijftig jaar. „Waar zijn die gebleven?" vraagt hij zich af. Aan de slag Het hoofdstuk „Medicus in de fout" gaat in op een enkel geval waarin door een arts een fout werd gemaakt die de betrokkene haar baan kostte. Overigens worden in dit hoofdstuk gevallen aan gehaald van mensen die door toedoen van de Gemeenschappelijke Medische Dienst op een aangepaste wijze weer aan de slag konden. Het zijn voor beelden van mensen die binnen het arbeidsproces volledig werden gereha biliteerd en daarom is de titel van dit hoofdstuk onjuist gekozen. Vinks con clusie dat de Gemeenschappelijke Dienst nogal wat doet voor WAO'ers is geheel terecht. Jammer is het dat ook de „corres pondentie met instellingen" wordt be handeld in dit hoofdstuk. De tips die bij „Ik heb zelf goed geboerd, héél goed geboerd zelfs mag ik zeggen, ik hoef gelukkig niet naar een vrouw met geld uit te kijken, maar ik zou ook niet graag willen dat een vrouw, alleen om gebor gen te zijn.... efin u begrijpt me wel." Ze begreep hem volkomen en was blij dat ze er allebei gelijk over dachten. Henri Gardeniers had zijn geld ver diend in onroerende goederen (de vei ligste belegging zei hij) en zag kans door gestage activiteit op dit gebied zijn bezit eveneens gestaag te vermeerderen. OP het Rokin had hij een indruk wekkende Amerikaanse wagen gepar keerd staan en hij stelde haar voor dat ze samen in het Gooi in een rustig maar goed restaurant zouden gaan eten, dan zou hij haar daarna weer terugbrengen als ze wilde naar huis, als ze dat liever had naar het station. Ja, dat had ze wel liever. Ze zag zich al arriveren met die slee voor de deur, en moeder boven door het gordijn kijken: „Kind, wie wés die man?" Té veel dak op 't huis. Voorlopig hield ze alles maar voor zichzelf en ze legde hem uit waar om ze een kioskadres prefereerde. „Als mijn moeder wist dat ik hier zat en naar aanleiding van een advertentie, dan dacht ze dat ik het verkeerde pad opging." Henri Gardeniers lachte. „Ze zijn die ouderwetse moeders. Mijn eigen moe der...." en hij vertelde van zijn ouders die hij vroeg verloren had en van zijn strijd om het bestaan. Later toen ze langs de Amstel reden, de stad uit, keek ze tersluiks naar hem, Schoorvoetend ging de raadscom missie voor financiën woensdagavond akkoord met het voorstel tot een wij ziging van de subsidie voor de VVV. Volens de oude regeling kreeg de VVV niet meer subsidie dan het werkelijk nadelig saldo. Met de nieuwe regeling vervalt dit en krijgt de VVV de ruimte om te reserveren voor tegenvallende exploitatie, investeringen en dergelijke. Deze nieuwe subsidieregeling betekent in feite een verzelfstandiging van het functioneren van de VVV. De subsidiepercentages voor de VW zijn als volgt vastgesteld. Van de ka- pitaalslasten van het kantoor in Den Burg wordt 50% gesubsidiëerd, van de lasten van de kantoren in De Koog en De Cocksdorp 25%, van de personeels lasten 50% en vande opbrengsten we gens lidmaatschappen 20%. Door de regeling dat de totale subsidie niet meer is dan het nadelig saldo worden deze objectieve normen doorkruisd. Als de VVV door lagere uitgaven of hogere inkomsten een beter exploitatieresultaat krijgt, gaat dat geld niet naar de VW, maar naar de gemeente. Hierdoor kan niet gereserveerd worden voor tegen vallers in de komende jaren. Het college vindt die situatie niet gewenst. Zegers toonde zich voorstander van het oude systeem. Volgens hem was op die manier beter in te schatten hoe veel subsidie er aan de VVV moest worden betaald. Bovendien vond hij het onzin om een instelling te subsidiëren met een gunstig exploitatieresultaat. Nauta antwoordde hierop door te zeg gen dat als jaren achtereen blijkt dat de VW reserveringen kweekt, het subsi diebedrag bijgesteld kan worden. Ook De Waard en Barendregt waren het met Zegers eens. Op de vraag hoeveel geld jaarlijks van de VW wordt verkregen wegens meevallende exploitatie ant woordde Nauta dat dit tien- S vijftien duizend gulden is. Uiteindelijk gaf het argument dat de VW zich financieel zelf moet kunnen ontwikkelen de doorslag. Barendregt vreesde nog wel dat de VW niet actief genoeg blijft bij het vast houden van het leden bestand en De Waard wilde de zaak nog eens over peinzen. De rest van de commissie ging akkoord. Tijdens een snelheidscontrole die dinsdag op het Schilderend en op de Pontweg werd gehouden, werd aan zes overtreders een bekeuring gegeven. dit stukje staan zijn bijzonder goed en hadden best een eigen hoofdstuk ver diend. Een goed idee is het om de ver schillende kenmerken van de Gemeen schappelijke Medische Dienst in het stuk op te nemen. Als er op de brief GMD-s staat weet men dat men met de staf te doen heeft, staat er GMD-hmo dan betreft het Hoofd Medisch Onder zoek. En zo zijn er nog tien afkortingen. Een zeer nuttig deel van het boek dus, dat in een volgende druk best wat uit gebreider mag worden en in ieder geval een apart hoofdstuk dient te zijn. Het boek besluit met een aantal kranteknipsels, hoofdzakelijk uit de Te legraaf die betrekking hebben op de WAO en een open brief van het FNV-WAO overleg Noordholland aan' minister Albeda. In deze brief wordt stel ling genomen tegen het plaatsen van WAO'ers met een restcapaciteit (men sen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn) in de WW of de bijstand. Het boek „U hoort nog van ons" bevat 136 pagina's, kost ƒ18,50 en is uitgegeven door De Toorts in Haarlem. zoals hij breed zat achter het stuur van zijn wagen. Het gaf je een veilig gevoel. Het was al donker toen hij haar af zette voor het station. „Tot volgende week, Els", zei hij. „Ja", zei ze, „tot volgende week." Ze reisde eerste klas en had een coupé helemaal voor zichzelf. Ze staar de naar buiten, waar de Amsterdamse buitenwijken langs haar heen gleden. Ze hadden opnieuw afgesproken, volgende week. En ze zeiden geen meneer en juffrouw meer tegen elkaar. En volgende week zaterdag zou hij haar afhalen aan het station in Haarlem en zouden ze gaan rijden de kant van Bergen aan Zee uit en een eind wandelen door bos en duin, hij hield van wandelen (zei hij) en 't zou héér geen kwaad doen (dacht zij). Maar, hoe moest ze dit alles aan haar moeder vertellen? Dat kon niet, zeker nog niet in dit stadium! Later, als het beklonken was tussen Henri en haar, haar gedachten huiverden een moment terug voor het voldongen feit in de toekomst, dén zou ze hem aan moeder voorstellen. En later als moeder blij was met de keus van haar dochter, dan zouden ze haar ver tellen hoe ze elkaar hadden leren ken- nenl Ja, dat was het beste. (wordt vervolgd) door Tom Lodewijk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1981 | | pagina 11