Vleermuizen handhaven
zich goed op Texel
c
f* 'v' I
DROS
De Renault 5
Brieven onder nummer"
y-f-:
EHBO beginners
cursus
FEUILLETON:
PAGINA 12
TEXELSE COURANT
VRIJDAG 25 SEPTEMBER 1981
Reageren op deze rubriek kan bij Jaap
van Groenigen, telefoon (02220) 3562,
Adriaan Dijksen, telefoon (02228) 676 of
bij het Natuurrecreatiecentrum, telefoon
(02228)741
muissoort een eigen geluid maakt, zijn
ze hieraan min of meer te herkennen.
Heel zeker zijn de resultaten niet, maar
het is beter dan niets. Om uit te peilen of
ergens vleermuizen vliegen heeft dit
apparaat al menige vleermuis enthousi
ast enorme diensten bewezen. Het is
overigens een leuke gewaarwording de
'onhoorbare, onzichtbare' vleermuis
met zo'n vrij eenvoudig stuk electronica
te kunnen betrappen op zijn nachtelijke
uitstapjes.
Krakers
Waarom staan de vleermuizen tegen
woordig bij vele mensen in de belang
stelling? In de eerste plaats vanwege het
unieke echolocatie systeem, zelfs mili
tairen hebben voor dit natuurlijke hoog
standje interesse getoond. De medische
wetenschap heeft ook baat gevonden
bij vleermuisonderzoek. Er is sinds enige
Omdat ze ruim tweederde van hun leven
slapend, en dus zeer kwetsbaar door
brengen hebben ze deze schuilplaatsen
ook wel nodig. Vaak wordt gebruik
gemaakt van spouwmuren, en echt niet
alleen in oude vervallen gebouwen. Ook
holle bomen mogen zich in de belang
stelling van de vleermuizen verheugen.
Onlangs is op Texel een kolonie vleer
muizen (laatvlieger) tevoorschijn geko
men uit de spouwmuur van een onge
veer vier jaar oud rijtjeshuis. Vleer
muizen zijn huizenkrakers bij uitstek.
Het voorgaande geeft de indruk dat
vleermuizen helemaal niet kieskeurig zijn
bij het uitzoeken van een schuilplaats.
Toch is dit niet waar. Elke verloren
schuilplaats is zo goed als onvervangbaar
Het onderzoek naar de huisvestings-
eisen van de vleermuizen is echter nog
niet zo ver gevorderd dat men precies
weet welke criteria deze dieren stellen.
In deze tijd van sombere berichten over het milieu en het daarin
aanwezige leven doet het soms wel eens wat ongeloofwaardig aan
dat een als zeldzaam beschouwde diersoort zich, vooral op Texel, zo
goed weet te handhaven. Het gaat in dit geval over vleermuizen. De
meeste mensen kennen een vleermuis hoogstens als het kleine
fladderende dier dat zich tijdens een warme, zwoele zomernacht
vertoont. Toch is de kans om een vleermuis in levende lijve aan te
treffen niet klein, een kwestie van opletten tijdens de avond
wandeling.
Iedere natuurliefhebber heeft zo zijn
specialiteit. Zo zijn er die zich intensief
bezig houden met vleermuizen. Mo
menteel werkt één zo'n liefhebber. Jan
Boshamer, bij het Natuurrecreatiecen
trum. Als gastschrijver heeft hij deze
aflevering van de „Witte Lieuw" ver
zorgd.
Door hun onopvallende, wat mysteri
euze levenswijze hebben vleermuizen
zich door de eeuwen heen niet erg
populair gemaakt bij de meeste mensen.
Het is een 'lichtschuw volkje'. Fabeltjes
dat vleermuizen in je haar vliegen, of
andere ondeugende dingen doen, droe
gen niet bij tot populariteit. De weten
schap is zich pas vrij laat serieus met
deze diergroep bezig gaan houden. Dit
in tegenstelling tot de vogels, die al veel
langer tot de verbeelding van de mensen
spraken. Pas in deze eeuw is het vleer
muisonderzoek goed van de grond ge
komen. Toch blijkt dat we veel meer
niet, dan wel over vleermuizen weten.
Van Texel zijn tot op heden pas twee
soorten met zekerheid vastgesteld, na
melijk de Laatvlieger (eptesicus Sero
tinus) en de dwergvleermuis (pipistrellus
Pipistrellus). Vooral de eerste wordt
regelmatig door veel mensen waar
genomen, het is dan ook naar Neder
landse begrippen een grote vleermuis.
Vleermuizen zijn zoogdieren. Over dit
feit is heel wat afgediscussieerd in de
geschiedenis. Vooral de soorten die in
de gematigde streken leven, zoals de
Nederlandse soorten hebben zich ge
specialiseerd in het verorberen van grote
hoeveelheden insecten die wij schadelijk
vinden. Vleermuizen zijn dus voor ons
nuttige dieren. Vreemd is het dat een
nuttig dier zo verguisd wordt door de
mensen. Behalve nuttig zijn ze door hun
unieke levenswijze ook nog eens in
teressant.
Horen is zien
Vleermuizen zijn de enige zoogdieren
die kunnen vliegen, en nog goed ook.
De langste afstand die is afgelegd door
een in Nederland voorkomende vleer
muis is meer dan 750 kilometer. Tevens
maken ze bij het opsporen van hun prooi
geen gebruik van hun reuk of gezichts
vermogen maar van een soort radar
systeem. Ze stoten voor de mens on
hoorbare hoge geluidjes uit waarvan ze
y w
's avonds als het goed weer is, worden
vrijgelaten. Hopelijk vinden ze bijtijds
een ander plekje. Om tot een goede
landelijke bescherming te kunnen ko
men, is het belangrijk dat men precies
weet waar elke soort kan worden
gevonden. Juist daarom zijn over heel
Nederland diverse mensen bezig zoveel
mogelijk vleermuizenkolonies op te spo
ren. Voor deze gegevens zijn we afhan
kelijk van mensen die menen deze
dieren in huis te hebben of weten waar
ze zitten. Vermoedelijk zijn er veel meer
kolonies op Texel te vinden dan die ene
die tot nu toe bekend is. Eventuele
meldingen kunnen worden doorgege
ven aan ondergetekende, telefoon
02230-30132, of bij het ministerie van
CRM, telefoon 070-949393.
Jan Boshamer,
De Oranjekruisvereniging afdelinj
Oudeschild start donderdag 1 oktobe
a.s. om 19.00 uur een beginnerscursu
EHBO in het dorpshuis 't Skiltje. De
genen die deze cursus willen volger
kunnen zich vóór 1 oktober telefonisd
opgeven bij mevrouw Vlas, tel. 02220
2496. Aan deze cursus kan door maxi
maal 25 personen worden deelgeno
men. De herhalingslessen beginne
donderdag 8 oktober om 20.00 uu
eveneens in 't Skiltje.
Laatvlieger - tekening Johan Reydon.
de terugkaatsende echo opvangen.
Door een verschil in het uitgestoten
geluid en de echo hoort hij waar het
insect zich bevindt. Dit zelfde systeem
zorgt er voor dat ze nergens tegenaan
vliegen. Ook de wijze van overwinteren
is bijzonder. De winterslaap kan wel zes
tot zeven maanden duren. De lichaams
temperatuur kan daarbij dalen tot onge
veer 0 graden celcius. Het bestuderen
van de gewoonten van de vleermuizen is
niet gemakkelijk. Om ze toch bij hun
nachtelijke levenswandel te kunnen lo-
caliseren bestaat er een apparaat dat de
voor de mens onhoorbare piepjes omzet
in hoorbare geluiden. Zo'n ultrasone
geluidsontvanger noemen we ook wel
vleermuis-ontvanger. Omdat elke vleer-
jaren een electronische bril uitgedacht
voor blinden waar het principe van de
echolocatie bij vleermuizen wordt toe
gepast. Ondanks deze nieuwe belang
stelling moeten we constateren dat de
Nederlandse vleermuisstand achteruit
gaat. Dit werd al bijtijds ingezien, en in
1973 werden alle in Nederland voor
komende vleermuizen beschermd ver
klaard. In praktijk komt het er op neer
dat er per jaar toch nog veve honderden
vleermuizen doodgemept worden, ge
woon omdat mensen ze „eng" vinden
en niet beseffen wat voor een nuttig en
uniek dier ze aan het verdelgen zijn.
Ook het verdwijnen van goede schuil
en slaapplaarsen maakt het leven er
voor de vleermuizen niet makkelijker op.
Bescherming
Al met al hebben de vleermuizen het
zeer zeker in west-Nederland niet ge
makkelijk. Gelukkig worden steeds meer
mensen ervan overtuigd dat we hier te
maken hebben met leuke nuttige dieren,
die niet uit onze woonomgeving ge
weerd hoeven te worden. Maar alleen
aan dit bewustzijn hebben we natuurlijk
niets, en de vleermuizen nog minder.
Allereerst moeten slapende vleermui
zen, zo worden ze immers meestal
aangetroffen in huizen en gebouwen, zo
min mogelijk verstoord worden. Kan dit
in verband met verbouwingswerkzaam
heden niet, dan moeten ze voorzichtig
verwijderd worden en bijvoorbeeld later.
Heerlijk autootje
Lekker zitten Snel weg.
Veel ruimte En 'n volle tank gaat
héél lang mee Proberen?
De Vijl staat voor u klaar
Net als wij
Vanal/ 12 900, Algebeeld
Renault 5TL Aflevenngskosten
322,- Wijzigingen
voorbehouden.
Oorsprongweg 3, Eierland Texel,
Tel 02225-233
door Tom Lodewijk.
22. „O", klonk het van boven, „Els is
niet thuis."
„Niet thuis? Ik dacht dat ze ziek
was."
„Ja maar...." Dora van Wijnbergen
begreep dat ze Loes daar niet onder aan
de trap kon laten staan, hoewel ze liefst
meteen de deur weer dichgetrokken
had. „Kom toch boven Loes, blijf daar
niet staan", zei ze met moeizame har
telijkheid. Tenslotte was Loes een lieve
meid, altijd Els' beste vriendin, ze kon
haar maar zo niet van de deur sturen.
„Zo" zei Loes, bovengekomen,
„daar ben ik weer es. U zou me haast
niet meer kennen, geloof ik."
„Nee, je bent een hele tijd niet
geweest." Het klonk mat en Loes nam
in de schemer van het portaal haar gast
vrouw even scherp op. Mevrouw Van
Wijnbergen was het tegendeel van een
uitbundig type, maar nu maakte ze de
indruk en weer schoot dat beeld door
haar gedachten: als een geslagen
hond...
Loes' zintuigen waren tot het uiterste
gespannen. Ze was nog niet eens
binnen en nu al beklemde haar de sfeer
als kwam ze in een sterfhuis. Ze haalde
onwillekeurig haar schouders op, praat
te zich in dat ze zich dat maar ver
beelde... maar de manier waarop me
vrouw Van Wijnbergen haar voorging,
die manier van lopen, nee, dacht Loes,
hier is iets gebeurd. Iets ergs.
„Ga zitten kind", zei Dora van Wijn
bergen hees, „tja Els is inderdaad ziek,
maar de dokter heeft gezegd dat ze rust
moest hebben, ze was wat eh... over
werkt. Ze logeert bij een nicht van ons in
de Achterhoek, die heeft daar een
pension. Buitenlucht, zei de dokter,
veel wandelen..."
„Overwerkt", herhaalde Loes. Nu, ze
bestreed altijd de makkelijke schimp
scheuten op ambtenaren, maar over
werkt! O zeker, er waren er, mensen die
van de ene vergadering, van de ene
conferentie naar de andere holden.
Maar met een baantje zoals Els en zij dat
hadden, zou je je op het departement
niet overwerken!
„Wou je thee?" vroeg Dora, alsof ze
blij was dat haar iets te binnen schoot
dat ze kon zeggen.
Loes had nergens minder behoefte
aan dan aan thee op dit moment, maar
ze begreep dat ze geen nee moest
zeggen. Dora van Wijnbergen stond op,
liep langzaam naar de keuken. Loes
keek haar na.
Ze liep als een slaapwandelaarster.
Haar stem had geklonken als sprak ze
automatisch, zonder er bij na te denken
als waren haar gedachten voortdurend
ergens anders.
En opeens, impulsief, liep ze Els'
moeder na in de keuken. Ze zag haar
staan alsof ze probeerde zich te herin
neren wat ze in de keuken zocht.
„Mevrouw", zei ze dringend, haar
hand op Dora's arm, „kunt u het me
niet vertellen?"
Dora van Wijnbergen wilde zich ver
weren, verbaasd vragen: Wat vertellen?
maar ze kon het niet opbrengen. Ze kon
alleen maar het hoofd schudden, en dat
gebaar ontroerde Loes.
„U moet niet alles zo alleen ver
kroppen", zei Loes, die opeens veel
meer begreep dan wist, „u kunt het mij
toch wel vertellen. Els en ik, we waren
altijd vriendinnen, nog niet lang geleden
hebben we nog een hele tijd..."
„Ja", zei Dora, „dat vertelde ze me.
Maar het helpt allemaal niet kind. 't Is
allemaal zo..." haar stem brak met een
droge snik.
„U hebt verdriet", zei Loes zacht,
„om Els. Ik weet hoeveel u van haar
houdt, en u weet hoeveel ik van haar
houd. Els en ik, wij samen waren altijd
vertelt u het maar. Ik praat er niet
over. Maar u moet praten, u moet het
vertellen, u moet iemand in vertrouwen
nemen, u houdt het niet uit, alles maar
op te zouden."
„Nee", zei Dora met een stem zonder
klank, „ik houd het niet uit, je hebt
gelijk, ik.... het laat me niet los, ik doe
's nachts geen oog dicht, ik
„Is het dan zo erg met Els?" vroeg
Loes.
„Ach kind, was het dat maar alleen,
maar...."
„Kom", zei Loes vastberaden, „laat
die thee nou maar, dat was toch maar
een uitvlucht, kom mee, u kunt er toch
met niemand beter over praten dan met
mij?"
„Je hebt gelijk", zei Dora en opeens
sprongen haar de tranen in de ogen,
„met niemand beter dan met jou. Neem
me maar niet kwalijk Loesje (ze ge
bruikte weer het meisjpsnaampje van
vroeger) ik ben niet helemaal mezelf."
„Het eerste wat nodig is", vond Loes
kordaat, „is dat u dat weer wordt. Dat u
de dingen weer normaal gaat zien.
Anders komt u straks ook nog in een
rusthuis terecht."
„Een rusthuis", Dora lachte vreugde
loos, „ik ben nog voor iets veel ergers
bang geweest. Maar ga zitten, ik zal het
je vertellen, als het me lukt."
En moeizaam, want het kostte haar
een ontzaglijke zelfoverwinning, ver
telde ze. Dingen die Loes al wist, van de
'toevallige' ontmoeting met Henri Gar
deniers, (Loes bromde zacht, ze wist er
alles van) hoe Els opgefleurd was, hoe
blij en levenslustig ze de toekomst
inkeek.
„Ze was stapel van die
„Vent", vulde Loes hard aan, want ze
begreep wat er komen ging.
„Ik zou nog niets anders kunnen
zeggen." Loes merkte met voldoening
dat de apathie van haar gastvrouw
langzaam maar zeker verdween en
plaats maakte voor opgewonden ver
ontwaardiging; alles liever dan dat ge
slagene, dacht Loes, zó ken ik haar
tenminste weer een beetje.
„Els maakte al trouwplannen, maar
hij dat besef ik nu pas hield zich
altijd min of meer op de vlakte. Toen
moest hij opeens voor zaken naar het
buitenland, en hij wist nog niet wanneer
hij terugkwam, liet ook geen adres
achter. Els vond het naar, maar het kon
niet anders, zei ze. Henri moest wel
vaker weg, dan kon ze er vast aan
wennen. Maar het duurde drie weken,
vier weken en zelfs geen prentbriefkaart
stuurde hij."
„En toen....", ze stokte.
„Entoen", herhaalde Loes. Nu moest
ze ook alles weten.
Toen vertelde Dora van Wijnbergen.
Op een dag was een collega van Els
een erg opgemaakt uitgaanstypetje
waar Els het niet zo erg op voorzien had,
naar haar toegekomen en had zó maar
gevraagd: „Zeg is 't uit met die vrind
van je?"
„Welke vrind?" vroeg Els afwerend,
niet van plan dit meisje deelgenoot van
haar hartsgeheimen te maken.
„Nou die met die slee. Die Buick."
Henri had Els een paar kèer bij het
departement afgehaald om in de stad of
buiten met haar te gaan eten.
„Hoe dat zo?" vroeg Els gereser
veerd.
„Nou ik was gisteren met Sjors in zijn
sportwagentje aan de rij daar in de buurt
van Arnhem, en daar zag ik 'em met
zo'n baboe, zo'n Indisch vrouwtje in de
auto."
„Je zult het je wel verbeeld hebben",
zei Els maar haar glimlach bevroor.
„Ja, ik ben gek, ze stapten uit, wij
kwamen net uit de Leren Doedel en zij
kwamen net uit de auto, gingen daar
eten. Owe liefde roest niet, zei Sjors
nog. Want het was dik-an met pos,
hoor!"
Els keek naar dat harde, een beetje
spottende gezicht.
„Moet hij toch weten?" zei ze.
„Leven en laten leven, dat is onze
leus!"
„Waar heeft ie zin in, zo'n oud wijf",
zei de ander hardvochtig.
23. En onder het luisteren naar dit
verhaal klikte er iets in Loes' geheugen."
Ze wist nu, waar ze in gedachten zo
lang naar had gezocht. Gardenier. Tele
foon voor meneer Gardenier! De heer in
het grijze pak, die daar had gezeten met
een vrouw, o nee, geen Indisch vrouw
tje, een hard, blozend gezicht, veel meer
boerin dan stadsmens, net het gouden
kalf. Ze zag weer hoe die vrouw haar
hand op zijn arm had gelegd en hoe lief
ze naar hem had opgekeken, toen hij
even weg moest. Jur en zij hadden er
nog grapjes over gemaaktouwe
liefde roest niet", precies hetzelfde had
Jur toen gezegd.
Ze merkte dat Dora zweeg. Ze kon
immers niet vertellen van de ellende,
toen Els thuisgekomen was. Haar troos
ten „kind, je weet toch nog niks, het
kan toch best een vergissing zijn", maar
Els had het hoofd geschud, radeloos.
„Ik voel het, ik voel het, het is waarl"
„Zal ik u es wat zeggen", zei Loes,
„het is natuurlijk voor Els een klap, maar
ik geloof eerlijk gezegd dat ze blij mag
zijn dat ze van die Henri af is. Ik denk
niet dat daar ooit iets goeds uit geko
men zou zijn!"
Dora keek verbaasd op bij die stellige
toon. „Ach ja", zei ze toen dof, „dat is
al erg genoeg, maar beter ten halve
gekeerd dan ten hele gedwaald."
„Nou ja", probeerde Loes optimis
tisch te zijn, „Els komt er wel over
heen." Ze merkte dat het niet aansloeg,
ze was er ook niet zo zeker van dat Els er
zo vlot over heen zou komen. Els was
een gevoelig type, gaf zich niet gauw,
maar als ze werkelijk van deze man ge
houden had Loes kon het zich bijna
niet voorstellen maar Els wist niet wat
zij wist.
„Dat was het dus", zei Loes. „Ik
voelde dat er iets goed mis zat. De
laatste keer dat ik Els zag, riep ik d'r
maar ze deed of ze me niet hoorde of
zag, liep gauw weg, de verkeerde kant
op. Ze wou me dus niet zien. En toen
ik hoorde dat ze ziek was...." onder
haar praten merkte ze, dat Dora van
Wijnbergen niet luisterde en opeens be
kroop haar een onrustig gevoel. Was
het erger dan Dora had verteld? Zou Els
misschien, maar die gedachte wierp ze
meteen van zich af. Niets voor Els.
Ze keek afwachtend naar haar gast
vrouw, en die schrok op.
„Nu ik toch aan het praten ben, kan
ik je meteen wel alles vertellen", zei ze
met een harde klank in haar stem. Loes
schrok. Dus tóch? Dora scheen haar
gedachten te raden, maakte een af
werende beweging.
„Geld", zei ze haastig, als om ieder
misverstand uit te sluiten. „We krijgen
nog een heleboel geld van die man."
„Hebt u hem geld geleend?"
Ze knikte woordeloos.
„Hoe kon u dSt nou doen?" vroeg
Loes bijna boos.
„Ach kind.... je weet niet alles. Hij
vertelde dat hij in zaken was. Hij ver
diende dik geld. We kwamen te praten
over mijn rente, dat is niet veel. Hij zei
dat je je geld voor je moest laten werken
en dat je dan veel meer verdienen kon.
Hij vroeg het niet, dat is het juist, dat
is....", het leek of ze opeens de waar
heid voor zich zag, „dat is het ge
raffineerde. Ik heb hem gevraagd of
ie...", haar stem haperde, ze boog haar
hoofd in schaamte.
„Is het veel?", vroeg Loes.
„Ik leende hem tien mille, haalde het
van de bank. Hij betaalde me drie en een
half mille, dat was winst, zei hij. Hij
bood me aan, die tien mille weer bij de
bank te brengen. Ik, idioot die ik was, o!
wat ben ik een idioot geweest!"Ze sloeg
met haar vuist tegen haar voorhoofd.
„Ik zei, hou het maar. Probeer maar er
wat mee te verdienen. Ik was gewoon
verblind, vijf en dertig procent rente van
je geld, dat is wat anders dan die kale
vijf procent..."
„Ik kan het begrijpen", zei Loes. „Hij
heeft u doodgewoon opgelicht. En heeft
Els ook...."
„Dat weet ik niet. Ik hoop van niet.
Els heeft haar eigen geld, haar vaders
versterf...."
„Da's een mooie boel", zei Loes met
hartgrondige afkeer.
„Loes, beloof me, praat er met
niemand over. Ik wil m'n naam niet in de
krant, en vooral voor Els... het is voor
dat kind al erg genoeg. Ik wil geen
schandaal. Als zie ik nooit meer een
cent terug, als Els er maar weer boven
op komtl"
Loes dacht na. „Ik beloof het u", zei
ze, „met een uitzondering. Er is iemand
die ik het moet vertellen. Misschien is er
nog iets aan te doen, zonder dat er een
schandaal van komt. Ik heb een vriend,
een jurist...."
„Néé", kreet Dora, „ik zei toch al..."
„Neen", antwoordde Loes beslist,
„ik heb u goed verstaan en maak u geen
zorgen. Ik gun die vent dat ie hangt,
maar wat bereik je daarmee?"
Een kwartier later stond ze weer
buiten. Ondanks alles met een gevoel
van genoegdoening, want we was er
zeker van dat het Dora van Wijnbergen
had opgelucht, er tenminste met één
mens over te kunnen praten, haar hart
uit te storten, niet helemaal alleen te
staan. Even was daar weer de oude,
hartelijke glimlach geweest toen ze de
hand van Loes in de hare hield. „Ik ben
blij dat je gekomen bent", had ze, ge
zegd.
En met een plotseling opkomend ge
voel van vertedering dat ze aan die rare
snijboon, Jurriaan Sebastianus van
Spijk, haar vriend. Ze had meteen aan
Jur gedacht. Bij hem kon ze terecht.
Misschien zag hij nog een uitweg. Ze
kr
merkte opeens hoeveel vertrouwen ze V//
hem had, ondanks hun vele mening
verschillen en tegenstellingen.
„Een mens alleen is maar niks'
ze, en ze dacht aan Els, die het mi
met zichzelf moest uitvechten. Mi
ook Els zou merken, dat ze niet alle
stond!
Hoofdstuk 13
Een man krijgt een kans
„Ik geloof" zei Jurriaan van Spijk
beetje spits, „dat ik mijn verhaal be
kan vertellen aan dat tuinhek daargi
Dat is ongetwijfeld meer geïnter
seerd...."
„O Jur", zei Loes verschrikt,
niet boos op me."
Hij had bijna gevraagd: ben je
goed? Want het was niets voor Loes,
kleintjes te reageren. Ze was volkon
tegen hem opgewassen als het ging
het produceren van stekeligheden
sarcasme, ze hadden allebei plezier
zo'n flitsend woordenspel, een geve
niet met de blanke sabel maar op
spits van de degen, en wanneer
buitenstaander zou wachten op het
ment dat ze elkaar definitief in de ha
zouden vliegen, schoten ze beiden
een lach om de zonderlinge mai
waarop ze elkaar hun wederzijdse
negenheid toonden. „Zolang
kiften zit het wel snor", had Jur gezi
en daarom keek hij met enige bezoi
heid naar het meisje naast hem,
opeens zo weinig weerbaar was.
„Je hebt gelijk", zo ging ze voort,
luisterde niet naar je. Ik weet vaag da
het over een schilderij van Karei A|
had. Maar ik zit ook zo in de puree
„Jij? Zit jij in de puree?" Onda
alles met diepe voldoening merkte
hoe hem dit raakte, want hij stui
zonder meer de wagen in de
stopte en wendde zich geheel naar
toe. „En je verteld me niks? Hoe is
Louisa?"
Ze lachte.
„Nou koest maar. Zo erg is het
Trouwens, strikt genomen ben ik
niet die in de puree zit."
„Dus jij zit in andermans puree?'
„Min of meer. 't Gaat om Els, Els
Wijnbergen."
„Wat heeft ze. 'n Ongelukkige
de?"
Hij vroeg het schertsend en keek
baasd toen ze knikte.
„En moet hij daarover in de f»
zitten?"
„Ja, en veeg die grijns van je gez>
Het is niet om te lachen."
„Ik veeg al", hij maakte een
dreven gebaar. „Gunst Loes, 't lij
wel ernst! Je kijkt zo strijdbaar."
(wordt ven«