Modern boeren èn natuur- beschermen: moeilijk! Spoedig telefoon in sportzalen? Buitenlandse valuta Zon, maan en hoogwater PAGINA 11 Machines Ook het gebruik van machines heeft tot gevolg dat de kans op het veron gelukken van broedsels groter is dan in de tijd dat veel werk met behulp van paardekracht gebeurde. Opvallend zijn de steeds grotere koppels vee die in de weilanden grazen. Een onderzoeker stelde vast dat op een hectare weiland waar 20 koeien lopen het nest van een tureluur na een week een kans van 75% heeft vetrapt te worden, na twee weken is dat zelfs 97%! Ik schreef al dat door het bemesten de variatie aan planten steeds kleiner wordt. Dit heeft ook weer gevolgen voor de dierenwereld. Er zijn namelijk nogal wat insekten en andere kleine dieren die wat betreft hun voedsel erg kieskeurig zijn. Ze eten één of slechts enkele plantensoorten en waar het menu weinig te bieden heeft, is de kans groot dat hun favoriete maaltijd ont breekt. Zo heeft het verdwijnen van allerlei planten uit de moderne weilan den tot een enorme achteruitgang van bepaalde insekten geleid. Wie er op let weet dat er tegenwoordig veel minder soorten vlinders rondvliegen dan vroe ger. Cijfers zijn dor, maar wel duidelijk. Van de 66 inheemse soorten dagvlinders zijn er tussen 1968 en 1978 acht soorten niet meer waargenomen en veertig sterk in aantal achteruitgegaan. Gemengde gevoelens Boeren die dit stukje lezen zullen dat wel met gemengde gevoelens doen. Als dank voor hun harde werken krijgen ze de .zwarte piet" toegespeeld! Dat ze hard werken blijkt wel uit de cijfers. De minder dan een kwart miljoen land bouwers in Nederland voeden niet al leen 14 miljoen landgenoten, maar zor gen bovendien dat ons land op de wereldranglijst als voedselexporteur na de Verenigde Staten op de tweede plaats staat. Daar komt nog bij dat modern boeren een absolute noodzaak is voor degene die in de landbouw z'n brood wil blijven verdienen. De kritiek van de natuurbeschermers op de huidige gang van zaken in de landbouw komt nog extra hard aan omdat vrijwel alle boeren op de natuur De grutto is één ven de vogels, die door het moderne agrarische beheer in aantal achteruit gaat. Is het gesteld zijn. Is het niet één van de dingen die het werken op het land aantrekkelijk maken? Uit eigen ervaring ken ik het genoegen dat men beleeft als er vogels op het land broeden. Bij deze overwegingen moeten we toch het feit constateren dat natuur beschermen en modern borenbedrijf beheren steeds minder goed samen gaan. Als we in voldoende mate in de behoefte aan voedsel kunnen voorzien, hebben we de plicht ook het behoud na te streven van dieren en planten die vanouds bij het weiland horen. Uit de vele redenen die dat wenselijk maken kies ik er één: de noodzaak dat een groeiende bevolking met steeds meer vrije tijd moet kunnen blijven genieten van dit rijke landschap dat zo onmiskenbaar bij Nederland hoort. J. van Groenigen. Westduitse marken Belgische franken Franse franken Zweedse kronen Zwitserse franken Deense kronen Amerikaanse dollars Engelse ponden Oostenrijkse schilling Italiaanse lires Spaanse peseta 100= 7108,— 100= 7 5,63 100= 7 41,75 100= 7 43,25 100= 7135,75 100= 7 1 7 1= 7 100= 7 10.000= 7 100 7 32,- 2,51 4,59 15,55 18,75 2,35 De sportaccommodaties van de Wel- zijnsstichting (de sporthal Ons Genoe gen en de Ferrever-zaal) beschikken nog steeds niet over een telefoonaansluiting. Al jaren geleden is op de noodzaak van een dergelijke voorziening aangedron gen, maar het is nog steeds niet tot aanleg gekomen. Een telefoon in een sporthal is niet alleen makkelijk maar kan zelfs levensnoodzakelijk zijn als snelle hulp nodig is bij een ongeval. In andere Texelse sportaccommoda ties zoals de Beatrixzaal (eigendom van de gemeente) en De Bijenkorf (eigen dom van de stichting gemeenschaps centrum Oosterend) staan wel tele foons. De sectie SRLO (Sport, recreatie en lichamelijke opvoeding) van de Wel- zijnsstichting voert nu krachtige actie om alsnog telefoons in de twee zalen te krijgen. Een pittige brief is door de sectie verstuurd naar het bestuur van de Welzijnsstichting. Daarin wordt met kennelijke bitterheid geconstateerd dat de Welzijnsstichting zonder dat daar over ooit werd gepraat wèl voor tele foon heeft gezorgd in de voormalige muziekschool aan de Parkstraat ten ge rieve van het Mensen Zonder Werk project, (een tweede toestel dat met een huislijn is verbonden met het hoofd toestel in het dorpshuis) maar het verzoek om een dergelijke voorziening te treffen voor de sporthal en de Ferre- verzaal heeft nooit resultaat gehad. En De zon komt 1 febr. op om 8.20 uur en gaat onder om 17.26 uur; 11 febr. op om 8.02 uur en onder om 17.45 uur. Maan: 1 febr. E.K.; 8 febr. V.M. Hoog water ter rede van Oudeschild: Vrijdag 29 januari 10.59 en 23.32 Zaterdag 30 januari 11.24 en Zondag 31 januari 0.05 en 11.37 Maandag 1 februari 0.41 en 11.55 Dinsdag 2 februari 1.30 en 12.43 Woensdag 3 februari 2.29 en 14.04 Donderdag 4 februari 3.30 en 15.53 Vrijdag 5 februari 4.54 en 17.45 Zaterdag 6februari 6.25en19.13 Doodtij: 3 februari. Aan het strand is het een uur eerder hoog water. dat terwijl het bij het MZW-project alleen maar een kwestie van service en gemak is, terwijl er in sportzalen zelfs levens van kunnen afhangen. Het bestuur van de Welzijnsstichting heeft woensdagavond welwillend op het verzoek gereageerd. Besloten werd di rect prijsopgaaf te vragen bij de PTT en een beslissing te nemen in de volgende vergadering. I7RIJDAG 29 JANUARI 1982 TEXELSE COURANT Reageren op deze rubriek kan bij Jaap van Groenigen, telefoon (02220) 3562, Adriaan Dijksen, telefoon (02228) 676 of bij het Natuurrecreatiecentrum, telefoon 102228)741. gras vindt deze vogel weliswaar een ideale broedplaats, maar als gevolg van een vroege maaidatum raken het nest of de jongen nogal eens verloren. Op veel moderne bedrijven komt het voor, dat grutto's jaarlijks broeden zonder ooit jongen groot te brengen. Men spreekt in zulke gevallen wel eens over het „ste- riliteitseffect". Als zo'n ouderpaar na verloop van een aantal jaren sterft, zijn er geen jonge grutto's om de open gevallen plaatsen in te nemen. Zo wordt het langzaam maar zeker stil op de mor- derne bedrijven. Je hoeft geen deskundige te zijn om te weten dat er tussen boeren en natuurbeschermers nogal eens problemen bestaan. Dat blijkt bijvoorbeeld als boeren voor een gebied een ruilverkaveling aanvragen en natuurbeschermers zich bezorgd afvragen wat de verliezen voor de natuur zullen zijn. Als de regering plannen bekend maakt voor het beschermen van natuur en landschap, maakt dat in kringen van de landbouwers heel wat tongen los. Ze komen dan dikwijls met de opmerking: In het verleden hebben we het toch ook goed gedaan, waarom is de bemoeienis van het rijk dan nodig? Op de vele bijeenkomsten van de laatste tijd waar dit onderwerp ter sprake kwam, was er altijd wel iemand die naar voren bracht dat als men de boeren maar vrij liet, alles zich vanzelf zou regelen. Misschien verandert er wel het één en ander in het landschap en aan de samenstelling van de dierenwereld, maar verandering hoort toch ook bij het leven? In deze aflevering wil ik over dit nogal beladen onderwerp iets schrijven en u uitleggen waarom natuurbeschermers zich zo druk maken over het behoud van planten en dieren in het „boerenland." Boeren zijn eeuwenlang ideale natuur beschermers geweest. Dat gebeurde niet met opzet, maar omdat ze ongewild zo te werk gingen dat het gunstig uit pakte voor de natuur. Dankzij hun in spanning ontstonden schitterende wei degebieden, heidevelden en andere landschappen met een heel eigen die ren- en plantenwereld. Ook op Texel zorgde de agrarische bevolking voor een rijke natuur. Oudere Hoornders her inneren zich bijvoorbeeld dat in de om geving van het dorp in het voorjaar een man of acht een paar weken niets anders deed dan eieren zoeken. Als je er slag van had, kon je op die manier meer verdienen dan met ander werk. Het Hoornder Nieuwland bijvoorbeeld was vooral door de slechte bemaling een paradijs voor vogels. Zo broedden er in het drassige land veel kemphanen en in het hooiland waren orchideeén een ge wone verschijning. Zulke beschrijvingen doen vermoeden dat het beslist niet on derdeed voor de mooite natuurterreinen die we tegenwoordig in de weide gebieden zorgvuldig bewaren! Kunstmest Vooral in de loop van deze eeuw ging het boerenland als natuurgebied hard in kwaliteit achteruit. Zo verdwenen door betere bemaling en drainage veel plan ten en dieren die alleen op vochtige plaatsen voorkomen. Door een betere ontwatering werd het land veel produk- tiever, evenals door het gebruik van kunstmest. De grassen in het weiland kregen de overhand ten koste van andere planten: het bonte weiland ver anderde in de loop van de jaren in een egaal groene grasmat. Het gebruik van kunstmest had indirect ook een achter uitgang van het aantal broedvogels tot gevolg. Door een snelle grasgroei vindt het maaien dikwijls plaats vóór het broeden achter de rug is. Vooral voor de grutto heeft dit tegenwoordig drama tische gevolgen. In het welig groeiende Bij het beheren van hooiland in de natuurterreinen blijkt duidelijk dat landbouw an natuurbehoud vroeger uitstekend samen gingen. Desa foto is gemaakt bij de Korvertkooi ten noorden van De Koog, waar op het weiland - net als vroeger - geen bemesting wordt toegepast Het maaien vindt zomers plaats, zodat weidevogels ongestoord kunnen broeden. Door de hoge grondwaterstand is de bodem zo drassig, dat bij het maaien en hooien trekkers en andere zware landbouwmachines uit den boze zijn om het kapot rijden van de grasmat te voorkomen. Het werk gebeurt daarom met ouderwetse machines met behulp van paardekracht Nadat het hooi met een hooischop naar een geschikte plaats is gesleept maakt een trekker met pers er tenslotte pakken van. Wat voor de boer vroeger de normale gang van zaken was, moet de natuurbeheerder nu tegen hoge kosten nabootsen om dit landschapstype op enkele plaatsen in stand te houden. 18. Tubbs stond gehoorzaam, slacht offerachtig op. Hij had er weinig fiducie I in, dat was duidelijk. Derek gaf een I harde klap op de tafel. Tubbs deed enige passen voorwaarts, bleef afwach tend staan. I „Jongeman", zei Derek officieel, ,,ga hier zitten. Hoe is de naam?" „Hiero", zei Tubbs, „alsof u dat niet weet." „Nee, ik ben dokter Oakes en zie jou t voor het eerst. Hoe is de naam?" Tubbs moest het even verwerken, toen zag Derek dat hij het spel ging spelen. „Tubbs dokter, Jeremy Tubbs." „En wat zijn de klachten?" Tubbs begon een omstandig verhaal I en Derek had alle moeite niet in lachen I uit te"barsten, want de woordkeus van J de jongen had alles te maken met de I straat en helemaal niets met het kantoor I van Toole. Hij merkte niet dat de deur I op een kier openging. „Zozo", zei hij, trachtend ernstig te kijken, „dus je kunt niet werken?" „Nee meneer, ik bedoel dokter, ik voel me zo slap en ik vergeet telkens alles. De baas zegt: duvel maar op." „En je eetlust?" „Nou dokter, die is wel zo hardstikke slecht", begon Tubbs en barstte toen in lachen uit.7 „O, als ik bij die vent me snufferd maar in de plooi kan houwen", zei hij. „Wee je gebeente als je de zaak ver knolt", dreigde Derek, „dan geef ik je een pak op je tabernakel. Vooruit en geen geintjes." Hij besloot Tubbs maar in zijn eigen taal toe te spreken. „Hoe is de eetlust?" „Nou dokter", begon Tubbs te jam meren en Derek kneep zich in het been toen de altijd etende en naar eten schooiende Tubbs zijn klaaglied uit zong. „Zo moet het", zei Derek eindelijk, „maar als je lècht, jongetje!" „Nou ja", zei Tubbs, „dat zal ik bij de echte dokter ook niet doen. Maar toen u zo deftig vroeg naar m'n eetlust terwijl u gisteren zei: loop toch niet de hele dag te kauwen! Nou ja, toen moest ik wel." Derek stuurde Tubbs voldaan heen. Het toneeltalent van de jongeman zou hem wel helpen en hij had zijn instructie goed beet. Tubbs was goed en wel heengegaan toen er aan de deur werd geklopt en de heer Peabody verscheen. „Meneer Troy", zei hij, „ik moet u mijn excuses maken voor iets waartoe ik mezelf nooit had in staat geacht." „Meneer Peabody", zei Derek. „U hebt de bank toch niet bestolen?" De heer Peabody wees zo'n licht- vaaridige veronderstelling geraakt af. „Ik heb aan uw deur geluisterd", bekende hij. „Dat kan niet anders dan een zeer gegronde reden hebben gehad", stelde Derek vast. „U kennende moet dat wel zo zijn." „Ja", zei de heer Peabody lichtelijk beschaamd, „ik hoorde de jongeman Tubbs tekeer gaan, in een taaltje dat ergens verwantschap heeft met onze moedertaal en vergeef het me, meneer Troy, maar ik moest daar het mijne van hebben." „Natuurlijk", zei Derek, „tenslotte bent u verantwoordelijk voor het gedrag van het personeel." „De jongeman heeft bepaald histrio- nische gaven", meende de heer Pea body iets toeschietelijker. „Nietwaar? Hoe speelde hij het? Hij wist zo overtuigend van zijn gebrek aan eetlust te spreken dat ik al begon te zien hoe slecht hij er uitzag." „Ik geloof dat u gelijk hebt, meneer Troy. Voor zulk soort werk is de jonge man Tubbs bij uitstek geschikt. Gaat het om het nauwgezet kopiëren ener akte, dan „Elk diertje zijn pleziertje", zei Derek luchthartig. „Ik ben eigenlijk blij dat u er getuige van was, dan ziet u met hoeveel ernst wij ons werk doen." „O zeker", zei de heer Peabody, „al had u de schijn niet méé." Ouwe grapjas, dacht Derek; hij begon de droge opmerkingen van Peabody te waarderen. „Meneer Troy", zei de bejaarde klerk, „als het niet teveel gevraagd is... „U hebt nog nooit te veel gevraagd", zei Derek. „Ik ben wel erg nieuwsgierig dat komt niet te pas voor een man op mijn leeftijd en in mijn positie maar ik ben toch erg nieuwsgierig hoe de jongeman Tubbs bij deze geneesheer gevaren is." „Zal ik hem zelf sturen om het u te vertellen?", vroeg Derek ondeugend. „Dank u", zei de heer Peabody strak, „ik hoor het liever van u. En in het Engels." HOOFDSTUK 9 Waarin een achtenswaardige man in verleiding wordt gebracht en een in teressant proces gaat beginnen. Toen Derek Troy met de heer Pea body het restaurant Trocadero binnen kwam, wist hij niet dat zij werden ga degeslagen door vier paar ogen. In een der hoeken zaten de heren Ehright en Toole junior van het ad vocatenkantoor en aanschouwden, hoe hun junior Troy daar binnen kwam stappen met het exempel van juridische waardigheid, de procureursklerk van hun kantoor, de heer Ernest H. Pea body. En in een ander hoekje zat Pamela Winterstone te lunchen met John May- cliff die weer eens platzak was en dus gaarne van Pamela's gastvrijheid ge bruik maakte. De heren Whright en Toole zagen elkander aan en zeiden niets. De jonge Troy was een pienter ventje, er kon uit hem wel eens een goed jurist groeien, misschien wel een sieraad voor kun kantoor, mogelijk een sieraad voor de rechtbank. Maar hij was wel wat wild, vonden ze. Te weinig gedegen, te weinig plechtstatig. In alle opzichten was hij de tegenpool van de heer Pea body, die best als uithangbord voor het oude advocatenkantoor had kunnen dienen. En die twee nu hier samen te zien binnenkomen om naar het zich liet aanzien, in de beste verstandhouding samen de lunch te gaan gebruiken, dat kon twee dingen betekenen: óf Peabody begon bedenkelijk af te zakken, óf Troy onderging de heilzame invloed van de bedaagde klerk. De heer Whright, van nature pessimist, vreesde wenkbrauw fronsend het eerste. De heer Toole, wat opgewekter van aard, meende dat Troy in het bijzijn van Peabody tenminste geen streken zou uithalen. In dit laatste vergiste hij zich, maar dat komt later. „Daar heb je de handhavers van het recht", zei Maycliff ironisch. „Wie is die ouwe sok, weet jij dat Pam?" „Zo te zien een procureursklerk van goede huize", zei Pamela, daarmee on wetend de spijker op de kop slaande. „Maar het is een wonderbaarlijk span. Het Victoriaanse tijdperk en de twin tigste eeuw samen aan de lunch." „Troy begint door te krijgen dat je om het in het Engeland van de twintigste eeuw te slagen, je maar aan de Victoriaanse opvattingen moet houden" grinnikte Maycliff en bediende zich rijkelijk van de „ham and eggs". Pamela gaf geen antwoord. Ze had vanwaar ze zat een mooi uitzicht op het tweetal, dat haar niet kon zien. Ze hoopte dat Derek Troy goed be grepen zou hebben, waarom ze hem laatst op straat zo uiterst koeltjes had gegroet. Uiterst koeltjes, ja, ze had het er wel dik opgelegd, maar de meeste mannen hebben nu eenmaal een oli fantenhuid. Hij moest niet denken dat hij haar, Pamela Winterstone, voor zijn carriere-karretje kon spannen. Dat moest hij maar met Maysie proberen en als Maysie zijn type was, dan was zij, Pamela, het bepaald niet. Het speet haar, dat hij er ondanks alles opgewekt uitzag. Hij had een geestig gezicht, de schoft. Moest je hem nu zien oreren met die ouwe heer die alsmaar bedenkelijker begon te kijken. Ze glimlachte onwille keurig.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1982 | | pagina 11