,,Noem me
geen artiest"
,,lk heb geen behoefte mijn stempel op ontwerpen te drukken'
CORNELIUS ROY ALKEMA:
Turkenburg
groentezadel
bioemenzadi
en
kruidenzadel
BARKER'S
ÜZ1RHAND
PAGINA 6
TEXELSE COURANT
DINSDAG 30 APR|
„Je wilt misschien mijn geschiedenis weten?" vraagt hij aan het
begin van een avond lang praten over architect zijn op Texel. Hij
begint meteen te praten over zijn vader en moeder, compleet met
jaartallen en stamboeklijnen. Ruim een uur lang vertelt Cornelius
Roy Alkema, Kees voor iedereen, boeiend en zeer nauwkeurig over
„zijn geschiedenis". Namen van vroeger en jaartallen leven blijk
baar elke dag voor hem. We hoeven alleen maar te luisteren.
Luisteren naar een levensverhaal dat overeenkomsten vertoont met
de bekende „van krantenjongen tot grote uitgever" story's. Het
blijkt, later op de avond, geen verhaal over architectuur maar een
confrontatie met een degelijk ambacht, uitgeoefend door een
53-jarige Texelaar die altijd een beetje een vrije vogel wil blijven.
Aanleiding om Alkema voor deze
rubriek te vragen is het feit dat de
architect onlangs het 25-jarig
bestaan van zijn bedrijf vierde. We
stapten naar hem toe met enkele
kritische vragen over de stijl van
deze ontwerper/tekenaar en kwa
men bedrogen uit. Kees Alkema
bladert met ons in twee duimdikke
fotoboeken die hij ter gelegenheid
van zijn MVi en 25-jarig jubileum
van zijn medewerkers heeft gekre
gen en die een beeld geven van
zijn werk in de afgelopen kwart
eeuw. Vele tientallen woonhuizen,
bungalows, kantoren, winkels, ca-
fé's en grotere gebouwen passeren
de revue. Sommige panden zijn in
die 25 jaar drie keer ingrijpend ver
bouwd en Alkema's bureau gaf die
verbouwingen vorm. ,,Als je hier
een stijl in kunt ontdekken ben je
de eerste. Bureau Alkema heeft
geen architectuurstijl én wil het
niet krijgen ook. Ik moet wensen
van mensen vertalen en Texel is als
werkgebied veel te klein voor een
eigen stijl. Ik heb trouwen ook
geen behoefte om mijn stempel op
de ontwerpen te drukken. Dat ligt
niet in m'n aard."
Kees Alkema wijst naar buiten, naar
het restaürant De Rode Pimpernel aan
de Boodtlaan dat schuin tegenover zijn
woonhuis en kantoor staat. Kijk, dat
hebben wij ontworpen. Je kunt het
mooi of lelijk vinden maar het was de
eerste en laatste keer. Nergens in Ne
derland vind je zo'n gebouw en we
zullen ook nooit meer zo'n pand ont
werpen. Ik kan je zo nog veel meer
panden laten zien waaraan je niet kunt
merken dat wij ze getekend hebben.
Bijna alles wat we doen is eenmalig en
zelfs als je het zou willen kom je niet
aan een eigen stijl toe."
Alkema maakt duidelijk dat hij die ei
gen stijl nooit heeft nagestreefd. Kijk,
een bepaald architectenbureau ont
werpt bijvoorbeeld paalwoningen. Dat
project gaan ze dan aanbieden, net zo
lang tot een gemeente zegt: akkoord;
bouwen met die handel. Dergelijke bu
reau's bestrijken een heel groot gebied
en tekenen en ontwerpen van buiten
naar binnen. Eerst kijken ze wat ze
aan de buitenkant willen laten zien en
daarna of het functioneel is." Daarmee
wil deze architect overigens niet zeg
gen dat deze bureau's slechte huizen
of kantoren maken. ,,Soms vind ik het
prachtig om te zien maar het is voor
gekomen dat je steeds je hoofd stoot
te als je naar de wc moest. Dan had
de functie van het ontwerp meer te
maken met de aanblik dan met goed
en praktisch wonen."
Split-level
Alkema vertelt dat hij van binnen naar
buiten wil ontwerpen. Ik probeer de
mens met zijn wensen centraal te zet
ten en moet dat gewoon praktisch ver
talen op tekenpapier, met als bijko
mende factoren wetten en regels en
de omgeving waarin het betreffende
pand moet komen".
Er zullen natuurlijk mensen zijn die,
vooral in grotere gebouwen, kunnen
ontdekken dat ze zijn ontworpen door
Alkema maar dat is iets anders dan
een eigen stijl. Wij zeggen dat deze
Texelaar nooit gebouwen heeft neerge
zet die qua aanpak uit de band sprin
gen maar herinneren ons tegelijkertijd
dat de split-level woning van Siem
Bremer aan het begin van de Mul
derstraat indertijd veel opzien baarde.
Alkema: ,,Dat vond ik ook leuk om te
doen. Zo'n woning met verschillende
woon- en werkniveau's. Dat split-level
was toen voor mij ook nieuw". Om te
illustreren waarom Kees Alkema als
,,vrije vogel" architect is geworden en
waarom zijn bureau ondanks de malai
se in de architectuur, over gebrek aan
opdrachten niet te klagen heeft, begint
hij over zijn jeugd te vertellen.
Cornelius Roy Alkema werd 19 au
gustus 1931 in Canada geboren. Zijn
vader had tijdens een studie op de
Texelse zeevaartschool jaren daarvoor
Nette Maat ontmoet, is met haar ge
trouwd en in 1924 met haar en de
twee oudste kinderen geëmigreerd.
Toen Kees geboren werd was vader al
ernstig ziek. Hij wilde op Texel ster
ven. In 1932 kwam het gezin terug en
Kees zijn vader overleed vrij snel. Via
de Turkse Tent, Kruiskoog en een vier
tal woningen in Den Burg belandde
het gezin Alkema in een woning aan
de Boodtlaan. Ik heb een stuk of
drie moeders gehad en ben tussen de
bedrijven door opgevoed", aldus Alke
ma, daarmee illustrerend dat zijn moe
der als o.a. vroedvrouw hard moest
werken en dat het gezin gedeeltelijk
afhankelijk was van „een wereld met
goede bedoelingen".
„Twee tantes waren kinderloos en die
hielpen ons. Daar kwam ik ook veel
over de vloer." Toen het gezin op het
Schilderend woonde werden er kost
gangers gehouden. Als kind moest je
toen meehelpen waar je kon.
Alkema vertelt dat herinneringen daar
aan boven komen als hij zijn beide
zoons vraagt een klusje op te knap
pen. „Het is natuurlijk een cliché maar
dan heb ik wel de neiging om tegen
ze over vroeger te beginnen. Ik zie
mezelf dan als jongen van 17 de nogal
rgrote tuin achter het huis omspitten."
Geen boordje
In de oorlog volgde Kees de Mulo,
aanvankelijk op de zolder van de Jo
zefschool en later op diverse plaatsen
in Den Burg waar „school gehouden"
werd. Toen Kees zijn Mulo-A diploma
op zak had kwam de hamvraag: door
leren of werken. Het werd bijna auto
matisch het laatste. Het inkomen van
de jongen was zeer welkom in het ge
zin en Kees wilde „geen boordje om".
„Een kantoorbaan leek me niets. Het
was toen blijkbaar in om door te leren
voor onderwijzer, want een heleboel
kinderen uit mijn klas zijn dat later ge
worden. Ik zag dat niet zitten en dacht
nog een tijdje, net als vader, de zee op
te gaan." Dat laatste werd door moe
der Nette ontraden en een aanbod van
een tante om een studie aan een MTS
in Amsterdam te bekostigen werd door
Kees afgeslagen.
Hij kijkt ernstig als hij zegt: „Moeder
vertelde me wat het is om vaak dank
jewel te moeten zeggen. Het studie
aanbod was natuurlijk goed bedoeld
maar het legt ook een last op je. Mijn
moeder zei: Kees als het even kan; red
jezelf."
Kees werkte graag met zijn handen.
De eerste job die hij kon krijgen was
bij aannemer Bakker en Koorn aan het
Schilderend voor 75,— per week, maar
een baan in de meubelmakerij van
Vlessing bracht het dubbele bedrag
op. „Ach je had geen idee wat je zou
worden. Als puber zat je met een
vriendinnetje uit Burgerbrug op de dui
nen te filosoferen over het helpen van
mensen in Afrika. Dan keek je over
het water en fantaseerde je wat. Zij
zou als verpleegster gaan en ik zou
geïnspireerd door de verhalen van Pa
ter Witte best zendeling willen wor
den, missionaris kon niet. Ik was im
mers niet katholiek en dan had ik ook
niet met mijn vriendin kunnen gaan."
De werkelijkheid was anders. Bij Vles
sing leerde Kees fineren, lakken en de
eerste knepen van het meubelmakers
vak en in de avonduren werd bij
meester Steenhuis hard gestudeerd
voor het Mulo-B diploma. Na ander
half jaar bij Vlessing gewerkt te heb
ben kwam zijn oudere broer Jan op
het idee een zaak in electrische en
huishoudelijke artikelen te beginnen.
Dus Kees ging bij Jan Agter in voor
opleiding en startte met een cursus
middenstandsdiploma. Het wat vage
ideaal van een eigen zaak werd niet
verwezenlijkt. Kees miste het echte
handwerk en werd meer definitief bij
de bouwvakkersklasse ingelijfd toen hij
bij timmerman Willem Burger aan de
Boodtlaan in dienst kwam. „Ik was
meteen meester-knecht want ik was
de enige knecht." Die titel was echter
niet het meest belangrijk. Bij Burger
leerde Kees „een vak" op de manier
waar tegenstanders van sommige ty
pen modern onderwijs nog over roe
men. „Alles wat bij de bouw van een
woning nodig was, maakte je zelf. 's
Winters was je bezig met een trap en
kozijnen en in het voorjaar ging je de
bouwplaats op. Alles wat je fout deed,
kreeg je meteen te horen. Het was ge
woon individueel onderwijs".
Liendepaal
De eerste klus bij Burger was het
plaatsen van een liendepaal waarvoor
een dennestam geschild moest worden
met daarom een dwarsbalk voor het
bevestigen van waslijnen. Er ligt in de
kelder van de architect een tastbaar
bouwsel dat nog herinnert aan die tijd:
een verkeerd geschoord poortje. De
schoor moet altijd van het beneden-
draaipunt schuin naar boven lopen,
maar Kees plaatste het verkeerd om:
van het bovenste scharnier schuin
naar beneden. Hij kreeg het poortje
een paar jaar geleden terug van de ei
genaar: de familie Veeger van de Ro-
zendijk. „Ik heb toen heel vaak van
mijn personeel moeten horen: daar
komt die tekenaar die nog niet eens
een hekje goed kan schoren", aldus
een lachende Kees Alkema. In de leer
tijd bij Burger kwam er een tekentafel
op zolder bij moeder thuis en Kees
volgde een schriftelijke cursus voor
bouwkundig opzichter/tekenaar.
Maquette
„Ik was 20 toen de toenmalige
adjunct-directeur gemeentewerken,
mijnheer Veldstra, me vroeg voor een
speciaal klusje. Ik werkte toen bij Drij
ver en was bezig met het aftimmeren
van het badhuis toen hij langs kwam."
Alkema werd gevraagd om samen met
Bert Zijm en Kees Molenaar de opper-
vlaktemaat van alle Texelse huizen te
inventariseren voor het PWN. Aan de
hand van o.a. die maat werd het
vastrechttarief vastgesteld. Hij nam dat
werk aan onder voorwaarde dat er
daarna ander werk voor in de plaats
kwam. „Veldstra zei: na dat PWN
werk is wel wel een plaatsje voor je bij
de gemeente."
Na het inventariseren was er een solli
citatiegesprek met Kipperman, direc
teur gemeentewerken. „Ze wisten je
achtergronden en het ging eigenlijk
heel makkelijk. Hij vroeg me of ik ma
quettes kon maken. Dat was toen iets
nieuws en Kipperman wilde blijkbaar
een timmerman die ook blikjes voor
een maquette kon zagen. Maquettes
heb ik echter nooit voor ze gemaakt."
Het beestje Alkema moest in het ge
meentelijk apparaat een naam hebben
en er waren geen functiewaarderings-
onderzoeken of profielschetsen om dat
te stroomlijnen. Het werd „Beambte
tot het behulpzaam zijn bij het opme
ten van wegen en rioleringen".
Controle
Samen met Piet Spigt („ik en de bur
gemeester") en Job van Hoorn ging
Alkema het veld in om wegen en riole
ringen uit te zetten.
De eerste klus was het uitmeten van
de Elemert in 1953. „Ik was hulp
beambte, dus ik keek een keer door
die kijker van het waterpasinstrument
maar dat werd dan toch even door
mijn superieur gecontroleerd.
Ik wilde graag werken en dat wist
Veldstra te waarderen dus deed je ei
genlijk alle voorkomende
werkzaamheden."
De ene dag zat Kees op de fiets als
ambtenaar bouw- en woningtoezicht
en de volgende dag stond hij een
pand voor camping Loodsmansduin te
tekenen. „Gemeentewerken was klein
en je kon de problemen wat makkelij
ker met elkaar oplossen dan tegen
woordig soms het geval is." Er waren
minder schijven en als Alkema een
fout maakte kreeg hij meteen op z'n
kop. Dan maakte je die fout geen
tweede keer. „Het was natuurlijk klein
comité-besturen, maar ik denk dat we
in die periode geen grote vergissingen
hebben gemaakt. Alle mensen van ge
meentewerken kwamen uit de bouw
praktijk en dat was toen en is nog
een groot voordeel. Er waren niet
zoveel regels van hogerhand. Wij had
den meer te maken met praktische
problemen."
„Wethouder Hin vergaderde toen tot
meikerstijd, de dingen waar we niet
aan toe kwamen bleven een week lig
gen. Aan wat wél voor meikerstijd aan
de orde kwam, zat altijd een besluit
vast."
Leegte
Veldstra werd directeur gemeentewer
ken en vervulde voor de architect in
wording een vaderrol. „Ik heb mijn va
der niet gekend maar Veldstra vulde
die leegte eigenlijk op. Hij zei wat hem
het beste leek voor mij en stimuleerde
me een opleiding te gaan volgen bij
het Middelbaar Technisch Instituut in
Amsterdam. Dat was voor toenmalige
begrippen een dure studie. Kees was
inmiddels getrouwd met Rie Dik en
men had het huis van een kinderloze
tante aan de Boodtlaan betrokken. De
familie Alkema woont en werkt daar
nog steeds. „We konden dat huis van
tante op lijfrente-basis kopen en er di
rect in gaan wonen, omdat tante (als
één van de eerste bewoners) naar de
Gollards ging. Dat was helemaal niet
gek in die tijd. Er was woningnood, al
je getrouwde vrienden woonden bij
ouders of schoonouders in. Kees en
Rie moesten voor de woning wel
720,— lijfrente per week betalen van
een salaris van 755,— maar door het
verhuren van het huis aan badgasten
kon dat net. De studiekosten legden
dus een zwaar beslag op de huishoud-
pot. Als het geld op was ging ik bij
voorbeeld naar Willem Burger om
shag en een vloeitje bietsen."
MTI-diploma op zak werd de fin
situatie in 1958 aanmerkelijk bet
Kees werd technisch ambtenaar
werk („zeg maar gewoon manui
alles") bleef hetzelfde, maar hei
zakje was van de ene op de amj
week „puur" dikker.
Spoti
Als we zeggen dat hij intussen!
een eerder door hemzelf verafsd
boordenwerker was geworden,!
Alkema het hoofd. „Je moest»
gemeente zo vaak op pad. Klus
buiten moesten gebeuren spaarc
dereen op tot het een dag moei
was. Dan ging je de zomerzoni
kantoor van gemeentewerken,
Parkstraat 3, was dan uitgeston
Alkema vertelt dat ambtenaren,
toen al, spotternij opriepen, j
toor werd rusthuis nummero éét
genoemd."
Toch voelde Kees zich niet o
thuis op kantoor. „Kijk het was
vrij. Je moest hard werken, ma-
mocht 's morgens best wat late
men want soms moest iets ah
werkte je ook 's avonds door, rr
vrijheidsdrang sluimerde toch et
In 1960 overleed Texels enige at
Schermer en Kees realiseerde zi
dit werk iets voor hem zou kun-
zijn. „Ik zei dat togen colts
van Wilsum en die zei: waarom
het dan niet? Je bent een vrijei
en je hebt ervaring en diploma's
„vader" Veldstra ongeveer hetze
zei, „ik zeg niet dat je hét niett
doen", misschien liet hij me niet
vertrekken, wist ik het zeker.
zekerheid moest ook vrouw Rie
tuigd worden, maar in het vooii
van 1960 werd de knoop doorgt
en startte Kees met een eigen I
in een kleine kamer in zijn wojii
„Het voordeel was dat je op hs
land veel contacten had en dei
drachten kwamen eigenlijk vam
Later had Alkema drie man in d
Jan Beerling, Nico Bakker en J
Joosten. Momenteel bestaat he
reau uit zes personen.
De uitgangspunten van het b
hebben sterk te maken met h
den van de directeur. „Ik heb ft
mensen in dienst genomen diei
de bouw hebben gewerkt en oi
wel iets van afweten. Nico is di
van de MTS af gekomen. Dieb
basis kun je altijd benutten eni
naast probeer ik het werk door
ven zoals ik ook mijn kennis hst
daan." Alkema zegt met opdrac
op kantoor te komen en vraagt
wie er tijd heeft met die wenser
de slag te gaan. „Dan moet ikl
woon loslaten, want mijn mens
allemaal een beetje vrije vogels:
je ze geen verantwoordelijkheid:
bloedt de creativiteit dood."
sche woord „teamwerk" lijkt hi
in praktijk gebracht want de me
kers van het eerste uur zijn nog
sent. Alkema doet meestal wel:
voorbesprekingen met zijn klant
maakt soms de eerste schetsen,
lijkt misschien allemaal heel ere;
maar het is vooral vakkennis dal
dig hebt in mijn bedrijf. Het zijn
gaans eenmalige opdrachten e
moet steeds iets anders bedenk'
uitzoeken". Als we aandringen e
gen dat er toch veel creativiteit
hoek komt kijken, zegt hij resoli
„Noem me alsjeblieft geen artie
„Ik ben beslist geen kunstenaai
oefen een ambacht en probeeri
goed te doen. Het enige dat iki
mezelf durf te zeggen is dat ik?
delijke smaak heb." Een uitspraa
er met moeite uitkomt, met alst
lende verontschuldiging dat het
van bureau Alkema ook wordt 6
deeld door de welstandscommi
„Een ploeg serieuze mensen".
Stat
Kees Alkema legt vervolgens uil
een deel van het werk ook t
geen architectuur genoemd mag
den. Jan Beerling houdt zich al
jaren bezig met het tekenen van
en BK benzine- en gasstationsi'
lande. „Die stations hébben ale
paalde stijl. Daar doen we weinr
Het gaat dan vooral om kennis»
Telefoon 02220-21
'N winkelvolideU