,vo
elanda-hulp te laat
oor „beby Harrie"
door
Harry de Graaf
IjON
DERDAG 1 MAART 1990
TEXELSE COURANT
PAGINA 5
fe
let leek een boze droom of en scene uit een Hitchcock-film,
iaar het was tragische werkelijkheid: op 23 januari jongstleden
tond ik bij een graf waarop mijn naam was vermeld. Dat graf
evindt zich op een Papoea-kerkhof dat is aangelegd tegen de
tijle oevers van een rivier nabij Jayapura (het voormalige Hollan-
ia) in de Indonesische provincie Irian Jaya. Het is de laatste
jstplaats van een kind dat mijn naam droeg.
Harry de Graaf Mirino", zoals het
mgetje officieel heette, leed aan
gn aangeboren hartafwijking, die
oor een betrekkelijk simpele opera-
e verholpen had kunnen worden.
De ouders hadden daarvoor het geld
iet, wat voor mij en een groep an-
ere Texelaars reden was om het
ind financieel te adopteren en het
aardoor mogelijk te maken dat de
peratie in het 4000 kilometer
ostelijker gelegen Jakarta zou wor-
en uitgevoerd. De dood was echter
nelier dan de Hollandse geld. Op 3
ktober blies „beby Harrie", zoals
ijn ouders hem in hun brieven
oemden, de laatste adem uit. nau-
velijks een half jaar oud. Dat was
et voorlopige slot van een bijzonde-
re geschiedenis. Het is een lang ver
aal, dat ik daarom over twee
fleveringen heb verdeeld.
)ie geschiedenis begon feitelijk al in
eptember 1961 toen ik als lucht-
lachtmilitair naar het door Indonesië
«dreigde toenmalige Nederlands
lieuw Guinea werd uitgezonden. Ik
rilde graag zelf, niet uit vechtlust
ïaar uit nieuwsgierigheid. Het bui-
gngewoon woeste Nieuw Guinea,
24 keer zo groot als Nederland, met
unieke flora en fauna en zijn al
ven bijzondere Papoeabevolking had
ie als kind al hevig bezig gehouden,
ooral na het lezen van de boeken
lie over het land waren geschreven
loor Van Eechout en Van Kampen,
laar ooit eens heen te kunnen, was
en droomwens. Die wens werd wer-
elijkheid toen Indonesië zijn aanspra-
;en op Westelijk Nieuw Guinea op
mlitaire wijze kracht ging bijzetten
net infiltraties. Nederland wilde het
and echter versneld tot ontwikkeling
irengen om het vervolgens over te
Iragen aan de Papoea's. Er zou een
mafhankelijke Papoeastaat komen, zo
verd beloofd. Vooruitlopend daarop
verd alvast een eigen vlag en een
'Olkslied ingevoerd. De krijgsmacht,
:o heette het, moest er voor zorgen
lat die ontwikkeling ongestoord zou
'erlopen. Duizenden militairen werden
laar Nieuw Guinea gestuurd, aanvan-
elijk alleen marine, later ook land- en
uchtmacht. De zaak escaleerde en
eigde op een oorlog uit te lopen.
3p het laatste nippertje werd dat aan
e onderhandelingstafel in New York
oorkomen. Vooral onder druk van de
'erenigde Staten gaf Nederland zich
ewonnen. Nieuw Guinea werd via
en tussenbewind van de Verenigde
Jaties overgedragen aan Indonesië
n van de onafhankelijke Papoeastaat
wam niets terecht.
Mooi jaar
'recies één jaar zat ik als soldaat en
rervolgens korporaal bij het Com-
nando Luchtverdediging op het
iland Biak. Ik had een administratie-
re functie: schrijver van de comman-
lant. Dat lijkt niet opwindend maar
lat was het wel. Zo dicht bij het
ruur zittend kon ik nl. menigmaal re-
)elen dat ik meevloog met een van
anze transportdakota's of met
oestellen van de marine waardoor ik
■net allerlei plaatsen en streken van
dieuw Guinea kennis maakte. Het
jrootste deel van de tijd zat ik echter
ip Biak waar ik met ruim 300 maten
nas gelegerd op het voormalige KPM
rachtschip „Keerkring" dat voor de
est ter hoogte van het marinekamp
Jorido was afgemeerd. Het was er
ivervol en smerig, maar we hadden
een vrij leven, zonder veel discipli-
ie. We waren zelf supporting. Het
Jereiden van eten, wassen - alles ge
leurde aan boord. Er was zelfs een
igen bakkerij waar soldaat Henny
andzaat uit Amsterdam voor het da-
lelijks brood zorgde. Ik was bevriend
het Landzaat en leerde daardoor zijn
issistent kennen. Dat was de
'O-jarige Papoea Nathaniël Mirino, af-
:omstig uit de kampong Waroi, een
lilometer of twintig van de „kota"
stad). Mirino was een van de vele
:oelie's die bij ons aan boord werk
en en waarmee ik goed overweg
ton. De mensen merkten al gauw
lat ik in hen was geinteresseerd en
Itaag bij hen overhuis kwam. Er ont
bonden vele goede kontakten en ik
ieb dan ook heel wat dagen doorge
dacht bij allerlei families in diverse
ampongs. Soms bleef ik er hele
bekenden rondhangen, wat mogelijk
'as omdat bij de luchtmacht geen
'nkele vorm van dicipline of controle
eerste. Er was bijvoorbeeld nooit ap-
èl. Wie vrijdagmiddag verdween
verd pas maandag gemist als hij niet
'P z'in werk verscheen. Van die vrij
heid maakte ik dankbaar gebruik. Dat
het onverantwoord was besefte ik
pas toen ik op een zondag verdwaal
de in een van de vele grotten van Bi
ak. Terwijl ik urenlang wanhopig in
het donker zocht naar de uitgang,
realiseerde ik me dat niemand wist
waar ik zat en dat ze me dus nooit
zouden vinden.
Net Texelaars
Ik mocht de Papoea's wel, hoewel er
natuurlijk ook wel hufters tussen za
ten. Wat mij trok was hun openhar
tigheid en gemoedelijkheid, als het ijs
eenmaal was gebroken. Over de
gekste dingen werd je geraadpleegd,
voor zover dat lukte in het taaltje dat
bestond uit een mengsel van Maleis,
Nederlands en Noemfoers. Ze wilden
ook altijd dat je bij ze kwam eten.
Dat was niet steeds een genoegen
want het eten van de speciaal voor
jou opgeviste rauwe schelpdieren ver
liep meestal met kokhalzen, maar ik
weigerde nooit en dat werd op hoge
prijs gesteld. Ik stak in hun ogen
gunstig af bij andere blanken die
overal hun neus voor ophaalden. Wat
me ook trok was de eerlijkheid van
de Papoea's in meerdere opzichten.
Talloze keren heb ik camera's en an
dere kostbaarheden bij hen laten
rondslingeren, maar ze bezorgden me
het altijd terug en stalen nooit iets.
Ook een negatief oordeel over je
doen en laten hielden ze niet verbor
gen. De hele kampong kwam me
schaterend uitlachen als ik lopend
over de wankele bruggetjes naar hun
paalwoningen mijn evenwicht verloor
en in het water viel. Een bijzondere
ervaring was dat Papoea's terug
schelden als je boos tegen hen uit
valt. Oudere collega's van mij die in
Nederlands Indië met totaal anders
geaard Javaans en Chinees personeel
hadden gewerkt konden daar slecht
aan wennen.
Ik ontdekte ook slechte eigenschap
pen van Papoea's: ze zijn te goed
van vertrouwen, hebben een overma
tig gevoel voor betrekkelijkheid en
zijn weinig stipt. Afspraken die ik
met hen maakte, werden ruim geïn
terpreteerd. Ergens precies op tijd
aanwezig zijn, was er nooit bij. Ze
kwamen wel, maar minstens een
kwartier te laat. Ik vond het net
Texelaars, waarmee mijn affectie voor
dit volk mogelijk is verklaard.
Speciale band
Met Nathaniël Mirino had ik een spe
ciale band. We gingen op weinig sen
timentele wijze met elkaar om en
konden ons op den duur alles veroor
loven zonder dat de relatie stuk ging.
Puur voor de grap maakten wij bij
voorbeeld wel eens knallende ruzie.
Als er weer eens kakkerlakken in het
meel waren gekropen, zodat het
brood eruit zag als krentebrood, riep
ik Nathaniël luidkeels en publiekelijk
ter verantwoording. Dat ging onge
veer zo: „Zo, vuile stinkpapoea. Kon
je het weer niet laten om die smerige
beesten in het deeg te gooien? Wat
een waardeloze kerel ben je toch.
Snap je niet dat we daar allemaal
ziek en beroerd van worden? Domme
klootzak, je wordt onmiddelijk ontsla
gen. Voor jou duizend anderen!!" En
zovoort. Als ik uitgeraasd was haalde
Nathaniël diep adem en begon terug
te schelden, waarbij hij mij trachtte
te overtreffen. Het kwam er meestal
op neer dat ik een waardeloze baroe
(nieuweling) was met veel praatjes
en weinig prestaties. Ik kon niet be
hoorlijk zwemmen en klimmen, had
een belachelijke bril op, een kromme
rug, kortom er viel met mij niets aan
te vangen. In elke scheldkanonnade
werd ik vergeleken met allerlei in de
ogen van Papoea's minderwaardige
dieren zoals ratten, „pinatangs" en
„kaki ampats".
Collega's dachten soms dat het me
nens was en trachtten tussenbeide
te komen. Een etisch ingestelde jon
gen uit Dordrecht kwam me eens
speciaal opzoeken en legde me ge
duldig uit dat ook hij vond dat Pa
poea's „een andere geur" bij zich
droegen, maar dat ik toch moest be
seffen dat het ook mensen waren en
dat ik niet zo „koloniaal" moest
doen...
Ouwe jongens
Mirino en ik hadden een enigszins
baldadig begroetingsritueel als we el
kaar een tijdje niet hadden gezien. Ik
besloop hem dan in zijn bakkerij en
liet hem schrikken door hem een por
in zijn zij te geven. Meestal mislukte
dat omdat Mirino me had horen aan
komen en mij al een stomp toediende
voordat ik had kunnen uithalen.
Met zo'n wederzijdse por namen we
ook afscheid op 27 augustus 1962
toen ik na het mooiste jaar van mijn
leven in de DC 8 stapte om terug
naar Holland te gaan. Ik kon mij met
anders voorstellen dan dat het een
afscheid voor altijd was. Ik vocht te
gen mijn tranen en kon geen woord
uitbrengen. Met Nathaniël was het
precies zo. Hoofdschuddend sloeg hij
geruime tijd tegen mijn ribben en ik
sloeg terug. Het was duidelijke taal.
Met schuldgevoel was ik vertrokken.
We hadden Mirino en alle andere Pa
poea's collectief ontslag moeten aan
zeggen want de Nederlandse
werkgevers zouden spoedig vertrek
ken om plaats te maken voor de
troepen van de Verenigde Naties. We
wilden hun kansen om bij de nieuwe
machthebbers een baantje te krijgen
vergroten door hen een aanbevelings-
brief te geven, waarin melding werd
gemaakt van hun eerlijkheid, trouw
en andere goede eigenschappen. Ik
vond dat de militaire autoriteiten wei
nig fantasie aan de dag hadden ge
legd want alle aanbevelingsbrieven
waren ongeveer gelijkluidend, waar
door het effekt volgens mij niet groot
zou zijn. Voor Mirino en enkele ande
re Papoea's uit mijn kennissenkring
maakten we daarom een speciale
aanbevelingsbrief, waarin ik op vaar
digheden en kwaliteiten wees die
naar mijn gevoel voor de Indonesi
sche bevrijders veel aantrekkelijker
moesten zijn. Zo beweerde ik over
Mirino dat hij „weliswaar altijd zeer
critisch stond tegenover het Neder
lands gezag", maar dat wij dit voor
lief hadden moeten nemen omdat hij
Het graf van ..Baby Harrie"
brieven aan mij had geschreven die ik
nooit had ontvangen. Een paar jaar
later stuurde ik nog eens een an
sichtkaart, maar ook daarop kwam
taal noch teken.
Contact hersteld
Door een wondere samenloop van
omstandigheden werd het contact
twee jaar geleden hersteld. Het tot
op dat moment voor buitenlanders
gesloten Irian Jaya was onder be
paalde voorwaarden weer toeganke
lijk geworden, wat mij op de
gedachte bracht om een reis te orga
niseren voor oud-militairen en ande
ren die het land graag weer eens
wilden bezoeken. Ik gaf aan dat plan
de nodige publiciteit in de hoop ten
minste 18 deelnemers te vinden,
waardoor het een betaalbare onder
neming kon worden. Die 18 deelne
mers had ik binnen enkele dagen bij
elkaar maar in de weken daarna
meldden zich nog veel meer gegadig
den, zodat we uiteindelijk met vier
reisgroepen, totaal 80 personen, op
pad gingen. In Nederland wonende
Papoea's hoorden er ook van en
vroegen mij brieven en pakjes mee te
nemen voor hun veelal in behoeftige
omstandigheden levende landgenoten
in Sorong, Biak en andere plaatsen
die we zouden bezoeken. Op een ge
geven moment kreeg ik te maken
met een in Veenendaal wonende
Sem Mirino en dat bleek familie te
te geprepareerde kreeft. Maar daar
zou het niet bij blijven, zo verzekerde
hij mij grijnzend, want er was nóg
een verrassing onderweg. Ik begreep
daar op dat moment niets van en zei
hem dat het zo mooi genoeg was
geweest en dat hij verder geen
kosten moest maken.
Beby
De brief die ik een maand later van
Mirino ontving was inderdaad een
verrassing, maar dat is zwak uitge
drukt. Hij schreef dat hij op 7 april
gezinsuitbreiding had gehad. Er was
een jongetje geboren en hij had het
naar mij vernoemd, waarbij hij niet al
leen mijn voornaam maar ook mijn
achternaam had gebruikt: Harry de
Graaf Mirino. Verder was hij tot de
conclusie gekomen dat er onvoldoen
de bestaansmogelijkheden waren
voor het kind en dat hij daarom had
besloten het aan mij cadeau te doen!
En of ik het maar vóór kerstmis wil
de afhalen. De enige voorwaarde
voor de adoptie was dat het de ach
ternaam Mirino zou blijven dragen.
Ik vond het heel aandoenlijk, maar ik
vond dat mijn eigen gezin voltooid
was en ambiëerde geen nieuw vader
schap. Maar hoe kon ik Marino aan
zijn verstand brengen dat ik het kind
niet wilde hebben? Hij zou er niets
van begrijpen want bij Papoea's is
het heel gewoon om kinderen weg te
geven als dat voor het kind gunstig
lijkt en de ontvangers beschouwen
dat altijd als een eer.
De Indonesche overheid had er in
middels echter voor gezorgd dat ik
geen smoezen hoefde te bedenken.
Kort tevoren was namelijk een adop
tiestop afgekondigd. Indonesische
kinderen mochten het land niet meer
uit, een maatregel die schijnt te zijn
afgekondigd onder druk van de Isla
mitische geestelijkheid, die er niet
gelukkig mee was dat de laatste ja
ren zoveel Indonesische kinderen
naar Europa en Amerika zijn gegaan
en daardoor aan Christendom en
atheïsme werden overgeleverd. Ik kon
Nathaniël dus melden dat het niet
mocht, maar dat we wel iets anders
konden doen: financiële adoptie.
Ziek
Nog voordat we dat hadden geregeld
bleek uit latere brieven van Nathaniël
dat er iets mis was met het kind.
Het was twee keer in het ziekenhuis
van Jayapura opgenomen geweest in
verband met een „kleine hartkwaal"
maar het was nu weer thuis en
moest medicijnen gebruiken. We in-
Nathaniëi Mirino en zijn vrouw
zo fantastisch hard werkte en onmis
bare technische kwaliteiten had.
In het krijt
Schuldgevoel had ik ook omdat Ne
derland de Papoea's onafhankelijkheid
had beloofd en omdat ik daar van
harte aan had meegedaan, ook in de
laatste fase van de Nieuw Guinea-
kwestie toen iedereen met een beetje
gevoel voor realiteit begon in te zien
dat die belofte niet kon worden
waar
gemaakt. De Papoea's twijfelden ech
ter geen ogenblik. Nederland had het
beloofd, dus het zou gebeuren. De
koningin had het immers zelf gezegd?
Maar we lieten het zaakje mooi in de
steek, begrijpelijk gezien de druk van
de omstandigheden maar daarom
niet minder frustrerend. Dat onbeha
gen werd nog groter toen later veron
trustende berichten tot Nederland
doordrongen over de wijze waarop de
nieuwe machthebbers met de Pa
poea's omsprongen. Van Nathaniël
kreeg ik in die tijd één brief, waarin
hij vertelde dat hij inmiddels was ge
trouwd en een zoontje had: Jan Jef-
fry. Hij had gebrek aan allerlei spullen
en vroeg om broeken, hemden en an
dere kledingstukken. Ik stuurde on
middellijk een pakket op, maar
hoorde nooit meer iets. Later zou blij
ken dat de spullen nooit waren aan
gekomen en dat Nathaniël meerdere
zijn van „mijn" Nathaniël. Ze wisten
precies te vertellen waar hij woonde.
Hij was inmiddels van Biak naar Jay
apura verhuisd, waar hij als zieken
verzorger werkte bij de Ankatan Laut,
de Indonesische marine. Ik schreef
Nathaniël onmiddellijk dat ik hem wil
de ontmoeten als ik in Jayapura zou
aankomen en noemde het tijdstip
waarop ons schip „Umsini" daar zou
afmeren en het hotel waar we zou
den overnachten.
Kaal
Toen de „Umsini" op 23 maart vorig
jaar de schitterende haven van het
voormalige Hollandia binnenliep stond
Nathaniël op de kade. Hij was sterk
veranderd, zodat ik nog even dacht
aan de mogelijkheid dat ik tegenover
een ander lid van de familie Mirino
stond. Alle twijfel verdween toen hij
mijn beide handen greep en in prach
tig Nederlands zei: „Harry de Graaf,
want ben jij kaal geworden!"
Ik ontmoette Nathaniël, inmiddels va
der van zes kinderen, de dagen daar
op meerdere malen. We namen hem
op sleeptouw en lieten hem met de
groep meeëten. Hetzelfde gebeurde
een week later toen we na een be
zoek aan de Baliemvallei opnieuw in
Jayapura waren. Nathaniël bracht
ons tenslotte weg naar het vliegveld
en overhandigde als afscheidscadeau
een originele pijl en boog en een gro-
formeerden nader, waarbij duidelijk
werd dat het kind leed aan een aan
geboren afwijking: een open septum.
Er zit dan een gat in de wand tussen
de twee hartkamers, waardoor
zuurstofarm en zuurstofrijk bloed
door elkaar stromen. Het is niet di
rect levensbedreigend, maar kinderen
die aan deze afwijking lijden hebben
het gauw benauwd en hebben een
slechte konditie waardoor zij bevatte
lijk zijn voor allerlei ziekten, die wel
fataal kunnen zijn.
In Nederland zou zo'n kind naar een
ziekenhuis worden gestuurd om te
worden geopereerd. Bij de familie
Marino viel daaraan niet te denken
omdat de paar honderd gulden die
daarvoor nodig is, er eenvoudig niet
was. Het lag dus voor de hand dat
wij die operatie zouden bekostigen.
Maar dan moesten we wel precies de
aard van de afwijking weten, wat de
kosten van de operatie zouden zijn
en waar die operatie zou moeten
worden uitgevoerd (zodat een bedrag
aan reisgeld moest worden ingecal
culeerd) of de ouders daarbij
moesten zijn, hoe lang nadien verple
ging en therapie in een ziekenhuis
nodig was, etc. Een goede vriendin
van mij die huisarts is, schreef een
Engelstalige brief met vele vragen
naar de kinderarts die „beby Harrie"
in behandeling had en ik ging inmid
dels op zoek naar sponsors, omdat
de operatie met alles wat daarbij
kwam, toch wel in de papieren zou
lopen, vooral omdat de ingreep vrij
wel zeker in Jakarta zou worden uit
gevoerd. Een vliegretourje
Jakarta-Jayapura kost ongeveer an
derhalf miljoen rupia (f1400,-).
Dood
Omdat ik in Januari in verband met
de voorbereiding van een nieuwe
groepsreis toch opnieuw naar Indone
sië moest, hoopte ik het kind zelf
naar het ziekenhuis te kunnen bren
gen en de behandeling af te wach
ten. Belangrijk bijkomend voordeel
was dat ik dan met de specialist zou
kunnen praten en met hem afreke
nen. Alles op afstand regelen zag ik
niet zo zitten. Daarbij vond ik het wel
een spannende onderneming. Mijn
huisgenoten zorgden intussen voor
geschenken om mee te nemen,
waaronder een zelfgehaakt wollen
mutsje met do tekst „Koud hè?".
Grapje. Voor Nathaniël zelf zou ik een
camera meenemen, welwillend be
schikbaar gesteld door fotograaf Pie-
ter de Vries. Per zeepost hadden we
twee paketten babykleertjes naar
Jayapura gestuurd en gevraagd om
een foto van „beby Harrie" omdat ik
tevoren wilde weten of mijn zwarte
pleegzoon er een beetje toonbaar
uitzag.
Die foto ontving ik op 5 december j.l.
Ik vond het eerst een leuk Sinterklaa
scadeau want het plaatje toonde een
mooi kindje, met gesloten ogen lig
gend op een bed, gestoken in de
kleertjes die wij hadden gestuurd.
Mijn vrouw vond echter dat het kind
er onnatuurlijk bijlag en veronderstel
de dat het dood was. Na vertaling
van de bijgesloten brief bleek dat de
schokkende waarheid te zijn. Beby
Harrie was al op 3 oktober om 11.00
uur thuis overleden. Nathaniël schreef
dat de ziekte en dood van het kind
veel kosten en verdriet had gegeven,
maar het was de wil van „Tuhan Ye-
sus Kristus" geweest en daarbij had
den ze zich neer te leggen. Zoals
gebruikelijk bij Papoea's was er sa
men met veel familieleden uitgebreid
gerouwd. Mirino hoopte nu maar dat
door de dood van het kind mijn ban
den met de familie niet verbroken
zouden zijn en drong erop aan dat ik
evengoed naar Jayapura zou komen.
Ik zou bij hem kunnen overnachten:
mijn bed stond al klaar. In dezelfde
brief liet hij weten dat hij in financië
le problemen zat. Er was geen geld
meer om de oudste zoon Jan Jeffry
Laurens (21) die op de universiteit
van Manado diergeneeskunde stu
deert, verder te laten leren. En ook
de plannen om de tweede zoon Meli-
anus Nicodemus (bijna alle Papoea's
zijn christen en dragen prachtige bij
belse namen) naar het voortgezet on
derwijs te sturen, zouden schipbreuk
lijden. In Indonesië wordt alleen het
(verplichte) kleuter- en lager onder
wijs van staatswege bekostigd.
Verjaardag
Op 23 januari vierde ik mijn 49e ver
jaardag als gast van de familie Miri
no. Nathaniël en zijn vrouw hadden
twee dagen lang op het 45 kilometer
van de stad gelegen vliegveld Sentani
op me gewacht, want het telegram
waarmee ik twee dagen eerder van
uit Jakarta het preciese tijdstip van
mijn komst had aangekondigd, was
niet aangekomen. De familie had
daarom maar zijn intrek genomen in
het aankomsthalletje om alle passa
giers die uit de arriverende toestellen
stapten te kunnen bekijken in de
hoop dat Harry de Graaf er tussen
zou zitten. Dat was dus op 23 janua
ri eindelijk het geval. Toen ik bove
naan de vliegtuigtrap stond hoorde ik
mijn naam al over het platform schal
len. Het weerzien was roerend. Ik liet
me met mijn koffers in een aftandse
taxi naar Jayapura brengen, Mirino
en zijn vrouw volgden ons op een
geleende oude motorfiets.
In de hutachtige woning van de fami
lie, gebouwd tegen een der vele stei
le bergen van Jayapura, werd ik als
een vorst ontvangen. Het bijna voltal
lige gezin stond aangetreden en vele
buren en familieleden waren toe
gestroomd. Daarbij was ook de rede
lijk Engels sprekende Mecky Mirino,
die goede diensten bewees toen ik
die avond precies moest vaststellen
welke noden er precies waren in de
familie. Het werd een zeer genoegelij-
ke avond. Nathaniël haalde vele oude
herinneringen op en diepte allerlei
brieven en foto's op uit de Neder
landse tijd „toen wij beiden nog jong
en onbedorven waren", zoals hij let
terlijk zei.
Succes
Bij die stukken zat ook de gewichtige
brief met handtekeningen en stem
pels die ik destijds voor hem ge
maakt had als aanbeveling en Mirino
vertelde dat hij er veel profijt van had
gehad. Hij was op Biak onmiddelijk
aangenomen als telefonist in dienst
van het UNTEA (VN) bewind en ge
wapend met hetzelfde stuk had hij
ook met succes gesolliciteerd bij de
Indonesiërs. Tot op de dag van van
daag had hij werk, wat de meeste
andere Papoea's helaas niet kunnen
zeggen.
Lees verder pagina 6