,vo elanda-hulp te laat oor „beby Harrie" door Harry de Graaf IjON DERDAG 1 MAART 1990 TEXELSE COURANT PAGINA 5 fe let leek een boze droom of en scene uit een Hitchcock-film, iaar het was tragische werkelijkheid: op 23 januari jongstleden tond ik bij een graf waarop mijn naam was vermeld. Dat graf evindt zich op een Papoea-kerkhof dat is aangelegd tegen de tijle oevers van een rivier nabij Jayapura (het voormalige Hollan- ia) in de Indonesische provincie Irian Jaya. Het is de laatste jstplaats van een kind dat mijn naam droeg. Harry de Graaf Mirino", zoals het mgetje officieel heette, leed aan gn aangeboren hartafwijking, die oor een betrekkelijk simpele opera- e verholpen had kunnen worden. De ouders hadden daarvoor het geld iet, wat voor mij en een groep an- ere Texelaars reden was om het ind financieel te adopteren en het aardoor mogelijk te maken dat de peratie in het 4000 kilometer ostelijker gelegen Jakarta zou wor- en uitgevoerd. De dood was echter nelier dan de Hollandse geld. Op 3 ktober blies „beby Harrie", zoals ijn ouders hem in hun brieven oemden, de laatste adem uit. nau- velijks een half jaar oud. Dat was et voorlopige slot van een bijzonde- re geschiedenis. Het is een lang ver aal, dat ik daarom over twee fleveringen heb verdeeld. )ie geschiedenis begon feitelijk al in eptember 1961 toen ik als lucht- lachtmilitair naar het door Indonesië «dreigde toenmalige Nederlands lieuw Guinea werd uitgezonden. Ik rilde graag zelf, niet uit vechtlust ïaar uit nieuwsgierigheid. Het bui- gngewoon woeste Nieuw Guinea, 24 keer zo groot als Nederland, met unieke flora en fauna en zijn al ven bijzondere Papoeabevolking had ie als kind al hevig bezig gehouden, ooral na het lezen van de boeken lie over het land waren geschreven loor Van Eechout en Van Kampen, laar ooit eens heen te kunnen, was en droomwens. Die wens werd wer- elijkheid toen Indonesië zijn aanspra- ;en op Westelijk Nieuw Guinea op mlitaire wijze kracht ging bijzetten net infiltraties. Nederland wilde het and echter versneld tot ontwikkeling irengen om het vervolgens over te Iragen aan de Papoea's. Er zou een mafhankelijke Papoeastaat komen, zo verd beloofd. Vooruitlopend daarop verd alvast een eigen vlag en een 'Olkslied ingevoerd. De krijgsmacht, :o heette het, moest er voor zorgen lat die ontwikkeling ongestoord zou 'erlopen. Duizenden militairen werden laar Nieuw Guinea gestuurd, aanvan- elijk alleen marine, later ook land- en uchtmacht. De zaak escaleerde en eigde op een oorlog uit te lopen. 3p het laatste nippertje werd dat aan e onderhandelingstafel in New York oorkomen. Vooral onder druk van de 'erenigde Staten gaf Nederland zich ewonnen. Nieuw Guinea werd via en tussenbewind van de Verenigde Jaties overgedragen aan Indonesië n van de onafhankelijke Papoeastaat wam niets terecht. Mooi jaar 'recies één jaar zat ik als soldaat en rervolgens korporaal bij het Com- nando Luchtverdediging op het iland Biak. Ik had een administratie- re functie: schrijver van de comman- lant. Dat lijkt niet opwindend maar lat was het wel. Zo dicht bij het ruur zittend kon ik nl. menigmaal re- )elen dat ik meevloog met een van anze transportdakota's of met oestellen van de marine waardoor ik ■net allerlei plaatsen en streken van dieuw Guinea kennis maakte. Het jrootste deel van de tijd zat ik echter ip Biak waar ik met ruim 300 maten nas gelegerd op het voormalige KPM rachtschip „Keerkring" dat voor de est ter hoogte van het marinekamp Jorido was afgemeerd. Het was er ivervol en smerig, maar we hadden een vrij leven, zonder veel discipli- ie. We waren zelf supporting. Het Jereiden van eten, wassen - alles ge leurde aan boord. Er was zelfs een igen bakkerij waar soldaat Henny andzaat uit Amsterdam voor het da- lelijks brood zorgde. Ik was bevriend het Landzaat en leerde daardoor zijn issistent kennen. Dat was de 'O-jarige Papoea Nathaniël Mirino, af- :omstig uit de kampong Waroi, een lilometer of twintig van de „kota" stad). Mirino was een van de vele :oelie's die bij ons aan boord werk en en waarmee ik goed overweg ton. De mensen merkten al gauw lat ik in hen was geinteresseerd en Itaag bij hen overhuis kwam. Er ont bonden vele goede kontakten en ik ieb dan ook heel wat dagen doorge dacht bij allerlei families in diverse ampongs. Soms bleef ik er hele bekenden rondhangen, wat mogelijk 'as omdat bij de luchtmacht geen 'nkele vorm van dicipline of controle eerste. Er was bijvoorbeeld nooit ap- èl. Wie vrijdagmiddag verdween verd pas maandag gemist als hij niet 'P z'in werk verscheen. Van die vrij heid maakte ik dankbaar gebruik. Dat het onverantwoord was besefte ik pas toen ik op een zondag verdwaal de in een van de vele grotten van Bi ak. Terwijl ik urenlang wanhopig in het donker zocht naar de uitgang, realiseerde ik me dat niemand wist waar ik zat en dat ze me dus nooit zouden vinden. Net Texelaars Ik mocht de Papoea's wel, hoewel er natuurlijk ook wel hufters tussen za ten. Wat mij trok was hun openhar tigheid en gemoedelijkheid, als het ijs eenmaal was gebroken. Over de gekste dingen werd je geraadpleegd, voor zover dat lukte in het taaltje dat bestond uit een mengsel van Maleis, Nederlands en Noemfoers. Ze wilden ook altijd dat je bij ze kwam eten. Dat was niet steeds een genoegen want het eten van de speciaal voor jou opgeviste rauwe schelpdieren ver liep meestal met kokhalzen, maar ik weigerde nooit en dat werd op hoge prijs gesteld. Ik stak in hun ogen gunstig af bij andere blanken die overal hun neus voor ophaalden. Wat me ook trok was de eerlijkheid van de Papoea's in meerdere opzichten. Talloze keren heb ik camera's en an dere kostbaarheden bij hen laten rondslingeren, maar ze bezorgden me het altijd terug en stalen nooit iets. Ook een negatief oordeel over je doen en laten hielden ze niet verbor gen. De hele kampong kwam me schaterend uitlachen als ik lopend over de wankele bruggetjes naar hun paalwoningen mijn evenwicht verloor en in het water viel. Een bijzondere ervaring was dat Papoea's terug schelden als je boos tegen hen uit valt. Oudere collega's van mij die in Nederlands Indië met totaal anders geaard Javaans en Chinees personeel hadden gewerkt konden daar slecht aan wennen. Ik ontdekte ook slechte eigenschap pen van Papoea's: ze zijn te goed van vertrouwen, hebben een overma tig gevoel voor betrekkelijkheid en zijn weinig stipt. Afspraken die ik met hen maakte, werden ruim geïn terpreteerd. Ergens precies op tijd aanwezig zijn, was er nooit bij. Ze kwamen wel, maar minstens een kwartier te laat. Ik vond het net Texelaars, waarmee mijn affectie voor dit volk mogelijk is verklaard. Speciale band Met Nathaniël Mirino had ik een spe ciale band. We gingen op weinig sen timentele wijze met elkaar om en konden ons op den duur alles veroor loven zonder dat de relatie stuk ging. Puur voor de grap maakten wij bij voorbeeld wel eens knallende ruzie. Als er weer eens kakkerlakken in het meel waren gekropen, zodat het brood eruit zag als krentebrood, riep ik Nathaniël luidkeels en publiekelijk ter verantwoording. Dat ging onge veer zo: „Zo, vuile stinkpapoea. Kon je het weer niet laten om die smerige beesten in het deeg te gooien? Wat een waardeloze kerel ben je toch. Snap je niet dat we daar allemaal ziek en beroerd van worden? Domme klootzak, je wordt onmiddelijk ontsla gen. Voor jou duizend anderen!!" En zovoort. Als ik uitgeraasd was haalde Nathaniël diep adem en begon terug te schelden, waarbij hij mij trachtte te overtreffen. Het kwam er meestal op neer dat ik een waardeloze baroe (nieuweling) was met veel praatjes en weinig prestaties. Ik kon niet be hoorlijk zwemmen en klimmen, had een belachelijke bril op, een kromme rug, kortom er viel met mij niets aan te vangen. In elke scheldkanonnade werd ik vergeleken met allerlei in de ogen van Papoea's minderwaardige dieren zoals ratten, „pinatangs" en „kaki ampats". Collega's dachten soms dat het me nens was en trachtten tussenbeide te komen. Een etisch ingestelde jon gen uit Dordrecht kwam me eens speciaal opzoeken en legde me ge duldig uit dat ook hij vond dat Pa poea's „een andere geur" bij zich droegen, maar dat ik toch moest be seffen dat het ook mensen waren en dat ik niet zo „koloniaal" moest doen... Ouwe jongens Mirino en ik hadden een enigszins baldadig begroetingsritueel als we el kaar een tijdje niet hadden gezien. Ik besloop hem dan in zijn bakkerij en liet hem schrikken door hem een por in zijn zij te geven. Meestal mislukte dat omdat Mirino me had horen aan komen en mij al een stomp toediende voordat ik had kunnen uithalen. Met zo'n wederzijdse por namen we ook afscheid op 27 augustus 1962 toen ik na het mooiste jaar van mijn leven in de DC 8 stapte om terug naar Holland te gaan. Ik kon mij met anders voorstellen dan dat het een afscheid voor altijd was. Ik vocht te gen mijn tranen en kon geen woord uitbrengen. Met Nathaniël was het precies zo. Hoofdschuddend sloeg hij geruime tijd tegen mijn ribben en ik sloeg terug. Het was duidelijke taal. Met schuldgevoel was ik vertrokken. We hadden Mirino en alle andere Pa poea's collectief ontslag moeten aan zeggen want de Nederlandse werkgevers zouden spoedig vertrek ken om plaats te maken voor de troepen van de Verenigde Naties. We wilden hun kansen om bij de nieuwe machthebbers een baantje te krijgen vergroten door hen een aanbevelings- brief te geven, waarin melding werd gemaakt van hun eerlijkheid, trouw en andere goede eigenschappen. Ik vond dat de militaire autoriteiten wei nig fantasie aan de dag hadden ge legd want alle aanbevelingsbrieven waren ongeveer gelijkluidend, waar door het effekt volgens mij niet groot zou zijn. Voor Mirino en enkele ande re Papoea's uit mijn kennissenkring maakten we daarom een speciale aanbevelingsbrief, waarin ik op vaar digheden en kwaliteiten wees die naar mijn gevoel voor de Indonesi sche bevrijders veel aantrekkelijker moesten zijn. Zo beweerde ik over Mirino dat hij „weliswaar altijd zeer critisch stond tegenover het Neder lands gezag", maar dat wij dit voor lief hadden moeten nemen omdat hij Het graf van ..Baby Harrie" brieven aan mij had geschreven die ik nooit had ontvangen. Een paar jaar later stuurde ik nog eens een an sichtkaart, maar ook daarop kwam taal noch teken. Contact hersteld Door een wondere samenloop van omstandigheden werd het contact twee jaar geleden hersteld. Het tot op dat moment voor buitenlanders gesloten Irian Jaya was onder be paalde voorwaarden weer toeganke lijk geworden, wat mij op de gedachte bracht om een reis te orga niseren voor oud-militairen en ande ren die het land graag weer eens wilden bezoeken. Ik gaf aan dat plan de nodige publiciteit in de hoop ten minste 18 deelnemers te vinden, waardoor het een betaalbare onder neming kon worden. Die 18 deelne mers had ik binnen enkele dagen bij elkaar maar in de weken daarna meldden zich nog veel meer gegadig den, zodat we uiteindelijk met vier reisgroepen, totaal 80 personen, op pad gingen. In Nederland wonende Papoea's hoorden er ook van en vroegen mij brieven en pakjes mee te nemen voor hun veelal in behoeftige omstandigheden levende landgenoten in Sorong, Biak en andere plaatsen die we zouden bezoeken. Op een ge geven moment kreeg ik te maken met een in Veenendaal wonende Sem Mirino en dat bleek familie te te geprepareerde kreeft. Maar daar zou het niet bij blijven, zo verzekerde hij mij grijnzend, want er was nóg een verrassing onderweg. Ik begreep daar op dat moment niets van en zei hem dat het zo mooi genoeg was geweest en dat hij verder geen kosten moest maken. Beby De brief die ik een maand later van Mirino ontving was inderdaad een verrassing, maar dat is zwak uitge drukt. Hij schreef dat hij op 7 april gezinsuitbreiding had gehad. Er was een jongetje geboren en hij had het naar mij vernoemd, waarbij hij niet al leen mijn voornaam maar ook mijn achternaam had gebruikt: Harry de Graaf Mirino. Verder was hij tot de conclusie gekomen dat er onvoldoen de bestaansmogelijkheden waren voor het kind en dat hij daarom had besloten het aan mij cadeau te doen! En of ik het maar vóór kerstmis wil de afhalen. De enige voorwaarde voor de adoptie was dat het de ach ternaam Mirino zou blijven dragen. Ik vond het heel aandoenlijk, maar ik vond dat mijn eigen gezin voltooid was en ambiëerde geen nieuw vader schap. Maar hoe kon ik Marino aan zijn verstand brengen dat ik het kind niet wilde hebben? Hij zou er niets van begrijpen want bij Papoea's is het heel gewoon om kinderen weg te geven als dat voor het kind gunstig lijkt en de ontvangers beschouwen dat altijd als een eer. De Indonesche overheid had er in middels echter voor gezorgd dat ik geen smoezen hoefde te bedenken. Kort tevoren was namelijk een adop tiestop afgekondigd. Indonesische kinderen mochten het land niet meer uit, een maatregel die schijnt te zijn afgekondigd onder druk van de Isla mitische geestelijkheid, die er niet gelukkig mee was dat de laatste ja ren zoveel Indonesische kinderen naar Europa en Amerika zijn gegaan en daardoor aan Christendom en atheïsme werden overgeleverd. Ik kon Nathaniël dus melden dat het niet mocht, maar dat we wel iets anders konden doen: financiële adoptie. Ziek Nog voordat we dat hadden geregeld bleek uit latere brieven van Nathaniël dat er iets mis was met het kind. Het was twee keer in het ziekenhuis van Jayapura opgenomen geweest in verband met een „kleine hartkwaal" maar het was nu weer thuis en moest medicijnen gebruiken. We in- Nathaniëi Mirino en zijn vrouw zo fantastisch hard werkte en onmis bare technische kwaliteiten had. In het krijt Schuldgevoel had ik ook omdat Ne derland de Papoea's onafhankelijkheid had beloofd en omdat ik daar van harte aan had meegedaan, ook in de laatste fase van de Nieuw Guinea- kwestie toen iedereen met een beetje gevoel voor realiteit begon in te zien dat die belofte niet kon worden waar gemaakt. De Papoea's twijfelden ech ter geen ogenblik. Nederland had het beloofd, dus het zou gebeuren. De koningin had het immers zelf gezegd? Maar we lieten het zaakje mooi in de steek, begrijpelijk gezien de druk van de omstandigheden maar daarom niet minder frustrerend. Dat onbeha gen werd nog groter toen later veron trustende berichten tot Nederland doordrongen over de wijze waarop de nieuwe machthebbers met de Pa poea's omsprongen. Van Nathaniël kreeg ik in die tijd één brief, waarin hij vertelde dat hij inmiddels was ge trouwd en een zoontje had: Jan Jef- fry. Hij had gebrek aan allerlei spullen en vroeg om broeken, hemden en an dere kledingstukken. Ik stuurde on middellijk een pakket op, maar hoorde nooit meer iets. Later zou blij ken dat de spullen nooit waren aan gekomen en dat Nathaniël meerdere zijn van „mijn" Nathaniël. Ze wisten precies te vertellen waar hij woonde. Hij was inmiddels van Biak naar Jay apura verhuisd, waar hij als zieken verzorger werkte bij de Ankatan Laut, de Indonesische marine. Ik schreef Nathaniël onmiddellijk dat ik hem wil de ontmoeten als ik in Jayapura zou aankomen en noemde het tijdstip waarop ons schip „Umsini" daar zou afmeren en het hotel waar we zou den overnachten. Kaal Toen de „Umsini" op 23 maart vorig jaar de schitterende haven van het voormalige Hollandia binnenliep stond Nathaniël op de kade. Hij was sterk veranderd, zodat ik nog even dacht aan de mogelijkheid dat ik tegenover een ander lid van de familie Mirino stond. Alle twijfel verdween toen hij mijn beide handen greep en in prach tig Nederlands zei: „Harry de Graaf, want ben jij kaal geworden!" Ik ontmoette Nathaniël, inmiddels va der van zes kinderen, de dagen daar op meerdere malen. We namen hem op sleeptouw en lieten hem met de groep meeëten. Hetzelfde gebeurde een week later toen we na een be zoek aan de Baliemvallei opnieuw in Jayapura waren. Nathaniël bracht ons tenslotte weg naar het vliegveld en overhandigde als afscheidscadeau een originele pijl en boog en een gro- formeerden nader, waarbij duidelijk werd dat het kind leed aan een aan geboren afwijking: een open septum. Er zit dan een gat in de wand tussen de twee hartkamers, waardoor zuurstofarm en zuurstofrijk bloed door elkaar stromen. Het is niet di rect levensbedreigend, maar kinderen die aan deze afwijking lijden hebben het gauw benauwd en hebben een slechte konditie waardoor zij bevatte lijk zijn voor allerlei ziekten, die wel fataal kunnen zijn. In Nederland zou zo'n kind naar een ziekenhuis worden gestuurd om te worden geopereerd. Bij de familie Marino viel daaraan niet te denken omdat de paar honderd gulden die daarvoor nodig is, er eenvoudig niet was. Het lag dus voor de hand dat wij die operatie zouden bekostigen. Maar dan moesten we wel precies de aard van de afwijking weten, wat de kosten van de operatie zouden zijn en waar die operatie zou moeten worden uitgevoerd (zodat een bedrag aan reisgeld moest worden ingecal culeerd) of de ouders daarbij moesten zijn, hoe lang nadien verple ging en therapie in een ziekenhuis nodig was, etc. Een goede vriendin van mij die huisarts is, schreef een Engelstalige brief met vele vragen naar de kinderarts die „beby Harrie" in behandeling had en ik ging inmid dels op zoek naar sponsors, omdat de operatie met alles wat daarbij kwam, toch wel in de papieren zou lopen, vooral omdat de ingreep vrij wel zeker in Jakarta zou worden uit gevoerd. Een vliegretourje Jakarta-Jayapura kost ongeveer an derhalf miljoen rupia (f1400,-). Dood Omdat ik in Januari in verband met de voorbereiding van een nieuwe groepsreis toch opnieuw naar Indone sië moest, hoopte ik het kind zelf naar het ziekenhuis te kunnen bren gen en de behandeling af te wach ten. Belangrijk bijkomend voordeel was dat ik dan met de specialist zou kunnen praten en met hem afreke nen. Alles op afstand regelen zag ik niet zo zitten. Daarbij vond ik het wel een spannende onderneming. Mijn huisgenoten zorgden intussen voor geschenken om mee te nemen, waaronder een zelfgehaakt wollen mutsje met do tekst „Koud hè?". Grapje. Voor Nathaniël zelf zou ik een camera meenemen, welwillend be schikbaar gesteld door fotograaf Pie- ter de Vries. Per zeepost hadden we twee paketten babykleertjes naar Jayapura gestuurd en gevraagd om een foto van „beby Harrie" omdat ik tevoren wilde weten of mijn zwarte pleegzoon er een beetje toonbaar uitzag. Die foto ontving ik op 5 december j.l. Ik vond het eerst een leuk Sinterklaa scadeau want het plaatje toonde een mooi kindje, met gesloten ogen lig gend op een bed, gestoken in de kleertjes die wij hadden gestuurd. Mijn vrouw vond echter dat het kind er onnatuurlijk bijlag en veronderstel de dat het dood was. Na vertaling van de bijgesloten brief bleek dat de schokkende waarheid te zijn. Beby Harrie was al op 3 oktober om 11.00 uur thuis overleden. Nathaniël schreef dat de ziekte en dood van het kind veel kosten en verdriet had gegeven, maar het was de wil van „Tuhan Ye- sus Kristus" geweest en daarbij had den ze zich neer te leggen. Zoals gebruikelijk bij Papoea's was er sa men met veel familieleden uitgebreid gerouwd. Mirino hoopte nu maar dat door de dood van het kind mijn ban den met de familie niet verbroken zouden zijn en drong erop aan dat ik evengoed naar Jayapura zou komen. Ik zou bij hem kunnen overnachten: mijn bed stond al klaar. In dezelfde brief liet hij weten dat hij in financië le problemen zat. Er was geen geld meer om de oudste zoon Jan Jeffry Laurens (21) die op de universiteit van Manado diergeneeskunde stu deert, verder te laten leren. En ook de plannen om de tweede zoon Meli- anus Nicodemus (bijna alle Papoea's zijn christen en dragen prachtige bij belse namen) naar het voortgezet on derwijs te sturen, zouden schipbreuk lijden. In Indonesië wordt alleen het (verplichte) kleuter- en lager onder wijs van staatswege bekostigd. Verjaardag Op 23 januari vierde ik mijn 49e ver jaardag als gast van de familie Miri no. Nathaniël en zijn vrouw hadden twee dagen lang op het 45 kilometer van de stad gelegen vliegveld Sentani op me gewacht, want het telegram waarmee ik twee dagen eerder van uit Jakarta het preciese tijdstip van mijn komst had aangekondigd, was niet aangekomen. De familie had daarom maar zijn intrek genomen in het aankomsthalletje om alle passa giers die uit de arriverende toestellen stapten te kunnen bekijken in de hoop dat Harry de Graaf er tussen zou zitten. Dat was dus op 23 janua ri eindelijk het geval. Toen ik bove naan de vliegtuigtrap stond hoorde ik mijn naam al over het platform schal len. Het weerzien was roerend. Ik liet me met mijn koffers in een aftandse taxi naar Jayapura brengen, Mirino en zijn vrouw volgden ons op een geleende oude motorfiets. In de hutachtige woning van de fami lie, gebouwd tegen een der vele stei le bergen van Jayapura, werd ik als een vorst ontvangen. Het bijna voltal lige gezin stond aangetreden en vele buren en familieleden waren toe gestroomd. Daarbij was ook de rede lijk Engels sprekende Mecky Mirino, die goede diensten bewees toen ik die avond precies moest vaststellen welke noden er precies waren in de familie. Het werd een zeer genoegelij- ke avond. Nathaniël haalde vele oude herinneringen op en diepte allerlei brieven en foto's op uit de Neder landse tijd „toen wij beiden nog jong en onbedorven waren", zoals hij let terlijk zei. Succes Bij die stukken zat ook de gewichtige brief met handtekeningen en stem pels die ik destijds voor hem ge maakt had als aanbeveling en Mirino vertelde dat hij er veel profijt van had gehad. Hij was op Biak onmiddelijk aangenomen als telefonist in dienst van het UNTEA (VN) bewind en ge wapend met hetzelfde stuk had hij ook met succes gesolliciteerd bij de Indonesiërs. Tot op de dag van van daag had hij werk, wat de meeste andere Papoea's helaas niet kunnen zeggen. Lees verder pagina 6

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1990 | | pagina 5