Nog een beerput was leuk geweest TEXELSE JJ COURANT VRIJDAG 20 OKTOBER 1995 Samen met één van de weinige vrijwilligers wordt gewerkt aan de afgraving van de poterne. Goed te zien zijn de restanten van de staande muren en de verschillende fasen van bestrating. Centraal de waterleiding die later werd omge bouwd tot waterafvoer. Rechtsbo ven het „vlak" waarin de sporen van de kazerne. Uiterst rechts de waterloop die het regenwater van het dak van de kazerne in het (net niet zichtbare) waterreservoir liet vloeien. In de linkerbovenhoek het talud waaronder zich de kruitkel der bevindt. dat ooit de wallen zijn verbreed (en waarschijnlijk verhoogd), een feit waarover al druk is gespecu leerd, maar dat nu pas is bewezen. Helemaal onderaan de afgraving werden resten gevonden van de beschoeiing die nodig was om het water van de gracht tegen te hou den toen de poort werd gebouwd. Ook werden spo ren gevonden van de zoden waar uit de eerste wal was opgebouwd. Duidelijk in de grond afgetekend waren de lange laagsgewijs gesta pelde zoden te herkennen. Maar pas na bestudering van de teke ningen zal precies te zeggen zijn hoe de poterne zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld. Om dit onderzoek te vergemakkelijken en een nauwkeurige datering moge lijk te maken, zijn ook monsters meegenomen van de in de ver schillende lagen gebruikte stenen en specie. Aan de hand hiervan kan vrij nauwkeurig worden be paald wanneer een bepaalde ver andering heeft plaatsgevonden. Het veldwerk is inmiddels afge rond en ook het catalogiseren van de vondsten en het uitwerken van de gegevens bevindt zich in een eindfase. De in het veld gemaakte kaarten zijn uitgewerkt, de vondsten gewassen en zo moge lijk gedateerd. Op de kaarten is - voor zover mogelijk - de vindplaats van de meegenomen voorwerpen aangetekend - alles om het een toekomstig onderzoeker zo mak kelijk mogelijk te maken. Het voor bereidend werk is gedaan, het onderzoek naar de geschiedenis van de Schans is weer een stap verder gekomen. Naast alle informatie die op de ge schiedenis van het fort betrekking heeft, zijn nog twee vondsten ge daan uit wat de archeologes zelf noemden een „pre-fortfase". On der de resten van de kazerne werd een spoor gevonden van een grep pel die moet zijn dichtgegooid toen het fort in 1571 werd ge bouwd. De erfscheiding was dui delijk te zien in de coupure die werd gemaakt toen een van de eerder genoemde beerputten werd onderzocht. Daarenboven kwa men onder de diepste resten van de poterne, bij het afgraven van de waterleiding, resten bloot teliggen van bewoning uit de Romeinse tijd. De scherven aardewerk die in deze laag werden gevonden, wa ren niet compleet genoeg om een nauwkeurig datering toe te staan, maar zeker is dat het hier gaat om aardewerk uit de periode van 300 voor tot 200 na Christus. Informa tie die niet van direct belang is voor de historie van het voormalig fort de Schans, maar die wel waarde kan hebben voor onder zoek naar de vroegere bewoners van het eiland. Maar het verhaal van de Schans is nog met uit. Naast het uitzoeken van de geschiedenis van het fort, is er de toekomst die aandacht be hoeft. De aannemer is inmiddels weer aan de gang en de restaura tie vordert gestaag. Binnen afzien bare tijd (mits niet onderbroken door een tweede archeologisch onderzoek) zullen de resten van het fort zijn teruggebracht in de Napoleontische staat. Dan is het werk gedaan, het plan uitgevoerd. Maar dan blijft de vraag wat er met dit cultuur-historisch (Na tuurmonument gaat gebeuren. Tekst en foto: W. (Pip) Barnard het noordelijke bastion van de Schans, waaronder de kruitkelder is gelegen. Maar het was pas toen de beer putten op het middenterrein wer den leeggeschept, dat de ROB van de zaak op de hoogte werd ge bracht. De vondsten uit beide put ten zijn bewaard gebleven, maar de context is verloren gegaan. Het is dus niet meer te achterhalen wanneer (en hoe) de voorwerpen in de put terecht zijn gekomen. Het is mogelijk dat de put door de eeuwen heen is gebruikt om afval te lozen, maar het is evengoed mogelijk - en net zo waarschijnlijk - dat de bewuste voorwerpen in één keer in de put zijn geworpen. Maar het feit dat de putten wer den leeggehaald, was wél voor de ROB de aanleiding onmiddellijk in te grijpen en een archeologisch team aan het werk te zetten, voor nog meer verstoringen konden worden aangericht. In opdracht van de provincie wer den de aan de ROB verbonden ar cheologen Yvette Burnier en Annebet van Duinen voor een maand op Texel gestationeerd. Zij kregen een drieledigeopdracht mee. De poterne (het poortge bouw), die helemaal afgebroken zou worden omdat de fundamen ten te zwak waren om een nieuwe opbouw te kunnen dragen, diende helemaal te worden afgegraven. Dit betekende dat waar ooit het poortgebouw stond, niets mocht overblijven dan een bouwput van ongeveer een meter diep, terwijl alle sporen van verbouwingen en bodemarchief. Zo worden de »n genoemd die in de grond srblijven als het landschap natuurlijke weg of door men- ingrijpen wordt veranderd, schaduw, een spoor van wat las, verdwijnt onder de bo te laag grond - de toplaag - en daar liggen als stille getuige, «vat dit archief sporen van n en slenken, maar ook van jere bebouwing of bewoning, jdering van de gegevens uit chief kan waardevolle infor- opleveren over het verleden bet land en haar bewoners, menselijk ingrijpen verdwijnt todemarchief in onze streken ■fin rap tempo. Land- en ste- ijw eisen hun tol en als de p ontwikkeling doorzet, zijn enkele decennia in de provin- jordholland nog maar enkele ?rs „onverstoord" bodemar- over. Met enkele halen van raafmachine, of het diepploe- ran slechts enkele voren kan schat aan informatie onher- aar worden vernietigd, sdan ook niet verwonderlijk !e Rijksdienst Oudheidkundig monderzoek (de ROB) met sogen stadsuitbreidingen en re graafwerken volgt, op zoek aanwijzingen die een nader rzoek rechtvaardigen. Uit 'dat het werk wekenlang zal en stilgelegd, zien veel aan- eis de dienst liever gaan dan si. In de praktijk bezorgt de st echter over het algemeen >g overlast. De aan de ROB :nden archeologen werken de bouwers uit en helpen met de aanleg van de bouw- Het enige verschil is dat zij voor laag afgraven en kleuraf- igen in de grond en eventuele graven voorwerpen nauw- g in kaart brengen. Nadere üdering van deze kaarten kan samen met de bestudering eventuele vondsten - uitge- I? historische informatie ople- t In tegenstelling tot wat wordt aangenomen, zijn ar- togen dus niet alleen op zoek voorwerpen en goudschat maar hechten zij ook grote de aan de context waarin de- todsten worden gedaan. Een ichzelf staande vondst zegt over demanier waarop hij op '^plaats terecht is gekomen. Romeinse potscherf kan bij- teeld in een veel jongere dlaag erecht zijn gekomen, oudig omdat iemand hem een paar honderd jaar gele den heeft verloren. Alleen de vondst van de scherf zou dan wij zen op de aanwezigheid van men sen in de Romeinse tijd, terwijl uit de context een heel ander verhaal naar voren zou komen. Het mag duidelijk zijn dat het doen van archeologisch onderzoek zeer nauwkeurig dient te gebeuren; als de bodem eenmaal is verstoord, zijn de eventueel aanwezige spo ren voorgoed verloren. De regels voor een archeologische opgra ving zijn dan ook in de Monumen tenwet vrij nauwkeurig omschreven. Stuit iemand bij graafwerk per ongeluk op een historische vondst, kan hij deze als zijn eigendom beschouwen. Bo vendien kan de eigenaar van de grond waarop (waarin) de vondst is gedaan, recht doen gelden op de helft van de waarde. Het op eigen houtje opzetten van een ar cheologische opgraving wordt echter door de wet aangemerkt als een misdrijf. Een opgraving dient altijd te geschieden met toe stemming van en onder (begelei ding van de ROB. Het is vreemd dat de ROB niet eer der op de hoogte was van de (graaf)werkzaamheden op het voormalig fort de Schans. Het lijkt voor de hand liggend dat, als Mo numentenzorg bij een dergelijk werk betrokken is, de ROB vanzelf op de hoogte wordt gebracht zo dat deze dienst maatregelen kan treffen om leiding te geven aan het graafwerk. Zeker in het geval van de Schans had eerdere be moeienis van de ROB veel infor matie kunnen opleveren over de geschiedenis van het fort, waar over uiteindelijk maar zo weinig is opgetekend. Nu was er al veel werk verzet voor enig gedegen ar cheologisch onderzoek plaatsvond op het terrein van het fort. Zo zijn de sporen van eerdere bebouwing onder de inmiddels opnieuw opge metselde kruitkelder niet nauw keurig onderzocht, noch in kaart gebracht. Gelukkig zijn deze spo ren wel door geïnteresseerde om standers van alle kanten gefoto grafeerd, zodat de kans bestaat dat toch uitsluitsel kan worden ge geven over de geschiedenis van batste dag werden - diep onder de resten van de poterne - sporen uit de Romeinse tijd gevonden. waterleidingen en de twee eerder genoemde (beer)putten, werden nog twee putten gevonden, waar onder een van de eerste die op de Schans moet hebben gestaan. Net vóór waar later de kazerne kwam, tussen het eigenlijke gebouw en het grote waterreservoir, werd een ingegraven houten ton gevonden, die in de vroegste dagen van het fort dienst moet hebben gedaan als watervoorziening. Duidelijk zichtbaar was hoe de kuil waarin de ton was geplaatst, was vol gestort met grond. Het is aanne melijk dat in het fort eertijds twee watersystemen functioneerden: Eén met zoet (drink)water en één met brak water, dat gebruikt werd voor bijvoorbeeld de was. De wa terkelder dateert vrijwel zeker uit 1780, toen het fort werd uitge breid en geschikt gemaakt voor een bezetting van 320 man. Dat de geschiedenis van het fort de Texelaars blijft interesseren, blijkt wel uit het feit dat Burnier en Van Duinen regelmatig bezoek kregen van geïnteresseerde pas santen. Ondanks het feit dat het fort nu niet direct in de route ligt, was het af en toe zelfs nodig de poort te sluiten, om ongestoord te kunnen werken. Ook de open dag, die aan het eind van de opgraving werd gehouden, werd druk be zocht: Naast de genodigden be zochten zo'n 100 geïnteresseer den de archeologische „site", waar uitleg werd gegeven over zo wel het onderzoek als de historie. Ook de rondleidingen die via het Maritiem en Juttersmuseum op het fort worden gegeven, mogen zich in voortdurende belangstel ling verheugen en ook deze excur sies worden door veel Texelaars bezocht. Het viel dearcheologen op dat het fort wordt gezien als „onze" schans, hoewel het aan bod aan vrijwillige medewerkers die hielpen graven, niet bijster groot was vergeleken met andere opgravingen. Maar ook dit kan te maken hebben met de ietwat ex centrische ligging van het fort. Voor de archeologen zelf was het een plezierig project. Niet alleen omdat ze op een van de mooiere plekjes van het eiland aan het werk waren, tegen al te slecht weer beschermd door de wallen van het fort, maar ook door het feit dat op Texel werd qvernacht; dat maakte meer contact met de plaatselijke bevolking mogelijk dan een opgraving waar de archeolo gen 's avonds naar huis ver trekken. Na het terugvinden en in kaart brengen van de uitgebreide water voorziening van het fort, restte nog het opgraven van de poterne Daar deze geheel opnieuw opge bouwd diende te worden, kon he lemaal - laag voor laag - worden afgegraven tot een diepte van 80 centimeter onder het maaiveld. Helemaal duidelijk is het nog niet, maar er is zeker sprake van twee fasen in de geschiedenis van de poterne. De oudste laag (waaron der zich ook de waterleiding be vond) had een iets andere en kleinere vorm dan de nieuwere die daarboven werd gevonden. Uit de ze en dergelijke gegevens valt af te lezen dat het gebouw niet alleen is versterkt en verbeterd, maar ook Enkele weken geleden werd het archeologisch onderzoek op het voormalig fort de Schans afgerond. Een maand lang hebben de archeologen Yvette Burnier en Annebet van Duinen in de soms steenharde, soms modderige klei onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het fort. Het graven en in kaart brengen is inmiddels afgerond, de putten zijn weer dichtge gooid en de aannemer heeft zijn werk hervat. In het Provinciaal Depot in Haarlem wordt momenteel de laatste hand gelegd aan het beschrijven en tekenen van de vondsten, het uitwerken van de kaarten en het verwerken van alle gegevens. Dit zal uitmonden in een voorlopige rapportage, waarin alle uit dit onderzoek naar voren gekomen gegevens omtrent het fort zullen worden gerangschikt en waarin - voorlopige - conclusies zullen worden ge trokken. Dit rapport kan te zijner tijd dienst doen als leidraad voor eenieder die de geschie denis van Nederlandse forten in het algemeen en de Schans in het bijzonderwil bestuderen. Hoewel al veel gegevens verloren waren gegaan voor de archeologen op Texel arriveerden, heeft het onderzoek méér informatie naar boven gebracht dan werd verwacht. eerdere bebouwing, moesten wor den opgemeten pn in kaart ge bracht. Daarnaast moest onderzoek worden gedaan naar de overblijfselen van de kazerne, die ooit op het middenterrein moet hebben gestaan, tussen de gew raakte beerputten en het waterre servoir, dat tot op de huidige dag zichtbaar was. En tot slot moest alles dat zichtbaar was worden gedocumenteerd, zonder daarbij het bodemarchief te veel te ver storen. In de moderne archeologie wordt de stelling gehuldigd dat het beter is alles te laten zo het is, in plaats van alles op te graven. In de bodem worden de sporen het best bewaard en, zolang ergens toch niet gegraven of gebouwd gaat worden, heeft het geen zin de bodem te verstoren. Een echte opgraving (zoals bij de poterne) heeft pas zin als de bodem tóch verstoord gaat worden. Zo houden archeologen rekening met het te volgen restauratieplan. Uiteindelijk kwam er meer boven de grond dan werd verwacht, hoe wel de archeologen toegeven dat het leuk zou zijn geweest als nog een „onverstoorde" beerput boven was gekomen. Uit een dergelijke afvalberg valt veel af te leiden over de bewoners en hun leefgewoon ten. Toch blijkt de geschiedenis van de Schans meer bewogen en uitgebreider dan tot nog toe werd vermoed. Er is in de loop der eeu wen - per slot is het fort meer dan 350 jaar in gebruik geweest - heel wat veranderd en uitgebreid. Een onderzoek als bij de kazerne op de Schans is gedaan, volgt een vast patroon: Eerst wordt de (ver stoorde) bovenste laag grond weggegraven tot op het niveau dat de eerste sporen zich aandie nen. Op deze manier wordt een „leesbaar vlak" aangelegd, waar op de verschillende sporen duide lijk zijn te zien. Dit vlak wordt vervolgens „geschaafd", waarna het maken van de „vlaktekening" volgt. Deze tekening (doorgaans op een schaal van 1:20) vormt een van de belangrijkste resultaten van het onderzoek: Hier komen naast alle sporen, alle (resten van) mu ren, alle gevonden voorwerpen en alle andere relevante informatie op te staan. Na voltooiing van deze tekening, wordt in de diepte ver der gewerkt. Iedere plek die er een beetje interessant uitziet, wordt aan een nader onderzoek onder worpen. Donkere plekken worden doormidden gesneden en voor de helft uitgegraven. Zo komen put ten, funderingen en waterlopen aan het licht. Op de Schans was het af en toe moeilijk te zien waar een bepaald spoor vandaan kwam of naartoe ging, met name omdat tijdens de afgraving van het fort in de jaren dertig ook de toplaag niet gespaard is gebleven. Nijvere grondwerkers hebben de grond op het middenterrein tot een meter onder het maaiveld afgegraven, het toekomstige archeologen daarmee moeilijk makend de volle dige kazerne terug te vinden. Uit eindelijk slaagden Burnier en Van Duinen er in een groot deel van de kazerne terug te vinden. Alleen de lengte van het gebouw blijft on duidelijk - de uiterste punt gaat verloren in het water dat tegen woordig de grens van het fort be paalt. Ook de sporen die in de diepte worden gevonden,worden nauwkeurig voor later onderzoek in kaart gebracht. Naast de kazerne werd een uitge breid waterleidingsysteem aange troffen. Bekend was natuurlijk het waterreservoir (dat op de lijst staat om te worden gerestaureerd) en de bijbehorende waterput, sinds lang voorzien van een beton nen opbouw met de inscriptie JCR. Maar dit reservoir werd niet alleen gevoed met water uit de Wezenputten. Een groot probleem in ieder fort is natuurlijk de water voorziening en alle manieren om in die behoefte te voorzien, werden aangegrepen. Zo kon één van de hoekpunten van de kazerne wor den teruggevonden aan de hand van een (regen)waterleiding die nog voor een deel intact was en uitkwam in het waterreservoir. Maar ook onder de bestrating van de poterne werd een waterlei ding gevonden. In de volksmond werd al snel over een riool gespro ken, maar - daar het ongebruikelijk is de riolering het terrein óp te la ten lopen - was het al snel duide lijk dat het hier om een watertoevoer moest gaan. Zeker is dat het hier om een oude leiding gaat, te concluderen uit het feit dat hij zich ónder de stenen van de poterne bevindt. Inmiddels is uit nader onderzoek gebleken dat de volksmond het in ieder geval voor een deel bij het recht einde had: De leiding was inderdaad in eerste instantie gebouwd als watertóe- voer. Later werden echter wijzigin gen aangebracht en werd de leiding veranderd in een waterèf- voer, die - via een aftakking - vuil water vanaf het middenterrein in de hoofdgracht (de binnenste gracht) liet lopen. Het is niet on denkbaar dat deze wijzigingen werden aangebracht om zo de kruitkelder beter tegen overtollig water te beschermen. Naast deze min of meer bekende

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1995 | | pagina 11