Van stoomschip tot dubbeldekker 100 jaar ontwikkeling van het Texelse schapenras 1945: Texel als Nederlands laatste slagveld TEXELSE 3 C0URANT deze, net als de Marsdiep, ruim 5.6 miljoen zou gaan kosten. Maar gezien de nog steeds toenemende stroom toeristen werd het besluit toch geno men. De Texelstroom werd op 23 juni 1966 in dienst gesteld. Dankzij deze toename in de capaci teit kon TESO de eerste jaren goed uit de voeten. Maar na 1973 keerden de problemen dubbel en dik terug en moesten automobilisten in het hoog seizoen soms wel acht uur wachten voor ze konden worden overgezet. Verveeld op de dijk hangende toeris ten die hun vakantie al belangrijk za gen ingekort vóór die werkelijk was begonnen, het zijn beelden die me nigeen nog zo in herinnering terug roept. Heel Texel, van recreatieondernemer tot bestuurder, zag de wachttijden als een groot probleem, dat de popula riteit als vakantie-eiland met zou die nen. Maar toen TESO-directeur Theo Hoogerheide de plannen lanceerde voor een dubbeldeksveerboot, die bijna drie keer zoveel auto's zou kun nen vervoeren, barstte een hels pro test los van tegenstanders die vrees den dat een dergelijke uitbreiding van de capaciteit alleen maar zou bete kenen dat het eiland door nóg meer toeristen zou worden overstroomd. Het leidde tot een heuse protest demonstratie, die zelfs de steun ge noot van personeelsleden van TESO. Ook in de raadszaal ontstond oproer, maar Hoogerheide zette door en in juni 1980 werd de Molengat met veel vlagvertoon in gebruik genomen. Er was één probleem; door de vele bezwaren werd ook de procedure voor de bouw van een nieuwe VRIJDAG 31 DECEMBER 1999 dubbeldekslaadbrug langdurig ver traagd, waardoor de nieuwe veerboot nog jaren lang alleen van het onder ste dek gebruik zou kunnen maken. Pas in 1985 ging het rijk akkoord en vervolgens duurde het nog tot juni 1986 voor alle aanpassingen - ook aan de afvoerwegen - waren gerea liseerd en ook het bovenste dek kon gaan functioneren. Nieuw tumult rond TESO ontstond toen de directie besloot 21 perso neelsleden te ontslaan. Dat besluit leidde tot acties en scherpe onder handelingen met de vervoersbonden FNV en CNV. De werknemers won nen de strijd. Een klem aantal mede werkers belandde in de VUT, maar de anderen konden blijven. Nog weer enkele jaren later, begin ja ren negentig, besloot de TESO-direc- tie een nieuwe dubbeldekker te be stellen, die de kleine en verouderde enkeldekkers Marsdiep en Texel stroom moest vervangen. Ook deze beslissing werd mede ingegeven door het nog immer grote aantal passagiers dat 's zomers werd overgezet. Kritiek bleef ditmaal vrijwel uit. Directeur Hoogerheide bleek het allemaal niet zo slecht gezien te hebben en kreeg in feite - met terugwerkende kracht - gelijk van zijn voormalige criticasters. Anno 1999 kunnen de Schulpengat en de Molengat. met een gezamenlijke capaciteit van ruim 400 auto's, het vervoersaanbod behoorlijk de baas. Er zijn nog wel eens wachttijden, maar die zijn niet te vergelijken met die van twintig jaar geleden. Met dank aan: Dirk Kuiter Onvrede over de bestaande ver binding met de vastewal was voor Texelaars in 1907 reden om een ei gen rederij op te richten. Zonder overdrijven kan worden gesteld dat het één van de meest bespro ken en invloedrijke beslissingen van de bijna voorbije eeuw was. Van stoomboot tot dubbeldekker, de schepen van TESO vormen al meer dan negentig jaar de belang rijkste levensader voor de Texelse gemeenschap. De geschiedenis in vogelvlucht. Begin 1900 werd de verbinding tus sen Oudeschild en Den Helder onder houden door reder C Bosman uit Alkmaar. Dat gebeurde allerminst tot tevredenheid, want onder de Texelaars bestond veel kritiek op de volgens hen onveilige houten rader boten, de onregelmatige diensten en de hoogte van de tarieven. Huisarts Adriaan Wagemaker kende de klach ten en richtte samen met enkele an dere Texelse notabelen een commis sie op. Ze startten onderhandelingen met Bosman, maar die leidden met tot een gunstig resultaat, waarna in verschillende dorpen bijeenkomsten werden belegd om de belangstelling voor een 'eigen' veerdienst te peilen Die bleek er te zijn, met als gevolg dat op 12 augustus 1907 Texels Eigen Stoomboot Onderneming werd op gericht. Om kapitaal te vergaren wer den aandelen van vijf en vijfentwintig gulden uitgegeven. Tevens werd op dracht gegeven een boot te bouwen. Om de dienst te onderhouden tot die gereed was, werd er één gehuurd - de Baron Rengers. Op 27 mei 1908 werd TESO's eerste veerboot te water gelaten, met de symbolische naam De Dageraad. Deze kwam op 5 augustus van dat jaar in de vaart. Bosman ging de concurrentie aan en verlaagde zijn prijzen, zodat Texelaars konden kiezen met welke boot ze wil den meevaren. Het was een moeilijke situatie voor beide rederijen,* waarbij Bosman het voordeel had van het postcontract, dat hem jaarlijks ƒ5000,- opleverde. Maar de sympathie van de Texelaars voor de nieuwe reder bleek toch sterker en na dne jaar moest Bos man de strijd staken. Zijn Ada van Hol land verkocht hij aan TESO. Ook daarna verliep niet alles van een leien dakje. In 1922 werd de Ada van Holland, die als reserveboot voer, af gekeurd door de verzekering en ver kocht voor de sloop. Vier jaar later, in 1926, kon éen nieuwe stoomveerboot in gebruik worden genomen, de Mars diep. In de dertiger jaren, toen het toe risme tot bloei begon te komen, bra ken er betere tijden aan voor TESO en nam het aantal vervoerde passagiers ieder jaar toe. Op 26 mei 1934 werd de vloot uitgebreid met een nieuwe stoomboot. Als eerbetoon aan de belangrijkste oprichter, die een jaar eerder was overleden, werd deze Dokter Wagemaker genoemd. De oorlogsjaren vormden ook voor TESO een zware periode. De Dokter Wagemaker kreeg tijdens een bom bardement op 6 december 1940 een voltreffer, waarbij een medewerker werd gedood en het schip zwaar be schadigd raakte. Op 10 april 1945, bij het uitbreken van de Russenoorlog, zonk de Marsdiep in de h'aven. Toen de Duitsers zich naderhand terug trokken, werd de boot ook nog eens leeggeplunderd. Wél kwam er op 12 september 1940 een motorschip, de Voorwaarts, die vooral werd gebruikt voor het vervoeren van fietsen. Na de oorlog kreeg TESO al snel moeite om het toenemende aantal toeristen te vervoeren en in februari 1952 werd besloten de Dokter Wagemaker om te bouwen van stoomschip tot motorboot en met vijf meter te verlengen. Daardoor konden er zestien auto's aan boord, in plaats van acht. De maatregel was volstrekt onvoldoende, zo bleek al in de pe riode van half juli tot half augustus van dat jaar. Opnieuw gaf TESO op dracht een nieuw schip te bouwen. Deze kwam op 11 oktober 1955 in de vaart. De Dageraad, die dezelfde naam kreeg als TESO's eerste en ook wel de mooiste van de Waddenzee werd genoemd, had een capaciteit van 1000 passagiers en 25 auto's. Ook nu was de vreugde echter van korte duur, aangezien het aantal te vervoeren auto's steeds sneller toe nam. Het duurde niet lang of men moest overgaan tot de aankoop van een derde boot, de in 1928 ge bouwde Koningin Wilhelmina, een schip dat vele jaren had dienst ge daan in de Zeeuwse wateren en dat naast 750 personen ook ruim 42 au to's kon vervoeren. Liefkozend werd het vaartuig opoe genoemd. Inmiddels was op Texel een strijd los gebarsten over de vraag of de haven van Oudeschild als aanlegplaats voor de TESO-schepen gehandhaafd moest worden of dat er een nieuwe veerhaven aan de zuidpunt van het eiland moest komen. Verplaatsing van de haven zou de vaartijd, die on geveer 45 minuten duurde, met meer dan de helft bekorten. De meest uit gesproken tegenstanders van het plan woonden in Oudeschild. Zij vreesden dat hun dorp een econo misch niet te overwinnen klap zou krijgen en drongen aan op verbreding van de bestaande havenmond, om op die manier het in- en uitvaren te versnellen. Ook de verdeelde Texelse bestuurders verkeerden in een lastig parket. Uiteindelijk werd met een kleine meerderheid besloten Rijkswa terstaat een nieuwe haven te laten bouwen bij 't Horntje. De gevolgen waren groot. Er moesten hele duinenrijen worden afgegraven, maar ook het Texelse wegennet moest worden aangepast. Op 8 juni 1962 kon de nieuwe veer haven bij 't Horntje in gebruik worden genomen. Tot 1964 werd deze nog gebruikt door De Dageraad, Dokter Wagemaker, Koningin Wilhelmina en Voorwaarts, die aan de zijkant werden gelost en geladen. Een volgende stap was het bouwen van fuiken - ook in Den Helder-voor schepen met 'kop- lading', zoals het dieselelektrische veer Marsdiep, dat TESO in 1962 had besteld. Begin 1964 maakte dit schip een officiële proefvaart en op 17 juli van hetzelfde jaar gaf Rijkswaterstaat toestemming de Marsdiep de fuiken te laten gebruiken. Dat was precies op tijd, want het nieuwe vlaggenschip zette bij de aanvang van de bouwvak zomaar eventjes 2629 personenauto's over. De capaciteit per afvaart be droeg 750 personen en 70 auto's. Het jaar ervoor was de zomerdienst tussen De Cocksdorp en Vlieland opgeheven. Verzanding van de vaar geul was de oorzaak. Het motorschip Zeemeeuw had de overtocht vanaf 1947 verzorgd, naast de robben- tochten voor toeristen die ook toen al werden georganiseerd. Een dieptepunt in de historie van TESO was het conflict tussen de raad van commissarissen en directeur P Sibinga Mulder, die tegen de wens van de commissarissen J.J. van der Vlies had opgevolgd, die tussen 1937 en 1961 de onderneming had geleid. Het werd een slepende kwestie, waarover - zoals altijd bij TESO - ie dere Texelaar wel een mening had en waarmee de Texelse Courant bijna wekelijks vele kolommen vulde. Een zakelijk verschil van mening was de inzet van het conflict, maar belang rijker was waarschijnlijk nog de bot sing tussen twee culturen: tussen die van de Texelaars, die Texels Eigen Stoomboot Onderneming ook echt als 'eigen' beschouwden en die iden titeit ten koste van alles wilden be schermen, en Sibinga Mulder, een man van goede komaf en met een uit stekende opleiding, die vooral be leidsmatig wenste te denken. De di recteur moest bakzeil halen en werd op 29 november 1963 opgevolgd door een Texelaar, M.C. de Gorter. Met een aandeelkapitaal van ruim ƒ75.000,- overwoog TESO al snel een tweede, vrijwel identieke, veer boot te bouwen. Probleem was dat werd vanaf 1909 op krachtige wijze ondersteund door de vereniging 'Het Texels Schapenstamboek in Noord holland'. De export van het Texelse schaap kwam in 1932 weer wat op gang toen H.W. Keesom honderdvijftig drachtige Texelse ooien exporteerde naar Frankrijk, waarmee Nederland goede betrekkingen had. De export werd begeleid door Jan Witte Thijszn en P. Vermeulen. Beide vakmensen leerden de Fransen omgaan met de Texelaars. Een gewaagde onderne ming die voor het Texelse ras en de ontwikkeling van het ras van groot belang was. Immers: wat de klant wilde, fokten de Texelaars. Kwaliteits- rammen in de dertiger jaren kenmerk ten zich door hun ruime ontwikkeling en hoge wolopbrengst. Het grootste aantal schapen (39.210) liep rond in het crisisjaar 1933. In tijden van oorlog waren de wol- prijzen soms extreem hoog. In de Koreaoorlog rond 1951 werd tien tot veertien gulden voor een kilo wol betaald. Daarna vier tot vijf gulden. In de negentiger jaren zakte de prijs tot beneden de rijksdaalder, prijzen waarme de kosten van het scheren nog niet eens kunnen worden be taald. Omstreeks de Tweede Wereldoorlog fokte men enigszins smalle schapen die veel melk produceerden. Ge streefd werd naar een vroegrijp vlees schaap met goede wol en ruim vol doende melk voor het grootbrengen van de lammeren. In 1948 conclu deerde het Landbouw Economisch Instituut (LEI) dat het aantal van ze ven schapen per koe moest worden teruggebracht naar die. Begin vijfti ger jaren werden op de zes grote lammerenmarkten gemiddeld twee duizend lammeren aangevoerd. Men fokte toen grote smalle schapen die veel melk produceerden Toen de pri|zeh van de koemelk begin zesti ger jaren omhoog gingen, de melk machine gemeengoed werd, de ruil verkaveling zich had voltrokken en nieuwe melkveestallen werden ge bouwd hielden veel veehouders het schapenmelken voor gezien en werd de Texelaar vooral voor het vlees ge fokt. De wol, die in 1930 nog vijftien centimeter lengte had, werd van min der belang. Anno 1990 heeft de wol nog een lengte van acht centimeter In de naoorlogse tijd hebben fokkers als PC. Hin, C.J. Commandeur, P Verberne, G. Eelman en C. Veeger een grote rol in de fokkerij van de moderne Texelaar gespeeld. Tot en met de zestiger jaren stond de opbrengst van een lam ongeveer ge lijk aan het weekgeld dat een knecht verdiende. Maar in de zeventiger jaren stegen de toch al acceptabele prijzen van de lammeren (ƒ127,50 tot ƒ130,- harder dan de weeklonen (circa De zwaarbeschadigde vuurtoren waar de Georglèrs hun laatste wanhopige strijd voer- den. De woningen in de buurt veranderde in puinhopen. (Foto arctvet Tetdse Courant) Op 6 april 1945 kwamen Georgische soldaten in Duitse krijgsdienst in op stand tegen wat feitelijk mede soldaten waren. De bloedige stnjd die deze 'Dag der Geboorte' inwijdde, en die pas een einde vond toen de eer ste Canadezen op 20 mei voet aan wal zetten, ging op Texel de geschie denis in als de Russenoorlog en maakte dat het eiland later betiteld werd als Nederlands laatste slagveld. Geen overdreven benaming: er vielen vele honderden slachtoffers, vrijwel heel Eierland werd in de as gelegd en grote delen van Den Burg verander den in een ruïne. In de zomer van 1941 maakten de toen nog oppermachtige Duitse le gers ruim vijf miljoen krijgsgevangen aan het oostfront Deze krijgsgevan gen werden onder erbarmelijke om standigheden ondergebracht in kam pen Door massa-executies, door de ƒ100,- tot ƒ115,-). De huishuur was toen bijna twintig gulden in de week. Het waren gouden jaren voor de schapenhouders. De kentering kwam door de openstelling van de Europese grenzen halverwege de tachtiger ja ren, waardoor onder andere schapen vlees uit Nieuw Zeeland mocht wor den ingevoerd. Dit maakte een einde aan de schaarstesituatie op de schapenmarkt. Aan de prijsdaling die zich toen inzette, lijkt nog steeds geen einde te zijn gekomen. Dit had z'n weerslag op de fokkerij. Kochten de schapenhouders hun spring- of dek- rammen tot die tijd bij de geregis treerde fokkers, vanaf 1985 ontstond in de fokkerij een tweedeling. slechte verzorging en door de strenge winter, eisten deze kampen vele slachtoffers. Om in ieder geval een kans op overleving te maken, traden zeker 600.000 gevangen Sovjets in Duitse krijgsdienst. De meeste van deze nieuwe recruten werden inge lijfd in legerafdelingen met overwe gend Duitsers: de Ostlegionen met Kaukasische gevangenen (waaron der Georgièrs en Armeniërs) kwamen in zelfstandige bataljons van ruim dui zend man. onder leiding van een Duits kader. Op 10 januari 1945 loste het 822e Georgische bataljon de op Texel gelegerde Kaukasiërs af. Omdat de Duitse marinecommandant hen niet geheel vertrouwde, ontzegde hij hen de toegang tot de marinebatterijen langs de kust en werden ze onderge bracht in elders op het eiland gelegen bunkercomplexen, onder andere bij Tentoonstellingsfokkers werkten toe naar een compacter dier waarbij werd gestreefd naar een vleestypisch schaap met wat compactere afmetin gen, om eventuele oneffenheden te verhullen. In de dertiger, veertiger en vijftiger jaren wogen de beste Texelse ooien 100 tot 125 kilogram. Na 1950 liep dit gewicht terug tot 65 tot 75 ki logram in 1990. Met name in liefhebberskringen bestond grote be langstelling voor deze kleinere dieren. Schapenhouders daarentegen streef den naar een wat ruimer schaap, waarin wel de vleestypische eigen schappen werden nagestreefd, maar die een grotere vitaliteit en minder geboorteproblemen vertonen. Texla nabij Den Burg. In maart 1945 kregen de Duitse officieren van het Georgische bataljon opdracht een groep van vijfhonderd man gereed te maken voor vertrek naar het oost front, waar zij zouden worden inge zet in een laatste krachtsinspanning. Hun vertrek werd vastgesteld op 6 april. Hierdoor kwamen de Georgiërs in een lastig parket: aan het oostfront zouden ze zeker sneuvelen of krijgs gevangen worden gemaakt. Dat laat ste betekende slechts uitstel van exe cutie, Stalin had immers verklaard alle in Duitse krijgsdienst getreden Sovjets als collaborateurs te be schouwen Om zich in de ogen van Stalm te rehabiliteren, besloten de Georgische soldaten tot een wanho pige daad. In de nacht van 5 op 6 april 1945 doodden zij alle Duitsers die in de buurt waren, waarmee de opstand een feit was. Binnen enkele dagen was de Duitse bezetting versterkt tot 3600 man, waaronder vele zeer jonge soldaten. De Georgiërs wisten lang stand te houden, maar werden steeds verder in noordelijke richting gedreven De boerderijen in Eierland lagen daarbij vrijwel constant onder vuur, om de Georgiërs elke kans op dekking te ontnemen. Ook na de vijfde mei - de officiële Duitse capitulatie - duurde de strijd voort. Het gevecht werd met meer gezocht, maar her en der op het ei land deden zich onverwachte schiet partijen voor. Pas na 20 mei, de aan komst van de Canadezen, kwam aan deze gewapende vrede een eind Schattingen over het aantal slachtof fers lopen sterk uiteen. Van de waar schijnlijk 800 Georgiers hebben er zo n 228 de strijd overleefd. Volgens cijfers van de bevrijders van het eer ste Canadese legerkorps, lieten on geveer 2347 Duitsers het leven, maar dat getal werd later door anderen nogal overdreven genoemd. Zeker lijkt wel dat het aantal dode militairen meer dan duizend bedroeg. Boven dien sneuvelden 117 burgers, onder wie twee Amsterdammertjes, kigde- ren die naar Texel waren gekomen om aan te sterken. Dat ook het toerisme z'n invloed heeft op het ras,'blijkt op hoeve De Wad del van de familie Bakker. De vraag naar schapenkaasjes kweekte de behoefte aan een ras dat net, net als vroeger, veel melk produceert. De negatieve spiraal waarin de schapenhouderij aan het eind van deze eeuw is terechtgekomen, baart menig schapenhouder zorgen Ze vrezen dat door de lage prijzen de interesse en daarmee het eeuwen oude vakmanschap verdwijnt. In 1997 waren er op Texel nog 15.710 schapen. Foto's en gegevens: Piet Bakker. Het uiterlijk van de Texelaar, en daar mee bedoelen we het schapenras, heeft de afgelopen eeuw de nodige veranderingen ondergaan. De van oudsher renderende bedrijfstak droeg eraan bij dat de schapen houders een buitengewoon scherp oog hadden voor de fokkerij en over veel vakmanschap beschikten. De pielsteert, herkenbaar aan zijn pun tige staart, die tot de eeuwwisseling op Texel graasde, stond bekend als een sober schaap dat zich zonder veel bijvoedering op de schraal be groeide weiden in leven wist te hou den. Het was een ras van bescheiden afmeting waarbij wol, vlees en melk qua opbrengst in dezelfde verhou ding stonden en dat gemiddeld één lam per jaar ter wereld bracht. Ter vergelijking: de lammerproductie was in de dertiger jaren gemiddeld 1,88 per ooi en in de negentiger jaren 1,70. Veel melk en vlees leverde de pielsteert niet, maar wel goede, fijne wol. Toen rond de eeuwwisseling het gebruik van kunstmest in zwang kwam, en de grasgroei op het van ouds fosfaatarme eiland door toediening van Thomas Slakkemeel explodeerde, werd het sobere dier overbodig en ontstond de behoefte aan een productievere Texelaar, waarvan er aan het eind van de vo rige eeuw (1888) zo'n 30.000 rondlie pen. Het eiland was, in tegenstelling tot de vastewal, vrij van leverbot ziekte, zodat de schapenhouderij zich hier goed kon ontwikkelen. Pionier in de schapenfokkerij was Cees Dijt (de vader van de drie da mes). Hij was een man met een bui tengewoon scherp fokkersoog, die naar Engeland ging om daar de ras sen te bestuderen en terugkwam met rammen van het ras Border Leices- ter, Leicester en Lincoln. Dit waren grotere schapen die goed in het vlees zaten en veel melk produceerden. Daarmee kruiste hij de Texelse pielsteert, waardoor een zwaar, groot schaap ontstond dat veel melk,vlees en wol produceerde. De schapen die daaruit voortkwamen werden weer teruggekruist met de pielsteert, wat resulteerde in de verbeterde Texelaar. Het vlees en de schapenkaas van de verbeterde Texelaars die ruwweg tot de crisisjaren het eiland bevolkten werden vooral geëxporteerd naar Engeland. Toen de recessie daar toe sloeg stokte de afzet naar dit land. De regering nam de lammeren toen voor enkele guldens uit de handel. Iets later werd de verbeterde Texelaar gekruist met de Wensleydale en Bluefaces Leicester, een invloed die bij fokkers als Kikkert en Roeper nog lang te zien geweest aan de blauwe koppen en de gekroesde stapeling van de wol van de Texelaars uit hun stal. Nog steeds zijn er fokkers die een voorkeur hebben voor dit 'blauw'.De verbetering van het ras Een oudere Texelse ram zoals dat in de dertiger jaren werd gefokt. Kampioensram uit 1999 De pielsteert, zoals het Texelse schapenras er aan het begin van deze eeuw uitzag. De verbeterde Texelaar, die ontstond uit kruisingen tussen de pielsteert en rammen van het ras Border Leicester e.a. De foto Is genomen in 1908. S. S. "De DaneraacT, Texel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1999 | | pagina 3