(ees Dijkema liep duizend wadtochten maar kan niet zwemmen 'Toen ik bijna was verdronken heb ik maar een bootje gekocht' 'Op Borkum geloofden ze niet dat we te voet waren gekomen' .itxtLbt y courant VRIJDAG 4 AUGUSTUS 2000 Lopen door de grote watermassa van de Oostereems is iets anders dan het oversteken van een diepe geul, waarin het water weliswaar totaan je lippen komt. maar waarin je de over kant tenminste kunt zien. In een weidse vlakte is moeilijk te bepalen waar je bent en waar je naartoe gaat. Zover je kunt kijken - en dat is niet ver kertijd voet op Borkummer bodem. Breed grijnzend, maar met euforisch. 'Het was kold heur!', is het lauwe commentaar van Dijkema richting de vrouwen, die naar de oostelijke kwel der waren afgereisd om hun mannen te verwelkomen. Nico Bakker rea geert heftiger 'Dat was ainmoal moar nóóit weer!' Een passerende eiland- hem. Dan maar met zijn drieën. Schipper Oosterveld wordt weg geroepen bij de opticien in Delfzijl. De mannen slaan proviand in (veel rozij nen en chocola), pakken hun rugzak ken en vullen het definitieve loop schema in aan de hand van de laatste gegevens. Om 14 00 uur vertrekt het trio uit Groningen. Twee uur en drie kwartier later stappen ze bij Pilsum van de dijk voor de tocht van hun le ven. Diens mond valt open van verbazing, maar daarna zegt hij zeer beslist: 'Das besteht nicht!' Hij gunt de route kaart geen blik waardig en veegt hem van tafel. 'Daar hebben ze drie jaar over gedaan probeert Kees' vrien din, maarzij wordt ruw onderbroken 'Daar heb ik nog geen drie minuten voor nodig. Ik weet zo wel dat het met kan. Goedenmorgen.' Om 8.45 uur zetten Kees. Nico en George na zestien uur lopen tegelij- tot Esbjerg is voor wetenschappers nog steeds dé referentie voor verlo ren gegane mosselbanken. Ook voor zijn werk is Dijkema regel matig op de zilte zeeklei te vinden. Het leven in en op de kwelders vormt de hoofdmoot van zijn onderzoek voor Alterra. De bioloog kwam in 1976 naar Texel en trad in dienst bij het RIN, de voorloper van het IBN. 'Ik was nooit op het wad gaan werken als ik geen wadloper was geweest. Door mijn wadloopverleden en de daarmee opgedane kennis van de zeebodem probeer ik nog steeds een verband te leggen tussen de biologie en de geomorfologie.' Het wroeten in de modder komt aardig in de buurt van het beroep dat hij als kind had willen uitoefenen: dat van boer. 'Maar ja. wij hadden thuis geen boerderij en dan is het haast ondoenlijk om boer te worden.' In opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij en het minis terie van Economische Zaken onder zocht Dijkema de effecten van gasbonngen op het wad. Zijn conclu sie was dat de gevolgen voor de bodemdaling en de natuur erg mee vielen. Mede op grond van Dijkema's onderzoek besloot WD-minister Jorritsma eind vorig jaar om de dochteronderneming van Shell proef boringen toe te staan, waarmee zij de woede van natuurbeschermers over zich afriep. Die wisten zo'n enorme publieke verontwaardiging te ontke tenen dat het kabinet door de knieën ging en de gasboringen voor een onbekend aantal jaren uitstelde. 'Er is geoordeeld op basis van emoties, met van feiten', zegt Dijkema. Het lijkt vreemd dat juist zo'n groot liefhebber van de wadden zich voor het karre tje van de NAM heeft laten spannen. 'Dat was ook niet zo. Ik heb objectief onderzocht wat de gevolgen van gasboringen zijn. De NAM heeft geen enkele druk uitgeoefend om het onderzoeksresultaat positief te beïn vloeden. Ik heb me ook niet uitgela ten over de wenselijkheid van de boringen. Dat bewaar ik maar voor na mijn pensioen.' Mijmerend over zijn indrukwekkende, 35-jarige carrière als wadloper zegt Dijkema dat hij de begintijd het mooist vond. Mooier nog dan de daaropvolgende periode waarin hij doorbrak en faam maakte 'Er ging een wereld voor mij open. Ik ontdekte dingen en liep naar plekken die ik voor onmogelijk had gehouden. Het was spannend, ik voelde me een echte pionier.' Toch zijn de dieper liggende redenen waarom het wad zo'n onweerstaanbare aantrekkings kracht op hem uitoefende dat Dijkema bereid was zijn leven in de waagschaal te stellen om die ene desolate zandplaat te voet bereiken, daarmee niet verklaard. Toen een journalist in 1923 aan de voet van de Mount Everest, een paar maanden voor diens tragische dood, aan George Mallory vroeg waarom hij zo nodig die berg op moest, antwoordde de legendarische klimmer: 'Because it's there.' Een vergelijkbaar en even absurd als juist antwoord zal voor Dijkema ook wel opgaan. Bart Bosch Bronnen Dijkema-Knjger, L., 1978 Wadlopen naar Borkum. De monstertocht door de Oostereems Holmsterland. Groningen. Buwalda. J D 1972 Wadlopen Deel I - Waddenbulletin 1972-3 2-7 Deel II - Wadden bulletin 1972-4: 6-10. Schortmghuis. D H 1964. De postilion van De Cocksdorp. Een relaas van wadloperij Laverman. Drachten Kinderen horen te spelen en met te overleven. Daarom steunt Mensen in Nood met lokale hulpverleners overal ter wereld projecten gericht op kwetsbare groepen in de samenleving Wilt u het werk van Mensen in Nood steunen, maak dan uw bi|drage over op GIRO 667. Den Bosch Doe het vandaag nog Mensen in Nood en Jaap Buwalda, die op school kwa men vertellen over het wadlopen. Samen met nestor Schortinghuis hadden zij het wadlopen begin jaren '60 van rustig kuieren veranderd in een uitdagende sport. Toen Kees en zijn vriendjes hoorden dat je lopend eilanden en zandplaten kon bereiken, was hij verkocht. 'Dat moesten en zouden wij ook.' Op zijn 13" had Di|kema het scala aan geheim te houden tochten uitgeput, nadat hij tot halverwege Rottumeroog en terug was gelopen. 'Verder ging niet. Dan zou ik op Rottum zitten en op dezelfde dag te ruggaan was onmogelijk. Als ik een nacht wegbleef, zouden mijn vader en moeder het natuurlijk te weten komen.' Een goede voorbereiding is onont beerlijk voor een veilige en geslaagde wadlooptocht. Het in kaart brengen van de diepten in geulen en prielen op verschillende tijdstippen, het be palen van de tijden waarop een kri tiek punt moet zijn bereikt, het opvra gen van kaarten, waterstanden en weerberichten en het verwerken van alle gegevens in een goed doordacht loopschema: zonder al dit voorwerk kan de tocht in een hel eindigen. 'Vroeg vertrekken is ook belangrijk. Dan kun je fouten herstellen of snel teruglopen. Ik ben nu 35 jaar wadgids en heb nog nooit in een helikopter gezeten', glundert Dijkema. 'Eén keer is het bijna misgegaan en ben ik aan de verdrinkingsdood ontsnapt. Dat was in 1972 op weg naar Wangerooge. De start was ongeluk kig: het vertrekpunt bleek alleen nog maar op de kaart te bestaan. Na een half uur zoeken vonden we een an dere geschikte plek om te beginnen. Die vertraging werd ons bijna fataal. We kwamen na een paar uur in de mist terecht bij een onverwacht diepe geul. Wat erachter lag was met te zien: we hadden vijftig meter zicht. Zwemmen was geen optie, want dat vuurtorentje van dit Oostfriese dorpje zou wel eens een goed vertrekpunt voor de tocht naar Borkum kunnen zijn. De Oostereems is zeven kilometer breed, zo leerde de zeekaart. Een geul van zeven kilometer 'diepblauw' water, dat op het wantij - de richel waar verschillende waterstromen el kaar ontmoeten - moest worden ge nomen. Over de wantijen schreef Buwalda in 1972: 'Deze drempels zijn met altijd ondiep genoeg om de geul te passeren, bijvoorbeeld het wantij in de Oostereems onder Borkum. Dit eiland is dan ook niet te voet bereik baar.' Maar hoe diep was het er nou echt? Daar gaf de zeekaart geen ant woord op. Een topografische kaart van het gebied was nog niet beschik baar, dus gingen de jonge avonturiers bij mensen uit de praktijk te rade Van het resultaat zou zelfs een gren zeloze optimist neerslachtig worden. Een sleepbootkapitein uit Delfzijl be weerde dat hij zelfs met laag water met gemak door de geul kon varen. Zijn boot had een diepgang van drie meter, dus lopen was uitgesloten. De Delfzijlse havenmeester demon streerde zijn gevoel voor humor: In 1966 meldde de 17-jarige Dijkema zich bij het wadloopcentrum in Pieter- buren en werd hij één van de eerste gidsen die grote groepen dagjesmen sen over de zeebodem meevoerden. jli jongen, loop jij toch naar Borkum!' Zo werd jarenlang door afen wadlopers gereageerd op een niet zo slimme opmer- gvan een groentje. Want lopen naar dit Duitse waddeneiland 3 onmogelijk. 'Borkum is niet te voet bereikbaar vanaf de Ie wal, evenmin als Texel en Vlieland', schreef wadloop- ndlegger Jaap Buwalda in 1972. Maar vier jaar later werd Mount Everest van het wadlopen' bedwongen door een ital avonturiers, een huzarenstukje dat nooit is herhaald. Eén I, hen was Kees Dijkema uit Oost. De 51-jarige bioloog van lira - voorheen IBN - vierde onlangs zijn duizendste tocht rde zeebodem met een goed glas bier in café 'tZielhoes in jrdpolderzijl, het Groninger gehucht waar het allemaal be- 'i zijn kantoor op 't Horntje met een oude schoolplaat van Noordpolderzijl. (Foto Sart Bosch) ik ben de dag erna meteen naar V&D gegaan om een rubberboot te ko pen.' De boot zou vier jaar later onver moede diensten bewijzen tijdens de tocht door de Oostereems naar Borkum, een uniek kunststukje dat een kleine kwart eeuw na dato nog steeds bewondering wekt in het wad- loopwereldje en waarover een Duitse vakantiebrochure schrijft: 'Een onge looflijke prestatie Iedere poging om die te evenaren is je reinste zelf moord.' Er moest op het 29 kilometer lange traject overvloed worden. Lange tochten kunnen niet binnen de duur van één laagwaterstand worden vol tooid, en daarom moet er op een zandplaat gewacht worden totdat het hoge water weer is verdwenen. Er moet een vloed worden overgesla gen, het 'overvloeden'. Di|kema en zijn twee makkers gebruikten daar voor de zandplaat Lutje Hörn. Om de nachtelijke kou het hoofd te bieden groeven zij met een stuk hout een kuil, gingen erin liggen en bedekten hun lichamen met de rubberboot. Dat het bloed kruipt waar het met gaan kan, is voor het eerst op te maken uit het logboek van de excur sie naar het Duitse eiland Norderney in 1972. Dijkema en drie bevriende collega-gidsen en mede-studenten biologie aan de Rijksuniversiteit Gro ningen hadden inmiddels Rottumerplaat bedwongen, en bij terugkomst van Norderney in een vlaag van optimisme maar met een ingetogen, Gronings gevoel voor un derstatement genoteerd 'In Pilsum even over de dijk gekeken'. Het oude 'Zonder opleiding ging ik 's nachts met een groep naar Schiermonnik oog. Dat had ik nog nooit gedaan, maar als je jong bent durf je alles. En het ging goed. De praktijk was mijn leerschool. Tegenwoordig moeten de gidsen een vijfjarige opleiding vol gen.' Het wadlopen was door de komst van wadloopcentra een ware volkssport geworden. 'In die begin tijd brachten wij 35.000 man per jaar over. Dat hebben we nu net als de andere centra teruggebracht tot 10.000 mensen. Het werd gewoon te massaal.' Dijkema behoort nog steeds tot de harde kern onder de gidsen van de Stichting Wadloop centrum Pieterburen, dat tevens een motorschip en een camping exploi teert. Wat begon als een klem clubje liefhebbers dat zelf de kaarten voor de tochten moest maken, de diepten peilen en op het kompas vertrouwen, is uitgegroeid tot een modern bedrijf met tachtig vrijwillige medewerkers, waaronder veertig gidsen die be schikken over getijden- en weer- computers en satellietverbindingen om tijdens de tocht de exacte posi tie te bepalen (GPS, global positioning system'Eind jaren '50 wapenden de wadlopers zich tegen de kou door zich met vaseline in te smeren. Via lieslaarzen, waadpakken en neoprenen duikpakken zijn we bij de lichtere surfpakken beland. Maar je moet je niet blind staren op de moderne hulpmiddelen. Het gemak van GPS is enorm, maar kompas en Kees Dijkema (midden) en zijn maten ploeterden op hun tocht naar Borkum drie uur door in de zwaardere neoprenen duikpakken. Links Nico Bakker, rechts George Smallenbroek. diep water. De lichte surfpakken waren er toen nog niet; de mannen hielden zich "warm (Foto K. Bfrze kan ik niet. Ik heb jarenlang vruchte loos zwemles gehad. Ik kan het niet. Ik ben fysiek ongeschikt. Ik zink. Maar wat heb je op 't wad nou ook aan zwemmen? In dat koude water? Zwemmen moet helemaal niet nodig zijn. Maar goed, er zat toen maar één ding op: zo snel mogelijk teruggaan. We hebben het maar nét gehaald. Ik was er altijd op tegen om een opblaasbootje mee te nemen, maar 'Door de Oostereems lopen jongens? Nou, jullie zijn nogal lang met? Als de één nou bij de ander op de schouders gaat staan, dan houdt de bovenste de kop wel droog!' Een bevriende bioloog uit Duitsland schreef cynisch terug dat hij ook nog wel een route beschrijving voor Helgoland had lig gen en in een Noord-Duits haven kantoor weigerde een beambte een waddenkaart af te staan omdat hij kaart vormen de basis en daarmee leiden we de gidsen op. Daarmee moeten ze zich kunnen redden. Ge makzucht en overmoed leveren le vensgevaarlijke situaties op. Bij het selecteren van gidsen is voor ons doorslaggevend of iemand in staat is om een tocht af te breken en de moed heeft om na kilometers sjou wen heel arbitrair tegen een groep te zeggen: "We gaan nu terug want het is met verantwoord om verder te gaan." Als je het point of no return bent gepasseerd kun je door de getijdenstromen niet meer terug en is het de vraag of je je doel nog Wel haalt. En iédere tocht kent zo'n punt.' niet medeplichtig wilde zijn aan de dood van vier jonge Nederlanders Maar ach, Columbus had destijds ook niet naar Amerika kunnen varen omdat de aarde plat was en getergd in plaats van ontmoedigd gooiden Kees Dijkema, Nico Bakker, George Smallenbroek en Wim Bastiaanse de kop in de wind. Onder begeleiding van schipper Oosterveld uit Termunterzijl van de ms 'Eems' ondernamen zij verken ningstochten en werd iedere stap van Pilsum naar Borkum in kaart ge bracht. Zonder GPS, getijden- en weercomputers maar met kompas, waadbroeken en later neoprenen duikerspakken waagden de vier zich met touwen aan elkaar gebonden in de diepste gaten en geulen. Tijdens één van de expedities lag er een dun laagje ijs. Waterstanden en weerbe richten werden opgevraagd, tekenin gen, berekeningen en tijdschema's gemaakt, maan- en zonnestanden in logboeken genoteerd, diepten met stokken gepeild, waterprofielen ge schetst en deskundigen geraad pleegd. Na drie jaar van nauwgezet onderzoek werd de voorbereiding in het voorjaar van 1976 afgerond. Het kon. Het wachten was op gunstig weer en gunstig tij. Maandag 17 mei 1976. Het is spring tij, het zicht is goed want de zon schijnt en er staat een oostenwind. Het logboek meldt: 'Avondtij beho rend tot één van de laagste van het jaar. Nu of nooit!' Om 11.00 uur belt Kees zijn maten. 'Vanmiddag gaan we', is de korte maar krachtige bood schap. Wim kan met mee, hij heeft de volgende dag examen. Jammer voor want het water staat totaan je schou ders en komt soms nog hoger - is alles water, met hier en daar een oriëntatiepunt als het Pilsumer vuur torentje en de betonning voor de scheepvaart. Er zit niets anders op dan te vertrouwen op het kompas en je kennis van het profiel van de zee bodem. De mannen zijn gespannen als zij na een voorspoedige aanloop met de wind in de rug het diepe en lange tra ject bereiken. Ook hun vrouwen, die met Oosterveld op de ms. Eems enige honderden meters vooruit varen, zijn zenuwachtig. Bij de lopers wint het zelfvertrouwen het van de zenuwen. Door de talloze verken ningstochten en het zorgvuldig sa mengestelde loopschema weten zij dat het kan. 'Het is wel goud, deurloop'n', spoort Nico zijn vrienden aan. Hij is de langste, heeft het beste zicht en kan bij een lage golfslag nog enigszins het kompas en de kaart lezen. Een half uur voor op schema en ruim voor laag water wordt het eerste gat genomen en begint de moeizame tocht door het tweede, tegen de stroming in. Na drie uur ploeteren door het massieve, ijs koude water, is de Oostereems be dwongen De walkie talkie wordt uit het plastic gepakt. 'Wie stoan op de Randzelplaat, wie benn'n d'r deur!' Aan boord van de Eems wordt de champagne ontkurkt. Het logboek zegt' 'Doorsteek gelukt, zeer moe.' Terwijl de Eems koers zet naar Borkum-Haven gaan de jongens bij invallende duisternis voor de over nachting richting Lutje Hörn, het on bewoonde eilandje onder de kust van Borkum. In het donker is dat lastiger te vinden dan gedacht. Telkens als ze denken dat ze er zijn, komt er weer een priel. Om 23.00 uur gaan de oog jes toe. Stijf van de kou vervolgt het trio bij het krieken van de dag zijn weg voor de laatste etappe. De duikpakken, regenkleding en het rubberbootje hebben de ijzige wind niet kunnen tegenhouden. De kou is diep tot de spieren en botten doorgedrongen, en de stramme mannen zijn blij dat ze zich warm kunnen lopen. Uitgeput maar in de zekerheid dat ze geschie denis gaan schrijven, stappen zij ge staag voort. Ondertussen krijgt de bemanning van de Eems in de Borkumer haven de douane aan boord. 'Heur jonges benn'n onnerweeg'ns van Pilsumer toor'n noar Borkum, loop'nd', zegt schipper Oosterveld tot de grensbeambte. bewoner, die vanwege de neerge zette rugzakken denkt dat de vreem delingen van plan zijn ter plekke hun tenten op te slaan, roept door zijn autoraampje dat op Borkum vrij kam peren 'nicht erlaubt' is. Als de jon gens antwoorden dat ze net over de zeebodem zijn aan komen lopen, wijst de Duitser naar zijn voorhoofd en njdt weg. Tegelijkertijd wordt schipper Oosterveld in het havencafé door de stamgasten om dezelfde re den hartelijk uitgelachen. Pas dagen later, als de Ostfriesische Zeitung over de tocht bericht, begint de on gelofelijke werkelijkheid langzaam tot de Borkummers door te dringen. Twintig |aar nadien is de erkenning pas compleet als de jongens (inclu sief mede-voorbereider Wim Bastiaanse) op het stadhuis van Borkum uit handen van de burge meester een ereoorkonde knjgen uit gereikt. In 1976 volgt een nieuwe mijlpaal als Dijkema een andere 'monstertocht' op zijn palmarès kan bijschrijven: die van Texel naaf Vlieland. Met een groepje van zes loopt hij voor de derde keer in de geschiedenis vanaf de Schorren via de Vlakte van Kerken in zeven uur van het ene naar het andere eiland. 'De mooiste tocht die ik ooit heb gemaakt. Wat een schit terende weidsheid', zegt hij. En dat wil wat zeggen: inmiddels is hij de duizend tochten gepasseerd. 'Ik ken maar één gids - een beroeps - die hetzelfde aantal heeft gehaald. Mis schien is er nog een enkeling die er ook zoveel heeft gelopen maar het niet heeft bijgehouden.' Eén ding staat vast: Dijkema is de enige die de 'Grote Drie' heeft volbracht: Rottumerplaat, Borkum en Texel- Vlieland. Het steekt hem dat de vierde big one ontbreekt: Griend. De relatie met zijn toenmalige vriendin was gaandeweg belangrijker gewor den dan het wadlopen. (Het is opval lend hoe het aantal tochten na zijn echtscheiding in 1984 toenam van gemiddeld 18 naar meer dan 30 per jaar.) Tegenwoordig staat het prestatie gerichte lopen bij Di|kema op een laag pitje. De groepen recreanten die hij in de weekenden begeleidt, ver langen comfort en willen met om 4.00 uur vertrekken. 'Ik doe het op routine. Het sociale aspect staat voorop.' Verder houdt hij zich bezig met het inpassen van GPS-technieken en zijn grote passie: het maken van zeekaar ten. De waddenkaart van Den Helder irom zou een mens naar een ei- lopen? Worstelen door het zui- je slik, waden door i|skoud wa- ïiergie en tijd verliezen en soms zijn leven riskeren? Een econo- tieof anderszins rationele recht- diging is er niet. De vroegere oners van het waddengebied jen die wel degelijk: zij moesten jverbrengen, op platvis of garna- ssen en op zeehonden jagen om un eerste levensbehoeften te zien. Maar sinds er goede veer- sien en sociale uitkeringen zijn is isdlopen volstrekt overbodig en Je wezensvreemde bezigheid in alegorie diepzeeduiken, berg- mmen en parachutespringen. In loderne beschaving zijn de be- jngen voor het naakte bestaan :ed als uitgebannen en omdat de s-de mammoetjager van wel nu eenmaal is toegerust om die loofd te bieden, gaat hij bewust jeknaar risico's, ook al zal iedere bergbeklimmer, parachutist en ijper beweren dat het hem om beslist met te doen is. Het hem om de mooie vergezichten, «uren, de vissen en het koraal, ién zijn met de natuur en het in ■e stilte genieten onder prach- onheilspellende luchten. Maar or het scherpe kantje van het jrzou de populariteit van deze - sn van recreatie bescheiden De adrenaline moet stromen en ituur door brute spierkracht en ondige intelligentie worden be- gen. Pas dan is de avonturier an. tdagende roep van het wad 'die oude, verborgen en verge- ear' - zoals die andere aarts van het wadlopen, Dirk 6nghuis, het formuleerde - bij Jijkema al op jonge leeftijd tril- >esje groeide op in het Noord- ger dorpje Usquert en trok er oatig met de fiets opuit om last aan de zilte waterkant van jHdpölderzijl te eindigen. Noord- miziel is een vlekje op de kaart: Bemaal, een paar huisjes, een ■enhaventje voor garnalen- sen een café, meer is het niet. ioude dijk tuurde Kees over het n en bij helder weer zag hij aan de m de eilanden en zandplaten i die hij vele jaren later lopend bereiken: Schiermonnikoog, rneroog, Rottumerplaat en in de het Duitse Borkum... Soms i» it hij met een garnalenvisser i en als het stormde liep hij zijn r achterna, die strandvonder 'Ik herinner me nog de hevige :t wan 1962, toeneen Duitse kot- Ij as vergaan. Dag en nacht heb ik a dijk gelopen om te zien of er ou aanspoelen.' zette in het diepste geheim zijn 1 a voorzichtige stappen tussen aulen en prielen, ondanks de schuwingen van zijn ouders, dan anderen waren de bewo- van de Groninger waddenkust ,ri aewust van de gevaren van de f adereen kende wel een visser of ager die achter diek was geble- En wadlopers worden er tot op 9 van vandaag meewarig beke- fl hoofdschuddend toegespro- 'IVe/ 'f dut mout 't watten' (je het zelf maar weten, red). ha: 'Onze buurman werkte bij «aterstaat. "Wat jij doet is le- Jevaarlijkl", zei hij toen hij mij op 1 ad had zien lopen. Ik was bang (mijn ouders zou inlichten, dus - 'vervolg moest alles in het ge- - Zijn prille liefde om buitendijks an werd verder aangewakkerd - een lezing van Jan Abrahamse

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 2000 | | pagina 7