(ees Dijkema liep duizend wadtochten maar kan niet zwemmen
'Toen ik bijna was verdronken
heb ik maar een bootje gekocht'
'Op Borkum geloofden ze niet
dat we te voet waren gekomen'
.itxtLbt y courant
VRIJDAG 4 AUGUSTUS 2000
Lopen door de grote watermassa van
de Oostereems is iets anders dan het
oversteken van een diepe geul,
waarin het water weliswaar totaan je
lippen komt. maar waarin je de over
kant tenminste kunt zien. In een
weidse vlakte is moeilijk te bepalen
waar je bent en waar je naartoe gaat.
Zover je kunt kijken - en dat is niet ver
kertijd voet op Borkummer bodem.
Breed grijnzend, maar met euforisch.
'Het was kold heur!', is het lauwe
commentaar van Dijkema richting de
vrouwen, die naar de oostelijke kwel
der waren afgereisd om hun mannen
te verwelkomen. Nico Bakker rea
geert heftiger 'Dat was ainmoal moar
nóóit weer!' Een passerende eiland-
hem. Dan maar met zijn drieën.
Schipper Oosterveld wordt weg
geroepen bij de opticien in Delfzijl. De
mannen slaan proviand in (veel rozij
nen en chocola), pakken hun rugzak
ken en vullen het definitieve loop
schema in aan de hand van de laatste
gegevens. Om 14 00 uur vertrekt het
trio uit Groningen. Twee uur en drie
kwartier later stappen ze bij Pilsum
van de dijk voor de tocht van hun le
ven.
Diens mond valt open van verbazing,
maar daarna zegt hij zeer beslist:
'Das besteht nicht!' Hij gunt de route
kaart geen blik waardig en veegt hem
van tafel. 'Daar hebben ze drie jaar
over gedaan probeert Kees' vrien
din, maarzij wordt ruw onderbroken
'Daar heb ik nog geen drie minuten
voor nodig. Ik weet zo wel dat het met
kan. Goedenmorgen.'
Om 8.45 uur zetten Kees. Nico en
George na zestien uur lopen tegelij-
tot Esbjerg is voor wetenschappers
nog steeds dé referentie voor verlo
ren gegane mosselbanken.
Ook voor zijn werk is Dijkema regel
matig op de zilte zeeklei te vinden.
Het leven in en op de kwelders vormt
de hoofdmoot van zijn onderzoek
voor Alterra. De bioloog kwam in
1976 naar Texel en trad in dienst bij
het RIN, de voorloper van het IBN. 'Ik
was nooit op het wad gaan werken
als ik geen wadloper was geweest.
Door mijn wadloopverleden en de
daarmee opgedane kennis van de
zeebodem probeer ik nog steeds een
verband te leggen tussen de biologie
en de geomorfologie.' Het wroeten in
de modder komt aardig in de buurt
van het beroep dat hij als kind had
willen uitoefenen: dat van boer. 'Maar
ja. wij hadden thuis geen boerderij en
dan is het haast ondoenlijk om boer
te worden.'
In opdracht van de Nederlandse
Aardolie Maatschappij en het minis
terie van Economische Zaken onder
zocht Dijkema de effecten van
gasbonngen op het wad. Zijn conclu
sie was dat de gevolgen voor de
bodemdaling en de natuur erg mee
vielen. Mede op grond van Dijkema's
onderzoek besloot WD-minister
Jorritsma eind vorig jaar om de
dochteronderneming van Shell proef
boringen toe te staan, waarmee zij de
woede van natuurbeschermers over
zich afriep. Die wisten zo'n enorme
publieke verontwaardiging te ontke
tenen dat het kabinet door de knieën
ging en de gasboringen voor een
onbekend aantal jaren uitstelde. 'Er is
geoordeeld op basis van emoties,
met van feiten', zegt Dijkema. Het lijkt
vreemd dat juist zo'n groot liefhebber
van de wadden zich voor het karre
tje van de NAM heeft laten spannen.
'Dat was ook niet zo. Ik heb objectief
onderzocht wat de gevolgen van
gasboringen zijn. De NAM heeft geen
enkele druk uitgeoefend om het
onderzoeksresultaat positief te beïn
vloeden. Ik heb me ook niet uitgela
ten over de wenselijkheid van de
boringen. Dat bewaar ik maar voor na
mijn pensioen.'
Mijmerend over zijn indrukwekkende,
35-jarige carrière als wadloper zegt
Dijkema dat hij de begintijd het
mooist vond. Mooier nog dan de
daaropvolgende periode waarin hij
doorbrak en faam maakte 'Er ging
een wereld voor mij open. Ik ontdekte
dingen en liep naar plekken die ik
voor onmogelijk had gehouden. Het
was spannend, ik voelde me een
echte pionier.' Toch zijn de dieper
liggende redenen waarom het wad
zo'n onweerstaanbare aantrekkings
kracht op hem uitoefende dat
Dijkema bereid was zijn leven in de
waagschaal te stellen om die ene
desolate zandplaat te voet bereiken,
daarmee niet verklaard. Toen een
journalist in 1923 aan de voet van de
Mount Everest, een paar maanden
voor diens tragische dood, aan
George Mallory vroeg waarom hij zo
nodig die berg op moest, antwoordde
de legendarische klimmer: 'Because
it's there.' Een vergelijkbaar en even
absurd als juist antwoord zal voor
Dijkema ook wel opgaan.
Bart Bosch
Bronnen
Dijkema-Knjger, L., 1978 Wadlopen naar
Borkum. De monstertocht door de
Oostereems Holmsterland. Groningen.
Buwalda. J D 1972 Wadlopen Deel I -
Waddenbulletin 1972-3 2-7 Deel II - Wadden
bulletin 1972-4: 6-10.
Schortmghuis. D H 1964. De postilion van De
Cocksdorp. Een relaas van wadloperij
Laverman. Drachten
Kinderen horen te spelen en
met te overleven. Daarom steunt
Mensen in Nood met lokale
hulpverleners overal ter wereld
projecten gericht op kwetsbare
groepen in de samenleving Wilt
u het werk van Mensen in Nood
steunen, maak dan uw bi|drage
over op GIRO 667. Den Bosch
Doe het vandaag nog
Mensen in Nood
en Jaap Buwalda, die op school kwa
men vertellen over het wadlopen.
Samen met nestor Schortinghuis
hadden zij het wadlopen begin jaren
'60 van rustig kuieren veranderd in
een uitdagende sport. Toen Kees en
zijn vriendjes hoorden dat je lopend
eilanden en zandplaten kon bereiken,
was hij verkocht. 'Dat moesten en
zouden wij ook.'
Op zijn 13" had Di|kema het scala aan
geheim te houden tochten uitgeput,
nadat hij tot halverwege
Rottumeroog en terug was gelopen.
'Verder ging niet. Dan zou ik op
Rottum zitten en op dezelfde dag te
ruggaan was onmogelijk. Als ik een
nacht wegbleef, zouden mijn vader
en moeder het natuurlijk te weten
komen.'
Een goede voorbereiding is onont
beerlijk voor een veilige en geslaagde
wadlooptocht. Het in kaart brengen
van de diepten in geulen en prielen
op verschillende tijdstippen, het be
palen van de tijden waarop een kri
tiek punt moet zijn bereikt, het opvra
gen van kaarten, waterstanden en
weerberichten en het verwerken van
alle gegevens in een goed doordacht
loopschema: zonder al dit voorwerk
kan de tocht in een hel eindigen.
'Vroeg vertrekken is ook belangrijk.
Dan kun je fouten herstellen of snel
teruglopen. Ik ben nu 35 jaar wadgids
en heb nog nooit in een helikopter
gezeten', glundert Dijkema. 'Eén keer
is het bijna misgegaan en ben ik aan
de verdrinkingsdood ontsnapt. Dat
was in 1972 op weg naar
Wangerooge. De start was ongeluk
kig: het vertrekpunt bleek alleen nog
maar op de kaart te bestaan. Na een
half uur zoeken vonden we een an
dere geschikte plek om te beginnen.
Die vertraging werd ons bijna fataal.
We kwamen na een paar uur in de
mist terecht bij een onverwacht diepe
geul. Wat erachter lag was met te
zien: we hadden vijftig meter zicht.
Zwemmen was geen optie, want dat
vuurtorentje van dit Oostfriese dorpje
zou wel eens een goed vertrekpunt
voor de tocht naar Borkum kunnen
zijn.
De Oostereems is zeven kilometer
breed, zo leerde de zeekaart. Een
geul van zeven kilometer 'diepblauw'
water, dat op het wantij - de richel
waar verschillende waterstromen el
kaar ontmoeten - moest worden ge
nomen. Over de wantijen schreef
Buwalda in 1972: 'Deze drempels zijn
met altijd ondiep genoeg om de geul
te passeren, bijvoorbeeld het wantij
in de Oostereems onder Borkum. Dit
eiland is dan ook niet te voet bereik
baar.' Maar hoe diep was het er nou
echt? Daar gaf de zeekaart geen ant
woord op. Een topografische kaart
van het gebied was nog niet beschik
baar, dus gingen de jonge avonturiers
bij mensen uit de praktijk te rade
Van het resultaat zou zelfs een gren
zeloze optimist neerslachtig worden.
Een sleepbootkapitein uit Delfzijl be
weerde dat hij zelfs met laag water
met gemak door de geul kon varen.
Zijn boot had een diepgang van drie
meter, dus lopen was uitgesloten. De
Delfzijlse havenmeester demon
streerde zijn gevoel voor humor:
In 1966 meldde de 17-jarige Dijkema
zich bij het wadloopcentrum in Pieter-
buren en werd hij één van de eerste
gidsen die grote groepen dagjesmen
sen over de zeebodem meevoerden.
jli jongen, loop jij toch naar Borkum!' Zo werd jarenlang door
afen wadlopers gereageerd op een niet zo slimme opmer-
gvan een groentje. Want lopen naar dit Duitse waddeneiland
3 onmogelijk. 'Borkum is niet te voet bereikbaar vanaf de
Ie wal, evenmin als Texel en Vlieland', schreef wadloop-
ndlegger Jaap Buwalda in 1972. Maar vier jaar later werd
Mount Everest van het wadlopen' bedwongen door een
ital avonturiers, een huzarenstukje dat nooit is herhaald. Eén
I, hen was Kees Dijkema uit Oost. De 51-jarige bioloog van
lira - voorheen IBN - vierde onlangs zijn duizendste tocht
rde zeebodem met een goed glas bier in café 'tZielhoes in
jrdpolderzijl, het Groninger gehucht waar het allemaal be-
'i zijn kantoor op 't Horntje met een oude schoolplaat van Noordpolderzijl.
(Foto Sart Bosch)
ik ben de dag erna meteen naar V&D
gegaan om een rubberboot te ko
pen.'
De boot zou vier jaar later onver
moede diensten bewijzen tijdens de
tocht door de Oostereems naar
Borkum, een uniek kunststukje dat
een kleine kwart eeuw na dato nog
steeds bewondering wekt in het wad-
loopwereldje en waarover een Duitse
vakantiebrochure schrijft: 'Een onge
looflijke prestatie Iedere poging
om die te evenaren is je reinste zelf
moord.'
Er moest op het 29 kilometer lange
traject overvloed worden. Lange
tochten kunnen niet binnen de duur
van één laagwaterstand worden vol
tooid, en daarom moet er op een
zandplaat gewacht worden totdat het
hoge water weer is verdwenen. Er
moet een vloed worden overgesla
gen, het 'overvloeden'. Di|kema en
zijn twee makkers gebruikten daar
voor de zandplaat Lutje Hörn. Om de
nachtelijke kou het hoofd te bieden
groeven zij met een stuk hout een
kuil, gingen erin liggen en bedekten
hun lichamen met de rubberboot.
Dat het bloed kruipt waar het met
gaan kan, is voor het eerst op te
maken uit het logboek van de excur
sie naar het Duitse eiland Norderney
in 1972. Dijkema en drie bevriende
collega-gidsen en mede-studenten
biologie aan de Rijksuniversiteit Gro
ningen hadden inmiddels
Rottumerplaat bedwongen, en bij
terugkomst van Norderney in een
vlaag van optimisme maar met een
ingetogen, Gronings gevoel voor un
derstatement genoteerd 'In Pilsum
even over de dijk gekeken'. Het oude
'Zonder opleiding ging ik 's nachts
met een groep naar Schiermonnik
oog. Dat had ik nog nooit gedaan,
maar als je jong bent durf je alles. En
het ging goed. De praktijk was mijn
leerschool. Tegenwoordig moeten de
gidsen een vijfjarige opleiding vol
gen.' Het wadlopen was door de
komst van wadloopcentra een ware
volkssport geworden. 'In die begin
tijd brachten wij 35.000 man per jaar
over. Dat hebben we nu net als de
andere centra teruggebracht tot
10.000 mensen. Het werd gewoon te
massaal.' Dijkema behoort nog
steeds tot de harde kern onder de
gidsen van de Stichting Wadloop
centrum Pieterburen, dat tevens een
motorschip en een camping exploi
teert. Wat begon als een klem clubje
liefhebbers dat zelf de kaarten voor
de tochten moest maken, de diepten
peilen en op het kompas vertrouwen,
is uitgegroeid tot een modern bedrijf
met tachtig vrijwillige medewerkers,
waaronder veertig gidsen die be
schikken over getijden- en weer-
computers en satellietverbindingen
om tijdens de tocht de exacte posi
tie te bepalen (GPS, global
positioning system'Eind jaren '50
wapenden de wadlopers zich tegen
de kou door zich met vaseline in te
smeren. Via lieslaarzen, waadpakken
en neoprenen duikpakken zijn we bij
de lichtere surfpakken beland. Maar
je moet je niet blind staren op de
moderne hulpmiddelen. Het gemak
van GPS is enorm, maar kompas en
Kees Dijkema (midden) en zijn maten ploeterden op hun tocht naar Borkum drie uur door
in de zwaardere neoprenen duikpakken. Links Nico Bakker, rechts George Smallenbroek.
diep water. De lichte surfpakken waren er toen nog niet; de mannen hielden zich "warm
(Foto K. Bfrze
kan ik niet. Ik heb jarenlang vruchte
loos zwemles gehad. Ik kan het niet.
Ik ben fysiek ongeschikt. Ik zink.
Maar wat heb je op 't wad nou ook
aan zwemmen? In dat koude water?
Zwemmen moet helemaal niet nodig
zijn. Maar goed, er zat toen maar één
ding op: zo snel mogelijk teruggaan.
We hebben het maar nét gehaald. Ik
was er altijd op tegen om een
opblaasbootje mee te nemen, maar
'Door de Oostereems lopen jongens?
Nou, jullie zijn nogal lang met? Als de
één nou bij de ander op de schouders
gaat staan, dan houdt de bovenste
de kop wel droog!' Een bevriende
bioloog uit Duitsland schreef cynisch
terug dat hij ook nog wel een route
beschrijving voor Helgoland had lig
gen en in een Noord-Duits haven
kantoor weigerde een beambte een
waddenkaart af te staan omdat hij
kaart vormen de basis en daarmee
leiden we de gidsen op. Daarmee
moeten ze zich kunnen redden. Ge
makzucht en overmoed leveren le
vensgevaarlijke situaties op. Bij het
selecteren van gidsen is voor ons
doorslaggevend of iemand in staat is
om een tocht af te breken en de
moed heeft om na kilometers sjou
wen heel arbitrair tegen een groep te
zeggen: "We gaan nu terug want het
is met verantwoord om verder te
gaan." Als je het point of no return
bent gepasseerd kun je door de
getijdenstromen niet meer terug en is
het de vraag of je je doel nog Wel
haalt. En iédere tocht kent zo'n punt.'
niet medeplichtig wilde zijn aan de
dood van vier jonge Nederlanders
Maar ach, Columbus had destijds
ook niet naar Amerika kunnen varen
omdat de aarde plat was en getergd
in plaats van ontmoedigd gooiden
Kees Dijkema, Nico Bakker, George
Smallenbroek en Wim Bastiaanse de
kop in de wind.
Onder begeleiding van schipper
Oosterveld uit Termunterzijl van de
ms 'Eems' ondernamen zij verken
ningstochten en werd iedere stap van
Pilsum naar Borkum in kaart ge
bracht. Zonder GPS, getijden- en
weercomputers maar met kompas,
waadbroeken en later neoprenen
duikerspakken waagden de vier zich
met touwen aan elkaar gebonden in
de diepste gaten en geulen. Tijdens
één van de expedities lag er een dun
laagje ijs. Waterstanden en weerbe
richten werden opgevraagd, tekenin
gen, berekeningen en tijdschema's
gemaakt, maan- en zonnestanden in
logboeken genoteerd, diepten met
stokken gepeild, waterprofielen ge
schetst en deskundigen geraad
pleegd. Na drie jaar van nauwgezet
onderzoek werd de voorbereiding in
het voorjaar van 1976 afgerond. Het
kon. Het wachten was op gunstig
weer en gunstig tij.
Maandag 17 mei 1976. Het is spring
tij, het zicht is goed want de zon
schijnt en er staat een oostenwind.
Het logboek meldt: 'Avondtij beho
rend tot één van de laagste van het
jaar. Nu of nooit!' Om 11.00 uur belt
Kees zijn maten. 'Vanmiddag gaan
we', is de korte maar krachtige bood
schap. Wim kan met mee, hij heeft de
volgende dag examen. Jammer voor
want het water staat totaan je schou
ders en komt soms nog hoger - is
alles water, met hier en daar een
oriëntatiepunt als het Pilsumer vuur
torentje en de betonning voor de
scheepvaart. Er zit niets anders op
dan te vertrouwen op het kompas en
je kennis van het profiel van de zee
bodem.
De mannen zijn gespannen als zij na
een voorspoedige aanloop met de
wind in de rug het diepe en lange tra
ject bereiken. Ook hun vrouwen, die
met Oosterveld op de ms. Eems
enige honderden meters vooruit
varen, zijn zenuwachtig. Bij de lopers
wint het zelfvertrouwen het van de
zenuwen. Door de talloze verken
ningstochten en het zorgvuldig sa
mengestelde loopschema weten zij
dat het kan. 'Het is wel goud,
deurloop'n', spoort Nico zijn vrienden
aan. Hij is de langste, heeft het beste
zicht en kan bij een lage golfslag nog
enigszins het kompas en de kaart
lezen. Een half uur voor op schema
en ruim voor laag water wordt het
eerste gat genomen en begint de
moeizame tocht door het tweede,
tegen de stroming in. Na drie uur
ploeteren door het massieve, ijs
koude water, is de Oostereems be
dwongen De walkie talkie wordt uit
het plastic gepakt. 'Wie stoan op de
Randzelplaat, wie benn'n d'r deur!'
Aan boord van de Eems wordt de
champagne ontkurkt. Het logboek
zegt' 'Doorsteek gelukt, zeer moe.'
Terwijl de Eems koers zet naar
Borkum-Haven gaan de jongens bij
invallende duisternis voor de over
nachting richting Lutje Hörn, het on
bewoonde eilandje onder de kust van
Borkum. In het donker is dat lastiger
te vinden dan gedacht. Telkens als ze
denken dat ze er zijn, komt er weer
een priel. Om 23.00 uur gaan de oog
jes toe.
Stijf van de kou vervolgt het trio bij het
krieken van de dag zijn weg voor de
laatste etappe. De duikpakken,
regenkleding en het rubberbootje
hebben de ijzige wind niet kunnen
tegenhouden. De kou is diep tot de
spieren en botten doorgedrongen, en
de stramme mannen zijn blij dat ze
zich warm kunnen lopen. Uitgeput
maar in de zekerheid dat ze geschie
denis gaan schrijven, stappen zij ge
staag voort. Ondertussen krijgt de
bemanning van de Eems in de
Borkumer haven de douane aan
boord. 'Heur jonges benn'n
onnerweeg'ns van Pilsumer toor'n
noar Borkum, loop'nd', zegt schipper
Oosterveld tot de grensbeambte.
bewoner, die vanwege de neerge
zette rugzakken denkt dat de vreem
delingen van plan zijn ter plekke hun
tenten op te slaan, roept door zijn
autoraampje dat op Borkum vrij kam
peren 'nicht erlaubt' is. Als de jon
gens antwoorden dat ze net over de
zeebodem zijn aan komen lopen,
wijst de Duitser naar zijn voorhoofd
en njdt weg. Tegelijkertijd wordt
schipper Oosterveld in het havencafé
door de stamgasten om dezelfde re
den hartelijk uitgelachen. Pas dagen
later, als de Ostfriesische Zeitung
over de tocht bericht, begint de on
gelofelijke werkelijkheid langzaam tot
de Borkummers door te dringen.
Twintig |aar nadien is de erkenning
pas compleet als de jongens (inclu
sief mede-voorbereider Wim
Bastiaanse) op het stadhuis van
Borkum uit handen van de burge
meester een ereoorkonde knjgen uit
gereikt.
In 1976 volgt een nieuwe mijlpaal als
Dijkema een andere 'monstertocht'
op zijn palmarès kan bijschrijven: die
van Texel naaf Vlieland. Met een
groepje van zes loopt hij voor de
derde keer in de geschiedenis vanaf
de Schorren via de Vlakte van Kerken
in zeven uur van het ene naar het
andere eiland. 'De mooiste tocht die
ik ooit heb gemaakt. Wat een schit
terende weidsheid', zegt hij. En dat
wil wat zeggen: inmiddels is hij de
duizend tochten gepasseerd. 'Ik ken
maar één gids - een beroeps - die
hetzelfde aantal heeft gehaald. Mis
schien is er nog een enkeling die er
ook zoveel heeft gelopen maar het
niet heeft bijgehouden.' Eén ding
staat vast: Dijkema is de enige die de
'Grote Drie' heeft volbracht:
Rottumerplaat, Borkum en Texel-
Vlieland. Het steekt hem dat de
vierde big one ontbreekt: Griend. De
relatie met zijn toenmalige vriendin
was gaandeweg belangrijker gewor
den dan het wadlopen. (Het is opval
lend hoe het aantal tochten na zijn
echtscheiding in 1984 toenam van
gemiddeld 18 naar meer dan 30 per
jaar.)
Tegenwoordig staat het prestatie
gerichte lopen bij Di|kema op een
laag pitje. De groepen recreanten die
hij in de weekenden begeleidt, ver
langen comfort en willen met om 4.00
uur vertrekken. 'Ik doe het op routine.
Het sociale aspect staat voorop.'
Verder houdt hij zich bezig met het
inpassen van GPS-technieken en zijn
grote passie: het maken van zeekaar
ten. De waddenkaart van Den Helder
irom zou een mens naar een ei-
lopen? Worstelen door het zui-
je slik, waden door i|skoud wa-
ïiergie en tijd verliezen en soms
zijn leven riskeren? Een econo-
tieof anderszins rationele recht-
diging is er niet. De vroegere
oners van het waddengebied
jen die wel degelijk: zij moesten
jverbrengen, op platvis of garna-
ssen en op zeehonden jagen om
un eerste levensbehoeften te
zien. Maar sinds er goede veer-
sien en sociale uitkeringen zijn is
isdlopen volstrekt overbodig en
Je wezensvreemde bezigheid in
alegorie diepzeeduiken, berg-
mmen en parachutespringen. In
loderne beschaving zijn de be-
jngen voor het naakte bestaan
:ed als uitgebannen en omdat de
s-de mammoetjager van wel
nu eenmaal is toegerust om die
loofd te bieden, gaat hij bewust
jeknaar risico's, ook al zal iedere
bergbeklimmer, parachutist en
ijper beweren dat het hem
om beslist met te doen is. Het
hem om de mooie vergezichten,
«uren, de vissen en het koraal,
ién zijn met de natuur en het in
■e stilte genieten onder prach-
onheilspellende luchten. Maar
or het scherpe kantje van het
jrzou de populariteit van deze
- sn van recreatie bescheiden
De adrenaline moet stromen en
ituur door brute spierkracht en
ondige intelligentie worden be-
gen. Pas dan is de avonturier
an.
tdagende roep van het wad
'die oude, verborgen en verge-
ear' - zoals die andere aarts
van het wadlopen, Dirk
6nghuis, het formuleerde - bij
Jijkema al op jonge leeftijd tril-
>esje groeide op in het Noord-
ger dorpje Usquert en trok er
oatig met de fiets opuit om
last aan de zilte waterkant van
jHdpölderzijl te eindigen. Noord-
miziel is een vlekje op de kaart:
Bemaal, een paar huisjes, een
■enhaventje voor garnalen-
sen een café, meer is het niet.
ioude dijk tuurde Kees over het
n en bij helder weer zag hij aan de
m de eilanden en zandplaten
i die hij vele jaren later lopend
bereiken: Schiermonnikoog,
rneroog, Rottumerplaat en in de
het Duitse Borkum... Soms
i» it hij met een garnalenvisser
i en als het stormde liep hij zijn
r achterna, die strandvonder
'Ik herinner me nog de hevige
:t wan 1962, toeneen Duitse kot-
Ij as vergaan. Dag en nacht heb ik
a dijk gelopen om te zien of er
ou aanspoelen.'
zette in het diepste geheim zijn
1 a voorzichtige stappen tussen
aulen en prielen, ondanks de
schuwingen van zijn ouders,
dan anderen waren de bewo-
van de Groninger waddenkust
,ri aewust van de gevaren van de
f adereen kende wel een visser of
ager die achter diek was geble-
En wadlopers worden er tot op
9 van vandaag meewarig beke-
fl hoofdschuddend toegespro-
'IVe/ 'f dut mout 't watten' (je
het zelf maar weten, red).
ha: 'Onze buurman werkte bij
«aterstaat. "Wat jij doet is le-
Jevaarlijkl", zei hij toen hij mij op
1 ad had zien lopen. Ik was bang
(mijn ouders zou inlichten, dus
- 'vervolg moest alles in het ge-
- Zijn prille liefde om buitendijks
an werd verder aangewakkerd
- een lezing van Jan Abrahamse