Bottenkoning en archiefplüüzer gek van walvissen
We stonden stil bij
elke steen en ijzer'
Voorspoedige bouw en verkoop Kogerstaete
TEXELSE g C0URANT
VRIJDAG 30 MAART 2001
Ineke Vonk aait een walvis.
IFoto Adne Von*)
één zweert bij zijn bottenverzameling, de ander vergaart aan
lopende band kennis, speurt in archieven minutieus naar
hformatie en verzamelt boeken, prentbriefkaarten en pluist
itambomen uit. Gemeenschappelijk is hun interesse voor wal
lissen en walvisvaart. Ineke en Adrie Vonk uit Oudeschild spa-
en op dat gebied alles wat los en vast zit. We zijn er helemaal
itapelgek van. Zelfs als we samen op vakantie gaan, dan staat
reis in.het teken van de walvissen.De interesse van de gast-
irouw gaat vooral uit naar de geschiedenis van de Texelse
valvisvaart. 'Van 1600 tot 1800 hebben hier commandeurs,
ïarpoeniers en andere opvarenden gewoond.
Or
de
terhalen op wat voor schip het was
en welke vangstgegevens daar nog
van zijn.'
Welgesteld
'Eens per twee weken ga ik met mijn
vader naar het Rijksarchief in
Haarlem, Vader (Klaas Uitgeest, red.)
duikt dan in de strandingrapporten en
ik bijvoorbeeld in de notariële akten.
Maar ik ben ook vaak in het
gemeentearchief en het Maritiem
Museum in Amsterdam geweest. Het
a en buiten de visserswoning van de
'amilie Vonk aan de Schilderweg kun
met om de walvissen heen. Het erf
igt bezaaid met wervels, ribben, ba-
einen en andere overblijfselen van de
nachtige zeezoogdieren. In de
issersschuur is een aparte hoek in-
leruimd voor de imposante botten-
erzameling van Adrie en achter het
lebouw pruttelt alsof het een enorme
ian snert is een grote ketel, waarin
le gastheer de knookolie uit enkele
valviswervels kookt. 'Je ruikt het wel,
iet is een zootje viezigheid, maar het
s de enige manier om ze goed te
:onserveren.' Het woonhuis nabij de
laven lijkt op een bescheiden mu-
leum. In de hal prijken harpoenen,
laleinen, bewerkte walvisbotten, de
ichedel van een tuimelaar en zelfs
ien foetus van een blauwe vinvis op
iterk water. 'Die komt uit een walvis
lie in 1954 door de Willem Barentsz
s gevangen. Ik ben er héél verguld
nee.'
Jiet minder indrukwekkend is de
loekenkast, met daarin zo'n 800 ti-
els die louter betrekking hebben op
ralvissen of de walvisvaart. Ineke: 'Ik
ieb ze opgescharreld in winkels, op
narkten, via advertenties en noem
naar op.' Adrie: 'Ze plüust alles na.
'aarvoor heb ik geen geduld. Laat
i| het grovere werk maar doen. Lek-
lermet die botten rommelen.'
Nova Zembla
neke: 'Ik ben grootgebracht met ver
iameien. Mijn vader spaarde alles
iver strandingen en reddingen en
lijn moeder is gefixeerd op vuurto-
ens. Als kind werd ik meegenomen
laarverzamelbeurzen. Ik begon met
lostzegels en prentbriefkaarten. Die
ralvissen, dat komt eigenlijk bij Adrie
'andaan. Hij is gek van de moderne
valvisvaart. Ik ben meer geïnteres-
eerd in de historie. Toen ik een keer
lostzegels tegenkwam van Willem
arentsz, dacht ik: hé, daar is vast
vel méér van. Zo kwam van het één
iet ander. Het verhaal over de
iverwintering op Nova Zembla intri-
le me enorm. Hij voer via de
tardoostpassage naar Indië. Bij zijn
lerde of vierde poging rond Spits-
'ergen, Bereneiland en Jan Mayen,
;wam Barentsz grote hoeveelheden
ralvissen tegen. Op grond van zijn
waringen is de Noorse Compagnie
'Pgericht, die de walvissen ging ex
citeren.'
Lampenolie
Walvisvaart was vroeger een
eizoensvisserij, die alleen in de zo-
nermaanden plaatsvond. Van april
ot augustus of september, daarna
wam er teveel ijs. Tot 1660 had je de
ogeheten baaivisserij en werd naar
Vneerenburg gevaren. De walvissen
verden aan land gebracht en
•ellenst, op een manier zoals je een
lanaan schilt. Het spek werd aan de
val in ketels tot traan gekookt. We
:ijn er geweest en hebben restanten
'an de traanovens gezien. Je ziet ook
ioe die mensen er toen leefden. We
varen er midden in de zomer, maar
iet was er nat, akelig en pnistig. Zó
^herbergzaam, veel ijs en sneeuw,
'e liepen rond in wollen kleren,
voonden in hutjes of tenten zonder
'erwarming. Menig walvisvaarder
itierf er aan ondervoeding, kou of
''lende en werd er begraven. We
ebben er een eilandje gezien, de
'eeuwse Uitijk, daar liggen 185 gra-
'en. Daar kan best een Texelaar tus-
ien liggen.'
-ater, tijdens de visserij bij Spits-
crgen en Groenland, Baffinbaai,
'traatdavisvaart, verplaatste de
'alvisvaarders zich van ijsranden
"eer naar open zee. Ze brachten de
■alvissen niet meer naar het wal-
tation, maar namen ze mee langszij
'n flensten ze zoals je een sinaasap-
'e' schilt. Het spek werd met meer ter
llaatse uitgekookt, maar in vaten
lekuipt, waarna het mee terug werd
isnomen en in de Zaanstreek uitge
lokt. Het moet daar enorm geston-
h hebben. Het ging hen om de
aan, waarvan lampenolie werd ge
bakt, dé brandstof uit die tijd. Maar
ok zeep Een natuurlijk de baleinen
haarden), want dat was het plastic
an die tijd. Door het te stomen en te
lansen konden ze er vorm aan ge-
en en maakten ze er paraplu's, pa-
hsols, korsetten, dozen, pijpen,
handvaten voor scheermessen, be
zems en boenders van.'
Lijdensweg
'Ik vind het indrukwekkend hoe ze
vanuit sloepen van hooguit een me
ter of zes een harpoen in zo'n grote
walvis probeerden te steken. De
speer moest door een speklaag van
veertig centimeter. Ze waren soms
wel dagen bezig met zo'n dier. Reken
maar dat het voor die beesten een
lijdensweg is geweest. Ze harpoen
eerden alleen de Noordkapers en de
Groenlandse walvissen. Die waren
niet al te groot, tussen de 14 en 17
meter lang, een formaat dat ze een
beetje konden mannen. In verhou
ding tot andere soorten waren ze wel
is vaak zoeken naar familie
verbanden. Soms komt er een naam
te voorschijn, die blijkt dan weer ge
trouwd te zijn geweest met iemand,
en ga zo maar door. Ik heb uitgezocht
hoe de walvisvaarders leefden, waar
ze woonden en wat ze deden. Hoe ze
trouwden en met wie. Toen ik ging
spitten kwam ik erachter dat ze vaak
'op stand' huwden. Als de comman
deurs een goed seizoen hadden ge
had, dan kochten ze vaak land. Als ik
in een notariële akte een naam van
een landje tegenkom, dan zoek ik de
plaats waar dat lag op in het boek van
Sjaak Schraag, die Texel van vóór de
ruilverkaveling in kaart heeft ge
bracht. En zo krijg ik wêer een beeld
van de bezittingen van zo'n comman
deur. De meeste waren tamelijk wei-
heel dik. Ze konden wel 75 ton we
gen. Doordat ze zoveel spek hadden
zijn hét de énige tiJvee soorten die
bleven drijven. Soms joegen meer
dere walisvaarders op één walvis.
Walvisvaarders waren niet per defini
tie individualisten. Het gebeurde wel
dat de Texelse commandeurs sa
menwerkten. En dan verdeelden ze
de vis.'
Texelse walvisvaarders
De gastvrouw is vooral geïnteres
seerd in de Texelse geschiedenis van
de walvisvaart. 'Het eiland kent op
dat gebied een rijke geschiedenis,
waarover niet zoveel bekend is. Van
der Vlis heeft er iets over geschreven,
in de Oudheidkamer staat een balei
nen hoedendoos en het museum in
Oudeschild heeft wat. Maar er is veel
méér. Ik ben me er in gaan verdiepen
en heb er inmiddels drie dikke map
pen mee gevuld. Het betreft de pe
riode van begin 1600 tot 1800, waarin
vanaf 1700 bijna elk jaar een Texelse
commandeur met bemanningsleden
vanaf het eiland vertrok. Comman
deurs hadden de leiding over zo'n
schip. Piet Dekker, walvisvaart-
deskundige, had een lijst van namen
van Texelse commandeurs. Maar dat
waren alleen de namen. Ik probeer
meer uit die namen te halen. Wat voor
mensen waren het, wanneer en waar
leefden ze en hoe. Bovendien gingen
er veel opvarenden mee. Die zijn
moeilijker te achterhalen. Gegevens
over de bemanning stonden op een
monsterrol, maar die is vaak verloren
gegaan. Maar soms zijn ze te achter
halen via notariële gegevens. Zo zijn
er nog documenten waarin staat dat
iemand een volmacht kreeg om te
ondertekenen, omdat iemand anders
naar Groenland ging. Die ging dus op
walvisvaart. En dan probeer ik te ach-
De staart van een blauwe vinvis.
IFoto Adna Vonk)
gesteld. Ze kochten ook wel huizen.
Ze hadden achternamen als Bremer,
Dogger, Daalder, Timmer, Dalmeijer
en Drijver, namen die nu nog steeds
voorkomen. Maar ook Potter, Neeff
en Meijnkom. Veel commandeurs
woonden in De Koog, dat toen nog
een welvarend vissersdorp was. Op
het oude kerkhof moeten er nog
verschillenden begraven liggen. Er
woonden een paar commandeurs in
Den Burg, in Oosterend en veel in
Den Hoorn, waar de loodsen woon
den. Die gingen 's zomers te walvis
varen en in de winter werkten ze als
loods.
Commandeur was je niet zómaar.
Vaak hadden ze als schipper ervaring
opgedaan in de koopvaardij en spe
cialiseerden zich in de walvisvaart.
Als ze niet op walvisvaart gingen,
voeren ze wel naar de Zuid, naar de
Oostzee of ze voeren voor de VOC.
Als officieren hadden ze doorgaans
een goed inkomen, veel beter dan de
'gewone' opvarenden. Er zaten een
man of dertig op zo'n schip. Sommi
gen werden oud, anderen met. Want
visserij op walvissen was bloedlink.
Sommige schepen raakten hier al
onder de kust vast, of kregen onder
weg averij. Maar het grootste gevaar
was dat ze door het ijs ingesloten
raakten. Ze visten langs de randen
van het pakijs en als de wind draaide,
dan konden ze vast raken. Want de
schepen hadden in die tijd geen ach
teruit, alles ging op het zeil. Soms
zaten ze weken of maanden in het ijs.
En de bemanning maar zagen om de
houten schepen vrij te houden. Als de
wind toenam, begon het ijs te kruien
en werden de schepen gekraakt. Er
waren rampjaren dat er hele vloten
verloren gingen. Vier bemanningen
Beeld van de walvisvaart bij Spitsbergen, gemaakt in 1778.
keerden ooit terug op één schip,
omdat de rest verloren was gegaan.
Maar als het goed ging, dan werd er
veel verdiend. De schepen waren ei
gendom van reders die doorgaans in
de Zaanstreek woonden. Ze hadden
vaak meerdere schepen in de vaart.
De laatste Texelse commandeur ver
trok in 1794.'
De uitvinding van het harpoenkanon
door Sven Föhn maakte een eind aan
de avontuurlijke, maar zeer riskante
visserij waarbij de speer met spier
kracht in de walvis werd gestoken.
Ineke: 'Vanaf dat moment wordt de
walvisvaart voor mij een stuk minder
interessant. Vóór die tijd was het echt
een kwestie van overleven. Maar nu
ontbreekt de noodzaak voor de jacht
op walvissen.' Adrie, zelf visserman,
heeft minder moeite met de huidige
jacht. 'De stock dwergvinvissen is
groot genoeg. Als het dan verant
woord is om te jagen, wie zijn wij dan
om te zeggen dat er niet op mag
worden gejaagd. Met zo'n harpoen
kanon is het wellicht niet meer zo
sportief als vroeger, maar een walvis
kwam sindsdien wel een stuk sneller
en humaner aan z'n eind.'
Een paar jaar geleden lieten ze zich
verleiden om een stukje walvisvlees
te proeven. 'Het was vlees van de
dwergvinvis, en het stond gewoon op
de menukaart. Het is vrij mager en
smaakt eigenlijk net als rundvlees
Adrie vond het lekker, maar ik heb er
nog steeds spijt van. Ik heb die die
ren in levende lijve gezien en ze zijn
veel intelligenter dan veel mensen
denken.'
Moderne visserij
Waar Ineke zich richt op de oude
walvisvaart rond de Noordpool, de
Arctic, gaat de grootste interesse van
Adrie uit naar de moderne visserij,
rond zuidpool ofwel Antarctica.
'Vooral in het begin van deze eeuw is
daar héél veel geschoten. We zijn
daar geweest en het verleden is nog
tastbaar. Van 1927 tot 1932 beleefde
de walvisvaart topjaren. Er was nog
veel walvis en ze beschikten over
goed materiaal. Duitsland had vlak
voor de oorlog vijf walvisvaarders. Er
waren wel 2000 mannen die naar de
Zuidpool gingen. En allemaal namen
ze wel wat mee. Er zijn nog brieven,
monsterboekjes, diploma's die ze
kregen toen ze de evenaar passeer
den, ansichtkaarten, maar ook be
werkte walvistanden, en allerlei an
dere souvenirs. Het is prachtig om
dat te verzamelen. Laatst zijn we er
nog speciaal voor naar Berlijn ge
weest, want daar woont iemand die
al net zo gek is als wij. Natuurlijk heb
ik gesproken met de Texelse
walvisvaarders, Douwe Bakker en
Kees Grootjen, die op de modernste
en grootste Nederlandse walvis
vaarder, de Willem Barentsz, hebben
gewerkt. Bakker voer op een jager en
Grootjen was kok en bakker op het
fabrieksschip. Op de visafslag in Den
Helder luister ik graag naar de verha
len van Arie Klos, die zeven jaar op
de walvisvaart heeft gezeten. En elk
jaar gaan we naar de reünie van de
Willem Barentsz. We koesteren al
onze contacten. Om onze collectie uit
te breiden, maar ook om kennis en
ervaring op te doen. Zelf had ik niet
op zo'n stinkboot willen werken,
maar zo'n jager had me wel wat ge
leken. Denk erom dat het een hele
kunst is zo'n dier te schieten. Je krijgt
ze al amper op de foto, laat staan dat
je er een harpoen in moet jagen.
Blauwe vinvis, potvissen, buitruggen
of gewone vinvissen zal nog wel luk
ken, maar zo'n snelle dwergvinvis.
Dat is een hele kunst.'
(Coüacva Ineke Vonk)
In huize Vonk is bijkans van elk soort
walvis wel een overblijfsel te vinden
Adrie: 'Die botten, dat vind ik zó fas
cinerend. We krijgen zo af en toe wel
eens wat in de netten en als collega
vissers botten of baleinen vangen,
dan denken ze gelukkig ook aan ons.
Overal vandaan scharrel ik ze op.
Want denk je hiervan?' wijst hij op de
onderkaak van een walrus. 'Die ker
ven zitten er in omdat hij werd ge
bruikt voor het snijden van vlees en
spek. Zeg maar de workmate van de
eskimo's. Ik heb hem gekregen van
Adrie Vonk met het schouderblad van een grote vinvis. Op de achtergrond een stuk
schedel van een potvis. (Foto Gerard Timmerman
Klaas Post, ze noemen hem wel de
bottenkoning van Urk Deze schemer
lamp is gemaakt van een ruggen-
wervel en een balein.' De verzameling
omvat verder bewerkte tanden van
een potvis, oorschelpen, walvis-
botten die zijn gevonden in Peru, een
steentje van Smeerenburg, een flesje
amber, een geurstof gemaakt uit de
darm van een potvis, stukken gecon
serveerd walvisvlees, pijpen van
walvisbotten en ga zo maar door. En
natuurlijk veel foto's. 'Ik hoop ooit nog
eens een paar bruinvissen in elkaar
te zetten, want dat zijn immers ook
kleine walvissen. Een skelet van een
dwergvinvis is weliswaar nog met
compleet, maar de vorm is al te her
kennen.'
Vakantie
Het tweetal is volledig in de greep van
de walvissen. 'We lazen het ene na
het andere boek, bezochten sympo
sia en walvisvaartmusea, tot in Ame
rika aan toe. Daar ontdekten we dat
er vanuit Cape Cod, onder Boston,
walvistrips werden gehouden. We
hebben er wel een stuk of zes ge
daan. Met grote groepen toeristen de
zee op. We zagen de walvissen naast
de boot en werden er door gegrepen.
Buitruggen van een meter of vijftien
en nog grotere vinvissen. Sindsdien
staat elke vakantie die we samen
ondernemen in het teken van de wal
vissen of van de walvisvaart. We zijn
vier jaar achter elkaar naar New
Foundland geweest. We kregen daar
kennis aan een dokter en voeren met
een grote rubberboot twee keer per
dag de Tnnitibaai op om walvissen te
bekijken. Op Labrador hebben we
restanten van oude walvisstations
van de Basken, de eerste walvis
jagers gezien, die dateren van rond
1500. We stonden stil bij elke steen
of stuk ijzer. Ik hoor jou al zeggen:
"Jullie zijn hartstikke gek.Maar onze
harten gingen er sneller van kloppen.'
Ze zijn net terug van een terug van
een walvistrip naar Baja California,
een schiereiland in Mexico, waar ze
per boot elf dagen achter elkaar wal
vissen hebben bekeken. 'Het was
fantastisch. We zagen blauwe vin
vissen, grijze walvissen, buitruggen
en gnenden. Bij elkaar wel honderd.
Zó dichtbij, je kunt ze zelfs aanraken.
En ik denk dat we wel duizend dolfij
nen hebben gezien, in drie soorten.
We gaan er heen voor de walvissen,
maar het stikt er ook van de andere
dieren, zoals mantaróggen, zeeschil
padden en zeeolifanten', toont hij de
vakantiefoto's. We trokken er met een
groep op uit, meestal liefhebbers,
maar niet iedereen vanuit hetzelfde
perspectief. Wij bijvoorbeeld als ver
zamelaars en dan knjg je snel een
etiket opgeplakt. Dat levert vaak
leuke gesprekken op, al kijken biolo
gen wel eens verrast op als ze ont
dekken dat Adne zelf ook visser is.'
De vraag aan Ineke is of ze nog iets
gaat doen met al die informatie die ze
in al die jaren heeft verzameld. 'In het
blad van de Historische Vereniging
wil ik zo af en toe een verhaal publi
ceren over één zo'n walvisvaarder.
Wat er over hem te vertellen is. Waar
hij zijn land had, wie zijn familie was.
En natuurlijk de verhalen over het
varen. Ik ontdekte bijvoorbeeld dat
een jongetje van een jaar of tien, elf
mee ging. Op zo'n houten scheepje
naar dat ijskoude poolgebied. Als ik
dan aan mijn eigen kinderen denk.'
Gerard Timmerman
In ijltempo verrijst aan de Dorpsstraat
in De Koog het hotelcomplex
'Kogerstaete'. waarin twaalf luxe sui
tes en zeven kleinere hotelkamers
worden ondergebracht. Het gaat om
een project van de gelijknamige v.o.f.,
waarin projectontwikkelaar Ed Mom-
berg en belegger Jelle Meijer partici
peren. De eenheden worden aan par
ticulieren verkocht, die de suites en
kamers zelf kunnen gebruiken of ver
huren aan gasten. Zij kunnen gebruik
maken van de voorzieningen van het
naastgelegen hotel Het Gouden
Bolt/e, dat via een doorgang met
Kogerstaete is verbonden. Het Gou
den Boltje neemt tevens de reserve
ringen en de schoonmaak voor zi/n
rekening. De verkoop is in handen van
Marcel Uriot, die aan de Nikadel de
bednjven Texelstaete Vastgoed
bemiddeling en B&M Projekt-
adviseurs exploiteert, waarvan Mom-
berg aandeelhouder is. 'De bouw ligt
op schema. Als het goed is wordt het
complex in juni of juli opgeleverd en
kunnen de eerste gasten erin', zegt
Uriot. Hij heeft inmiddels twee suites
en zes hotelkamers verkocht. Deze
constructie werd eerder toegepast bij
hotel Greenside.
(Foto Bart Bosch)