VOC leverde uiterst bescheiden bijdrage aan welvaart'
R
Boek stelt verhouding Texel
en Compagnie in ander licht
Sterfte onder eiders hoog
bij tekort halfwasmosselen
Onderzoek Alterra naar sterfte eidereenden
1 y COURANT
Website PvdA
TPYPT QP DINSDAG 10 DECEMBER 2002
'In de beeldvorming rond 400 jaar VOC is ten onrechte de in
druk gewekt dat de welvaart van Texel in de zeventiende en
achttiende eeuw te danken was aan de Compagnie. In werke
lijkheid leverde de VOC met meer dan een uiterst bescheiden
bijdrage aan de economie van Texel.' Deze opmerkelijke con
clusie trekt onderzoeker Hans Bonke, schrijver van De Vere
nigde Oost-Indische Compagnie op de Rede van Texel, één de
artikelen in het boek Texel en de VOC. Ironisch genoeg ver
scheen dat boek pas afgelopen week, bij de afsluiting van een
lange reeks festiviteiten die de Texelaars op het belang van de
eerste multinational voor het eiland wezen.
Nogal wat zeelieden woonden In Den Hoorn. Eén van hen was Simon Vaartjes, wiens levensgeschiedenis in Texel en de VOC' staat
beschreven. De tekening Is van circa 1775. gemaakt door Pieter van Cuyck. tiuvswiM boe, voet
van de diaconie der gereformeerde
gemeente van Den Hoorn', wat be
tekende dat de kerk in haar onder
houd voorzag.
De andere artikelen in het boek be
treffen de geschiedenis van de
Wezenputten (van Vibeke Roeper),
het verhoor van een Oosterender
VOC-matroos die werd verdacht van
betrokkenheid van muiterij op de
Nijenburg (Vibeke Roeper), de brie
ven van de Texelse Aagje Luijtsen aan
haar bij de VOC varende echtgenoot
(Perry Moree), de schipbreuk van de
Negotie bij Texel (Vibeke Roeper) en
de onderwaterarcheologie op de
Rede van Texel (Hans Eelman). Heel
bijzonder is ten slotte de alfabetische
lijst van meer dan honderd Texelaars
die in dienst van de VOC waren, op
gesteld door Ineke Vonk-Uitgeest.
Voor alle bijdragen geldt dat ze uitste
kend gedocumenteerd zijn en in meer
of mindere mate bijdragen aan een
completer en in veel gevallen ook
ander beeld van de verhouding tus
sen Texel en de VOC. Dat is een pres
tatie van formaat, temeer omdat
Eelman, Reij en Vonk-Uitgeest als
gepassioneerde liefhebbers niet be
roepsmatig in de geschiedenis of ar
cheologie werkzaam zijn. Je zou
wensen dat het boek al aan het be
gin van het VOC-jubileumjaar was
verschenen, zodat voor de Texelaars
veel duidelijker was geweest waf ze
nu precies herdachten of vierden. Om
dat te kunnen beseffen, is Texel en de
VOC onmisbaar.
Jammer is dat de afronding van het
boek kennelijk een haastklus is ge
weest. De illustraties zijn nogal licht
afgedrukt en lijken in sommige geval
len gewoon slecht gekopieerd uit
andere boeken. Ernstiger zijn de taai
en schrijffouten, waar het boek van
wemelt. Meestal is wel duidelijk wat
er bedoeld wordt, maar uitnodigend
is het met om een zin te lezen als: 'Het
dorp Oudeschild dankte haar ont
staan omstreeks 1600 aan het feit dat
opvarenden van de schepen aan de
behoefte aan dienstverlening aan de
schepen op de Rede.' Vooral niet als
op dezelfde pagina nóg twee fouten
staan en op de pagina ervoor ook al
één. Maar dat neemt niet weg dat het
boek een absolute must is voor ieder
een die meer van Texel en de VOC wil
weten.
Texel en de VOC. schepen op de
Rede, Texelaars in de Oost kwam tot
stand onder redactie van Vibeke Roe
per en Ineke Vonk-Uitgeest en bevat
bijdragen van Hans Bonke. Hans
Eelman, Perry Moree en Cor Reij. Het
boek is een uitgave van het Maritiem
en Juttersmuseum en de Stichting
VOC 2002 Texel, telt 240 pagina's en
kost €14,50.
Joop Rommets
- Het dorp Oudeschild dankte z'nont-
I staan rond 1600 aan het verlenen van
diensten aan de opvarenden van de
schepen die op de Rede lagen. Daar
door ontstond een bloeiende horeca,
die op zeker moment bestond uit
twee herbergen en vele kroegen,
waarvan de meeste in het Jenever-
buurtje stonden. Naast diverse win
keliers. die uiteenlopende zaken als
tabak en koek aan de zeelieden ver
kochten, waren er ook vrouwen van
lichte zeden. Zij leverden hun dien
sten in de 'rosse buurt' van Oude
schild, gesitueerd in het Kollegat, in
de buurt van de Admiraliteitshuizen.
Het is een bekend beeld dat histori-
cus en archeoloog Bonke in zijn con-
clusie schetst en dat ook prominent
werd uitgedragen bij de diverse fes
tiviteiten die de oprichting van de
VOC herdachten. Het ontstaan van
Oudeschild en de VOC, beide 400
jaar geleden, was onlosmakelijk met
elkaar verbonden, zo werd steeds
verteld. Maar volgens Bonke zijn daar
heel wat kanttekeningen bij te plaat
sen. 'De bemanningsleden aan boord
van de VOC-schepen konden al deze
verlokkingen helaas uitsluitend op
afstand bekijken omdat zij niet aan
wal mochten. De bewindhebbers
waren de enigen die wel eens aan de
I wal gingen om bezoeken af te leggen,
l een kerkdienst bij te wonen of zich op
een andere manier te verpozen. Het
verhaal dat de VOC-officieren voor
hun vertrek een dienst in het uit 1650
daterende "Zeemanskerkje" bijwoon
den, behoort dan ook tot de folklore.'
Uit verschillende bronnen blijkt vol
gens Bonke wel dat opvarenden ta
bak, suikergoed, koek, kaas en an
dere versnaperingen kochten van
parlevinkers, handelaren die met
kleine bootjes langszij voeren om hun
waren aan de man te brengen. Van
hogerhand werden dergelijke trans
acties echter flink bemoeilijkt, omdat
te smokkel in de hand werkten, ter-
De beruchte uitspattingen van de
"Heren van Zes weken" speelden
zich daar af. Hetzelfde gold ook voor
de uitgaven van de bemannings
leden, die daar aanmonsterden en
Texel alleen vanaf hun schip zagen.
Alleen de zeelieden die afkomstig
waren van Texel keerden na de uitbe
taling van hun gage terug naar hun
familie op het Waddeneiland.'
Het aantal Texelaars dat van de
scheepvaart leefde, was groot. Bijna
de helft (545) van de 1202 mannelijke
beroepsbeoefenaars op het eiland
had in 1742 een maritiem beroep. De
meesten van hen werkten als loods,
binnenschipper, de vaart binnen Eu
ropa, de walvisvangst of op de oor
logsschepen van de Admiraliteit.
Maar volgens Bonke werkte slechts
een zeer klein deel voor de VOC, 'ver
moedelijk niet meer dan tien per jaar'.
Hij becijfert ook dat de goed betaalde
loodsen jaarlijks niet meer dan tien tot
twintig VOC-schepen het zeegat in-
en uitloodsten, op een totaal van
'honderden andere schepen', en dat
bovendien lang met alleen Texelse
loodsen daar beter van werden. 'Veel
loodsen die zorgden voor de
"Pilotage benoorden de maze"
woonden weliswaar in de dorpen
Oudeschild. Nieuweschild en Den
Hoorn, maar anderen kwamen uit
Den Helder of Huisduinen.'
Ten slotte schetst Bonke de 'vaste
inkopen' die vertegenwoordigers van
de VOC op Texel deden, onder meer
biggen en varkens, schapen, groente
en brood. Maar ook daarbij plaatst hij
een kanttekening: 'Het is overigens
goed mogelijk dat de aanvoer van
Hoe hoog de verdiensten waren wan
neer ze worden afzet tegen de hui
dige maatstaven zet Bonke er helaas
niet bij Dat neem met weg dat sprake
is van een bijzonder interessant arti
kel, dat de verhouding tussen Texel
en de VOC in een ander licht stelt.
Ook de andere bijdragen in het boek
Texel en de VOC dragen in belang
rijke mate bij aan de kennis over de
Texelse historie. Sommige onderwer
pen werden al eerder behandeld door
de Texelse amateur-historicus J.A.
van der Vlis, constateert ook redac
teur Vibeke Roeper in de inleiding.
Het belang van de Texelse Rede voor
de VOC, het waterhalen bij de
Wezenputten en de terechtstellingen
van de muiters van het VOC-schip
Nijenburg staan ook beschreven in
tLant van Texsel en Texel, land en volk
in de loop der eeuwen Maar waar
Van der Vlis door de reikwijdte van
zijn onderwerp en een gebrek aan
gedetailleerde bronnen vaak ge
dwongen was tot schetsmatige be
schrijvingen. hebben de auteurs van
Texel en de VOC veel moeite gedaan
zo concreet mogelijk te zijn. Een goed
voorbeeld daarvan is ook het hoofd
stuk De geslaagde Texelse VOC-
schipper, waarin Cor Reij met oog
voor detail de carrière van Arie Lam-
bertsz Kikkert (1746-1807) schetst.
Reij vertelt daarin onder meer tot
Een tekort aan jonge mosselen
Ihalfwasin het westelijk deel van
de Waddenzee lijkt een belangrijke
rol te hebben gespeeld bij de hoge
sterfte onder eidereenden in de
winter van 2001/2002. Dat blijkt uit
onderzoek van onderzoeks
instituut Alterra in samenwerking
met Universiteit Utrecht, CSR-
consultancy en onderzoeksbureau
ID-Lelystad. Afgelopen winter
overleden naar schatting zo'n
twaalfduizend eiders door een ge
brek aan geschikt voedsel.
Onderzoek op zo'n vierhonderd van
de afgelopen winter overleden
eidereenden wees uit dat olie
vervuiling, vergiftiging, virussen of
chronische stress als doodsoorzaken
buiten beschouwing moeten worden
gelaten. Wel werd vastgesteld dat
veel eiders opnieuw last hadden van
darmparasieten (Profilicolus botulus
of maagwormpjes Amidostomum
acutum). Dat deed zich twee jaar
geleden bij de grote sterfte van 1999/
2000 eveneens voor. Toen stierven
21.000 eidereenden.
De macroparasieten lijken echter
meer een bij- dan een hoofdrol te
spelen in de doodsoorzaak. Onder
zoeker Bruno Ens van Altera en één
van de opstellers van het rapport:
'Het is meer een probleem dat ze er
bij hebben. Het komt hun weerstand
niet ten goede als ze ermee zijn be
smet. En het maakt het moeilijker
voor ze om voedsel op te nemen.'
Eerder werd nog aangenomen dat de
besmetting met parasieten een van
de hoofdoorzaken was.
Volgens de onderzoekers is het wel
goed mogelijk dat de zwaar besmette
individuen als eerste aan het voedsel
tekort onderdoor gingen, juist van
wege de verminderde weerstand
door de parasieten. Sprake van een
epidemie van maag- of darm
parasieten is er volgens hen met ge
weest. De maagparasieten werden
vooral bij volwassen eiders aange
troffen, de darmparasieten bij jonge
elders. Volgens de onderzoekers
komt dat doordat vooral de jongere
eiders als eerste beginnen met het
eten van strandkrabbetjes als alter
natief voedsel. De parasieten zijn te
vergelijken met een lintworm.
De theorie dat een slechtere condi
tie van de schelpdieren (door de
welke kerk Kikkert behoorde (de ge
reformeerde gemeente, toen de
staatskerk) en welke voordelen hem
dat bracht, waar hij school ging (het
Grote Schoolhuis aan de Burgwal),
van wie hij les kreeg (schoolmeester
Pieter Out en bijschoolmeester
Hendrik Abrahamsz Plavier) en in
welke vakken (lezen, schrijven, reke
nen en catechisatie) en welke rol zijn
zeevarende familie moet hebben ge
speeld bij de keuze om in dienst te
treden van de VOC. Vervolgens laat
Reij zien op welke schepen Kikkert
heeft gevaren, wat hun bestemming
was, wat zijn taken aan boord waren
en welke Texelaars er nog meer op
hetzelfde schip voeren. Tussendoor
maakt hij melding van de geboorte
van Kikkerts kinderen, de geringe rol
die hij moet hebben gespeeld in de
opvoeding en de sterftegevallen die
zich thuis tijdens zijn afwezigheid af
speelden. Op 42-jarige leeftijd nam
Kikkert afscheid van de zee, waarna
hij op zoek ging naar nieuwe verdien
sten, een proces dat Reij opnieuw
uitgebreid beschrijft. Hij raadpleegde
nogal wat archieven en stuitte daar
bij op interessante stukken. Eén er
van is de boedelschrijving die na het
overlijden van Kikkert werd opge
maakt en die in totaal 107 bladzijden
beslaat. De lijst laat zien dat Kikkert
een vermogend man was. Zo bezat
hij onder meer twee huizen op de
zachte winters) de sterfte zou veroor
zaken, wordt ook uitgesloten. Het is
niet zo dat dat in zachte winters,
wanneer de schelpdieren aan het
eind van de winter een slechte con
ditie hebben, leidt tot een hoge
sterfte.
Halfwas
Uit het onderzoek blijkt dat de hoge
sterfte zich telkens voordoet als er
zich op de mosselpercelen in de
Waddenzee te weinig halfwas
mosselen bevinden. Dat was afgelo
pen winter zo en dat gold eveneens
voor de winters van 1999/2000,
1991/1992 en 1990/1991. Mossels
en ook kokkels vormen het hoofd-
voedsel voor de eidereend.
Precieze cijfers over het huidig
mosselaanbod op de percelen in de
Waddenzee zijn op dit moment nog
met beschikbaar, maar uit gepubli
ceerde gegevens van onder meer het
Productschap Vis en de veiling in
Yerseke trokken de onderzoekers de
conclusie dat in 2000 en 2001 bedui
dend minder consumptiemosselen
werden gevangen dan in de jaren
daarvoor. Mosselkwekers voorspel
den eerder dit |aar ook al een lage
vangst, waardoor de prijs in de win
kel hoog zou worden.
Door het slechte aanbod gingen de
Stenenplaats, een huis aan de Wever
straat, een 'huismanswoning' met 21
roeden land en een 'dijkstal' met 200
roeden land in de polder de Kleij,
Elmer en Gerritsland, een schapen-
boet met 1900 roeden land in het
Gerritsland, een deel van de grafkel
der van de kerk in Den Burg en een
hoeveelheid binnenlandse effecten,
nationale en buitenlandse schuld
brieven, hypotheekbneven en obliga
ties, waarvan er circa 55 betrekking
hadden op Texelaars.
Net zo interessant is het artikel Schip
per in poolijs en tropenzon, over de
Hoornder Simon Jansz Vaartjes
(1753-1795), die eerst furore maakte
als commandeur in de walvisvaart en
het vervolgens schopte tot schipper
in dienst van de VOC. Ineke Vonk-
Uitgeest brengt daarin allerlei bijzon
derheden te berde, waaronder de le
vensloop van Vaartjes' tweede
echtgenote. Martje Hertjes Swart. Zij
overleefde haar man, maar kwam in
ernstige problemen omdat ze met
met geld kon omgaan. Noodge
dwongen ging ze grutterswaren als
zout, zeep, meel en boter verkopen
en later ook brandewijn. Omdat de
uitbetaling van Vaartjes' gage lang op
zich liet wachten omdat de VOC in
middels bijna failliet was en Martje
bovendien een conflict kreeg met
haar stiefkinderen (uit het eerste hu
welijk van Vaartjes) belandde ze op
zeker moment zelfs in 'het gasthuis
eiders opnieuw op andere plaatsen
voedsel zoeken en namen hun toe
vlucht tot bodemdieren als strand
krabbetjes. Uit het onderzoek bleek
dat afgelopen jaar meer dan de helft
van 106.000 overwinterende vogels
uitweek naar de Noordzee om daar
Spisula (een tweede keus schelpdier)
te zoeken. Van de 49.000 eiders die
op de Waddenzee bleven, zaten er
zo'n 17.000 in het oostelijk deel van
de Waddenzee. 'Dat is redelijk hoog'.
aldus onderzoeker Bruno Ens van
Alterra en één van de opstellers van
het rapport. Traditioneel verbleven de
meeste elders altijd in het westelijk
deel van de Waddenzee, omdat daar
voor hen normaliter de meest ge
schikte mosselen waren te vinden. In
het oostelijk deel doet zich wel
mosselzaadval voor, maar op de
wadplaten. Deze mossels zijn minder
geschikt voor de eidereend. omdat ze
een dikkere schelp hebben en wat
minder vlees bevatten. De eidereend
slikt een mossel met schelp en al naar
binnen en kraakt de schelp vervol
gens in zijn maag.
Het tekort wreekt zich voor de
eidereenden vooral bij de halfwas
mosselen. Jonge zaadmosselen en
consumptiemosselen worden vol
gens de onderzoekers waarschijnlijk
maar weinig door ze gegeten. De
zaadmosselen zijn volgens
energetische berekeningen 's winters
over het algemeen te klein voor
eiders. Het kost de eiders meer ener
gie om ze op te duiken, dan dat ze
profijt van hebben van het voedsel in
de schelp.
Een groot deel van de consumptie-
mosselen is vaak al naar de markt
gebracht voordat de eidereenden
komen om te overwinteren. De
vangst begint meestal tegen de
herfst. Tegen de winter maken de
eiders meestal de oversteek van de
Oostzee naar de Waddenzee. Dit jaar
streken opnieuw tienduizenden
eiders neer. In Nederland zelf broe
den ongeveer tienduizend paren.
Texel kent volgens de rode lijst die de
Vogelwerkgroep Texel recent op
stelde zo'n 150 broedparen eider
eenden.
(Foto Arch/el Te rein Courant)
De belangnjkste voedselplekken in
het westelijk deel van de Waddenzee
zijn voor eiders de plaatsen die ook
bij eb onder water blijven staan
Isubhttoraal). De halfwasmosselen
die daar op de percelen liggen heb
ben over het algemeen veel vlees en
een dunne schelp, waardoor ze voor
de eidereend goed zijn te verwerken.
In het sublittorale deel blijkt zich vaak
ook veel mosselzaadval voor te doen
wilde bestanden), waarop mossel
kwekers intensief vissen. Die zaad
mosselen worden overgebracht naar
percelen in de Waddenzee of de wa
teren rond Zeeland om door te
groeien tot consumptiemosselen.
Onderzoek
Volgens de onderzoekers is het nu
een belangrijke vraag waardoor het
aantal mosselen in het westelijk deel
is afgenomen. In de aanbevelingen
voor nader onderzoek merken ze op
dat consumptiemosselen in toene
mende mate uit Zeeland en niet uit de
Waddenzee komen. Er moet volgens
hen worden onderzocht of dit bete
kent dat er meer zaad- en halfwas
mosselen van de Waddenzee naar
Zeeland worden getransporteerd,
waardoor ze in de Waddenzee niet
meer beschikbaar zijn als voedsel
voor de eidereend.
Alterra hoopt met die aanvullende
onderzoeken meer duidelijkheid te
krijgen op de vraag waarom er de
afgelopen dne jaar een verhoogde
sterfte onder de eiders was. Ens: 'We
hadden in feite twee vragen waaraan
is een eend die je dood op het strand
vindt gestorven en waarom is er de
afgelopen dne jaar een verhoogde
sterfte geweest. In het antwoord op
de eerste vraag spelen parasieten
een rol, maar in het antwoord op de
tweede vraag waarschijnlijk niet. En
die laatste vraag is het belangrijkst.
Waar komt de mosselschaarste van
daan?'
De rol van de mechanische schelp
diervisserij daarin staat nog niet vast.
Er loopt in opdracht van het ministe
rie van Landbouw, Natuurbeheer en
Vissenj (LNV) al een paar jaar een
grootschalig onderzoek naar de me
chanische schelpdiervissenj. De re
sultaten daarvan moeten volgend jaar
bekend worden. Volgens Ens blijkt uit
het onderzoek naar de
eidereendensterfte (ook in opdracht
van LNV) dat het nog te vroeg is om
te zeggen dat de mosselvisserij niet
de oorzaak is van het tekort. Dat
zelfde geldt voor de kokkelvissenj.
Het tekort aan halfwasmosselen
wordt overigens niet als enige oor
zaak opgevoerd. Volgens de onder
zoekers moet ook goed rekening
worden gehouden met de hoeveelhe
den beschikbare kokkels en Spisula
(een afgeknotte strandschelp). Het
gebrek aan de halfwasmosselen al
leen zou niet voldoende zijn om de
gehele sterfte te verklaren. Tijdens de
winter van 1999/2000 gingen waar
schijnlijk ook veel eiders dood omdat
er toen op de Noordzee ook gebrek
aan Spisula was.
Hoe de toekomst van de eidereend
er uit ziet, is onduidelijk. Volgens Ens
moeten de hoge sterftecijfers zich
echter niet te vaak blijven voordoen.
De eerste tekenen voor de komende
winter zien er niet gunstig uit. De
Nederlandse Zeevogelgroep telde in
november 212 dode eidereenden
langs de Waddenzee. Dat is het dub
bele van november een jaar geleden
toen de eerste signalen van de sterfte
van afgelopen winter zich voordeden.
Een kaartje uit de 19de eeuw laat zien dat de Skilsloot vla Oudeschild ('t Schild) naar de
haven liep.
wijl bovendien de vrees bestond dat
bemanningsleden zouden deserte
ren. 'In het algemeen was de VOC
voortdurend alert op het aan boord
brengen van particuliere handelswaar
op de uitgaande schepen en het
drossen van schepelingen, leder con
tact met de wal of andere schepen
werd dan ook zoveel mogelijk verhin
derd. Bij terugkeer was de controle
op de smokkel nog stringenter. De
bemanning (inclusief degenen die
van Texel kwamen) werd zo snel
mogelijk afgevoerd naar Amsterdam,
Enkhuizen en Hoorn en kreeg haar
gage enkele weken later uitbetaald.
De PvdA publiceert sinds kort al haar
persberichten op haar eigen website.
De partij wil zo de bevolking meer
betrekken bij de politiek, zoals be
oogd wordt in het nieuwe duale poli
tieke stelsel. Volgens de partij moet
door de webpublicaties iedereen de
kans krijgen om berichten, al niet dan
opgenomen in de lokale media, te
lezen. Ook krijgen mensen de kans
op de site te reageren op de persbe
richten van de PvdA. De partij vraagt
zich af of de gemeente nog niet te
veel beleid voert op kwesties die bur
gemeester en wethouders aandra
gen, zoals in het vorige monistische
stelsel nog gebruikelijk was. Proble
men uit de samenleving oppikken en
aan stellen de kaak in raads- en
commissievergaderingen is een punt
dat door het dualisme zou moeten
worden verbeterd.
(Illustratie boek Texel en de VOC')
deze zaken niet altijd vanaf Texel
plaatsvond. Met name de kamers
Hoorn en Enkhuizen zullen gebruik
hebben gemaakt van eigen, lokale
leveranciers.' Wel betaalde de Com
pagnie ieder jaar ƒ10.-aan het wees
huis in Den Burg, voor het onderhoud
van de waterputten en voor voorrang
- na de schepen van de Admiraliteit -
bij het inslaan van water. 'Daarnaast
zal er door de VOC nog wel eens
materiaal zijn gekocht of hulp van
lokale krachten zijn ingeroepen. Ten
slotte waren er nog een aantal on
voorziene uitgaven, zoals het bergen
van goederen uit gezonken schepen,
waarbij de Texelaars geld verdienden
aan de Compagnie.'
Bonke eindigt met een staatje, waarin
hij een schatting doet van de jaar
lijkse uitgaven van de VOC op Texel.
Zijn berekening ziet er als volgt uit:
traktement commissaris op Texel
ƒ150,-; loodsgelden ƒ4000,-; koop
120 biggen ƒ5,- per stuk, 100 var
kens a ƒ10,- en 180 schapen ƒ6,-
ƒ2.680,-; koop groente, vers brood
en water ƒ1500,-; bijdrage aan het
weeshuis ƒ10,-; vaste jaarlijkse kos
ten huur schuit, post, vervoer per
beurtschip, etc. 2000,-; diversen
(begrafenissen, uitbesteed vissen
naar ankers en bergingswerk, etc.)
ƒ1.160; 'last-minute'-aankopen bi)
parlevinkers door 10% van 3500 man
x ƒ0,40 (=1 dag gage matroos)
ƒ140,-; verdiensten van Texelse zee
varenden bij de VOC: 7 man x 12,-
per maand gage matroos 1.008,-,
3 man x ƒ50,- per maand gage offi
cier ƒ1.800. In totaal becijfert
Bonke de jaarlijkse verdiensten voor
Texel op ƒ14.448.
Een anonieme gravure uit de 18de eeuw laat zien dat een vloot van vier VOC-schepen de
Rede van Texel verlaat.mistres boek Te.eien de vop
Afgelopen winter stierven ongeveer twaalfduizend eidereenden.