Gerard van der Kooi toont volharding van een
Diepgravend onderzoek naar
vervolging doopsgezinden
^oops£e#c
®emeente
öitnst
TEXELSE g COURANT'
'Veertig flessen bramensap meegenomen'
DINSDAG 27 SEPTEMBER 2005
Gerard van der Kooi schreef zijn bevindingen op ir
•r dan 400 pagina 's tellend proefschrift.
In 1534 vertrokken duizenden dopers per schip naar Munster.
Ze hadden zich openlijk afgekeerd van het rooms-katholicisme,
in die tijd de enige (geaccepteerde) godsdienst. In Munster
wilden ze zich bij geloofsgenoten voegen, die er een zwaar on
der vuur liggende enclave vormden en waar Jezus Christus zich
volgens de profetieën aan hen zou openbaren. Onder de reizi
gers bevonden zich ook Texelaars. Gerard van der Kooi ging in
de archieven hun sporen na, onderzocht wanneer en hoe de
doopsgezinde ideeën op Texel aansloegen, hoe de dopers bloe
dig werden vervolgd en probeerden te overleven en hoe de
groep na een zware klap langzaam weer begon te groeien. Zijn
bevindingen staan in een meer dan 400 pagina's tellend proef
schrift, dat hij donderdag aan de Universiteit van Leiden ver
dedigt.
gegeven moment zat ik er wekelijks
en bezocht ik ook steeds vaker an
dere archieven. Ik ben in de loop der
jaren een echte archieftijger gewor
den. In die tijd heb ik de gegevens
verzameld die nu in mijn proefschrift
staan.'
Het resultaat is bijzonder. Met behulp
van zeer uiteenlopende stukken, va
riërend van de criminele sententies
(processtukken van strafrechtzaken)
tot de registers van de Grafelijk
heidsrekenkamer en van de Tiende
Penningen (belastingen) tot rekenin
gen van de Texelse schouten, slaagde
Van der Kooi erin de levenswandel van
bevolking', concludeert Van der Kooi.
Een bijzonder voorbeeld van de
moeilijke verhoudingen met de
Texelaars betreft Jan van Dorp, die
schout was van 1528 tot 1534 en van
1538 tot 1544. Hij leefde in voortdu
rende onmin met de schepenen en
de bevolking. Uit civiele processen
blijkt dat Van Dorp al in zijn eerste jaar
als schout procedeerde tegen de
schepenen, de lokale bestuurders,
met wie hij geacht werd samen te
werken. Van Dorp constateerde na
melijk dat de bewoners van het eiland
gewoon waren om, in strijd met de
regels, hun jongvee in de duinen te
laten grazen. De schepenen traden
nauwelijks op tegen deze overtre
ding, waarschijnlijk omdat ze zich er
zelf ook schuldig aan maakten. Ook
een aanklacht tegen jutten werd door
de schepenen ongegrond verklaard.
'In plaats van eensgezind op te tre
den, lagen schout en bestuurders
dus voortdurend met elkaar in de
clinch. Als gevolg daarvan weigerden
burgemeesters (de dorpshoofden,
red.) en schepenen weldra elke sa
menwerking met hem en gingen zij
hem uiteindelijk regelrecht dwarsbo
men. Van Dorp beklaagde zich over
hen tegenover het Hof van Holland.
Zo weigerden de schepenen ge
woonweg hem certificaten te ver
schaffen, waarmee hij een thans ver
loren rechtzaak had kunnen winnen.'
Van Dorp voerde proces op proces,
totdat hij uiteindelijk zelf tegen de
lamp liep en werd afgezet, omdat hij
iemand die van doodslag werd ver
dacht had laten ontsnappen, in ruil
voor geld en land.
De 'problematische verhoudingen'
tussen schout en eilandbestuur en
schout en bevolking was volgens Van
der Kooi 'essentieel', omdat één van
de gevolgen zal zijn geweest dat hij
nauwelijks meer toekwam aan de be
strijding van anders-gelovigen. 'Zag
Van Dorp de vervolging nog wel als
zijn taak? Veiloor hij daarvoor wellicht
zijn interesse toen er ook aan de do
pers mets meer te verdienen was?'
De vroegste geschiedenis van de
dopers, ook wel dissenters genoemd,
mag op z'n minst roerig worden ge-
Nieuwe Niedorp waren verbannen. Al
in de grotendeels agrarische samen
leving van de zestiende eeuw waren
er banden tussen bewoners van Texel
en elders in Noord-Holland. Mogelijk
dat de vervolgde dopers naar Texel
vluchtten omdat ze er bezittingen
hadden of land pachtten. Het lijkt er
volgens Van der Kooi op dat de
meesten zich in De Waal vestigden.
Uiteraard was ook de bevolking op
Texel in die tijd nog zeer katholiek.
Wél stuitte Van der Kooi op zijn zoek
tocht door de archieven op enkele
voorvallen die vragen opwerpen over
de godsdienstige sfeer op het eiland.
Meest opvallend is een kwestie waar
bij drie mannen op 9 december 1528
een raam van de kerk in De Waal ver
nielden en een Mariabeeld van de
wand trokken en in de touwen van de
klokkentoren hingen. Onder de man
nen was nota bene een priester. Maar
hoewel de hervormingsbeweging
zich tegen het voeren van afbeeldin
gen in de kerk - en dus ook tegen
heiligenbeelden - keerde, is volgens
Van der Kooi niet helemaal duidelijk
of de actie van de Texelaars moet
worden uitgelegd als 'een lutherse
kerkzuivermg'.
In 1534 reageerden ook de Texelse
dopers massaal op een oproep om
zich aan te sluiten bij hun geloofsge
noten in Munster, die een enclave
vormden in de verder nog zeer katho
lieke wereld. Zij werden belegerd
door de bisschop, die zijn stad was
ontvlucht en op wraak uit was. Nog
voor vertrek probeerden Karei V en
de regering in Holland de reizigers
van hun voornemen af te brengen.
Volgens Van der Kooi niet alleen om
dat zij de ketterij vreesden, maar ook
om 'leegstand' en 'ontvolkte dorpen'
te voorkomen. 'We begrijpen die be
zorgdheid wanneer we ons de situa
tie in De Waal te binnen brengen: van
de circa 70 huizen waren er 14 do
pers besmet, hetgeen een leegstand
van 20% zou opleveren. Voor het Hof
is de behoefte aan bevolkte dorpen
later ook het argument nm de een-
voudigen onder de dopers gratie te
verlenen.'
Aangemoedigd door de profetie dat
i+lrf-tv* ilt-r
tAv/?~3
I/7 rfü-7
"rS(fy~0> V) i
C~
\>u ft]*
j^b
U^tgr. lUr
Eén van de tienduizenden door de onderzoeker geraadpleegde archiefstukken, afgttt "e
op pagina 68 van zijn proefschrift.
de primitieve dijken deed bezwijken.
Omdat grote delen van het eiland in
1660 nog onder water stonden, vroeg
het eilandbestuur de Staten van Hol
land om minder belasting te hoeven
betalen. De commissarissen die naar
Texel werden gestuurd om de situa
tie in ogenschouw te nemen, pakten
hun onderzoek nauwgezet aan en
hoorden 22 getuigen die de situatie
van voor de overstroming hadden
gekend en dus wisten in hoeverre de wijst op de kleine, grotendeels»!
Kooi, die dan ook concludeert:"!] !l
lijkt geen team waar de dopersvi
van te duchten hadden.
De lokale bestuurders waren ever-ff
erg fanatiek in hun bestrijding var
dopers. Sommigen toonden zeifee
beschermende houding. Zo |wi
het voor dat een burgemeesterhei
beslag genomen bezit van een ve
oordeelde doper opkocht, om h
later terug te geven. Van der rj
Duizenden, misschien wel tiendui
zenden archiefstukken, geschreven
in slecht leesbare handschriften en
ouderwets Nederlands, pluisde de nu
71 -jang Van der Kooi door, met in zijn
achterhoofd slechts één vraag: staat
er iets in waardoor ik meer te weten
Hom over de geschiedenis van de
doopsgezinde gemeente op Texel in
de zestiende eeuw? Het was - om in
religieuze termen te spreken een
hels karwei, waaraan hij meer dan
twaalf jaar bijna onafgebroken
werkte. 'De meeste archiefstukken
gingen niet expliciet over Texel. Met
een fijne zeef ben ik er door heen
gegaan en elk stukje dat in de zeef
bleef hangen, heb ik nauwkeurig be
studeerd. Om te kijken of er een re
latie met Texel was.'
Het is niet het eerste promotie
onderzoek waaraan de geboren
Texelaar werkte. Nadat hij in 1964 aan
de Gemeentelijke Universiteit van
Amsterdam (nu UvA) was afgestu
deerd in de theologie, werd hij assis
tent aan de theologische faculteit
voor het vak Oecumenica. Vanaf
1965 combineerde hij die baan, waar
mee twee tot drie dagen per week
gemoeid was, met het predikant
schap bij de doopsgezinde ge
meente van Westzaan. In dezelfde
tijd begon hij een promotieonderzoek
naar het primaat van de paus, over
het streven naar eenwording van de
kerken. De werkzaamheden bleken
moeilijk samen te gaan, ook nadat hij
het assistentschap in 1971 had ver
ruild voor een baan als leraar
godsdienstgeschiedenis en maat
schappijleer aan een scholenge
meenschap in Krommenie. In 1974
verhuisde Van der Kooi terug naar
Texel, waarna hij eerst leraar en later
ook decaan werd aan de scholenge
meenschap in Schagen.
Toen hij in 1993 in de VUT ging, was
Van der Kooi inmiddels aan een
tweede promotieonderzoek begon
nen. Onderwerp was Jacob Huizinga,
die in de negentiende eeuw bijna
veertig jaar lang doopsgezind predi
kant op Texel was. Vooral diens dag
boeken hadden de aandacht van Van
der Kooi. 'Het leek eerst erg aardig,
maar later begon ik het een akelige
zeurpiet te vinden. Hij had het altijd
maar over zichzelf. En over de ziekte
van zijn vrouw, bij wie hij ondertussen
wel zes kinderen had verwekt. Hij lag
mij niet zo.' Nadat Van der Kooi van
een hartinfarct was hersteld, besloot
hij het onderzoek te staken.
Vlak daarop begon hij zijn derde
promotieonderzoek. Een onderwerp
diende zich met direct aan. 'De fami
lie van mijn moeders kant is al vanaf
de zestiende eeuw doopsgezind op
Texel. Op zeker moment vroeg ik me
af: zou er één familie zijn die een
doorlopende lijn van toen tot nu heeft
op het eiland? Ik had me bovendien
een paar jaar lang bezig gehouden
met het inventariseren van het archief
van de doopsgezinde kerk op Texel.
Daarbij drongen zich interessante
vragen op. Hoe is de gemeente ont
staan? En hoe hebben de leden zich
kunnen handhaven in de vervolgings-
tijd? Want ik wist toen al dat er heel
wat geëxecuteerd waren.'
Nadat hij had ontdekt dat historici
Henk Schoorl en Jan T. Bremer nog
flink wat over de dopers in de zes
tiende eeuw hadden geschreven,
raakte Van der Kooi echt geïnteres
seerd. 'Ik begon in Den Haag te zoe
ken in het Algemeen Rijks Archief, dat
nu Nationaal Archief heet. Op een
tientallen Texelse dopers in de periode
tussen 1514 en 1572 te reconstrueren.
Van de meesten verzamelde hij niet
alleen gegevens over de wegens ver
meende ketterij tegen hen gevoerde
rechtszaken, maar ook waar ze woon
den, welke (familie)banden met an
dere dopers ze hadden, hoeveel be
lasting ze betaalden en hoe ver
mogend ze moeten zijn geweest.
Daarnaast bevat het boek een schat
aan gegevens die niet rechtstreeks
betrekking hebben op de omstandig
heden van de dopers, maar die wel
veel zeggen over de verhoudingen op
Texel. Zo onderzocht Van der Kooi
welke schouten er hun werk deden
en wat er over hen bekend was. De
schouten, die een soort pacht betaal
den om hun functie te mogen uitoe
fenen, waren zowel hoofd van de
politie als officier van justitie, werden
namens keizer Karei V (en later diens
zoon koning Philips II) door het Hof
van Holland aangesteld en kwamen
over het algemeen met van Texel zelf.
Dat leidde dikwijls tot spanningen.
'Voor het besef der eilanders en hun
schepenen waren ze daardoor verte
genwoordigers van een vreemde,
hun opgelegde macht, hetgeen de
acceptatie der schouten op het ei
land bepaald niet bevorderde. Eerder
was dikwijls van tegenwerking
sprake. De schouten zaten duidelijk
tussen twee vuren in. dat van de ge
westelijke overheid en dat van de
noemd. Deze gaat terug tot 1523,
toen Huldrych Zwingli 67 stellingen
opstelde. Evenals hervormers Luther
en Calvijn keerde hij zich tegen de
misstanden in de katholieke kerk, die
volgens hen in de loop der eeuwen
ver was afgedwaald van de bedoe
lingen van Christus. Al spoedig ont
stonden er hevige discussies binnen
de kring rond Zwingli. Grootste twist
punt was de aanvaardbaarheid van
de kinderdoop. Velen meenden dat
gelovigen zich pas als volwassene
moesten laten dopen. Hun opvattin
gen werden hevig bestreden. Niet
alleen door de katholieke kerk, maar
vooral ook door de wereldlijke over
heid, die steunde op de hiërarchie in
de kerk. Keizer Karei V vond dan ook
dat kritiek op de kerk gelijk stond aan
kritiek op zijn eigen persoon. De af
valligen werden al snel hevig ver
volgd. Gearresteerde ketters, zoals
ze genoemd werden, kregen de
doodstraf en werden op de brandsta
pel gegooid. Wanneer ze schuld be
kenden en boete deden, werd enige
clementie getoond en werden ze ter
dood gebracht door hun hoofd er af
te slaan.
De eerste doper in het huidige Neder
land werd in 1528 in Friesland te
rechtgesteld. Een paar jaar later ves
tigde een eerste groepje zich op
Texel. Op basis van onderzoek con
stateert Van der Kooi dat dit waar
schijnlijk de dopers zijn die in 1532 uit
Gods koninkrijk op aarde er zou wor
den gevestigd, vertrokken uiteindelijk
duizenden dopers per schip naar
Munster, onder wie ook zo'n drieën
vijftig Texelaars. Ver kwamen ze niet,
wan» de regering trad hard op, legde
de schepen aan de ketting en arres
teerde de opvarenden. De leiders van
de expeditie werden terechtgesteld,
de anderen kregen gratie, mits ze
berouw toonden. De Texelse dopers
keerden al na een paar weken terug
naar het eiland. Maar bang voor
harde sancties bleven de meesten er
niet lang. Met de volharding van een
detective ontdekte Van der Kooi dat
er aan het eind van 1534 tweeën
dertig waren gevlucht, vier berouw
hadden betoond en op Texel waren
gebleven, elf waren terechtgesteld en
drie of vier al voor een eventueel pro
ces waren gestorven. Van drie perso
nen is het lot onbekend.
Dat de meeste dopers alleen berouw
toonden om aan de dood te ontsnap
pen, ligt voor de hand. Interessant is
echter de vraag in hoeverre ze hun
geloof in de praktijk trouw bleven.
Tenzij het later alsnog veroordeelde
ketters betreft, geven de archieven
daar geen antwoord op. Desondanks
ontdekte Van der Kooi enkele opval
lende aanwijzingen. Eén ervan blijkt
uit een rapport over de gevolgen van
een zware storm die Texel in novem
ber 1559 trof en die op vele plaatsen
getroffen polders in waarde achteruit
waren gegaan. Eén van hen weigerde
zijn verklaring tot twee keer toe te
bekrachtigen met de bijbehorende
eed, waarbij 'God en alle heiligen' als
getuigen werden aangeroepen. Op
vallend, want het niet willen afleggen
van de eed werd niet alleen opgevat
als een godsdienstige daad, maar
was tegelijk een weigering tot ge-
rische samenleving die de Texefci'
samen vormden. 'Bestuurderser i [JW6
gezetenen, dopers zowel als pr« res
ters, waren zich bewust
grote wederzijdse afhankelijktëo'a
de noodzaak tot samenwerknjaS
als bijvoorbeeld bij het dijfcwe^
houd. Dat gegeven sloot al tetoftq
controverses over godsdienstzak
vrijwel uit. Daarnaast kunnen we o
:Am
hoorzaamheid aan het gezag, die de verhouding tussen clerus
zware gevolgen kon hebben. Van der
Kooi concludeert daarom: 'Het komt
ons voor, dat hij daarvoor geen an
dere reden kan hebben dan dat hij,
om het voorzichtig te formuleren,
doperse neigingen had.'
Bijzonder interessant is hoofdstuk
acht, waarin Van der Kooi de
'overlevingsfactoren' schetst voor de
dopers die achterbleven, voor hen
die later toch weer naar Texel kwa
men en voor de nieuwelingen. Van
belang was niet alleen de moeizame
verhouding tussen de-schout en de
bevolking. Ook de handelwijze van
de plaatselijke priesters speelde een
belangrijke rol. Zij hadden niet alleen
de taak berouwhebbende dopers een
biechtbewijs te verschaffen, maar
moesten daarna toezicht houden op
de 'blijvende toewijding aan de moe
derkerk van de daarin terugkeren-
den'. Onder de priesters waren en
kele opvallende figuren. Eén van hen.
Jacobus Cornelisz Blaeu, vicecureit
van De Waal, sloeg iemand dood en
vluchtte. Een ander, Dirck Gerrytsz,
vicecureit van Den Burg, werd afge
zet wegens een vermoeden van ket
terij. En een derde, Cornelisz Jans,
pastoor van De Koog, had er kenne
lijk geen problemen mee zaken te
doen met een veroordeelde doper.
Ook anderen vertoonden een opmer
kelijke levenswandel volgens Van der
schout op Texel zeker de steJ|
poneren: wie zich een vriend
toonde van een dezer schouten;
stellig een vijand van het stadsb j~"r
stuur. Daarom zal de geestelijk
zich er in doorsnee voor hebben;
hoed al te duidelijk sympathie voals,
schouten te laten blijken.'
Het onderzoek, het eerste naai
geschiedenis van een doopsgezï i
gemeente, eindigt in 1572, vier a
na het begin van de Tachiigjaf
Oorlog, toen de Nederlanden!
onafhankelijk verklaarden van
Spanjaarden en het Calvinisme!
staatsgodsdienst werd ingevw*
Hoewei de dopers nog jaren zofl
worden achtergesteld, behoorden
vervolging tot het verleden.
Van der Kooi verdedigt zijn bevin:-'
gen donderdag in het Academ
gebouw aan het Rapenburg in
den. Dat gebeurt tijdens
openbare bijeenkomst, die om 11
uur begint. Vanaf dezelfde dag t
dissertatie ook verkrijgbaar in b«
vorm, in een paperback van 4153
gina's, die mede is gesponsord do
de Texelse doopsgezinde gem#
én de rooms-katholieke
parochie(l). De Wynberch des Hen
godsdienstige veranderingen 5ed
Texel 1514-1572 kost €25,-enis\?
krijgbaar bij de boekhandel.
Ze genoot ervan. Een heel speel
veld voor de kinderen alleen, primi
tieve omstandigheden om in te
verblijven en dat allemaal in de
Dennen, haar favoriete plek op
Texel. Voor het 52ste jaar hield de
85-jarige Elisabeth Broersen uit
Heerhugowaard de afgelopen
twee weken vakantie op het eiland.
Toen ze in 1953 voor het eerst kwam,
kwam ze in september en anno 2005
komt ze nog steeds in dezelfde
maand. 'We begonnen met drie da
gen en later zijn het vakanties van
telkens twee weken geworden. En
altijd in september, ook toen de kin
deren nog klein waren.' De huisjes
van wijlen Guurtje Bakker-Zuiderwind
aan de Monmkenweg in de Dennen
waren tientallen jaren lang dé vaste
plek van Broersen en haar familie.
'Toen we daar kwamen, was er nog
geen stromend water, geen douche
en had je alleen buiten een wc. Pas
later kwamen er in een schuur een
paar douches waar je dan in je och
tendjas heen moest lopen. Het was
er heerlijk, juist omdat je er bijna niks
had.'
De familie Broersen ontdekte het ei
land via kennissen uit Koedijk die een
winkel aan de Stenenplaats (de hui
dige Intertoys) hadden geëtaleerd.
'Ze zeiden tegen ons dat wij ook eens
naar Texel moesten gaan.' Voor het
echtpaar, dat destijds een eigen zaak
had, bleek Texel een prachtige plek
te zijn om even alle aandacht aan de
kinderen te kunnen besteden. Die
konden zich aan de Monmkenweg
ook even helemaal uitleven. 'Er was
een speelveld dat we dan volledig
voor onszelf hadden.' In de loop der
jaren bouwde Broersen een bijzonder
contact op met Bakker. Toen ik 65
jaar was geworden, zei ik dat ik
voortaan nog maar één week zou
komen. Ik had alleen mijn AOW en
veertien dagen zou te duur worden.
Zij zei dat daar niets van in zou ko
men. Ik hoefde maar voor één week
te betalen, maar ik mocht twee we
ken blijven komen.' Dat bleef zo, tot
dat mevrouw Bakker een paar jaar
geleden overleed, de huisjes in an
dere handen kwamen en er een an
dere wind ging waaien. Broersen be
sloot naar de Koorn-aar over te
stappen, waar ze sindsdien verblijft.
De Dennen zijn altijd haar favoriete
plek geweest. 'We plukten vaak bra
men in het bos die ik vervolgens
inkookte. Ik heb een keer zelfs veer
tig flessen met bramensap mee terug
genomen. We zaten soms helemaal
onder de schrammen en het bloed
van het plukken.' De vaste
Texelbezoekster denkt met veel ple
zier terug aan de capriolen die in het
begin met de auto moesten worden
uitgehaald om bij de Monnikenweg te
komen. 'We moesten soms dwars
door het weiland rijden. De Randweg
was in die tijd ook nog een modderig
pad met balen'stro langs de zijkant
Daar speelden de kinderen ook wel
eens mee.' Ze had contact met Gerrit
en Annie de Haan toen het Texels
Museum nog in de Dennen zat. 'Als
het nodig was, konden we zo een kin
denwagen bij ze neerzetten.' Ze
haalde ook vaak paling bij de familie
Blom als die op vrijdag met de boot
terugkeerde in de haven van Oude-
schild. 'Dan kocht ik het rechtstreeks
bij ze. Dan was het goedkoper dan in
de winkel.' Volgens Broersen is het
goed dat er de laatste jaren goed
kope winkels als de Aldi en de Lidl op
het eiland bij zijn gekomen, omdat de
vakanties voor haar anders te duur
zouden worden Iets dat ze nog nooit
goed heeft kunnen begrijpen, is het
ontbreken van liften aan boord van de
Molengat en de Schulpengat. 'Ik ben
moeilijk ter been. dus dan moet je
eigenlijk wel in de auto blijven zitten
en dat is geen pretje als er een auto
alarm afgaat. Bij de laatste keer ging
er ook weer zo'n schel alarm af Ik
snap met dat er dan niet meteen wat
aan wordt gedaan.'
Hoewel ze met meer aan Monmken
weg verblijft, heeft Broersen een
band met die plek behouden. Dat
geldt eveneens voor haar kinderen
die vrijwel jaarlijks altijd langskomen
als hun moeder weer op Texel zit. En
ook zij gaan nog altijd uit nostalgie
even bij hun oude vakantieadres kij
ken. Volgens een van haar dochters
moet er nog steeds ergens een pop
van haar in het bos liggen. 'Die had
den we aan een vlieger vastgemaakt,
maar dat ging niet goed en die pop
verdween tussen de bomen, waarna
we hem nooit meer hebben gevon
den.' Broersen is van plan ook de
komende jaren vakanties op het ei
land te blijven houden. 'Zolang het
nog gaat, blijf ik komen.'
e Dennen zijn de favoriete plek van de 85-jange Elisabeth Broersen die deze maand voor het 52ste ach tereen volgende jaa"^
vakantie vierde.