Haven van Oudeschild in 1925 overgedragen aan rijk A rchiefv/w/r Een historische gebeurtenis I EXELSE COURANT 1969: haven Skil mag door dijkverzwaring vergroot Dijkverzwaring 1961-1981: Geen lijken... omhoog die dijken NIEUWE HAVENKOM haventerrein Texelse couront WADOENZEE Maandag 1 december vindt bij Koninklijk Besluit de definitieve overdracht van de haven van Oudeschild plaats. Op dat moment gaat de haven over in handen van het rijk naar de gemeente. Een historische gebeurtenis en reden voor de Texelse Courant in de geschiedenis van de haven te dui ken, maar ook de dijkverzwaring te belichten. Daarnaast een interview met Theo Aarsen van Rijkswater staat en wethouder Peter Bakker, die zijn licht laat schijnen over de toekomst van de haven. Verder een interview met twee medewer kers die, net als vier collega's, de overstap van rijk naar gemeente maken. Met bijdragen van Pip Barnard en Gerard Timmerman, I primaire dijk secundaire dijk DINSDAG 25 NOVEMBER 2008 Het werk zou vijf jaar in beslag nemen en anderhalf jaar duren. Maar in 1969 gaf de minister van Verkeer en Waterstaat eindelijk toestemming de haven van Oude schild uit te breiden. De nieuwe 'werkhaven' was in eerste instan tie nodig voor het onderbrengen van de zolderschuiten en bag gerschepen die betrokken waren bij de dijkverhoging. Maar daarna zou het een welkome aanwinst zijn voor de visserij, die al jaren vroeg om uitbreiding van de bestaande haven. delijke situatie jaren doorsukkelen. De Schippers- en Visschersbond diende regelmatig verzoeken in tot uitdiepen en uitbreiden van de haven, terwijl de gemeenteraad ieder jaar geconfron teerd wordt met hogere uitgaven ten behoeve van het onderhoud. In 1905 werd op de gemeentebegroting een post van ƒ4629,99 opgevoerd voor de haven (al stond daar ƒ6031,18 aan inkomsten tegenover). In de raads vergadering van 4 oktober 1905 las burgemeester Hiddingh een verzoek schrift voor. gericht aan de minister van Waterstaat, om de haven van Oudeschild te maken tot rijkshaven. Daar was blijkbaar al eerder, over gesproken, want de mededeling werd voor kennisgeving aangenomen. Dan blijft het geruime tijd relatief stil. In 1914 volgt nog een verzoek aan de Koningin om de gemeente Texel te ontslaan van de steeds stijgende onkosten in het onderhoud en het beheer, of althans een maximum vast te stellen van 2000,-, maar mede doordat de Eerste Wereldoorlog er tussenkomt, komt de kwestie pas na jaren weer op de agenda. In maart 1921 stelde het college de raad voor de haven van Oudeschild aan het rijk af te staan. Dat was het begin van jarenlange onderhandelingen, waarin de kosten en baten een belangrijke rol speelden, zoals het heffen van 'haven- en vuurgelden'. Uiteindelijk dreigde zelfs de Waterstaatswet 1900 roet in het eten te gooien, omdat deze voorschrijft dat de overdracht van waterstaatswerken bij wet gere geld dient te worden. Hoewel niet alle leden van de Tweede Kamer het ermee eens waren, werd genoemde wet op 17 april 1925 gepubliceerd in Staatsblad nr. 151 en was de over name met terugwerkende kracht per 1 januari van dat jaar een feit. Lang is onderhandeld over de verdeling van de kosten, maar bij de over name werd overeengekomen dat de gemeente jaarlijks vierduizend gulden en de provincie jaarlijks zesduizend gulden zou bijdragen. In geval van grote kosten (uitbreiding, verbetering) zouden deze gezamenlijk gedragen worden door het njk, de provincie en de gemeente. Ontwerpen voor uitbreiding en verbetenng moesten worden goedgekeurd door zowel de gemeente als de provincie. 'Dit is nu wel de 100ste keer dat wij dit zaakje te behandelen krijgen', merkte raadslid M.W. de Graaf (van de rooms-katho- lieke partij) op, toen in de raadsvergadering van 24 december 1924 als punt 16 op de agenda stond de 'Overdracht aan het Rijk van de haven bij Oudeschild'. Hij hoopte dat het de hoge autoriteiten 'nu eens ernst' mocht zijn. Het raadslid had niet helemaal ongelijk, want de overname van de haven door rijk en provincie was al sinds 1905 een terugkerend punt op de agenda van de raad. Steeds liepen de onderhandelingen vast op de financiële consequenties. Maar ditmaal was het 'de hoge autoriteiten' ernst, want per 1 januari 1925 was de overname een feit. De haven van Oudeschild heeft dan al een roerige geschiedenis achter de rug. Vergrotingen, verkleiningen, gesprekken over de kosten van onderhoud, verianding en uitbagge ren. In januan 1888 was de haven zo klein geworden, dat de Texelsche Courant uit de mond van één der schippers optekende dat er niet eens meer ruimte was om in de haven overboord te vallen. 'Wie thans een blik over de haven laat gaan, hui vert bij de gedachte, dat in een der schuitjes brand mocht ontstaan. De geheele visschersvloot van Texel met een aantal tjalkschepen zou onher roepelijk verloren zijn', constateert de krant. 'Wanneer nog slechts een paar schuiten in de haven komen, kan de stoomboot Ada van Holland er niet meer in.' De grote vraag was wie het vergro ten moest betalen. De haven werd in 1780 aangelegd door een private onderneming, die echter al gerui me tijd aan de grond zat. Door de oorlog met Engeland en de daarop volgende Franse overheersing werd de haven door steeds minder sche pen bezocht, waardoor de inkomsten uit havengelden drastisch teruglie pen. De opening van het Noordhol lands kanaal in 1825 leek dan ook de doodssteek voor de Oudeschilder haven, die zo veriandde dat herhaal delijk schepen kwamen vast te zit ten. Veel overheidsgeld, iri de vorm van leningen en subsidies, ten spijt, ging de havenonderneming in 1852 failliet Na langdurige onderhandelin gen bereikten gemeente, provincie en rijk overeenstemming over de kosten voor het onderhoud, maar de failliete maatschappij bleef verantwoordelijk, ook voor de uitstaande schulden. De onderhandelingen werden waar schijnlijk bemoeilijkt doordat er tezelf dertijd een discussie gaande was over de aanleg van een (rijks)haven nabij Oosterend. Toen de drie partijen het eindelijk eens waren geworden, kwam het technisch gedeelte van het beheer onder verantwoordelijkheid van de hoofdingenieur van Water staat en het financieel beheer bij het college van b en w, dat niet ongene gen was (maar ook niet verplicht) de gemeenteraad inzage te geven in de stukken. Ondanks het weer aantrekken van handel en visserij, bleef deze ondui- Want terwijl de kottervloot zich gestaag uitbreidde, het vervoer over water toenam en ook TESO steeds meer verkeersaanbod te verwerken kreeg, was uitbreiding van de haven in 1969 nog lang geen uitgemaakte zaak. De discussie begon eigenlijk in 1954, toen een actiecomité van ver ontruste inwoners van Oudeschild bijeen kwam om hun zorgen uit te spreken over de plannen voor een nieuwe (veer)haven bij 't Horntje. In een brief aan de minister van Verkeer en Waterstaat pleitte het comité voor behoud van de haven van Oude schild. waarvan de bevolking 'door de afsluiting van de Zuiderzee toch reeds zo ernstig is getroffen'. Het leek de actievoerders beter verkeer, industrie en visserij te combineren in een daartoe uit te breiden haven in Oudeschild. 'Dat is niet alleen van belang voor Oudeschild, maar voor geheel ons eiland. Alle wegen van Texel lopen naar onze haven, ze moeten wel verbeterd worden, maar er behoeven geen nieuwe wegen te komen.' Maar dat er iets moest gebeuren, was wel duidelijk. De visserij was in de jaren vijftig en zestig een groeiende bedrijfstak, met steeds Een tekening van de haven zoals die er na grotere schepen. Maar, zoals de redacteur van de Texelse Courant in 1954 opmerkte: 'Een volle haven mag dan voor buitenstaanders een aardig gezicht zijn, de schepen lig gen er niet om door de zon te wor den gekoesterd.' 'We zouden ons opnieuw kunnen verbazen wanneer ons eens voorgerekend werd hoe veel kostbare tijd er nu wegens het schrikbarend tekort aan kaderuimte verloren gaat. Iedere dag lijdt de scheepvaart en. de afnemer daar door verlies.' Weliswaar zou het ver dwijnen van de veerboot enige extra kaderuimte opleveren, maar dat was bij lange na niet genoeg. Ook gingen er stemmen op om de haven de haven te laten, en een nieuwe (visserij)haven aan te leggen in de richting van Oosterend. Daar woonden immers de meeste kotter- vissers? Dan zouden er drie haven zijn: de veerhaven op 't Horntje, een loshaven bij Oudeschild en een vis- 969 uit moest gaan zien. serijhaven bij Oosterend. Maar dit idee werd door deskundigen weg gewuifd met de argumenten dat de zeer lage waterstand bij Ooste rend de aanleg van een haven zou bemoeilijken en dat de kottervissers allang niet meer allemaal in Ooste rend woonden, maar over het hele eiland. In dat geval lag Oudeschild juist centraal. Uiteindelijk was het dus de dijkverzwaring die de aanleg van de nieuwe haven in een stroom versnelling bracht. De schepen en baggermolens die daarvoor nodig waren, hadden een landingsplaats nodig en ook het materiaal moest ergens een plek vinden. De nieuwe havenkom had een oppervlakte van acht maal de oude en de nieuwe dijk zou direct op deltahoogte worden gebracht Een weg onderlangs de dijk zou aanslui ten op de (op dat moment nog in slechte staat verkerende) weg naar Oosterend en aan de andere kant op de Laagwaalderweg. Op dat punt was een rotonde gepland, waarop ook de toegang van de haven zou aansluiten. Over het in stand hou den van de coupures in de dijk, de verbinding tussen de haven en het dorp, werd pas later een beslissing genomen. De dertig hectare grond die nodig was voor de uitbreiding was eigen dom van A.R Dalmeijer en bood plaats aan olietanks van CIV, TEM en TOC. Deze werden in oostelijke richting verplaatst naar de Laag waalderweg. De bebouwing op de plaats van de doorbraak (waaronder de scheepshelling) moest voor de uitbreiding wijken. Maar al geruime tijd voor de uitbreiding een feit was, werd gesproken over de komst van een scheepswerf en uitbreiding van havengerelateerde werkzaamheden. De bestaande haven ten slotte, zou na de uitbreiding uitstekend kunnen dienen als jachthaven. Het was een van de grootste wer ken uit de recente geschiedenis en alleen de ruilverkaveling had grotere landschappelijke gevolgen. Tussen 1961 en 1981 werd de dijk langs de gehele Waddenkust op Deltahoogte gebracht. Doordat het nieuwe tracé anders liep dan dat van de oude dijk, ontstonden langs de oostkust nieuwe natuurgebieden en kwamen de huizen bij Nieuweschild en in Oudeschild verder van de dijk te liggen. Ook werden veel wegen die eerder tegen de oude dijk doodlie pen doorgetrokken en aangesloten op de nieuwe weg die onderlangs de dijk liep. een dam naar de Afsluitdijk wordt gelegd: van Texel naar Vlieland en van Vlieland naar de Afsluitdijk.' Het driehoekige bassin dat op die manier zou ontstaan, was noodzakelijk om de nieuw aan te leggen 'Waddenpol der' van zoet water te voorzien. 'Tus sen 1970 en 1980 zal afsluiting van de Oostelijke Wadden plaatsvinden, de afsluiting nl. van het gebied tus sen Groningen en Schiermonnikoog. Daarna zal men de Westelijke Wad denzee gaan aanpakken.' Technisch en financieel stelde de afsluiting van de Waddenzee het Deltaplan ver in de schaduw. Moest in Zeeland 35 km dijk worden aangelegd, in het Waddengebied was 250 km nodig en het hele plan zou 5 tot 6 miljard Luchtfoto van de haven van Oudeschild, genomen in 1986. Het Deltaplan was geen zaak van van daag op morgen. Al sinds het einde van de oorlog werd gesproken over versterking van de (Noordzee)kust, maar pas na de watersnoodramp van 1953, waarbij ook Texel niet gespaard bleef, kwam geld beschik baar om de zeegaten in Zeeland af te sluiten. Dat bleek een eenvoudiger - lees: goedkoper - oplossing dan het ophogen van alle dijken van Zeeland (een keuze tussen 700 kilometer dijk en 25 tot 30 km sluitstukken). Maar evengoed zou het Deltaplan drie mil jard gulden kosten, bijna net zoveel als de watersnoodramp had gekost (vier miljard) en zou de uitvoering - zo werd verwacht - zeker 25 jaar duren. Pas daarna zou een vergelijk baar Waddenplan aan de beurt zijn. In 1957 gaf dr. ir. F.P. Mesu, oud directeur van de Cultuur-technische Dienst voor een uitverkochte Oran jeboom uitleg over het Waddenplan. Hij kon de aanwezigen vrij zeker meedelen, dat het afsluiten van de Waddenzee niet voor 1980 aan de orde zou zijn. 'Tussen 1980 en 2000 is het wellicht mogelijk dat van Texel Werkzaamheden aan de dijkverzwaring van polder Het Noorden in 1979. Na de Watersnood in 1953 werd m de jaren de Waddenzee. De tekening toont de geplai gulden kosten, drie maal zoveel als de werken in Zeeland. Voor het ech ter tot uitvoering kwam, verander de de zienswijze. In 1963 kwamen leden van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in actie "voor het behoud van de Waddenzee. 'De Waddeneilanden hebben een onme telijke betekenis als natuur- en recre atiegebied en zullen, na de voltooiing van het Deltaplan, de enige echte eilanden zijn die Nederland bezit', stelden zij. 'Eeri door de inpolde ring van de Waddenzee te bereiken directe verbinding met de vaste wal, zou rampzalige gevolgen hebben voor het karakter van deze eilanden En niet alleen voor de eilanden, ook voor de natuur. 'Het verloren gaan van de Waddenzee als voedsel bron, zou voor het voortbestaan van bepaalde vogelsoorten zelfs funeste gevolgen kunnen hebben.' Er volgde onderzoek door de Werkgroep voor Oecologisch Waddenonderzoek en langzaam veranderde de mentaliteit. Dat het afsluiten van de Wadden zee wel een erg duur project was, zal,daarbij zeker een rol hebben gespeeld. Maar om te voorkomen dat de eilanden in de eerstvolgende storm zouden onderlopen, moest er wel iets gebeuren. Dus toen in 1963 de veerhaven van Oudeschild naar 't Horntje werd verplaatst, was dat een mooie gelegenheid om de dijk ter plaatse - en langs de hele Prins Hen drikpolder - op Deltahoogte te bren gen. In 1967 volgde de Eierlandse dijk, waarvoor klei werd afgegraven vijftig serieus nagedacht over afsluiting van ide dijken. bij het Hoogezandskil. Toen stokte het werk. De kleiput bij Hoogezandskil bevatte nog vol doende klei om de rest van de dijken te verhogen, bij Oudeschild was een werkhaven uitgegraven voor zolder schuiten en baggerschepen, maar het rijk schoof verdere uitgaven op de lange baan. Tot op Texel op 25 januari 1976 een storm van protest opstak. De dijken waren al langer een bron van zorg, de Texelaars voelden zich niet meer veilig en toen op 3 januari 1976 de wind aanwakkerde, kwam het water op sommige plaatsen tot op minder dan 30 cm onder de kruin van de dijk. 132 gezinnen uit polder Het Noorden werd geëvacueerd en vonden een onderkomen in de kerk van Ooste rend. De dorpscommissie startte een actie: Geen lijken omhoog die dij ken. Toen nog geen drie weken later de wind weer aanwakkerde en de toestand opnieuw kritiek werd, was de maat vol. Tweeduizend Texelaars trokken naar Den Haag voor een stil protest. Minister Vondeling bezweek onder de druk en stelde 80 miljoen gulden beschikbaar om de dijken op Deltahoogte te brengen. Bijna zes jaar later, in november 1981 werd het werk afgesloten met de onthul ling van een door Harry Tielemans ontworpen monument. Op de dijk bij De Cocksdorp, 800 meter van de plaats waar een ander monument de herinnering levend houdt aan de slachtoffers van de watersnoodramp van 1953.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 2008 | | pagina 6