'Eindelijk begreep ik waarom ik anders was dan mijn broers'
Marianne Bonne hoorde pas
laat over haar Armeense vader
'Gelukkig niet van
een domme Duitser'
'Hij omhelsde het lijk en barstte in snikken uit'
12-jarige beleefde
Russenoorlog
TEXELSE 9 COURANT
VRIJDAG 30 APRIL 2010
Marianne Bonne: 'Mijn moeder was bang dat ze haar mond voorbij had gepraat.'
(Foto Joop Rommets)
schoonzus opmerkelijk rustig. 'Ik
was heus wel even boos, maar ging
het meteen vergoelijken. Ik ben zo'n
type dat altijd een ander veront
schuldigt. Zo van: wat zal mijn moe
der het moeilijk hebben gehad. Niet
zo handig, want het kan je een hoop
frustratie bezorgen. Dat heb ik nu
gelukkig wat minder, al moet ik nog
steeds mijn best doen voor mezelf
op te komen.'
In tweede instantie voelde ze vooral
opluchting. 'Vroeger was ik altijd
afstandelijk en gereserveerd, maar
tegelijkertijd kon ik ook heel emotio
neel reageren en zat ik vaak in de
knoop met mezelf. Ik heb daar altijd
veel last van gehad. Heel vreemd,
want mijn broers waren heel anders.
Veel evenwichtiger. Ik was meer
Texelse Courant geschreven. Mijn
vader speelde toneel en was een
zeer verdienstelijk zondagsschilder.
Hij schilderde landschappen, zeege
zichten en in opdracht ook wel kot
ters. Zijn schilderijen hangen op heel
Texel en zelfs in het buitenland. Hij
was ook goed in taal, maar daar
deed hij niets bijzonders mee. Daar
was hij de man niet naar. Hij was een
gewone arbeider. Die deed zoiets
niet. Maar hij was heel beschouwe
lijk en als hij iets zei, dan was het
raak. Ik vind het nog steeds bijzon
der dat hij me Marianne heeft
genoemd, naar het symbool van de
vrijheid. Een lichte daad van verzet,
in de oorlog.'
Sinds het bezoek van schoonzus Wil
de film maar zo weinig van terug te
zien is. Het is eigenlijk maar een klein
stukje. Maar ik krijg er veel reacties
op, zeker nadat de film op Texel in
de bioscoop was vertoond en later
op TV Noord-Holland. Leuk, alleen
kan ik er niet zo goed aan wennen
dat mensen me plotseling heel inte
ressant vinden.'
Ze heeft nooit de behoefte gehad op
zoek te gaan naar de achtergronden
van haar biologische vader. 'Ik wist
bijna niks van hem. Mijn tante had
alleen een voornaam, die ze tot
Maaikel verhaspelde. Daar kom je
niet ver mee. Het is goed mogelijk
dat hij de oorlog niet eens heeft
overleefd. De groep waar hij bij hoor
de, is aan het einde van de oorlog
zoals de Bosnische buurvrouw die ik
een tijd had. Plotseling kon ik mijn
gedrag verklaren. Ik ben half
Armeens en in landen uit die omge
ving reageren veel mensen nu een
maal een stuk emotioneler. Ik rea
geer nog steeds wel eens heftig,
maar nu kan ik het accepteren. Zo
zit ik nu eenmaal ik elkaar en ik weet
waar het vandaan komt.'
Ook werd haar duidelijk waarom ze
andere eigenschappen van de fami
lie van vaders kant niet had geërfd.
'De Bonnes hebben allemaal iets
kunstzinnigs. Ik luister graag naar
muziek en lees heel veel, maar ik
ben niet creatief. Ja, in de tuin, maar
verder niet. Mijn broers kunnen goed
tekenen en dichten. Mijn ome Klaas,
een jongere broer van mijn vader,
heeft jarenlang gedichtjes voor de
is er een hoop in haar leven veran
derd. Aanvankelijk sprak ze er vrij
veel over, al kon ze haar gevoelens
niet bij iedereen kwijt. 'We moesten
het er maar niet meer over hebben.
Het was gebeurd, wat moest je ver
der over zeggen? Maar mocht ik dat
zelf beslissen? Het was mijn ver
haal.' Anderen reageerden welwil
lender. 'Mijn dochters vonden het
erg interessant. Je bent ten minste
niet van een domme Duitser, zeiden
ze.'
In de loop der jaren werd het onder
werp minder aangeroerd, maar vorig
jaar werd ze door Arnold van Brug
gen gevraagd mee te werken aan
zijn documentaire over de Russen
oorlog. 'Ik besloot mee te werken.
Het is geen geheim. Voor de came
ra's heb ik het hele verhaal nog eens
verteld. Het is wel jammer dat er in
naar het oostfront gestuurd. Boven
dien vond ik het wel goed zo, mijn
nieuwsgierigheid was bevredigd.
Gek is alleen dat ik vroeger nooit
naar programma's als Spoorloos
keek - ik vond het helemaal niks, een
beetje dramatisch gedoe - en nu
wel. Daarbij realiseer ik me heel
goed dat veel verhalen niet goed
aflopen.'
Haar gevoelens voor vader Bonne
zijn er niet door veranderd. 'Voor mij
blijft hij mijn vader. Het gekke is dat
ik best op hem leek. Ik weet nog dat
ik mijn moeder zei dat ik blij was dat
ik pa's neus had. Zij had zo'n grote
Griekse neus. Mijn vader was ook
heel melancholiek, net als ik. Eigen
lijk had ik meer van mijn vader dan
van mijn moeder.'
Joop Rommets
Ze was al tweeënvijftig toen ze
van haar schoonzus te horen
kreeg dat de man die ze altijd als
haar vader had beschouwd niet
haar biologische vader was, maar
dat ze was verwekt door een
Armeense soldaat, die in de Twee
de Wereldoorlog noodgedwongen
dienst deed in het Duitse leger. Ze
reageerde opgelucht. 'Ik begreep
eindelijk hoe het kwam dat ik zo
anders was dan mijn broers en
dat ik soms zo emotioneel kon
zijn.'
Die middag, nu dertien jaar geleden.
Marianne Bonne herinnert 'm zich
nog als de dag van gisteren. 'Wil,
mijn schoonzus,
belde. Ik kom bij
je langs, want ik
moet je wat ver
tellen. Toen ze
binnenkwam, zei
ze meteen: we
zullen het je maar zeggen, misschien
heb je er wat aan, maar vader is niet
je vader.' Lachend: 'Mijn eerste reac
tie was: dan ben ik toch van een
Rus. Niet gemeend, hoor. Als kinde
ren maakten we altijd grapjes onder
elkaar. De één zei dat-ie van de
melkboer was, de ander was van de
bakker. En ik was van een Rus.'
Achteraf waren er wel aanwijzingen
geweest, vertelt ze in de huiskamer
van haar woning in De Mars. Maar
ze had ze nooit herkend. 'Ik ben
opgegroeid in De Koog, waar ik 's
zomers met de kinderen van bad
gasten speelde. Vaak kreeg ik te
horen: waar kom jij vandaan? Als ik
dan antwoordde dat ik gewoon hier
vandaan kwam, vroegen ze: ja, maar
echt? Ik snapte daar niks van, vond
ze maar stommelingen.'
Dat de opmerkingen niet helemaal
uit de lucht kwamen vallen, bewijst
ze met een foto uit haar kindertijd,
waar ze met haar broers op staat.
Klaas, Cees en Edward zijn hoog
blond, op het witte af. Zij is zwart,
met een mediterrane oogopslag,
alsof ze vijftienhonderd kilometer
zuidelijker is geboren. 'Ze vroegen
wel eens of ik van Ambon kwam.'
Eenmaal thuis uitte ze haar verba
zing over het onbegrip bij haar speel
kameraadjes. 'Moeder moet wel
eens kromme tenen hebben gehad,
maar ze zei nooit wat. We praatten
toch al niet veel met elkaar. Ze was
een koele vrouw. Vrolijk naar buiten,
maar in werkelijkheid hard voor zich
zelf en hard voor ons. Ik heb nooit
veel liefde van haar gehad. Vader
was veel liever. Ooit heb ik aan haar
gevraagd of ze blij was toen ik gebo
ren werd. Ik herinner me haar ant
woord woordelijk: ik was blij voor
vader dat je een meisje was. Een rare
opmerking, maar ze wilde niet zeg
gen wat ze ermee bedoelde. Ze gaf
nooit tekst en uitleg. Misschien dacht
dat ze het makkelijker voor vader
was een meisje te accepteren dan
een jongen. Hij kreeg toch zomaar
een kind dat niet van hem was in zijn
schoenen geschoven.'
Tot haar niet geringe verbazing ont
dekte Bonne al snel dat veel familie
leden volledig op de hoogte van
haar voorgeschiedenis waren. 'Niet
alleen mijn twee oudste broers, maar
ook de jongste, die jaren na de oor
log is geboren. Hij had het ergens in
de jaren zeventig te horen gekregen.
Moeder vond het kennelijk wel nodig
dat hij het wist.' Ook mensen uit de
omgeving kenden het verhaal. 'Mijn
schoonzus had het me net verteld,
toen de buurman kwam binnenlo
pen. Ik weet het nog goed. Ik stond
bij het aanrecht en vroeg alleen: wist
jij het ook? Hij antwoordde meteen:
oh, hebben ze je het verteld? Alle
mensen uit De Koog van die leeftijd
wisten het. De kinderen niet, hoor. Ik
denk dat er later niet meer over
gesproken is. Volgens mij is dat
Texelaars eigen. De oorlog was af en
ze gingen over tot de orde van de
dag.
Hoewel ze vol vragen zat, was een
gesprek met haar ouders niet meer
mogelijk. Moeder, Martje Bonne-
Bakker, was een paar jaar eerder
gestorven. Vader, Daniël Bonne, was
al in 1973 overleden. Gelukkig bleek
een goed geïnformeerde tante bereid
meer te vertellen. Haar biologische
vader moet een Armeen zijn geweest,
lid van het tweede
bataljon 'vreemde'
soldaten die op Texel
werden gelegerd,
nadat de Duitsers
hen eerder in de oor
log krijgsgevangen
hadden gemaakt. 'De eerste waren
de Sikhs, ook wel Brits-Indiërs
genoemd. Daarna kwamen de
Armenen en nog later de Georgiërs.
Ik kan niet van een Georgiër zijn,
want die kwamen pas begin 1945 en
ik ben geboren op 17 april 1945,
middenin de Russenoorlog. Boven
dien zijn Armenen wat fijner gebouw
de types. Net als ik.'
Van haar tante begreep ze dat ze
niet het resultaat was van een een
malige erotische escapade. 'Mijn
moeder en die soldaat hadden echt
iets met elkaar. Hoelang, dat weet ik
niet precies, maar ze moeten elkaar
geregeld hebben gezien. Mijn ouders
woonden op Pomona, bij waar nu
de rotonde van Eierland is. De Arme
nen waren vlakbij gelegerd, op Vlijt.
Als hun werk er op zat, gingen ze
soms een stuk over het eiland rijden
en kwamen ze ook wel bij mijn vader
en moeder om de koffie. Het waren
ook maar jongens en die wilden wel
eens wat aanspraak.'
Hoe haar vader reageerde toen zijn
vrouw een kind baarde dat niet van
hem was, is Bonne niet verteld.
'Maar hun huwelijk was niet echt
gelukkig. Ze zijn bij elkaar gebleven,
want scheiden deed je niet zomaar.
Ze hebben gemaakt wat er van te
maken viel.' Ze vermoedt dat haar
moeder zich altijd schuldig is blijven
voelen. 'Op haar ziekbed lag ze eens
een hele tijd te hallucineren. Toen ze
weer bijkwam, vroeg ze meteen: wat
heb ik gezegd? Bang dat ze haar
mond voorbij had gepraat. Het was
toch een geheim. Het heeft haar
altijd beziggehouden. Ook voor
haarzelf was het waarschijnlijk
gemakkelijker geweest als ze het
verteld had.' Hoewel ze haar eigen
geschiedenis liever wat eerder had
gekend, reageerde Bonne na de
opzienbare mededeling van haar
Een jeugdfoto van de donkere Marianne met haar blonde broers.
In het blad van de Historische
Vereniging vertelt Jan Snijder hoe
hij als jongen uit Den Haag in het
laatste oorlogsjaar naar Texel
kwam en daar de Russenoorlog
meemaakte.
'Mijn ouders waren van plan ons,
mijn zusje (13) en ik (12 jaar), naar
Alkmaar te brengen en vandaar op
een boot van een Texelse beurt
schipper naar Texel te varen, waar
mijn zuster en zwager woonden.
Daar was geen voedselgebrek. Mijn
vader nam veel gereedschap mee
om te ruilen voor eten bij de boeren,
dat was nodig om te overleven. Hij
was timmerman en het ging hem
zeer aan zijn hart dat hij zijn mooie
gereedschap op deze manier kwijt
zou raken.' 'Het moet midden
februari zijn geweest dat wij 's mor
gens vroeg op pad gingen. Lopend
naar Alkmaar, want de treinen gin
gen zeer onregelmatig of werden
beschoten door Spitfires, omdat er
vaak Duits materiaal in vervoerd
werd. Reizen per trein was te gevaar
lijk, dus ik op m'n jongensfietsje
waar mijn zusje en ik beurtelings op
fietsten. De eerste nacht sliepen
we bij een boer in de stal. Er waren
ook mannen uit Scheveningen die
eveneens op voedseltocht waren.
Veel mensen deden dat in die tijd.
Enorme afstanden werden afgelegd.
Vaak tevergeefs, want het gebeurde
regelmatig dat het verzamelde voed
sel bij terugkomst in Den Haag werd
ingepikt. Niet alleen door de Duit
sers, maar ook door de gehate
zogenaamde landwachters (ook wel
Jan Hagel genoemd, omdat zij dub
belloops jachtgeweren hadden). Als
het moeilijk werd om voedsel te
bemachtigen, gingen mijn zusje en
ik huis aan huis bedelen. Meestal
kregen we dan wel wat, maar soms
moesten we het binnen opeten en
stonden onze ouders buiten toe te
kijken, terwijl wij aan tafel zaten. Van
ons groene wagentje braken steeds
de assen, dus werd het vaak zoeken
naar een nieuwe as. We liepen soms
20 km per dag. Bij luchtalarm moes
ten we schuilen langs de kant of bij
mensen thuis. Luchtgevechten kon
den lang duren en dan kwamen de
vliegtuigen heel laag over met veel
lawaai. Op een keer sliepen we bij
een boer in de koeienstal. We had
den wat soep gekregen van mensen
uit het dorp. Bij het licht van een
stormlamp genoten we daarvan met
op de achtergrond het geluid van de
koeien. In Beverwijk konden we bij
het Rode Kruis eten en slapen. Van
daar gingen we verder naar Limmen
en Heiloo, waar een ziekenhuis was.
Voor het ziekenhuis stonden grote
gamellen waarin eten had gezeten.
We keken er in en er zat langs de
kant nog genoeg om met onze eigen
meegenomen lepels voedsel van te
schrapen. Niet eenvoudig, aange
zien de ketels hoog waren en wij te
klein om er goed bij te kunnen.' Hoe
wel het hun ouders lukte Jan en zijn
zusje op een trein van Alkmaar naar
Den Helder te krijgen, bedachten ze
zich op het laatste moment en wis
ten ze de kinderen uit de rijdende
trein te halen. Ze werden terugge
bracht naar de pastoor, die een
plekje voor hen vond in het Hof van
Sonoy, een bejaardenhuis. Daar
maakten ze kennis met Ernst, die
verkleed als vrouw deelnam aan het
verzet. Uiteindelijk werden Jan en
zijn zus door schipper Bruin overge
zet, waarbij ze onderdeks moesten
blijven, ook toen de boot eenmaal in
de haven lag. 'Na een poosje kwam
er iemand voor de Amsterdammer
tjes. Hoe weet ik niet meer, maar wij
werden uiteindelijk ook opgehaald
en naar de Bocksberg gebracht in
Den Burg. Daar woonden mijn oude
re zuster en zwager, die heel blij
waren ons te zien. Op Texel was
gelukkig genoeg te eten (melk, zelf
gemaakte boter). Al gauw had ik
Texelse vriendjes, maar ook een jon
gen uit Amsterdam leerde ik ken
nen.' Aanvankelijk lijkt het allemaal
pais en vree op Texel. Snijder vertelt
hoe de Georgiërs iedere ochtend
zingend langskwamen om te werken
aan het bunkerdorp bij Texla en hoe
hij en zijn vrienden altijd met de
groep meeliepen. Tot op 6 april de
Russenoorlog uitbrak, "s Morgens
vroeg hoorden we lawaai en geweer
schoten. Ik kroop naar het voeten
eind van mijn bed en keek naar bui
ten. Mijn zwager kwam er ook bij en
dacht aan een oefening. Beneden bij
de heg stonden drie mannen in bur
ger (waaronder de buurman) en een
soldaat. Na een heftige discussie
pakte een van de mannen het
geweer van de soldaat af. Wat er
daarna gebeurde, is nooit duidelijk
geworden, maar plotseling klonk er
een schot en de soldaat zakte in
elkaar. Wie de schutter was, hebben
we niet kunnen zien. Waarschijnlijk
was het een Rus die zich verdekt
had opgesteld en zich buiten ons
gezichtsveld bevond. 'Toen de
Russen weg waren uit het dorp zijn
mijn zwager en ik bij de school gaan
kijken. Buiten in de tuin lagen veel
lijken van Duitse soldaten en bij bin
nenkomst in de school zagen we dat
er veel wateroverlast was door een
kapotte waterleiding. We betraden
de slaapzalen waar zowel Duitsers
als Georgiërs broederlijk naast elkaar
geslapen hadden. Op de nachtkast
jes foto's en glazen met gebitten en
overal bloedsporen. 's Middags
volgden vanuit Den Helder en het
noorden zware beschietingen op
Den Burg. Van mijn zwager en zuster
kregen we de opdracht de zakken
graan die boven lagen leeg te gooien
en daar kleren in te doen, want we
moesten vluchten. Buiten was het
verschrikkelijk. Overal was brand uit
gebroken. Aan de overkant kwam
een van de eerste granaten terecht
in een heel groot kippenhok van
overbuurman Koorn. Een kwartier
lang sneeuwde het witte veren. Wij
woonden aan de rand van het dorp
en zagen veel dieren en gillende
mensen vluchten. Sommige mensen
ernstig gewond en in de wei talloze
dode koeien en paarden, opengere
ten door granaatscherven.' Via De
Waal komt Snijder bij de familie
Moens in Eierland terecht, vlakbij
vliegveld Vlijt. Daar vond de familie
onderdak in een kuil voor het huis
met een zinken golfplaat als dak.
Pas in de laatste dagen van de
opstand, toen de Duisters in linie
over het eiland trokken, keerde de
familie terug naar hun huis in Den
Burg. 'Toen brak de tijd aan dat
zowel Duitse als Russische solda
ten, die gesneuveld en snel begra
ven waren, weer moesten worden
opgegraven. De platte wagens met
naakte stoffelijke overschotten reden
gewoon door het dorp en het
gebeurde wel eens dat er een lijk af
viel. Een geluid dat door merg en
been ging (botten op steen).
Vlakbij ons huis lagen Russische lij
ken begraven met hun wapens erbij.
De Russen moesten zich vaak ont
kleden voordat zij geëxecuteerd
werden, want de Duitsers wilden niet
dat ze in een Duits uniform in hun
graf lagen. Dat was een te grote eer.
Een van de gesneuvelde Russen
werd gevonden door zijn broer. Pas
nadat hij het zand had verwijderd,
zag hij dat het zijn broer was die
daar lag. Hij omhelsde het lijk en
barstte in snikken uit. Zoiets vergeet
je nooit meer.' 'Er werd niet echt
meer gevochten. De Duitsers liepen
weer gewoon door het dorp; wij
wachtten op de bevrijders die maar
niet kwamen. Elke dag fietsten mijn
vriendjes en ik 4 km tevergeefs met
onze versierde fietsen naar de haven
van Oudeschild waar ze zouden
aankomen. Maar ons dagelijks ritje
werd uiteindelijk beloond. Er kwam
een aan flarden geschoten jeep van
de boot af met een paar soldaten en
een officier; een dag later kwamen er
meer Canadese soldaten. Er waren
erepoorten gemaakt met de tekst:
Welcome boys. De Duitsers gaven
zich over en langzamerhand kwa
men de Russen uit hun schuilplaat
sen tevoorschijn. Deels in burger,
deels in uniform, waarvan in het
begin van de strijd alle hakenkruizen
en adelaars waren verwijderd. Wel
hadden zij nog pistolen tussen hun
riem. Overal op het eiland vonden
we later wapens en munitie waar
mee we speelden. Onze ouders
kwamen veel later op de fiets om
ons op te halen. Bij hun aankomst
zat ik voor het huis met een vriendje
vrolijk een mitrailleurband met scher
pe patronen te demonteren en keek
niet eens op toen ze voor me ston
den.' Pas jaren later is Snijder op
zoek gegaan maar meer gegevens
over de directeur van het Hof van
Sonoy, zijn vrouw en hun zoon Ernst,
de verzetsstrijder. In het gemeente
archief van Alkmaar was niets te
vinden, maar wel mocht hij in het
gebouw kijken, waarin nu een res
taurant gevestigd is. 'Het uitzicht is
nu natuurlijk heel anders dan tijdens
de oorlogsjaren. Al mijmerend over
deze geschiedenis heb ik daar een
tijd gezeten.'