IK MAAKTE EEN SCHIPBREUK MEE
Neener zijn ergere scheepsrampen
gebeurd dan die van de Noorse tanker
Janko", die in de nacht van 27 op 28
januari 1951 in de Golf van Biscaye ten
onder ging. Het is niet de omvang van
deze rampdie haar op deze bladzijden
heeft gebrachtmaar wel het feitdat ze
zo typerend was. We horen dikwijls van
schipbreuken. Maar wat er omgaat in
een schipbreukeling -daar lezen we
maar weinig van.
Welnu - onlangs kwam de heer Hart
marconist en purservan een kersverse
schipbreuk thuis. Hij had de ramp van
de ti Janko" overleefd en wij vroegen
hem: Mijnheer Hartvertel ons nu
eens precies....
Enfin. Hier komt hij aan het woord.
Hij schreef dit verhaal persoonlijk op.
We hebben er niets aan veranderd.
mm
De fiets: het wonder op twee wielen
ii 4 -
Waar komen de bloembollen vandaan?
DOORC.A. HART
ItiK'Z - ///TT: t'.
-
mwxmimSwi.
sf «bi1
Vroege bloeiers
IK WAS ERBIJ....
Latere bloeiers
UITKIJKPOST
13 OKTOBERj |IJKPOS1
Wij waren 28/1-1951 op weg naar
Gotenburg in Zweden. Wij hadden
namelijk een contract voor 12 reizen
voor de Anglo Iranian Oil Co. en
voeren tussen Gotenburg en Abadan
in Iran. Het was een echte pech-reis. Op
de heenreis moesten wij drie dagen
dokken op Malta wegens een lekke
tank. De eerste machinist werd ziek en
wij moesten Aden aanlopen om hem
naar het ziekenhuis te brengen. Gedu
rende het oponthoud in Aden wilde een
Italiaanse bediende de kapitein met een
groot mes vermoorden.
De hofmeester wist hem te overmeeste
ren en dus liep alles nog goed af.
Veiligheidshalve gingen alle hutdeuren
op slot en droeg de kapitein daarna een
revolver in de zak. Hij waarschuwde de
bediende dat, indien hij het waagde
weer eens in zijn nabijheid te komen, hij
hem zou neerschieten. In Abadan werd
hij afgemonsterd en per vliegtuig naar
Op het ogenblikdat wij langs de
touwen in zee gingen, maakte men op
het Noorse schip deze opname van de
voorsteven van de ,,Janko".
Italië gestuurd. Na Aden vertrokken wij
naar Abadan en tijdens ons verblijf
aldaar werden de chef-machinist en de
hofmeester op weg naar een andere
Noorse boot, die ook aan de lange pier
gemeerd lag, in de duisternis door de
Arabieren aangevallen. Ternauwernood
wisten zij te ontsnappen.
Met olie geladen aanvaardden wij de
terugreis. Een dag na Port Said begon
het te stormen en dit hield aan tot
voorbij Sicilië, toen werd het weer iets
rustiger. Wij passeerden Gibraltar met
vrij behoorlijk weer. Echter na Lissa
bon stak er weer een hevige storm op.
De kuststations meldden toeneming van
de storm, oplopend tot kracht 10.
Huizenhoge golven joegen over het
schip, de wind gierde en hagel en regen
sloegen op het dek. Ondanks dit
noodweer liep de „Janko" gestadig. De
kapitein gaf orders alles te controleren
en er viel niets te melden. Alles was
O.K.
Ongeveer twee dagen voor de ramp
brak de hoofdantenne af en door de
hevige storm was het ons niet mogelijk
deze weer te herstellen, wij waren
genoodzaakt op beter weer te wachten.
Inmiddels konden wij van de noodan-
tenne gebruik maken voor het verzen
den van telegrammen. Zó hevig was de
storm, dat het levensgevaarlijk was van
het voorschip via de loopbrug het
achterschip te bereiken en omgekeerd.
27 Januari: Nog steeds noodweer, de
hele dag bracht ik door in het
radiostations. Om 23.30 uur ging ik
naar beneden en begaf mij naar mijn
hut. Ik rustte even op mijn divan, toen
om 24 uur de derde stuurman mijn hut
binnenkwam. Zijn wacht zat er op. Hij
vroeg mij met hem mee te gaan en een
kop koffie te drinken, maar ik
antwoordde hem liever in mijn hut te
blijven daar ik steeds naar het radiosta
tion moest gaan om te luisteren. Hij
ging dus alleen en na een week zag ik
hem pas terug. Niet op de „Janko",
maar in Gotenburg.
Het zal zo om en nabij 0.30 uur geweest
zijn, toen ik plotseling een hevig
gekraak hoorde. Wat kon dat zijn? Ik
kon het geluid niet thuisbrengen. Ik
sprong op, rende naar de gang en keek
op het achterdek en tot mijn ontzetting
zag ik het achtergedeelte een dansende
beweging maken. Was het schip gebro
ken? Ik kon het niet geloven!! Rondom
mij vonken en kortsluiting. Angst
maakte zich van mij meester, er zou
immers heel gemakkelijk brand kunnen
ontstaan door de kortsluiting, daar het
schip geladen was met olie. Terwijl dit
alles door mij heenflitste, zag ik het
middenschip zakken en het voor- en
achtergedeelte braken van elkaar. Duis
ternis viel om mij heen en ik zag alleen
het achterschip, dat verlicht wegdreef.
Een halfuur ongeveer hebben wij dat
gedeelte kunnen zien, daarna zaten de
daar aanwezige 33 man ook in het
duister.
Ik rende naar de commandobrug, trof
daar de kapitein, die mij toeriep: „No.
use to bother with the radio. Put your
life-beldt on and follow me.- „Laat
de radio maar lopen. Doe je zwemvest
om en kom met me mee."
Wij daalden de ijzeren trap af en holden
samen naar de uiterste punt van het
voorschip. Onderwijl maakten de gol
ven zich meer en meer meester van het
gebroken gedeelte, dat dieper en dieper
zakte. De voorsteven kwam hoger en
hoger uit het water. Toen kapitein
Backer en ik de voorsteven hadden
bereikt, troffen wij daar de 1ste en 2de
stuurman,1 de hofmeester en twee
matrozen. Wat moesten wij beginnen in
de duisternis? Wij trokken een oliejas
aan en hurkten bijeen. De regen en
hagel striemden onze gezichten. Het
achterschip was nu ook in het duister en
wij wisten dus niet meer waar dat heen
dreef. Wat te doen?? Wij waren 10 mijl
ten Z.W. van Kaap Finisterre en
konden het vuurtorenlicht goed zien.
Angst sloeg ons om het hart. Zouden
wij zinken?? Of te pletter slaan tegen de
rotsen?? Wij dreven 2 uur per mijl met
de stroom mee.
De kapitein gaf bevel aan twee
matrozen, naar beneden te gaan en
petroleum en lappen te halen. Terugge
komen wikkelden zij de lappen om een
lange ijzeren stang, dompelden deze in
de olie en maakten vuur. Zwaaiende
met de vlam probeerden wij de
aandacht te trekken van in de nabijheid
varende schepen.
Heel in de verte gingen twee schepen
voorbij. Zij hadden ons dus niet gezien.
Na ongeveer een uur kwamen twee
lichten steeds nader, zouden wij geluk
hebben? Het schip kwam nader en
nader en wij begonnen morse-tekens te
geven met een zaklantaarn. Wij gaven
onze naam op en vroegen S.O.S. voor
ons te willen uitzenden. Dit werd
gedaan. Het schip bleef gedurende de
gehele nacht om ons heen varen en ging
ook poolshoogte nemen bij het achter
schip. De mensen hier waren in een veel
gunstiger positie dan wij, zij hadden
volop proviand en hun situatie was niet
zo hachelijk. Tergend langzaam gingen
de uren in de duisternis voorbij. Af en
toe rookten wij een sigaret. Bibberend
van de koude lagen wij naast elkaar,
wachtend op hulp. Onze magen begon
nen te jeuken en de hofmeester had de
moed langs de loopbrug naar beneden
te glijden en zo de pantry te bereiken.
Het gelukte hem en hij keerde terug met
een paar broden en enige blikjes
sardines. Wij hadden dus iets om onze
magen enigszins tevreden te stellen. De
uren leken eeuwen. Denkt u eens in: 7
uren in het duister op een wrak in volle
zee met storm, regen en hagel om je
heen, wachtend op daglicht.
Toen het eindelijk dag was geworden,
ontdekten wij de naam van het te hulp
gekomen schip, namelijk het Engelse
vracht- en passagiersschip „Tasminia".
Tegen negen uur in de ochtend kwam de
„Tasminia" dichterbij en schoot een
vuurpijl op ons af. De pijl kwam
tweemaal goed op dek terecht, maar
door de hoge zeeën hadden wij de
grootste moeite het touw in handen te
krijgen en tweemaal brak dan ook de
lijn. De „Tasminia" gaf verdere
reddingspogingen op en seinde naar
ons, dat over ongeveer vijf uur een
sleepboot zou komen. Weer 5 uur
wachten? Waarom zetten ze toch geen
reddingssloep over boord om ons van
het wrak te halen? Wij begrepen er niets
van.
In de verte zagen wij nu ook ons
achterschip en bemerkte,!},,-flat LYü&e
schepen contact zochten met de beman
ning. Later vernam ik, dat een van deze
schepen de Noor „Bursa" was en de
andere de Panamees „Caprella". Zes
tien mannen werden door de „Caprel
la" gered en naar Londen gebracht,
Eén van de droevige overblijfselen van
ons schip, zoals het nutteloos en
verloren in de haven van Vigo [Spanje]
lag.
zeventien door de „Bursa" naar
Bordeaux. Van de 33 man is er helaas
één tijdens de reddingspogingen ver
dronken, het was een Italiaanse stoker.
Tot ongeveer drie uur 's middags lagen
wij in angst en spanning bij elkaar,
enkele malen nog opgeschrikt door het
breken van tankschotten, de olie
ontsnapte dan en het schip ging steeds
gevaarlijker zakken. De voorsteven
werd hoe langer hoe hoger. Wij
overlegden met elkaar wat wij zouden
doen en wij besloten in zee te gaan,
teneinde het inmiddels ter assistentie
gesnelde Noorse passagiersschip „Ve
nus" zwemmende te bereiken.
Wij moesten hiertoe wel besluiten
omdat ook de lijn, die de Venus"
afschoot, miste en wij geen tijd meer te
verliezen hadden. Eén voor één gingen C
wij langs een touw naar beneden; het
was een behoorlijke hoogte, want de
steven stak meer dan 15 meter boven
water uit. Als vierde daalde ik in zee af;
eerst ging alles goed, maar toen ik enige
meters boven zee hing, glipten mijn
handen van het touw af en viel ik in zee.
Van beide handen werd mijn vel
afgestroopt. Met rauwe handen zwem
mend in het ijskoude water van de Golf
van Biscaye...maar ik voelde het niet.
Mijn enige gedachte was: hoe red ik
mijzelf.
Ik schoot een eind onder water, kwam
boven en braakte het zeewater uit, dat
ik binnen had gekregen en begon te
zwemmen -zwemmen,...mijn leven hing
er van af. Mijn klederen hinderden mij
zo, dat ik mijn broek, sokken en
schoenen uitdeed. Op deze manier kon
ik mij veel gemakkelijker bewegen. Na
een tijdje kon ik enige riemen grijpen,
die van onze reddingssloep waren
afgeslagen. Ik hield ze stevig onder mijn
arm en op deze manier ging het iets
beter om boven water te blijven, want
de golven waren zeer hoog en ik had al
mijn energie en tegenwoordigheid van
geest nodig die golven zoveel mogelijk
De kapitein en de 1ste stuurman
kwamen in mijn buurt en konden
gelukkig ook de riemen grijpen en op
deze wijze dreven wij enige tijd samen.
Maar door de woeste golven werden we
op den duur toch weer van elkaar
geslagen en dreven ver uiteen. Er scheen
nooit een eind aan te komen en de
„Venus" bleef maar ver van ons
verwijderd. De 2de stuurman dreef op
zijn rug en daardoor sloegen de golven
steeds over hem heen, wij waarschuw
den hem om toch vooral op zijn borst te
zwemmen, maar hij scheen het niet te
kunnen. Helaas is hij van uitputting
omgekomen.
Nadat wij in onze gedachten jaren
hadden geworsteld met de zee, zag ik in
de verte dat de „Venus" een reddings
boot te water had gelaten en dat de
hofmeester en een matroos de eersten
waren, die opgepikt werden. Terwijl ik
trachtte de reddingsboot te bereiken,
dreef ik met de stroom mee en kwam bij
de romp van de „Venus". Ik greep een
toegeworpen touw, maar door de
deining werd ik zo hard tegen het schip
geslingerd, dat ik onder het schip
dreigde tekomen. En toen doemde de
reddingsboot voor mij op. Kracht om
mij er in te hijsen had ik niet en de
matrozen trokken mij naar binnen. Dat
was niet zo eenvoudig, want wij allen
waren glibberig en zwart van de olie. Ik
bleef op de bodem van de boot liggen,
want ik was half naakt, alleen een
hemdje aan.
Twee uur waren verlopen sinds wij in
zee hadden moeten gaan en bijna
negentien uur na de schipbreuk.
Met ons zessen werden wij opgepikt
maar voor de 2de stuurman Henriksen
kwam de hulp te laat. Hij werd dood
aan boord van de reddinsboot gehesen.
De kapitein werd bewusteloos aan
boord genoemen en bleef ruim een dag
buiten bewustzijn. Later bleek, dat ook
hij tegen de romp van de „Venus" was
geslagen en daardoor zijn bewustzijn
had verloren.
Dagen daarna is hij nog ernstig ziek
geweest door de vele olie, die hij in
ogen, oren en longen had gekregen. De
reddingsboot werd in zijn geheel door
de „Venus" opgehesen. Bij het eerste
dek gekomen sprong ik er uit, het had
mij nu lang genoeg geduurd boven zee
te hangen. Ik had zolang ik in zee had
gevochten voor mijn leven, geen erg in
de snerpende koude gehad, maar toen
ik eenmaal in de boot lag, trilde ik van
de koude en emotie. Ook dacht ik zo
maar te kunnen springen en weglopen,
doch ik merkte toen pas, dat ik totaal
verstijfd was van de koude. Men wilde
mij dragen naar een inmiddels vrijge
maakte hut, maar ik gaf de voorkeur
aan zelf lopen, des te eerder zou ik er
doorheen zijn. Er werd onmiddellijk
een deken om mij heen geslagen en zo
arriveerde ik dan in de hut. Ik werd van
het ergste vuil ontdaan en in bed gelegd,
daarna kwamen twee assistenten van de
dokter mij masseren, tegelijkertijd werd
mij een fles cognac gebracht en dit
vocht knapte mij wonderwel een heel
eind op.
Om de beurt werden wij in de badkamer
schoongemaakt met cacaoboter, het
vuil en vet van de olie vloog er af.
Enige dagen duurde het voor de olie uit
neus en oren was verdwenen. Heerlijk
schoon kwamen wij weer in bed terecht.
De dokter onderzocht ons van top tot
teen. Gelukkig was bij mij alles in orde,
ik had buiten mijn handen, geen enkel
letsel opgelopen. Mijn zenuwen waren
De schrijver van dit artikel,
marconist en purser Charles A. Hart i
het radiostation van de M§TJanko1
natuurlijk wel danig in de war, maag
wie zou bij zo'n avontuur rustil
blijven?
Met de kapitein was het minder goed
gesteld, hij was, zoals gezegd, buiteij
kennis, laat in de nacht kwam hij evei
bij en vroeg waar hij was en wat er waj
gebeurd, toen soesde hij weer wegjj
Eerst veel later kwam hij pas goed bij
kennis en langzaamaan werd hij betef
De anderen waren er, evenals ik, vri]
goed af gekomen. De 1ste stuurman hai
een paar tanden verloren. Tijdens hi
afvuren van een lijn, miste hij deze
viel met zijn gezicht op dek neer. 1
Men zette ons een kostelijke maaltijd:
voor en wij voelden ons meer en meen
weer mens worden. De verpleegsters efl
de dokter verloren ons geen ogenblik uij
het oog. Mijn handen werden geregeld;
verbonden.
Ik kan dan ook niet anders zeggen, dad
dat de behandeling aan boord van ds
„Venus" buitengewoon was. Inmiddelj
verzocht ik een verpleegster de marcoj
nist te vragen even bij mij te komen. IÉ
vroeg hem direct een telegram naai
mijn vrouw in Holland te sturen. Va|
de marconist vernam ik toen, dat er 3|
van de 33 man van het achterschis
waren gered. Een Italiaanse stoker
kwam, zoals gezegd, tijdens de re
dingspogingen om het leven. Zijif
lichaam werd echter niet gevonden.
Tegen zeven uur 's avonds zetten wi
koers naar Southampton. De volgends
dag werden wij door de bemanning val
kleren voorzien. Ik kreeg het costuuil
van de purser aan. Dezelfde avonï
ongeveer 21.30 uur had ik van deze boof
af een radio-telefonisch gesprek met
mijn vrouw in Amsterdam. U begrijra
dat wij gelukkig waren elkanders stenj
weer te horen.
Een dag voor onze aankomst ijj
Southampton gingen wij afscheid nëi
men van de 2de stuurman Henriksen}
hij lag opgebaard en met de Noorse vlaj
bedekt.
Twee matrozen hielden de wacht in dij
dodenkamer.
Zijn gezicht was overladen met schramt
men, zodat wij aannemen, dat hij dool
wrakhout was geslagen. Het leven ka"
soms zeer wreed zijn...Henriksen vaar!
de niet met plezier op een tanker, lij
Port Said ontving hij een brief van zijtf
vrouw waarin ze hem mededeelde wer|
voor hem in Noorwegen te hebbel
gevonden. Hij was zeer blij en zou bij
aankomst in Gotenburg afmonsteren effi
rustig in zijn land verde. leven. Maag
het lot beschikte anders
Tijdens een afscheidsdiner aan boord!
van de „Venus" hield kapitein Backel
van de „Janko" een rede en dankte d?
kapitein en de gehele bemanning van de
„Venus" voor de keurige manoeuvre
die werd uitgevoerd met het schip
voör de bultengewooh goede zorgen en)
verpleging die wij hadden ondervonden.
Verder dankte hij de passagiers harte
lijk voor de 100,- die zij bijeenbrach
ten voor de weduwe van de 2de
stuurman.
Fietsgebruik neemt toe
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor
de Statistiek met betrekking tot
de mobiliteit van de Nederlandse be
volking, blijkt dat de dagelijkse woon-
werkverplaatsingen per fiets toene
men. Gedurende een aantal jaren nam,
en dan vooral in de grote steden,
het gebruik van de fiets voor het gaan
naar en van het werk af. Die neer
gaande lijn is inmiddels omgebogen
in een opgaande. Zo kwam in 1980
ruim 26% van de dagelijkse woon-
werkverplaatsingen voor rekening van
de fiets. Daarnaast is er sprake van een
zeer sterke toename van het gebruik
van de fiets voor recreatieve en spor
tieve doeleinden. Dat de fiets meer
voor het dagelijkse vervoer wordt ge
bruikt, heeft o.a. te maken met de ver
betering van de fietsvoorzieningen,
waardoor het fietsen aantrekkelijker
en ook veiliger is geworden. Met na
me moet hierbij gedacht worden aan
de stedelijke fietsroutes, die reeds
werden gerealiseerd. Over het al
gemeen blijkt de aanleg van fiets
paden en- stroken het gebruik van de
fiets te stimuleren.
GOEDE RAAD VOOR FIETS
TOCHTEN
De velen, die er dit jaar met de fiets
opuit zullen trekken, hetzij voor het
.maken van tochtjes en tochten, hetzij
voor het houden van een fietsvakantie,
kan worden gewezen op het in de
serie 'Fietsotheek' verschenen boekje
'Goede raad voor fietstochten'. Hierin
voorlichting en adviezen met betrèk-
king tot het maken van fietstochten,
hoe je zelf tochten uitzet, welk soort
fietsen hiervoor het meest in aanmer
king komt, wat je moet doen bij pech
onderweg, hoe je een fiets moet be
pakken, wat goede fietstassen zijn enz.
Door overmaking van 6,40 op post
girorekening nr. 234567 kan dit boekje
worden aangevraagd bij de stichting:
fiets! in Amsterdam.
NAAMPLAATJE OP IEDERE FIETS
Het zou een goed ding zijn, als de
Nederlandse fietsenhandelaren voor
al hun klanten een identificatie
plaatje zouden laten maken. Voor zowel
'gewone' als voor jeugd-, trim- of
toerfietsen. Dit plaatje, dat naam en
adres van de fietser zou moeten be
vatten, zou in combinatie met het fir
maplaatje van de fietsenhandelaar
kunnen worden aangebracht. Aldus
een door fiets-fanaat Gijs van Bree-
men gedane suggestie. Hierdoor kan
een fietser bij een onverhoopt ongeval
snel worden geïdentificeerd. Volgens
mededeling van de Rijkspolitie blijkt
het vaak moeilijk te zijn om bij on
gevallen, waarbij fietsers betrokken
zijn, vast te stellen wie de betrokken
man of vrouw is doordat men in
z'n sportieve kleding geen papieren
bij zich draagt. De door Van Breemen
gedane suggestie is zeker het over
wegen waard. Ook zou zo'n naam
plaatje preventief kunnen werken
tegen fietsendiefstal.
FIETSTOCHT ROND HET
IJSSELMEER
Wie nog op zoek is naar een goed va
kantie-idee, kan een fietstocht rond
het schilderachtige IJsselmeer worden
aangeraden. Per slot van rekening is
het dit jaar precies een halve eeuw
geleden dat het laatste stroomgat
in de Afsluitdijk werd gedicht. Dat mag
wel gevierd worden. Door de stichting:
fiets fis een toeristische fietstocht
rond het IJsselmeer in zeven dagen
uitgezet. Routebeschrijving met
overzichtskaartje kan door over
making van 9.75 op postgirorekening
nr. 234567 worden aangevraagd bij
de stichting: fiets! in Amsterdam.
Tijdens deze fietstocht maak je kennis
met de oude onvolprezen Zuider
zeestadjes, de Afsluitdijk, de Friese
IJsselmeerkust en het'nieuwe land van
de IJsselmeerpolders. Een tocht met
veel variatie.
NAAST ELKAAR OP ÉÉN FIETS
Naast elkaar op één fiets. Dat is mo
gelijk door een nieuw type fiets, dat
in Amerika is ontwikkels, waarbij
aan weerszijden van de zitbuis van de
fiets op een dwarsstang een zadel is
gemonteerd. De fiets is voorzien van
twee trapstellen met elk twee peda
len en heeft ook twee sturen, die zich
naast de 'lijn' van de fiets bevinden. Er
.kan met deze fiets een flinke snelheid
worden bereikt, want beide fietsers
zorgen voor de aandrijving, terwijl
ook een vijf-versnellingsderailleur is
gemonteerd. De Barret Side by Side-
fiets is momenteel in drie typen le
verbaar en de fabrikant is op zoek
naar een Nederlandse importeur
om ook de fietsers in de lage landen
met deze fiets te kunnen laten kennis
maken.
EXTA VERSTERKTE WIELEN VOOR
CRO SSFIETSEN
De opmars van de crossfietssport ont
wikkelt zich zodanig dat fabrikanten
en constructeurs hard bezig zijn om
de crossfietsen nog beter te maken
om zo de mogelijkheden voor deze
exploderende jeugdsport te vergroten.
Nieuw zijn de zo robuust uitziende
crossfietswielen, die extra versterkt
zijn met taaie glasvezel-nylon. Hier
door is de slagvastheid, de stijfheid
en de treksterkte van de wielen vér-
beterd, terwijl tevens een grotere
bestendigheid tegen corrosie en weers
invloeden is bereikt met als gevolg
een langere levensduur.
BETER BAGAGEVERVOER BIJ
SPORTIEVE FIETSEN
Bij de vele superlichte sportfietsen, die
tegenwoordig in gebruik zijn, zijn de
mogelijkheden om op de fiets bagage
mee te nemen vaak te beperkt. De con
sument blijkt daarover minder te-
'vreden te zijn en tilt minder zwaar aan
een zo groot mogelijke gewichtsbe
perking. Daarom komen, toch wel
lichte, bagagedragers steeds meer
in de mode en daarbij vooral ook dra
gers boven het voorwiel. Bij de con
structie van deze fietsen wordt hiermee
steeds meer rekening gehouden, on
der meer met betrekking tot de wijze
waarop de remmen worden gemon
teerd.
FIETSER LEVERT HEEL WAT
ENERGIE
Volgens ex-wereldkampioen schaatsen
Harm Kuipers, thans verbonden aan de
Medische Faculteit in Maastricht,
hebben proeven aangetoond dat een
gemiddelde fietser al trappend zo'n
400 Watt aan energie levert, ge-
trainden zelfs 475 a 495 Watt. De ster
ken kunnen zo'n prestatie wel een uur
achter elkaar volhouden met een hart
slag van 160 a 170. Bij vol aanzetten
kan gedurende tien seconden wel 1000
Watt worden geleverd. Een en ander
werd aangetoond door middel van proe
ven met een ergometer.
AANDACHT VOOR FIETSENDE
VROUW
Als eerste en tot nu toe enige fietsen-
fabrikani heeft Sparta Apeldoorn
het goede idee gehad om een spe
ciale folder met het aanbod aan dames
fietsen uit te geven. Voorlichting dus,
gericht op een duidelijke doelgroep en
in dit geval zeer zinnig want Sparta
heeft een qua frame-modellen, op
merkelijke nieuwe collectie dames
fietsen, waarover veel te vertellen is.
Het aanbod aan fietsen laat zich steeds
duidelijker uitsplitsen naar gebruikers
groep.
Wie in het voorjaar de bollenvelden
ziet, zou bijna denken dat alle bollen
oorspronkelijk wel ergens in Nederland
in het wild voorkwamen en dat ze later
in cultuur gebracht zijn. Niets is echter
minder waar. Alle bol- en knolgewassen
(met uitzondering van de daslook,
bosanemoon en kievitsbloem) zijn
afkomstig uit andere landen: de hyacint
bijvoorbeeld uit Griekenland, de narcis
uit landen rond de Middellande Zee, de
tulp uit Klein- en Midden-Azië, het
sneeuwklokje uit Zuid-Europa, de
vrolijke kleinbloemige anemoon (Ane
mone blanda) en het winteraconietje uit
Turkije.
Bij de opkomst van de Renaissance, aan
het einde van de 16e eeuw, werden de
eerste verschillende soorten bolgewas
sen naar Nederland vervoerd over de
handelswegen, die West-Europa ver
bonden met Zuidoost-Europa, Turkije
en Perzië. Voor zover men heeft kunnen
nagaan, werd de crocus voor het eerst in
1561 in Nederland gezien, de bostulp
(Tulipa sylvestris) in 1568 en de
winteraconiet in 1570. Het sneeuwklok
je was toen al bekend.
Tot de eerste gewassen, die in het begin
van de Renaissance uit Oost-Turkije en
Perzië werden ingevoerd, behoren de
statige keizerskroon (Fritillaria imperia
lis) en de purperkleurige Perzische
keizerskroon (fritullaria persica). De
gewone keizerskroon wordt nu in 2
kleuren aangeboden, nl. geel en rood.
De beide soorten worden 90-100 cm.
hoog en houden van zon. Zij groeien
ook uitstekend op licht beschaduwde
plaatsen en verlangen vooral een zeer
voedzame grond. De bloeitijd valt eind
april- begin mei.
De sneeuwroem (Chionodoxa) met de
vele blauwe stervormige bloemetjes,
stamt uit West-Turkije en vertoont haar
rijke bloei al in maart, tesamen met de
sneeuwklokjes en de winteraconiet en.
Tegelijkertijd bloeit dan de heerlijk
geurende Iris retuculata (uit Centraal
Turkije tot in de Kaukasus), een kleine
lage irissoort.
Heel mooie afstammelingen zijn de
hemelsblauwe Harmony en de J.S. Dijt
(rood-achtig purper. Deze irisjes verlan
gen een beschut plekje in de tuin. Scilla
siberiaca, met haar diepblauwe kleur,
Iets minder bekend is Scilla tuberge-
niana -pas in 1931 in Noord-Perzië
ontdekt - met prachtige porseleinblauwe
bloemen in lichte trosjes. Deze soort
verwildert eveneens gemakkelijk in de
tuin en behoort tot de allervroegst
bloeiende bolgewassen.
De porseleinblauwe kleur komt in april
terug bij Puschkinia libanotica (uit
Libanon dus, maar het wordt ook in
Oost-Turkije gevonden), een bolgewas,
dat zowel in de zon als de half schaduw
groeit en verder weinig eisen stelt.
Uit de Kaukasus komen de blauwe
druifjes (Muscari armeniacum), die in
1878 werden ontdekt. Nu kan men ze
van april tot half mei met duizenden
tegel^k in Keukenhof bewonderen. In
de zon of schaduw, op alle soorten
grond zullen zij bloeien.
Ik was erbij dat in mei 1940 de vreselijkste aller oorlogen over ons kwam,
dat het kanongebulder losbarstte,
dat bombardementen onze steden verwoestten,
dat onze mannen kreunend ten onder gingen,
dat vrouwen en kinderen uiteengereten werden,
dat het luchtalarm, de sirenes, de noodklokken hun onheilspellend
geluid lieten horen,
Ik was erbij dat we moesten vluchten,
dat we onze vrijheid verloren.
dat onze Vaders en Zonen werden weggevoerd,
dat de mensen die voor de bevrijding bleven vechten werden geexecu'
teerd,
dat Joodse mannen, vrouwen en kinderen op afschuwelijke wijze
werden uitgeroeid,
dat er beslag werd gelegd op onze goederen,
dat velen van honger omkwamen,
dat de kerken vol waren van mensen die baden om vrede.
Ik was erbij dat „de bom" viel op Hirosjima en Nagasaki,
Ik was erbij dat we de bevrijding vierden,
Ik was erbij dat we beloofden: nooit meer oorlog,
Ik was erbij dat landen werden verkwanseld,
dat de ijzeren muur werd opgetrokken,
DAT DE WAPENFABRIEKEN WEER GINGEN DRAAIEN;
dat de meest verschrikkelijke wapens werden ontwikkeld,
dat „ze" doorgingen op het pad van zelfvernietiging,
dat alles weer de verkeerde kant op dreigde te gaan.
Ik was erbij dat de Nederlandse kinderen de jubilerende koningin toezongen:
Vrede, vrede, dat is wat wij wensen
Voor grote en kleine mensen,
Dat het vrede zij altijd.
Ik was erbij dat in november van het vorig jaar het Nederlandse volk de straat op is
gegaan om te laten horen wat zij wilde: Vrede - Weg met alle wapens;
dat in de afgelopen maanden volkeren hetzelfde hebben uit
geschreeuwd.
Ik was erbij dat zaterdag 25 september vele mensen in Heiloo hun hartekreten
hebben laten horen en ook hebben neergeschreven hoe zij denken over:
vrede, oorlog, bewapening: Vrede, vrede alleen maar vrede.
Ik was erbij dat zondag 28 september in de kapelkerk jonge mensen zich bezonnen;
hebben over vrede: „Vrede moet beginnen in jezelf", en over oorlog en'
bewapening: „uit den boze".
Ik kan er geen vrede mee hebben: dat de regeringen, de gemeenten, alle partijen, di
kerken niet DUIDELIJK DE STEM VOLGEN VAN~DE BEVOLKING DOOR:
ZICH UIT TE SPREKEN VÓÓR VREDE EN TEGEN OORLOG; MAAR;
VOORAL TEGEN DE MEESTE ONMENSELIJKE WAPENS:
Ik kan er pas vrede mee hebben als zij zeggen: WIJ STOPPEN ERMEE.
De brochures bieden ook een dubbel-
bloemige soort aan (Blue Spike) een
variëteit van het gewone blauwe druifje
en een aardige z.g. witte druif (Muscari
botryoides album) die al in april bloeit
en jaar in, jaar uit terugkomt. Dit witte
druifje groeit in Zuid-Europa en de
Balkan in het wild, de Engelsen noemen
het ook wel Spanish pearls (Spaanse
parels).
In mei bloeit de knikkende vogelmelk
(Ornithogalum nutans) en de gewone
vogelmelk (Ornithogalum umbellatum),
beide oorspronkelijk Zuideuropees.
Vooral de fris witte kleur van de gewone
vogelmelk fleurt de tuin op. Tezelfder
tijd bloeit ook Ipheion uniflprum
(Triteleia uniflora), afkomstig uit Uru-
Guay en Argentinië, een goedkoop
bolgewas met stervormige zachtblauwe
bloemen, dat zich in het Nederlandse
klimaat uitstekend thuis voelt. Het
wordt speciaal aanbevolen voor beplan-1
ting in groepjes tussen heesters, maar»
ook in de volle zon zal het uitstekend;
bloeien. De bloeitijd begint in maart erf
eindigt in juni.
In mei en juni bloeit Oxalis adenophyl*
la, die uit Argentinië en Zuid-Chili;
komt. In de volle zon ontwikkelt deza'
klaversoort zich met zacht lila-ros®
bloemen, die voortkomen uit een zeefl
harig knolletje, Hoe men deze ooi}
plant, bloeien zal hij altijd.
Ixiolirion pallassii is ook een soort die,'
uit Centraal-Azië komt en het primrf
doet in de Nederlandse tuin. Het is een,
sierlijk bolgewas, dat in juni bloeit met'
vele diepblauwe openstaande bloemen"
op slanke stengels. Het wordt ongeveeJ
30 cm. hoog.
Alle hier behandelde bolgewassen zijnj
bestand tegen strenge winters en bloeien,
jaar in, jaar uit. Het zijn dus echf
planten voor zorgeloos tuinplezier.