IK MAAKTE EEN SCHIPBREUK MEE Neener zijn ergere scheepsrampen gebeurd dan die van de Noorse tanker Janko", die in de nacht van 27 op 28 januari 1951 in de Golf van Biscaye ten onder ging. Het is niet de omvang van deze rampdie haar op deze bladzijden heeft gebrachtmaar wel het feitdat ze zo typerend was. We horen dikwijls van schipbreuken. Maar wat er omgaat in een schipbreukeling -daar lezen we maar weinig van. Welnu - onlangs kwam de heer Hart marconist en purservan een kersverse schipbreuk thuis. Hij had de ramp van de ti Janko" overleefd en wij vroegen hem: Mijnheer Hartvertel ons nu eens precies.... Enfin. Hier komt hij aan het woord. Hij schreef dit verhaal persoonlijk op. We hebben er niets aan veranderd. mm De fiets: het wonder op twee wielen ii 4 - Waar komen de bloembollen vandaan? DOORC.A. HART ItiK'Z - ///TT: t'. - mwxmimSwi. sf «bi1 Vroege bloeiers IK WAS ERBIJ.... Latere bloeiers UITKIJKPOST 13 OKTOBERj |IJKPOS1 Wij waren 28/1-1951 op weg naar Gotenburg in Zweden. Wij hadden namelijk een contract voor 12 reizen voor de Anglo Iranian Oil Co. en voeren tussen Gotenburg en Abadan in Iran. Het was een echte pech-reis. Op de heenreis moesten wij drie dagen dokken op Malta wegens een lekke tank. De eerste machinist werd ziek en wij moesten Aden aanlopen om hem naar het ziekenhuis te brengen. Gedu rende het oponthoud in Aden wilde een Italiaanse bediende de kapitein met een groot mes vermoorden. De hofmeester wist hem te overmeeste ren en dus liep alles nog goed af. Veiligheidshalve gingen alle hutdeuren op slot en droeg de kapitein daarna een revolver in de zak. Hij waarschuwde de bediende dat, indien hij het waagde weer eens in zijn nabijheid te komen, hij hem zou neerschieten. In Abadan werd hij afgemonsterd en per vliegtuig naar Op het ogenblikdat wij langs de touwen in zee gingen, maakte men op het Noorse schip deze opname van de voorsteven van de ,,Janko". Italië gestuurd. Na Aden vertrokken wij naar Abadan en tijdens ons verblijf aldaar werden de chef-machinist en de hofmeester op weg naar een andere Noorse boot, die ook aan de lange pier gemeerd lag, in de duisternis door de Arabieren aangevallen. Ternauwernood wisten zij te ontsnappen. Met olie geladen aanvaardden wij de terugreis. Een dag na Port Said begon het te stormen en dit hield aan tot voorbij Sicilië, toen werd het weer iets rustiger. Wij passeerden Gibraltar met vrij behoorlijk weer. Echter na Lissa bon stak er weer een hevige storm op. De kuststations meldden toeneming van de storm, oplopend tot kracht 10. Huizenhoge golven joegen over het schip, de wind gierde en hagel en regen sloegen op het dek. Ondanks dit noodweer liep de „Janko" gestadig. De kapitein gaf orders alles te controleren en er viel niets te melden. Alles was O.K. Ongeveer twee dagen voor de ramp brak de hoofdantenne af en door de hevige storm was het ons niet mogelijk deze weer te herstellen, wij waren genoodzaakt op beter weer te wachten. Inmiddels konden wij van de noodan- tenne gebruik maken voor het verzen den van telegrammen. Zó hevig was de storm, dat het levensgevaarlijk was van het voorschip via de loopbrug het achterschip te bereiken en omgekeerd. 27 Januari: Nog steeds noodweer, de hele dag bracht ik door in het radiostations. Om 23.30 uur ging ik naar beneden en begaf mij naar mijn hut. Ik rustte even op mijn divan, toen om 24 uur de derde stuurman mijn hut binnenkwam. Zijn wacht zat er op. Hij vroeg mij met hem mee te gaan en een kop koffie te drinken, maar ik antwoordde hem liever in mijn hut te blijven daar ik steeds naar het radiosta tion moest gaan om te luisteren. Hij ging dus alleen en na een week zag ik hem pas terug. Niet op de „Janko", maar in Gotenburg. Het zal zo om en nabij 0.30 uur geweest zijn, toen ik plotseling een hevig gekraak hoorde. Wat kon dat zijn? Ik kon het geluid niet thuisbrengen. Ik sprong op, rende naar de gang en keek op het achterdek en tot mijn ontzetting zag ik het achtergedeelte een dansende beweging maken. Was het schip gebro ken? Ik kon het niet geloven!! Rondom mij vonken en kortsluiting. Angst maakte zich van mij meester, er zou immers heel gemakkelijk brand kunnen ontstaan door de kortsluiting, daar het schip geladen was met olie. Terwijl dit alles door mij heenflitste, zag ik het middenschip zakken en het voor- en achtergedeelte braken van elkaar. Duis ternis viel om mij heen en ik zag alleen het achterschip, dat verlicht wegdreef. Een halfuur ongeveer hebben wij dat gedeelte kunnen zien, daarna zaten de daar aanwezige 33 man ook in het duister. Ik rende naar de commandobrug, trof daar de kapitein, die mij toeriep: „No. use to bother with the radio. Put your life-beldt on and follow me.- „Laat de radio maar lopen. Doe je zwemvest om en kom met me mee." Wij daalden de ijzeren trap af en holden samen naar de uiterste punt van het voorschip. Onderwijl maakten de gol ven zich meer en meer meester van het gebroken gedeelte, dat dieper en dieper zakte. De voorsteven kwam hoger en hoger uit het water. Toen kapitein Backer en ik de voorsteven hadden bereikt, troffen wij daar de 1ste en 2de stuurman,1 de hofmeester en twee matrozen. Wat moesten wij beginnen in de duisternis? Wij trokken een oliejas aan en hurkten bijeen. De regen en hagel striemden onze gezichten. Het achterschip was nu ook in het duister en wij wisten dus niet meer waar dat heen dreef. Wat te doen?? Wij waren 10 mijl ten Z.W. van Kaap Finisterre en konden het vuurtorenlicht goed zien. Angst sloeg ons om het hart. Zouden wij zinken?? Of te pletter slaan tegen de rotsen?? Wij dreven 2 uur per mijl met de stroom mee. De kapitein gaf bevel aan twee matrozen, naar beneden te gaan en petroleum en lappen te halen. Terugge komen wikkelden zij de lappen om een lange ijzeren stang, dompelden deze in de olie en maakten vuur. Zwaaiende met de vlam probeerden wij de aandacht te trekken van in de nabijheid varende schepen. Heel in de verte gingen twee schepen voorbij. Zij hadden ons dus niet gezien. Na ongeveer een uur kwamen twee lichten steeds nader, zouden wij geluk hebben? Het schip kwam nader en nader en wij begonnen morse-tekens te geven met een zaklantaarn. Wij gaven onze naam op en vroegen S.O.S. voor ons te willen uitzenden. Dit werd gedaan. Het schip bleef gedurende de gehele nacht om ons heen varen en ging ook poolshoogte nemen bij het achter schip. De mensen hier waren in een veel gunstiger positie dan wij, zij hadden volop proviand en hun situatie was niet zo hachelijk. Tergend langzaam gingen de uren in de duisternis voorbij. Af en toe rookten wij een sigaret. Bibberend van de koude lagen wij naast elkaar, wachtend op hulp. Onze magen begon nen te jeuken en de hofmeester had de moed langs de loopbrug naar beneden te glijden en zo de pantry te bereiken. Het gelukte hem en hij keerde terug met een paar broden en enige blikjes sardines. Wij hadden dus iets om onze magen enigszins tevreden te stellen. De uren leken eeuwen. Denkt u eens in: 7 uren in het duister op een wrak in volle zee met storm, regen en hagel om je heen, wachtend op daglicht. Toen het eindelijk dag was geworden, ontdekten wij de naam van het te hulp gekomen schip, namelijk het Engelse vracht- en passagiersschip „Tasminia". Tegen negen uur in de ochtend kwam de „Tasminia" dichterbij en schoot een vuurpijl op ons af. De pijl kwam tweemaal goed op dek terecht, maar door de hoge zeeën hadden wij de grootste moeite het touw in handen te krijgen en tweemaal brak dan ook de lijn. De „Tasminia" gaf verdere reddingspogingen op en seinde naar ons, dat over ongeveer vijf uur een sleepboot zou komen. Weer 5 uur wachten? Waarom zetten ze toch geen reddingssloep over boord om ons van het wrak te halen? Wij begrepen er niets van. In de verte zagen wij nu ook ons achterschip en bemerkte,!},,-flat LYü&e schepen contact zochten met de beman ning. Later vernam ik, dat een van deze schepen de Noor „Bursa" was en de andere de Panamees „Caprella". Zes tien mannen werden door de „Caprel la" gered en naar Londen gebracht, Eén van de droevige overblijfselen van ons schip, zoals het nutteloos en verloren in de haven van Vigo [Spanje] lag. zeventien door de „Bursa" naar Bordeaux. Van de 33 man is er helaas één tijdens de reddingspogingen ver dronken, het was een Italiaanse stoker. Tot ongeveer drie uur 's middags lagen wij in angst en spanning bij elkaar, enkele malen nog opgeschrikt door het breken van tankschotten, de olie ontsnapte dan en het schip ging steeds gevaarlijker zakken. De voorsteven werd hoe langer hoe hoger. Wij overlegden met elkaar wat wij zouden doen en wij besloten in zee te gaan, teneinde het inmiddels ter assistentie gesnelde Noorse passagiersschip „Ve nus" zwemmende te bereiken. Wij moesten hiertoe wel besluiten omdat ook de lijn, die de Venus" afschoot, miste en wij geen tijd meer te verliezen hadden. Eén voor één gingen C wij langs een touw naar beneden; het was een behoorlijke hoogte, want de steven stak meer dan 15 meter boven water uit. Als vierde daalde ik in zee af; eerst ging alles goed, maar toen ik enige meters boven zee hing, glipten mijn handen van het touw af en viel ik in zee. Van beide handen werd mijn vel afgestroopt. Met rauwe handen zwem mend in het ijskoude water van de Golf van Biscaye...maar ik voelde het niet. Mijn enige gedachte was: hoe red ik mijzelf. Ik schoot een eind onder water, kwam boven en braakte het zeewater uit, dat ik binnen had gekregen en begon te zwemmen -zwemmen,...mijn leven hing er van af. Mijn klederen hinderden mij zo, dat ik mijn broek, sokken en schoenen uitdeed. Op deze manier kon ik mij veel gemakkelijker bewegen. Na een tijdje kon ik enige riemen grijpen, die van onze reddingssloep waren afgeslagen. Ik hield ze stevig onder mijn arm en op deze manier ging het iets beter om boven water te blijven, want de golven waren zeer hoog en ik had al mijn energie en tegenwoordigheid van geest nodig die golven zoveel mogelijk De kapitein en de 1ste stuurman kwamen in mijn buurt en konden gelukkig ook de riemen grijpen en op deze wijze dreven wij enige tijd samen. Maar door de woeste golven werden we op den duur toch weer van elkaar geslagen en dreven ver uiteen. Er scheen nooit een eind aan te komen en de „Venus" bleef maar ver van ons verwijderd. De 2de stuurman dreef op zijn rug en daardoor sloegen de golven steeds over hem heen, wij waarschuw den hem om toch vooral op zijn borst te zwemmen, maar hij scheen het niet te kunnen. Helaas is hij van uitputting omgekomen. Nadat wij in onze gedachten jaren hadden geworsteld met de zee, zag ik in de verte dat de „Venus" een reddings boot te water had gelaten en dat de hofmeester en een matroos de eersten waren, die opgepikt werden. Terwijl ik trachtte de reddingsboot te bereiken, dreef ik met de stroom mee en kwam bij de romp van de „Venus". Ik greep een toegeworpen touw, maar door de deining werd ik zo hard tegen het schip geslingerd, dat ik onder het schip dreigde tekomen. En toen doemde de reddingsboot voor mij op. Kracht om mij er in te hijsen had ik niet en de matrozen trokken mij naar binnen. Dat was niet zo eenvoudig, want wij allen waren glibberig en zwart van de olie. Ik bleef op de bodem van de boot liggen, want ik was half naakt, alleen een hemdje aan. Twee uur waren verlopen sinds wij in zee hadden moeten gaan en bijna negentien uur na de schipbreuk. Met ons zessen werden wij opgepikt maar voor de 2de stuurman Henriksen kwam de hulp te laat. Hij werd dood aan boord van de reddinsboot gehesen. De kapitein werd bewusteloos aan boord genoemen en bleef ruim een dag buiten bewustzijn. Later bleek, dat ook hij tegen de romp van de „Venus" was geslagen en daardoor zijn bewustzijn had verloren. Dagen daarna is hij nog ernstig ziek geweest door de vele olie, die hij in ogen, oren en longen had gekregen. De reddingsboot werd in zijn geheel door de „Venus" opgehesen. Bij het eerste dek gekomen sprong ik er uit, het had mij nu lang genoeg geduurd boven zee te hangen. Ik had zolang ik in zee had gevochten voor mijn leven, geen erg in de snerpende koude gehad, maar toen ik eenmaal in de boot lag, trilde ik van de koude en emotie. Ook dacht ik zo maar te kunnen springen en weglopen, doch ik merkte toen pas, dat ik totaal verstijfd was van de koude. Men wilde mij dragen naar een inmiddels vrijge maakte hut, maar ik gaf de voorkeur aan zelf lopen, des te eerder zou ik er doorheen zijn. Er werd onmiddellijk een deken om mij heen geslagen en zo arriveerde ik dan in de hut. Ik werd van het ergste vuil ontdaan en in bed gelegd, daarna kwamen twee assistenten van de dokter mij masseren, tegelijkertijd werd mij een fles cognac gebracht en dit vocht knapte mij wonderwel een heel eind op. Om de beurt werden wij in de badkamer schoongemaakt met cacaoboter, het vuil en vet van de olie vloog er af. Enige dagen duurde het voor de olie uit neus en oren was verdwenen. Heerlijk schoon kwamen wij weer in bed terecht. De dokter onderzocht ons van top tot teen. Gelukkig was bij mij alles in orde, ik had buiten mijn handen, geen enkel letsel opgelopen. Mijn zenuwen waren De schrijver van dit artikel, marconist en purser Charles A. Hart i het radiostation van de M§TJanko1 natuurlijk wel danig in de war, maag wie zou bij zo'n avontuur rustil blijven? Met de kapitein was het minder goed gesteld, hij was, zoals gezegd, buiteij kennis, laat in de nacht kwam hij evei bij en vroeg waar hij was en wat er waj gebeurd, toen soesde hij weer wegjj Eerst veel later kwam hij pas goed bij kennis en langzaamaan werd hij betef De anderen waren er, evenals ik, vri] goed af gekomen. De 1ste stuurman hai een paar tanden verloren. Tijdens hi afvuren van een lijn, miste hij deze viel met zijn gezicht op dek neer. 1 Men zette ons een kostelijke maaltijd: voor en wij voelden ons meer en meen weer mens worden. De verpleegsters efl de dokter verloren ons geen ogenblik uij het oog. Mijn handen werden geregeld; verbonden. Ik kan dan ook niet anders zeggen, dad dat de behandeling aan boord van ds „Venus" buitengewoon was. Inmiddelj verzocht ik een verpleegster de marcoj nist te vragen even bij mij te komen. IÉ vroeg hem direct een telegram naai mijn vrouw in Holland te sturen. Va| de marconist vernam ik toen, dat er 3| van de 33 man van het achterschis waren gered. Een Italiaanse stoker kwam, zoals gezegd, tijdens de re dingspogingen om het leven. Zijif lichaam werd echter niet gevonden. Tegen zeven uur 's avonds zetten wi koers naar Southampton. De volgends dag werden wij door de bemanning val kleren voorzien. Ik kreeg het costuuil van de purser aan. Dezelfde avonï ongeveer 21.30 uur had ik van deze boof af een radio-telefonisch gesprek met mijn vrouw in Amsterdam. U begrijra dat wij gelukkig waren elkanders stenj weer te horen. Een dag voor onze aankomst ijj Southampton gingen wij afscheid nëi men van de 2de stuurman Henriksen} hij lag opgebaard en met de Noorse vlaj bedekt. Twee matrozen hielden de wacht in dij dodenkamer. Zijn gezicht was overladen met schramt men, zodat wij aannemen, dat hij dool wrakhout was geslagen. Het leven ka" soms zeer wreed zijn...Henriksen vaar! de niet met plezier op een tanker, lij Port Said ontving hij een brief van zijtf vrouw waarin ze hem mededeelde wer| voor hem in Noorwegen te hebbel gevonden. Hij was zeer blij en zou bij aankomst in Gotenburg afmonsteren effi rustig in zijn land verde. leven. Maag het lot beschikte anders Tijdens een afscheidsdiner aan boord! van de „Venus" hield kapitein Backel van de „Janko" een rede en dankte d? kapitein en de gehele bemanning van de „Venus" voor de keurige manoeuvre die werd uitgevoerd met het schip voör de bultengewooh goede zorgen en) verpleging die wij hadden ondervonden. Verder dankte hij de passagiers harte lijk voor de 100,- die zij bijeenbrach ten voor de weduwe van de 2de stuurman. Fietsgebruik neemt toe Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek met betrekking tot de mobiliteit van de Nederlandse be volking, blijkt dat de dagelijkse woon- werkverplaatsingen per fiets toene men. Gedurende een aantal jaren nam, en dan vooral in de grote steden, het gebruik van de fiets voor het gaan naar en van het werk af. Die neer gaande lijn is inmiddels omgebogen in een opgaande. Zo kwam in 1980 ruim 26% van de dagelijkse woon- werkverplaatsingen voor rekening van de fiets. Daarnaast is er sprake van een zeer sterke toename van het gebruik van de fiets voor recreatieve en spor tieve doeleinden. Dat de fiets meer voor het dagelijkse vervoer wordt ge bruikt, heeft o.a. te maken met de ver betering van de fietsvoorzieningen, waardoor het fietsen aantrekkelijker en ook veiliger is geworden. Met na me moet hierbij gedacht worden aan de stedelijke fietsroutes, die reeds werden gerealiseerd. Over het al gemeen blijkt de aanleg van fiets paden en- stroken het gebruik van de fiets te stimuleren. GOEDE RAAD VOOR FIETS TOCHTEN De velen, die er dit jaar met de fiets opuit zullen trekken, hetzij voor het .maken van tochtjes en tochten, hetzij voor het houden van een fietsvakantie, kan worden gewezen op het in de serie 'Fietsotheek' verschenen boekje 'Goede raad voor fietstochten'. Hierin voorlichting en adviezen met betrèk- king tot het maken van fietstochten, hoe je zelf tochten uitzet, welk soort fietsen hiervoor het meest in aanmer king komt, wat je moet doen bij pech onderweg, hoe je een fiets moet be pakken, wat goede fietstassen zijn enz. Door overmaking van 6,40 op post girorekening nr. 234567 kan dit boekje worden aangevraagd bij de stichting: fiets! in Amsterdam. NAAMPLAATJE OP IEDERE FIETS Het zou een goed ding zijn, als de Nederlandse fietsenhandelaren voor al hun klanten een identificatie plaatje zouden laten maken. Voor zowel 'gewone' als voor jeugd-, trim- of toerfietsen. Dit plaatje, dat naam en adres van de fietser zou moeten be vatten, zou in combinatie met het fir maplaatje van de fietsenhandelaar kunnen worden aangebracht. Aldus een door fiets-fanaat Gijs van Bree- men gedane suggestie. Hierdoor kan een fietser bij een onverhoopt ongeval snel worden geïdentificeerd. Volgens mededeling van de Rijkspolitie blijkt het vaak moeilijk te zijn om bij on gevallen, waarbij fietsers betrokken zijn, vast te stellen wie de betrokken man of vrouw is doordat men in z'n sportieve kleding geen papieren bij zich draagt. De door Van Breemen gedane suggestie is zeker het over wegen waard. Ook zou zo'n naam plaatje preventief kunnen werken tegen fietsendiefstal. FIETSTOCHT ROND HET IJSSELMEER Wie nog op zoek is naar een goed va kantie-idee, kan een fietstocht rond het schilderachtige IJsselmeer worden aangeraden. Per slot van rekening is het dit jaar precies een halve eeuw geleden dat het laatste stroomgat in de Afsluitdijk werd gedicht. Dat mag wel gevierd worden. Door de stichting: fiets fis een toeristische fietstocht rond het IJsselmeer in zeven dagen uitgezet. Routebeschrijving met overzichtskaartje kan door over making van 9.75 op postgirorekening nr. 234567 worden aangevraagd bij de stichting: fiets! in Amsterdam. Tijdens deze fietstocht maak je kennis met de oude onvolprezen Zuider zeestadjes, de Afsluitdijk, de Friese IJsselmeerkust en het'nieuwe land van de IJsselmeerpolders. Een tocht met veel variatie. NAAST ELKAAR OP ÉÉN FIETS Naast elkaar op één fiets. Dat is mo gelijk door een nieuw type fiets, dat in Amerika is ontwikkels, waarbij aan weerszijden van de zitbuis van de fiets op een dwarsstang een zadel is gemonteerd. De fiets is voorzien van twee trapstellen met elk twee peda len en heeft ook twee sturen, die zich naast de 'lijn' van de fiets bevinden. Er .kan met deze fiets een flinke snelheid worden bereikt, want beide fietsers zorgen voor de aandrijving, terwijl ook een vijf-versnellingsderailleur is gemonteerd. De Barret Side by Side- fiets is momenteel in drie typen le verbaar en de fabrikant is op zoek naar een Nederlandse importeur om ook de fietsers in de lage landen met deze fiets te kunnen laten kennis maken. EXTA VERSTERKTE WIELEN VOOR CRO SSFIETSEN De opmars van de crossfietssport ont wikkelt zich zodanig dat fabrikanten en constructeurs hard bezig zijn om de crossfietsen nog beter te maken om zo de mogelijkheden voor deze exploderende jeugdsport te vergroten. Nieuw zijn de zo robuust uitziende crossfietswielen, die extra versterkt zijn met taaie glasvezel-nylon. Hier door is de slagvastheid, de stijfheid en de treksterkte van de wielen vér- beterd, terwijl tevens een grotere bestendigheid tegen corrosie en weers invloeden is bereikt met als gevolg een langere levensduur. BETER BAGAGEVERVOER BIJ SPORTIEVE FIETSEN Bij de vele superlichte sportfietsen, die tegenwoordig in gebruik zijn, zijn de mogelijkheden om op de fiets bagage mee te nemen vaak te beperkt. De con sument blijkt daarover minder te- 'vreden te zijn en tilt minder zwaar aan een zo groot mogelijke gewichtsbe perking. Daarom komen, toch wel lichte, bagagedragers steeds meer in de mode en daarbij vooral ook dra gers boven het voorwiel. Bij de con structie van deze fietsen wordt hiermee steeds meer rekening gehouden, on der meer met betrekking tot de wijze waarop de remmen worden gemon teerd. FIETSER LEVERT HEEL WAT ENERGIE Volgens ex-wereldkampioen schaatsen Harm Kuipers, thans verbonden aan de Medische Faculteit in Maastricht, hebben proeven aangetoond dat een gemiddelde fietser al trappend zo'n 400 Watt aan energie levert, ge- trainden zelfs 475 a 495 Watt. De ster ken kunnen zo'n prestatie wel een uur achter elkaar volhouden met een hart slag van 160 a 170. Bij vol aanzetten kan gedurende tien seconden wel 1000 Watt worden geleverd. Een en ander werd aangetoond door middel van proe ven met een ergometer. AANDACHT VOOR FIETSENDE VROUW Als eerste en tot nu toe enige fietsen- fabrikani heeft Sparta Apeldoorn het goede idee gehad om een spe ciale folder met het aanbod aan dames fietsen uit te geven. Voorlichting dus, gericht op een duidelijke doelgroep en in dit geval zeer zinnig want Sparta heeft een qua frame-modellen, op merkelijke nieuwe collectie dames fietsen, waarover veel te vertellen is. Het aanbod aan fietsen laat zich steeds duidelijker uitsplitsen naar gebruikers groep. Wie in het voorjaar de bollenvelden ziet, zou bijna denken dat alle bollen oorspronkelijk wel ergens in Nederland in het wild voorkwamen en dat ze later in cultuur gebracht zijn. Niets is echter minder waar. Alle bol- en knolgewassen (met uitzondering van de daslook, bosanemoon en kievitsbloem) zijn afkomstig uit andere landen: de hyacint bijvoorbeeld uit Griekenland, de narcis uit landen rond de Middellande Zee, de tulp uit Klein- en Midden-Azië, het sneeuwklokje uit Zuid-Europa, de vrolijke kleinbloemige anemoon (Ane mone blanda) en het winteraconietje uit Turkije. Bij de opkomst van de Renaissance, aan het einde van de 16e eeuw, werden de eerste verschillende soorten bolgewas sen naar Nederland vervoerd over de handelswegen, die West-Europa ver bonden met Zuidoost-Europa, Turkije en Perzië. Voor zover men heeft kunnen nagaan, werd de crocus voor het eerst in 1561 in Nederland gezien, de bostulp (Tulipa sylvestris) in 1568 en de winteraconiet in 1570. Het sneeuwklok je was toen al bekend. Tot de eerste gewassen, die in het begin van de Renaissance uit Oost-Turkije en Perzië werden ingevoerd, behoren de statige keizerskroon (Fritillaria imperia lis) en de purperkleurige Perzische keizerskroon (fritullaria persica). De gewone keizerskroon wordt nu in 2 kleuren aangeboden, nl. geel en rood. De beide soorten worden 90-100 cm. hoog en houden van zon. Zij groeien ook uitstekend op licht beschaduwde plaatsen en verlangen vooral een zeer voedzame grond. De bloeitijd valt eind april- begin mei. De sneeuwroem (Chionodoxa) met de vele blauwe stervormige bloemetjes, stamt uit West-Turkije en vertoont haar rijke bloei al in maart, tesamen met de sneeuwklokjes en de winteraconiet en. Tegelijkertijd bloeit dan de heerlijk geurende Iris retuculata (uit Centraal Turkije tot in de Kaukasus), een kleine lage irissoort. Heel mooie afstammelingen zijn de hemelsblauwe Harmony en de J.S. Dijt (rood-achtig purper. Deze irisjes verlan gen een beschut plekje in de tuin. Scilla siberiaca, met haar diepblauwe kleur, Iets minder bekend is Scilla tuberge- niana -pas in 1931 in Noord-Perzië ontdekt - met prachtige porseleinblauwe bloemen in lichte trosjes. Deze soort verwildert eveneens gemakkelijk in de tuin en behoort tot de allervroegst bloeiende bolgewassen. De porseleinblauwe kleur komt in april terug bij Puschkinia libanotica (uit Libanon dus, maar het wordt ook in Oost-Turkije gevonden), een bolgewas, dat zowel in de zon als de half schaduw groeit en verder weinig eisen stelt. Uit de Kaukasus komen de blauwe druifjes (Muscari armeniacum), die in 1878 werden ontdekt. Nu kan men ze van april tot half mei met duizenden tegel^k in Keukenhof bewonderen. In de zon of schaduw, op alle soorten grond zullen zij bloeien. Ik was erbij dat in mei 1940 de vreselijkste aller oorlogen over ons kwam, dat het kanongebulder losbarstte, dat bombardementen onze steden verwoestten, dat onze mannen kreunend ten onder gingen, dat vrouwen en kinderen uiteengereten werden, dat het luchtalarm, de sirenes, de noodklokken hun onheilspellend geluid lieten horen, Ik was erbij dat we moesten vluchten, dat we onze vrijheid verloren. dat onze Vaders en Zonen werden weggevoerd, dat de mensen die voor de bevrijding bleven vechten werden geexecu' teerd, dat Joodse mannen, vrouwen en kinderen op afschuwelijke wijze werden uitgeroeid, dat er beslag werd gelegd op onze goederen, dat velen van honger omkwamen, dat de kerken vol waren van mensen die baden om vrede. Ik was erbij dat „de bom" viel op Hirosjima en Nagasaki, Ik was erbij dat we de bevrijding vierden, Ik was erbij dat we beloofden: nooit meer oorlog, Ik was erbij dat landen werden verkwanseld, dat de ijzeren muur werd opgetrokken, DAT DE WAPENFABRIEKEN WEER GINGEN DRAAIEN; dat de meest verschrikkelijke wapens werden ontwikkeld, dat „ze" doorgingen op het pad van zelfvernietiging, dat alles weer de verkeerde kant op dreigde te gaan. Ik was erbij dat de Nederlandse kinderen de jubilerende koningin toezongen: Vrede, vrede, dat is wat wij wensen Voor grote en kleine mensen, Dat het vrede zij altijd. Ik was erbij dat in november van het vorig jaar het Nederlandse volk de straat op is gegaan om te laten horen wat zij wilde: Vrede - Weg met alle wapens; dat in de afgelopen maanden volkeren hetzelfde hebben uit geschreeuwd. Ik was erbij dat zaterdag 25 september vele mensen in Heiloo hun hartekreten hebben laten horen en ook hebben neergeschreven hoe zij denken over: vrede, oorlog, bewapening: Vrede, vrede alleen maar vrede. Ik was erbij dat zondag 28 september in de kapelkerk jonge mensen zich bezonnen; hebben over vrede: „Vrede moet beginnen in jezelf", en over oorlog en' bewapening: „uit den boze". Ik kan er geen vrede mee hebben: dat de regeringen, de gemeenten, alle partijen, di kerken niet DUIDELIJK DE STEM VOLGEN VAN~DE BEVOLKING DOOR: ZICH UIT TE SPREKEN VÓÓR VREDE EN TEGEN OORLOG; MAAR; VOORAL TEGEN DE MEESTE ONMENSELIJKE WAPENS: Ik kan er pas vrede mee hebben als zij zeggen: WIJ STOPPEN ERMEE. De brochures bieden ook een dubbel- bloemige soort aan (Blue Spike) een variëteit van het gewone blauwe druifje en een aardige z.g. witte druif (Muscari botryoides album) die al in april bloeit en jaar in, jaar uit terugkomt. Dit witte druifje groeit in Zuid-Europa en de Balkan in het wild, de Engelsen noemen het ook wel Spanish pearls (Spaanse parels). In mei bloeit de knikkende vogelmelk (Ornithogalum nutans) en de gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum), beide oorspronkelijk Zuideuropees. Vooral de fris witte kleur van de gewone vogelmelk fleurt de tuin op. Tezelfder tijd bloeit ook Ipheion uniflprum (Triteleia uniflora), afkomstig uit Uru- Guay en Argentinië, een goedkoop bolgewas met stervormige zachtblauwe bloemen, dat zich in het Nederlandse klimaat uitstekend thuis voelt. Het wordt speciaal aanbevolen voor beplan-1 ting in groepjes tussen heesters, maar» ook in de volle zon zal het uitstekend; bloeien. De bloeitijd begint in maart erf eindigt in juni. In mei en juni bloeit Oxalis adenophyl* la, die uit Argentinië en Zuid-Chili; komt. In de volle zon ontwikkelt deza' klaversoort zich met zacht lila-ros® bloemen, die voortkomen uit een zeefl harig knolletje, Hoe men deze ooi} plant, bloeien zal hij altijd. Ixiolirion pallassii is ook een soort die,' uit Centraal-Azië komt en het primrf doet in de Nederlandse tuin. Het is een, sierlijk bolgewas, dat in juni bloeit met' vele diepblauwe openstaande bloemen" op slanke stengels. Het wordt ongeveeJ 30 cm. hoog. Alle hier behandelde bolgewassen zijnj bestand tegen strenge winters en bloeien, jaar in, jaar uit. Het zijn dus echf planten voor zorgeloos tuinplezier.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Uitkijkpost : nieuwsblad voor Heiloo e.o. | 1982 | | pagina 14