Verhalen wedstrijd Openbare Bibliotheek <k Eerste paal voor sporthal annex verenigingsgebouw e/g/r On Bibli- -theek m m Ook voor uw verenigingsnieuws Door gebrek aan ruimte is het mogelijk dat ingeleverde kopij voor de Uitkijkpost deze week niet is geplaatst. Indien de ruimte het toelaat, zullen wij de tekst zoveel mogelijk vol gende week opnemen. UITKIJKPOST 2 MAART 1988 dfc Hij? <y& - if MEERVOGELS HANDBAL De verre reis naar Den Helder heeft de dames na een spannende wedstrijd de volle winst opgeleverd (12-13). Vooral het benutten van strafworpen door Marga Poland en het stoppen van straf worpen door de Meervogels-keepsters Susan Bron en Ingrid Schotte hielden de dames steeds op ruime voorsprong. J.H.C. bleef tot het einde vechten voor desnoods 1 punt. Deze kans werd hen in de laatste minuut geboden, doch zij mistten de strafworp en pakte daardoor Meervogels de winst en houdt de ver dienstelijke tweede plaats. De overwinning, van de heren (11-15) is tot stand gekomen door het zwakke punt van Berdos, de verdediging, uit te buiten. Rob Buur wist de aanval van Berdos uitstekend te ontregelen en scoorde vijfmaal door de bal te onder scheppen. De laatste tien minuten ver slapte Meervogels toch en de gevreesde tweede lijn van Berdos begon op gang te komen. Verder dan 11-13 liet Meervo gels ze niet komen. In de laatste minuut lieten de heren blijken dat zij de terechte winnaars waren en met deze overwin ning uit de degradatiezorgen komen. Het jaar 1987 was voor de Heilooër openbare bibliotheek een gedenkwaar dig jaar. Niet alleen moest besloten worden om, uit bezuinigingsoverwegin gen, de uitleenpost aan de Kenne- merstraatweg te sluiten, maar ook werd er uitgebreid stilgestaan bij het 25-jarig bestaan van de bibliotheek in Heiloo. De Uitkijkpost deed verslag van al die 'verwikkelingen' rond het Heilooër bibliotheek-gebeuren, geassisteerd door de tweewekelijkse rubriek van de ko ninklijk onderscheiden 'Carla van de bibliotheek'. Een onderdeel van de jubileumviering was een schrijfwedstrijd. De lezers en leners werden uitgenodigd nu eens zelf de pen ter hand te nemen en hun maak sel in te zenden ter beoordeling. De jury bestond uit niemand minder dan 'West- friesoloog' Pannekeet, de schrijfster Margreet van Hoorn en oud hoofdredacteur Middelbeek van het Noordhollands Dagblad. Drie verhalen werden als 'de beste' aan gemerkt. Door een communicatiestoor nis was het niet eerder mogelijk deze verhalen in de Uitkijkpost te plaatsen. Maar de verhalen zijn plaatsing nog steeds meer dan waard. We zullen dus maar zeggen: 'beter laat dan nooit'. Nadat het eerst heel wat voeten in de aarde heeft gehad, is dan nu de "eerste paal" de aarde in gegaan. Als een vol leerde heier mocht wethouder W.G.M. Veldt de eerste paal slaan aan de Rem- brandtsingel. Voordat dit plan zijn beslag kreeg waren er heel wat weerstanden overwonnen. In de beleids nota van B. en W. eind 1984, werd voor het eerst gesproken over een te stichten sporthal annex verenigingsgebouw. Vooral van de kant van de sport was er reeds lang de wens hun favoriete spor ten in eigen dorp te kunnen beoefenen. Ook vanuit het verenigingsleven was er vraag naar ruimte. In 1985 werd een in ventarisatie van de behoeften gemaakt en werd er een schetsplan ontwikkeld. Het gebied naast de bibliotheek bleek het meest geschikt te zijn, met name voor de verenigingsruimte omdat het centraal gelegen is. Het geldende bestemmingsplan en het eigendom van het terrein speelden hier bij een belangrijke rol. Vast kwam te staan dat een sporthal annex vereni gingsruimte, hoewel omstreden, een aanzienlijk gunstiger exploitatie zou bieden. In 1987 werd het schetsontwerp steeds weer aangepast, omdat omwo nenden nogal bezwaar maakten tegen de lokatie. Eind 1987 nam de gemeente raad in overgrote meerderheid het besluit tot de bouw, waarna de provin ciale goedkeuring snel volgde. Veldt zei, als wethouder van financiën, culturele en sportzaken: „Akersloot krijgt een sport- en ontmoetingscentrum waar het trots op kan zijn". LEVEN IS LEREN In de tijd dat wij kinderen waren bleven we over het algemeen, zeker in de kleine dorpen verstoken van het kleuteronder wijs. De gezinnen waren vanwege de ka tholieke gemeenschap groot waardoor we tot aan ons zesde jaar meer door ou dere broertjes of zusjes dan door de ou ders werden opgevoed, hetgeen plezieri ge kanten had. Als het weer in het voorjaar zachter werd en het zonnetje scheen gingen we vaak met elkaar het veld in waar van al les was te zien en nog meer viel te bele ven. Het mooiste van alles was om zit tend aan een slootkant, te kijken naar het water, dat in kleine golfjes aan je voorbij stroomde. Na korte of langere tijd ging het water niet meer aan jou voorbij, jij ging aan het water voorbij, je raakte volledig op drift. Dat beleefde je zo intens, dat het wel eens gebeurde dat je van pure vervoering pardoes in het water plonsde, wat de nodigde consternatie teweeg bracht. Je leerde dan niet alleen voortaan wat voorzichti ger te zijn, maar ook dat er zoiets als zwaartekracht en gezichtsbedrog bestond. Spelenderwijs maakten we ook kennis met van alles wat er in en om zo'n sloot leefde en gebeurde. Eerst was er het bloeiend speenkruid dat volop aan de slootkant groeide en uit het kikkerdril dat in het water lag kwamen de kikker visjes te voorschijn. Soms zag je een sa lamander of een bloedzuiger, dikwijls een grote groene kikker die kwakend op een blad, de blik op oneindig het land in zat te ogen. Weer wat later was het gras bezaaid met madeliefjes en boterbloemen waar we kransjes van vlochten. Terwijl je daar zo zat, omgeven door de vredige stilte van de polder hoorde je in de verte het kraaien van een haan of het slaan van de torenklok. Momenten om nooit te vergeten. Bij dat alles hoorde ook nog een geur die tot op de dag van heden door geen andere is overtroffen. Later werd het vliegeren favoriet. Zo'n vlieger maakten we zelf van inpakpapier en een gespleten bamboestokje. Ver sierd met plaatjes die we uit reclamefol ders knipten en een zakdoek aan de staart ging de mooiste vlieger van de we reld de lucht in. Kijkend naar de caprio len van het maaksel en onder het zingen van het hoogste lied hadden we uren lang plezier. Natuurlijk waren er ook dagen dat het vertier binnenshuis moest worden ge zocht. Met een stompje potlood en een velletje papier deed je dan al heel wat. Ik herinner mij dat er vaak klokken werden getekend, in allerlei vormen en met verschillende wijzerstanden. Op die manier heb ik leren zien hoe laat het was. Veel later leerde ik dat in de fi guurlijke zin maar dat is een ander ver haal. Wij maakten ook kleine sommet jes of we spelden eenvoudige woordjes uit de krant, zodat we al aardig waren voorbereid op de grote dag, de dag waa rop je voor het eerst naar school ging. Dat was toch wel een hele verandering in het kinderwereldje vol vrijheid en verwondering. Gelukkig is een kind flexibel en rijk aan fantasie zodat ook de schooljaren als een onderdeel van een gelukkige jeugd kunnen worden gezien. Wat tegenwoordig het basisonderwijs wordt genoemd was in onze tijd alles wat je aan onderwijs te genieten kreeg. Dat werd in de meeste gevallen ook rij kelijk voldoende gevonden, de rest zou het leven zelf wel leren. Je kinderjaren waren dan voorgoed voorbij. Naarmate je ouder werd begon je te be- seffendat je toch wel theoretische ken nis miste. Dat was lastig en frusterend bovendien. Je ging je ongemakkelijk voelen, vooral ten opzichte van diege nen die wel middelbare scholen bezoch ten, dat was niet zo prettig. Begrijpelijk dat je jezelf tot doel stelde je eigen kin deren wat meer bagage mee te geven. Dankzij de stijgende welvaart en de ver anderde mentaliteit is dat ook uitste kend gelukt. Als onverwacht buitenkansje kreeg ik zelf ook een kans om via het onderwijs voor volwassenen in te halen wat ik eer der was te kort gekomen. De biblio theek heeft mij daar goede diensten bij bewezen, bleek daar dikwijls zelfs on misbaar bij te zijn. Daarom wil ter ere van de thans (1987, red.) vijfentwintige- jarige dit verhaaltje inzenden, vergezeld van de beste wensen voor de toekomst van een dankbaar mens. Het ligt voor de hand dat ik nog lang hoop te profiteren van alles wat de „Bib" ons heeft te bieden want voor mij staat het wel vast, leven is leren van het begin tot het eind. J. A. Druijven-Leijen LEZEN BEVORDERT FANTASIE DE Wim Groot had een vermoeiende week gehad, met tot slot vrijdagavond een emotionele, laat uitlopende vergade ring. Thuisgekomen op zijn flat nam hij een bad, trok zijn pyama, zijn kamerjas en zijn pantoffels aan en zakte in een makkelijke stoel om nog even de krant door te nemen. Maar al gauw zakte de krant uit zijn handen en vielen zijn ogen dicht. Hoe lang hij zo geslapen had wist hij niet. Hij werd wakker door een ge luid buiten, stond slaperig op, en besloot naar bed te gaan. Marja, zijn vrouw, en de twee kleine jongens waren 's middags al vertrokken om het weekend bij haar ouders te zijn. Wim zou daar morgen ook heengaan. Eerlijk gezegd zag hij er tegenop en dacht na over een excuus om niet te gaan. Liever bleef hij rustig thuis, geen drukte, geen kinderen om zich heen, eens goed uitrusten om tot zichzelf te komen. "Even wegkruipen van die gro te, drukke wereld" was zijn laatste ge dachte voor hij in slaap viel. Hij werd wakker toen het al licht was. Automatisch greep hij naar de knop van de radio boven zijn bed, maar hij kon er niet bij; vreemd, alles leek zo ver weg en groot. Hij wreef zijn ogen eens goed uit. Met moeite kroop hij onder de zware deken vandaan en wilde zijn benen over de bedrand gooien. Hij moest een heel eind schuiven. Ineens besefte hij was er aan de hand was, hij was klein gewor den! „Net zo klein als Pinkeltje ben ik nu!" Hij las graag de boeken van Dick Laan aan zijn kinderen voor en verbaas de zich altijd over de vindingrijkheid van het kleine mannetje met zijn won derbaarlijke avonturen. „Nu beleef ik dat zelf, wat zal ik er van terecht bren gen?" Voorzichtig liet hij zich langs een slip van het laken uit bed zakken. Gelukkig, zijn kamerjas, die hij gisteravond moe als hij was, zomaar naast het bed had laten vallen, en zijn pantoffels, waren ook in zijn maat veranderd. „Weldoor dachte opzet" ging het door hem heen. Maar hoe nu verder? De deur stond op een kier, hij kon er makkelijk door en liep naar de keuken. Wat een hoge witte wanden! Nu begonnen de problemen pas goed. „Smal is beautiful, ja ja! Hoe kan ik ooit op de aanrecht komen om koffie te zetten?" Het was zijn vak om in bedrij ven problemen op te sporen en op te los sen. Goed rondkijken en nadenken. Ja, het opstapkrukje van de kinderen. En een goed stevig touwtje knoopte hij los van een speelgoedkarretje dat in de ee- thoek stond. Krukje naar een keuken kastje gesleept, er op geklauterd. Als er varen bergbeklimmer wist hij behendig een lus om de knop van de la te gooien en met wat geklauter lukte het hem op de aanrecht te komen. Daar stond het theeblad met een ther- moskannetje met thee en een dik stuk cake op een bordje. Dat had Marja klaargezet, maar hij had er gisteravond geen trek in gehad. Nog wel zo makke lijk, want koffie zetten kreeg hij toch nooit voorelkaar. Pinkeltje wel, die kon met dieren praten en hulp krijgen, maar hier in huis was geen hond, geen poes, er waren zelfs geen muizen. „Als ik nou probeer wat thee op een schoteltje te gieten dan kan ik drinken, en van die cake kan ik eten. Tja, ik moet het maar nemen zoals het valt". Hij schutterde wat, verzette een kopje, zette zich schrap om het theekannetje te kantelen. Het ging niet makkelijk. Hij stootte tegen het lepelvaasje, het kantel de van het theeblad, rolde van de aan recht en viel rinkelend op de keuken vloer. Hij schrok, hield zijn handen op zijn oren en sloot zijn ogen En toen werd hij wakker. De wekker liep rinkelend af. Automatisch zette hij de radio aan, wreef zijn ogen uit, en dacht meteen aan de plannen van de dag. Ja, hij moest toch maar naar de fa milie gaan, en op tijd vertrekken. Vaag herinnerde hij zich gedroomd te heb ben, over Pinkeltje of zo iets. Hij deed zijn kamerjas aan die naast het bed lag, viste naar zijn pantoffels maar kon ze niet vinden. „Zeker met mijn suffe kop in de zitkamer laten staan. Eerst maar naar de keuken om koffie te zetten". Vreemd! Het opstapkrukje van de kin deren stond voor een keukenkastje, en aan de knop van de la zat een touw! Hij keek verder. Op de hardstenen keuken vloer lag het zilveren lepelvaasje met al le lepeltjes verspreid in het ronden op het theeblad stonden twee piepkleine pantoffeltjes. P. Gihaux-Vennik KATTEGEK Ik ben kattegek. Daar kun je niets aan doe. Zoiets is aangeboren of erfelijk en het wordt niet altijd in een vroeg stadi um onderkend. Bij mij werden de eerste symptomen zichtbaar rond mijn tiende jaar: ik begon toen vaak door mijn knieën te zakken als er een kat langs mijn benen streek of als hij in een hoek je op de grond lag te slapen. Bij hooglo pende of liggende katten vertoonde ik weer andere verschijnselen. Toen nam moeder het besluit zo'n beest in huis te nemen. Als een vorm van homeopathie, vermoed ik, zelf was ze ook niet hele maal vrij van deze katteaandoening. Op een avond kwam hij, uit de handtas van mijn grote nicht: Miesje, een dot watten op vier pootjes, wel zo wit, maar niet zc zacht, zoals al gauw bleek. Door hem leerde ik het spreekwoord ervaren: geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Ik droeg ze niet en dat heb ik geweten. Behalve het krabben verhaarde Miesje ook flink, zodat er langzamerhand een accentverschuiving plaatsvond en wijzelf met een witte vacht rondliepen. Om deze en nog een aantal andere redenen, leek een leven zonder kat moeder toch weer heel wat minder gecompliceerd en een kennis van een kennis wilde onze Mies wel adopte ren. Klein verdriet Er kwam een buurman met een vonde ling. Net Miesje, maar dan in negatief. „Hij liep zomaar rond en u hebt mis schien nog de kattebak en zo en ik dacht.Hij had onze zwakke plek geraakt en wij waren twee weerloze vrouwen. Negatiefje bleef, vanwege de nog beschikbare kattebak-en-zo. Maar ongesneden katertjes gaan hun vlaggen uitzetten en dat gebeurde tot op de bed den aan toe. Dokters waren duur, het' asiel was wellicht ook niet gratis, de beurs was plat en er meldden zich geen adoptiefouders. Dus moest ik van Ne gatiefje weer een vondeling maken. In het Vondelpark. Groot verdriet. Waar Peter vandaan kwam herinner ik mij niet. Hij was er gewoon op een dag, wit en zwart en dat door elkaar leverde grijs op, grijs gestreept. Hij had beslo ten moeder tot zijn gunsteling te maken. Op haar wachtte hij op de punt van de schoorsteen als ze thuis moest komen. Om haar hals vlijde hij zich als een bontstola. Ik mocht hem uit de tuinen van de buren plukken als hij door het huis rennend, met een noodgang het open raam uitvloog. Ik mocht hem na negen jaar stervend naar de dierenarts brengen voor de genadeprik. Klein drama. Er kwamen een man en een kindje en een huisje met een tuin - en in die tuin daar zat een kat.O nee, niet weer! Maar de man zette schoteltjes melk neer voor de kleine wegloper en bespeelde mijn gevoeligste kattesnaar. Het was niet eerlijk! En Snoetje bleef en werd ziek, tegelijk met het kindje èn toen de man eventjes invalide was. Terwijl ik mijn kliniekje runde mocht poes bij de dierenarts logeren. Hij kwam terug maar bleef een kneusje. Een poosje la ter vond een buurjongen Snoetje in de struiken, waar hij er stilletjes tussenuit gepiept was. Terwijl wij de begrafenis aan het regelen waren, kwam de man van de reinigingsdienst langs, schepte hem op en smeet hem tussen het vuil op zijn kar. Groot drama! Er volgde een katloos tijdperk. Toen was er een kleine man opgegroeid, die bij een poezenestje ook door zijn knieën ging. L'histoire se répète. Talvelak doopten we de rode rakker. Samen met zijn eveneens acht weken oude broer, die bij de buren was gaan wonen, bracht ik hem voor de anti-katteziekteprik op de fiets naar de dokter. Ze miauwden wel vreselijk onderweg, maar pas toen de voorbijgangers bleven staan en ik achterom keek, ontdekte ik, dat ze elk öp een fietstas stonden te balanceren. Je reinste circus! En Talvelak blééf een clown. Een jaar later werd de kwaal ook bij mijn dochter duidelijk in de buurt van een nestje. Zij bedacht een moederdag cadeau en zette een samenzwering op touw met haar vader en broer. Reeds lang overwonnen ontving ik Dora, dik ke grijze pluis van half-adelijke af komst. Ze liet mij links liggen en werd de minnares van mijn zoon. Een kat met stijl, Dora, die haar afkomst nooit verloochent en mij nog dagelijks respect afdwingt. Tussendoor vonden bevriende mogend heden ons soms, om een kattige huisge noot tijdelijk vol pension te bieden. Ik deed het node, want dat afscheid weer! Onlangs heeft Talvelak afscheid geno men. Voorgoed. Dertien jaar hebben we in goede harmonie samen doogebracht, hij en ik. Het is geen drama meer. Een klein verdriet nog. En dat mag. De kat ten mogen gaan, de gekte blijft. Ongeneeslijk. Veronica E. Reussien-v. Dijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Uitkijkpost : nieuwsblad voor Heiloo e.o. | 1988 | | pagina 8