Advertentiën. bevorderd werd. In Mei 11. geraakte zij in twist met een ander officier, een duel was het gevolg, waarin zij haren tegenstander doodde. Tot hare ontzetting ontdekte zij evenwel in den doode haren oudsten broeder, die het ouderlijke huis verlaten had toen zij nauwelijks twee jaren oud was. In hare wanhoop riep zij de hulp in van een priester, aan wien zij haar avontuurlijk leven verhaalde en die de verzoening met hare familie bewerkte. Te Lowestoff is den 16. aan wal gezet de twee dagen te voren geredde equipage van den Nederland- schen schoener Volharding", be staande uit den kapitein, zeven matrozen en een vrouw. Zij werden gevonden op een drijvend vuur in de Theems. De schoener was aange varen en gezonken. Vrijdag is door het ontploffen van een transport dynamiet het oude fort Joux, op een steilen berg in het dep. Doubs bij Pontarlier, be nevens de aan den voet des bergs loopende spoorweg verwoest. Er zijn reeds 10 lijken gevonden. Het aan tal gewonden is groot. Volgens professor Ansted is de oppervlakte der kolenbeddingen op de Britsche eilanden 12,000 vierk. mijlen, in Frankrijk 2000, in België 520, in Spanje 4000, in Pruisen 1200, in Bohemen 1000, in het ge heel in Europa 20,720 vierk. mijlen. Men weet dat de petroleum- bronnen diep in den grond gele gen zijn. Verschillende eigenaars van olieputten bebben zich met el kander verstaan om een pneuma tische buis ter lengte van 300 kilo meters te maken, waardoor men de petroleum, van de centrale stad van voortbrenging (Oil-City) tot in de stad Bal timore, waar zich een over groot depot bevindt, zal brengen. Bovendien wordt een maatschap pij gevormd, welke een tweede buis van 20 centimeters doorsnee zal aanleggen, welke buis 480 kilometers lang zal wezen en tot een der havens aan den Atlantischen Oceaan zal voeren, ten einde de olie, voor Europa bestemd, er rechtstreeks zou kunnen ingescheept worden. Een reeks persmachines, op een afstand van 25 kilometers van elkaar gevestigd, zal dienen om de olie onbelemmerd te doen vloeien. De uitgaaf wordt geraamd op zes milüoen francs, doch alle kosten van vervoer enz. bestaan dan ook natuurlijk niet meer. biddelijke oude vrouw, „mij dunkt dat gij daartegen niets kunt inbrengen. Yader Leeft Let zelf gezegd, dat de jonker in zijn recht is." „Ik Leb Let recLt niet, de papieren aan te raken. Dat zijn de zaken van Let gerecht." „O, vrouw Meijer, dan liadt gij ook Let recLt niet, Lier een enkelen stoel te ver plaatsen, of een enkelen tLaler uit de kast te nemen, om de kosten zijner begrafenis te betalen. Gij zijt Lier tLans meesteres." „Ik niet, maar mijne dochter, de erfge name!" „Nu, dan mag Trina uitspraak doen!" „Dat is zoo, met toestemming der voog den." „Bruno's gelaat betrok, Lij knoopte zijn jas toe en liep onrustig de kamer op en neder. „Vrouw Meijer, gij behoeft er niet meer op te rekenen, dat Trina mijne vrouw wordt!" „Dwaasheid!" antwoordde de weduwe. „Neen, ik spreek de waarheid!" „Maak dat met Trina zelve af, jonker. Die zaak staat mij in Let minst niet aan In Oestrich bij Wiesbaden werd ten vorigen jare op het erf van een welgesteld inwoner het geraamte ge vonden van een vrouw. Men ver diepte zich in gissingen hoe dit ge raamte, dat nog niet oud was, daar gekomen was, doch vergeefs, en 't geval begon reeds in vergetelheid te geraken, toen dezer dagen een treurig licht over deze zaak opgiDg. De broeder van den eigenaar van het pand, waar 't geraamte gevon den werd, heeft nl. aan 't gerecht medegedeeld, dat zijn broeder 12 jaren geleden op den straatweg een fraai bewerkte reistasch vond, waarin een waarde van ongeveer 38,000 fl. aan contanten aanwezig was. De eigenares, in kennis gesteld wie het verlorene gevonden had, zond hare gouvernante om de tasch in ont vangst te nemen. Zij werd toen in den kelder vermoord en de eigenares werd in 't geloof gebracht, dat de gouvernante met het geld was door gegaan. In Oestrich werden dus geen nasporingen gedaan, haar spoor werd elders en natuurlijk te vergeefs, ge zocht. De broeder, die van 't ge beurde wist, ontving f 200 om 't ge- hei m te bewaren, doch, zoo verklaarde hij der justitie, [zijn geweten liet hem geen rust meer. Een nader onder zoek laat geen twijfel aan de waar heid dezer mededeeling over en beide broeders zijn nu gevankelijk naar Wiesbaden gebracht. Ook te Brieg (Pruis. Silezië), zoo meldt men van daar, is de run- derpest uitgebroken. De dagelijksche slacht veemarkt te Breslau is dien tengevolge tot nader order geschorst. De oplossing van Let Raadsel in ons vorig Nommer, is: RAMTOREN SCHIP, 274 voldoende oplossingen zijn ontvangen, waaronder eenige in dichtmaat, van welke wij er hieronder een paar laten volgen. Neen, wat ge' hier als raadsel biedt, Kent men op Nova Zembla niet; En aan Noordhollands noorder end, Is 't zelfs aan kinderen bekend Is 't eerste in Let dierenrijk Te vinden, dan Leb ik gelijk, Als ik daarvoor bedenk't woord r a m, De vader van Let lieve lam. Verrukt Let tweede soms Let oog Van hem, die zich op zee bewoog, Als Lij weer, na een langen tocht, Zijn spits voor 't eerst ontdekken mocht, 'k Denk dan aan toren, als Let woord, Dat in Let tweede deel behoort. Van Let geheel, dat noch Romein Noch Batavier bekend kon zijn; Want voeg ik daar toch eind'lijk bij, Iets, wat ik hoop dat nuttig zij dat weet gijUilen passen niet bij bonte kraaien „Trina, spreek!" zeide Bruno. „Gij weet dat ik u niet verlaten zal „Moeder, hoor toch naar reden „Ja, ja!" „Zoodra er een nieuwe meesteres op Tempelhof komt, dan Is Let uwe Trina, en geen ander." „Onmogelijk is niets, ten minste wanneer Let heeft plaats gehad!" bromde de oude vrouw. „Zoo mij een groote schade berokkend wordt, dan is Let voor Trina geen voor deel. Ik ben de erfgenaam van den Tem pelhof - bedenk eens, dat mijn neef plot seling is verschenen en zijn recht wil doen gelden! Wat zou ik uwe Trina aan te bieden Lebben Niets „Dan moet gij de gedachte van Meijer's dochter tc huwen geheel uit uw hoofd zetten, jonker." „Dat is gemakkelijk gezegdzeide Bruno. „Trina denkt hierin geheel anders, daarvan ben ik zeker!" „Trina draagt Let hart te Loog, ik wenseh dat zij Let zich niet te Iaat beklage!" En blijve voor mijn Vaderland, Als hefboom van den koopmansstand, Het schip, dat ik zoo gaarn uit zee Zag ankereu aan Tessels reê, Of toejuichte, als 't binnenliep Ter Laven van Let Nieuwediep, Dan heb ik, wat ik hierbij zocht, Een schoon modern kunstgewrocht Want in die haven, wel vertuid, Daar vindt ge, waar ik mee besluit, 't Ramtorenschip. (Dat is 't raadselwoord. Heb ik het opgelost zoo 't hoort, Dan wou ik dat uw lekkre Ham, Maar daad'lijk naar 't Zand toekwam, Aan Let adres van KEES ABBO, Koopman in Lucifers en zoo. Wanneer men 't dierenrijk beschouwd En wat de mensch al wrocht en bouwt, Dan is uw raadsel zeker waar, Haast opgelost, en bijna klaar. Elk kind kent Lier, een schaap, een lam, En ook den Yader, dus: de ram, De torenbouwzie Kculen's dom, Schonk aan zijn bouwheer roem alom! Maar dat schonk Babels toren niet! Zij gaf den bouwliën veel verdriet. Een sterk wel doortimmerd schip, (Maar niet op stapel of een klip, En ook voor al niet op Let strand,) Brengt voordeel aan, ook aan ons land. Nu volgt 't geheel, dat den Romein, Noch Batavier, bekend kon zijn: Dat kunstwerk van den laatsten tijd, Dat statig op de golven rijdt, Vaak Lier te zien, alom befaamd, Dat wordt Ramtorenschip genaamd. J. E. G. Jr. De prijs zal Woensdagavond ten 7 ure in 't lokaal ,,'t Centrum" worden getrok ken, waarbij de oplossers kunnen tegen woordig zijn. HELDERSCHE MOPPEN. EEN TEGENVOORSTEL. Huisheer„Wanneer zult ge mij de achterstallige huur toch betalen ik zal ein delijk genoodzaakt zijn u op de straat te laten zetten." Huurder„Ach Hemel, doe mij ten minste die schande niet aan sla dan liever de huur wat op." Eenige jaren geleden stierf een dorps burgemeester eensklaps aan een beroerte, terwijl hij voor zaken te Amsterdam was, waar hij ook begraven werd. Nu leest men echter in datzelfde dorp op een gedenksteen op het kerkhof het volgende „Hier rust burgemeester X., begraven te Amsterdam. Zijn dankbare gemeente heeft dit gedenkteeken voor 'hem opgericht." Een paar „buitenlui" bestelden in een restauratie te Amsterdam een biefstuk. Deze werd hun voorgezet met het noodige tafel gereedschap en een papieren servetje. De boeren keken elkander een oogenblik aan, toen legden zij de biefstuk op hun bord op het servetje en gebruikten hem met servet en al „Dat hatelijke oude wijf! zeide Bruno zacht tot zich zeiven. Trina zat daar en weende eerst zacht, daarna begon zij te snikken. „Nu, moeder Marie, ik ga!" zeide Bruno. „Mocht dit uur u nimmer berouwenIk heb het oprecht mét Trina gemeend Trina stond op en wierp zich weenende aan Bruno's borst. „En hoe is het met Meta, de dochter van den houtvester," vraagde dc oude scherp. Bruno verschrikte, maar herstelde zich spoedig. „Vraag dat aan Trina, die weet het zelve het best." „Ja, moeder, voor Meta ben ik niet bang. Het is niets dan laster, wanneer men zegt dat de jonker een oogje op dien langen staak geslagen heeft!" „Goed, goed! dan is er nog de Ereule von Reitzenfels. Gij hebt uwe bruid reeds in huis, jonker!" „Is het mijne schuld, dat men mij met dat meisje verloofd heeft, toen ik nog een kind was? Zij wil mij niet tot man en ik, ik wil haar niet tot vrouw. Dat zal uw huzaar u beter kunnen vertellen Onlangs kwam bij den ambtenaar van den burgerlijken stand een echtpaar met een zoontje van drie jaar, dat zij vergeten of verzuimd hadden in het register van den burgerlijken stand te doen inschrijven. De ambtenaar sehreef in den gewonen vorm deze opgaaf: „Heden, den zoo en zooveelsten, is uit den wettigen eclit van en zijne huis vrouw een kindje van het mannelijk geslacht in den ouderdom van drie jaren geboren." Van oudsher was de koekneering in ons vaderland een der belangrijkste takken van binnen- en buitenlandschen handel, en er was zelfs een tijd, dat onze landgenooten in den vreemde spottend met den naam van „koecketers" bestempeld werden. Elke stad, ieder dorp had zijn bijzondere soorten van koek, als „cruijt-, anys-, snippers-, succaad-, coffy-, thee-, gersten-, turksche-, krenten-, rozijnen-, mangel-, spaansche-, vlae-, conffijt-, blancke-, zwerte-, bruine-, gedopte-, strooi-, hylickmakers-, corst-, guldes-, ijzer-, kers-, schelle-, jaapjes-, fonteijn-, brok- en vele andere koeken. Er was geen openbaar noch huiselijk feest zonder koek. Onder 't eten van koek werd het vreugdefeest van den jong geborene gevierd en er had geen begrafenis plaats, die niet met koeketen eindigde. Er was geen gezin, waar de koek niet dagelijks op tafel kwam, 's morgens bij de koffie, 's middags bij de thee en 's avonds in de „compeny." Van daar dat het dan ook nergens aan koekbakkers ontbrak en dat deze niet nalieten door in 't oog val lende uithangborden de aandacht der koopers tot zich te trekken. Zoo las men o. a. op een uithangbord te Amsterdam: „Gelijck als Faëton door hoogmoet uit (den hemel viel, Zoo backt men hier wafels en olikoecken (bij mijn ziel." Te Leiden vond men een uithangbord, waarop een weesjongen was voorgesteld, die hals over kop in een stroopton tuimelde. Onder dit tragisch tafereel stond de vol gende tweeregelige poëzie „Abel sloegh zijn broeder doot, Hier verkoopt men koekjes en wittebrood." Burgerlijke Stand Helder. Van 19 tot 23 Jan. 1877. ONDERTROUWDGeene. GEHUWDGeene. BEVALLEN: G. Vermeulen geb. Mens D. A. B. Boesaart geb. Vetten D. E. Temrne geb. Westhof Z. G. Voort- huijsen geb. Schrijver Z. R. Mastenbroek geb. Vos D. en Z. S. J. Tiets geb. Vader Z. OVERLEDENJ. de Graaf, 2 j. Voorspoedig bevallen van een Zoon on Dochter, A. BRUIJN—HOPMAN. Helder, 23 Jan. 1877. Algemeene kennisgeving. zoo hij het wilde! Mag ik de papieren zien F" „Ik zal mij eerst nog eens bedenken," antwoordde de oude. „Hebt gij mij gezegd, dat uw neef teruggekomen is, of heb ik het mij slechts verbeeld! Ik kan heden niet geregeld denken „Er is een man, een schooier in de gevangenis," antwoordde Bruno, „die durft beweren, dat hij mijn neef en bijgevolg de rechtmatige erfgenaam van den Tempel hof is. Wie weet, wat die landlooper in zijn schild voertWelken leugen hij voor den dag zal brengen! De zalige Meijer heeft ijverig onderzocht wat er van het kind, mijn neef, geworden is nu komt het er slechts op aan, of de verklaringen van dien vagebond in overeenstemming te brengen zijn met de aanteekeningen van uw man Begrijpt gij mij nu, vrouw Meijer De vrouw stond op. „Ik wil u wel de papieren toonen," zeide zij, altijd nog met zekeren weerzin. „Dan kunt gij ze in mijue tegenwoordigheid inzien (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1877 | | pagina 2