KLEINE COURANT
NELDER. NIEUWEDIEP EN OMSTREKEN
No. 625.
Dinsdag 11 Februari 1879.
Zevende Jaargang.
ABONNEMENT
Verschijnt Dinsdag- en Vry dagmiddag.
Uitgevers BERKHOUT Co,
te HELDER
ADVERTENTIËN
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Een ZONSONDERGANG.
t Vliegend Blaadje
VOOR DEN
per 3 maanden binnen de gemeente 35 Ct.
3 franco per post GO
Van 15 regels25 Centeneikeregel
meer 5 Centengrootere letters worden
naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS yóór 10 ure bij de Uitgevers bezorgd zijn.
HELDER, 11 Februari 1879.
Naar wij vernemen zal met de
mailboot Celebes," weder een deta
chement marine-schepelingen naar
Indië worden overgebracht.
Naar wij vernemen zal de ver-
eeniging Kruis v. Krijgsverrichtingen
onder de zinspreuk: Helpt Elkander,"
met medewerking van de vereeniging
»Vrede en Vriendschap," in den loop
dezer maand een liefdadigheids
voorstelling geven voor twee weduwen
en hunne hulpbehoevende kindereu;
ook zij hopen dat de ingezetenen in
deze zaak krachtig zullen onder
steunen.
Maakten we in 't vorige num
mer melding van een liefdadigheids
voorstelling, door leden van Isr.-
collegiën te geven, thans kunnen we
er bijvoegen dat men plan heeft op
te voeren: »Patelijn" en .Zeven
dochters en geen Man." Beide stukken
zijn wel in staat de eischen van
tooneelliefhebbers te bevredigen.
De ouderofficiers- en korporaals-
vereeniging «Genoegen zij ons Doel,"
gaf Zondagavond jl. in Tivoli een
tooneelvoorsteUing ten voordeele van
twee hulpbehoevende weduwen en
haar kroost. De beide opgevoerde
stukken voldeden het vrij talrijk
publiek zeer goed. De spelers hadden
hunne rollen goed bestudeerd.
Naar het dagboek eener dame,
verteld door
XAVER RIEDL.
7) -o-
(Slot.)
Hemel, erbarm u zijner!" riep de kust
wachter uit. „De boot is omgeslagen."
„Redt hem," riep ik, „redt mijnen echt
genoot!"
Ondanks den storm en den regen, sprong
ik in eene boot, terwijl de visschers de roei
spanen grepen, alle krachten inspannende
om een menschenleven te redden.
Als een levend wezen danste de boot
en met iederen riemslag schoot zij vooruit
door de woedende golven, terwijl het blanke
schuim rondom ons omhoog spatte.
„Vlugger, snellerRoeit toch om 'shemels
wil, of we zullen te laat komen!" riep ik
in doodsangst uit, toen de mannen op
hunne roeispanen rustend, bezorgd rondom
Jl. Maandag is op de hoogte
van Kamperduin gestraud een Engel-
sche bark, geladen met katoen en
bestemd naar Amsterdam. De sleep
boot »Stad Amsterdam," kapt. Roo
sendaal, heeft gepoogd hem er af te
brengen betgeen echter niet gelukt
is. Men vreest dat het schip, dat
boog op strand zit, verloren zal zijn.
Vrijdagavond omstreeks half
negen uur is in de Eerste Rozen
dwarsstraat te Amsterdam, een poging
tot moord gedaan. Zekere J. G. Taan,
een man al te zeer bekend bij de
justitie, begaf zich op genoemd tijd
stip naar de woning van een vrouw
van ongeveer 50 jaar, na kort te voren
aan zijne zuster in de Tuinstraat het
geld, dat hij bij zich had, te hebben
afgegeven, met de woorden, dat hij
dit vermoedelijk wel niet meer zou
noodig hebben. In de bedoelde woning
aangekomen, zocht de woesteling met
de vrouw twist, waartoe minnenijd
aanleiding gaf, en bracht haar twee
groote en diepe wonden in het lijf,
alsmede een aan den hals toe. Op
het geschreeuw om hulp schoten
eenige buren toe, waarna de man
zich kalm verwijderde. Een dienaar
van politie der 5e sectie vond de
vrouw badend in bloed en haalde
terstond geneeskundige hulp. Toe
vallig kwam dr. Van Waal voorbij,
die het eerste verband legde en ver
bood de vrouw te vervoeren. Zij ver-
zich zagen op het water en vervolgens
zacht onder elkander fluisterden. En toen
zeiden ze mij op hunne ruwe, maar goed
hartige manier, dat er geen hoop meer
was en dat Frederik stellig was verdronken.
Op dat oogenblik stond ik vooraan in de
boot. Rondom mij zag ik de schuimende,
bruisende golven en verderop de duisternis;
boven mij aan bet hemelgewelf schenen de
wolken strijd te voeren, gelijk de wateren
beneden mij en als honderd dolksteken trof
mij die eene vreeselijke, ontzettende ge
dachte „Frederik doodEn alsof mijn
bloed kookte en in 't volgend oogenblik
tot ijs verstijfde, zoo gevoelde ik mij
en het was alsof de eindelooze ruimte voor
mij lag en daardoor vloog Erederiks geest,
die niet met mij verzoend was.
„Ik volg u, Frederik, ik volg u, want
ik heb thans engelenwieken!" riep ik, en
was op het punt mij in zee te storten.
Wat verder gebeurde, gevoelde ik niet meer.
Ik was bewusteloos.
Ongeveer eene maand verliep, zonder dat
ik er een uur van tellen kon. Dat er
zooveel tijd verloopen was, werd ik eerst
keert thans in hoogst bedenkelijken
toestand. Taan is vroeger reeds twee
malen veroordeeld geweest wegens
mishaudeling van vrouwen, waarvoor
hij een gevangenisstraf van 10 en
een van 6 jaren heeft ondergaan.
Hij is Vrijdagavond omstreeks 10 uur
in zijn slaapplaats in de nabijheid
gevonden en gearresteerd.
Als de eerste Friesche hardrij
der van dezen winter is te beschouwen
Okke vau den Berg; ziju broeder Thijs
en zuster Trijn hebben zich ook naam
gemaakt en menigen prijs gewonuen.
Men mag aannemen, dat dit drietal
in dit seizoen gezamenlijk aan prijzen
een bedrag van f 2300 verdiend heeft.
Rijperkerk is hun bakermat.
De Amslerdamsche politie heeft
de hand gelegd op een bende van 8
jongens. Hun tak van nijverheid be
paalde zich alleen en speciaal bij
visch. Uit de karen en fuiken, waarin
de visch aan de vischmarkt wordt
bewaard en welke karen en fuiken
in de Gelderschekade liggen om den
visch levend te houden, stalen zij
snoek, blei, baars, schel visch en
schol en verkochten die om de op
brengst te versnoepen. Daar zij voor
den visch een lagen prijs vroegen,
kwam bij eenige koopers het ver
moeden op van diefstal. Zij wisten
dit vermoeden echter dadelijk weg
te nemen, door te vertellen dat zij
in dienst van een vischkooper waren
later gewaar. Lang, lang was het mij,
als streed ik geheel alleen met de woeste
golven, slechts met de donkere wolken des
hemels boven mij en deze wolken kwamen
nu eens kokend heet en dan weder ijskoud
op mijn zwak lichaam neer. In dien vloed
zocht ik naar Frederik, wiens gelaat som
tijds vóór mij opdook, bleek en zacht, nu
eens met geslotene oogen, dan weder de
oogen openend en mij toelachendmaar zijn
glimlach veranderde spoedig daarop in een
vreeselijk strengen blik, zoodat ik met een
kreet van wanhoop opsprong en mij ver
dedigen wilde, maar reeds was het hoofd
weder onder de baren verdwenen. O, hoe
naamloos ongelukkig gevoelde ik mij toen
Somtijds kwam de gedachte bij mij op,
dat mijn voortdurend verblijf in de brui
sende zee toch strijdig was met alles, wat
ik vroeger voor mogelijk hield en ik begon
dus te denken, dat deze toestand wel een
leven na den dood moest zijn. Ik deed
mijn best om mijn gestalte te beschouwen,
of ik een meeuw of een andere zeevogel
was, maar ik kon niets van mijzelf zien,
ik had alleen het bewijstzijn mij in de
en zij dien visch van hun baas ge
kregen hadden. Hunne moeders kon
den toch niet alle dagen visch eten
en bovendien hadden zij met den
strengen winter liever het geld.
Aan de Utrechtsche Courant
wordt 't volgende medegedeeld:
Als een bewijs hoe hevig de nood
in sommige gezinnen te Utrecht is,
kan 't volgende dienen: in de No
tenboomenlaan is een gezin van man,
vrouw en 4 kiuderen reeds geruimen
tijd had 't hoofd van dit gezin geen
werk kunnen vinden, alles wat waarde
had was verkocht en gevoel van eigen
waarde belette hem een beroep op de
liefdadigheid te doen; voor een paar
dagen werden zij bezocht door een
heer, die van de armoede van dit
gezin gehoord had. Het bleek hem,
dat men toen bezig was het hondje,
dat men nog bezat, te bereiden, om
de kinderen te voeden."
Ter bevoegder plaatse naar de juist
heid dezer mededeelingen onderzoe
kenden, ontving de Redactie van 't
Utr. Dgd. ten antwoord, dat men,
zonder met deze feiten in 't bijzonder
bekend te zijn, verschillende gevallen
van soortgelijken aard kende.
In de gevangenis te Lemberg is
sedert den 24. Augustus 1874 een
persoon in preventieve hechtenis, om
trent wiens indentiteit de justitie tot
dusver, ondanks haar jjverigste naspo
ringen, niets heeft kunnen ontdekken.
bruisende zee te bevinden. Eindelijk over
viel mij eene zware vermoeidheid, het was
mij alsof ik op den bodera der zee neder-
zonk, alles was onbewegelijk stil om mij
heen, ik sluimerde in.
„Nu is alles voorbijwas mijn laatste
gedachte. Het was zoo niet.
Ik ontwaakte weder, eu hoewel ik mij
zeer mat gevoelde, was mijn geest toch kalm
en helder, alleen kwam het mij voor, alsof
ik ontwaakte uit een langen, diepen slaap,
vol woeste droomen. Ik lag te bed, en
rondziende bemerkte' ik aan de behangsels
en de gordijnen dat het mijn eigen bed was.
Maar de kanten gordijnen zagen er zoo
rooskleurig uit en dezelfde tint had ook
de wand achter mijn bed, zoowel als de
witte sprei, waarop mijne handen rustten.
Eene eindelooze weemoed en tegelijk het
bewustzijn van een schrikkelijk verlies,
overvielen mij. De rooskleurige gloed her
innerde mij daaraan. Dat was weêr eene
ondergaande zon en ik had mij niet
verzoend met mijnen echtgenoot. Neen,
die lag immers op den bodem der zee
of is alles slechts een booze droom