Steenkolen
In liet Magazijn BE TIJDGEEST,
V. V. BRUINVIS.
MANTEL-MAGAZIJN
J. GRAAFF, in Manufacturen, HaofdoracM.
van C. HIEL, lofirait
DEENSCHE GLACÉ'S
direct uit KOPENHAGEN ontvangen.
P. BOUKAMP
FIJNE WAFELEN.
f A. SWAAB,
AlDiim, Kamer- en KaUinet-PortretteD.
VERHUISD:
LOODSGRAGHT 411.
TEERPILLEN,
C. LANGER
0,355.
Groote ounimii ra I iw mrpHmn IARPETTEN,
ZIE VERDER DE UITSTALLING.
ZILVEREN KRUIS.
HOOFDGRACHT,
nieuw eetiininerUe LOOTS iet
VARKENSHOK.
HANDEL
ECHTE DEENSCHE GLACÉ'S a 110 Cents per paar.
HoofdgraotLt,
is weder een nieuwe zending
Het voordeel der Deensche Glacé's boren ander fabri
kaat is, dat dezelve veel sterker, zachter en rek
baarder zijn dan de Jlapelscke, en dat dezelve solider
en netter afgewerkt en in sterkte van leder niets min
der zijn dan de Franscke van f 1.75 ii f2,00,
d.us vool goetilioopor.
DAMES (met 2 knoopen) en HEEREN, a 110 Cents.
bericht, dat hij nog eenige dagen
blijft voortgaan met het bakken van
Standplaats Molenplein.
aan het H.4VEXPLEIN.
Sortooring van
zeer oude en belegen WIJNEN, tegen
de meest concurreerende prijzen,
uitsluitend van de gerenommeerde
Firma DOIJER PRUIMERS te
Zwolle.
Vliegenvangers18 Cent.
firma JOZEF 8WAAB
bericht het geëerde publiek dat hij
hier gearriveerd is en zich nog een
korten tijd zal bezighouden met het
maken van eerste kwaliteit
De prijs der Portretten is: 5 stuks voor
f 1.—r'dito 8stuks f 1.50, ditol4stuks
f 2.5Ö. 2 groote Kabinet-Portretten,
rijk afgewerkt, f 1.50. Gedurende deze
maand zullen des Zondags en Maandags
de 3 Album-Portretten vervaardigd
worden a f 0.75.Het atelier is
geplaatst in de LANGESTEEG aan
den Helderschen Kanaal weg. Werk
zaam van af des morgens 9 tot des
namiddags 4 nur, bij alle weersge
steldheid.
van de MOLENSTRAAT, naar de
J. VAN BREDERODE,
Schilder, Glazenmaker Behanger.
VAN
Ontvangen een fijne sorteering KINDERPAKJES,
zeer net en goedkoop; ook nieuwe Stoffen voor
HEEREN- en KINDERPAKKEN, welke zeer spoedig
naar de maat geleverd worden.
Katoenen ELLEMAATS GOEDEREN, prima
kwaliteit en spot goedkoop.
scheikundig bereid, gezuiverd en ge
neeskrachtig, in flacons van 80 stuks
met gebruiksaanwijzing, 45 Cents.
Alleen verkrijgbaar bij W. V.
BRUINVIS, Hoofdgracht.
bericht bij deze, dat hij zich alhier
gevestigd heeft als reparateur van
M uzitk instrumenten, als Piano's, Ca-
binet-Orgels, Harmoniums, Harmo
nica's, ènz. Woonplaats
BROÜWERSTRAAT O No. 437.
99 WW 9
IV ieuwstad.
GROOTE AFSLAG van een belangrijke partij BUKSKINGS
voluit 2-Els breed, en KAMGAREN, 70 duim breed.
KAMGAREN, vroeger f4.-
BUKSKINGS, 5,-
per El, thans f 1.75 per El.
2.75 enz. enz.
taoneclen taDrielisprij s.
Ik beveel mijn KLEEDERMAKERIJ ieder aan. De goederen werden
soliede en ten spoedigste door een bekwaam Coupeur vervaardigd.
De ondergeteekende beveelt zich
aan voor de levering van prima
kwaliteit KACHELKOLEN, die niet
zwart branden, alsmede VLAMKO-
LEN en Engelsche GAS - COAKS,
tegen concurreerende prijzen.
VAN RENESSE,
Stationschef.
De ondergeteekende bericht zijn
geachten bezoekers, zoowel van binnen
als buiten deze gemeente, dat hij
verliulzen zal op
20 JULI a.s., van den hoek VLA
MINGSTRAAT naar de
in het huis vroeger bewoond door
den Heer L. J. VISSCHER, Hoek
Kruisweg. Hij hoopt evenals vroe
ger, ook daar met een druk bezoek
vereerd te mogen worden.
K. H PLATVOET.
PS. Te lioop een
J
VAN
C. SCHAGEN, Paardenstraat, Helder.
Ontvangen
een lading stukrijke RUHR-K0LEN,
welke tegen concurreerende prjjs
zal worden opgeruimd. Tevens be
veelt hij zijn nog voorhanden droge
TURF, minzaam aan.
ipy* Bestellingen worden spoedig
en accuraat uitgevoerd.
FEUILLETON.
ijOtgovallon
ii)
Oorspronkelijke Novelle
DOOK
EUBULUS.
Ongeveer twee jaren geleden, was de
boekhouder overleden. Bij die gelegenheid
had mijnheer de Kort nog weer eens aan
Dirk van Laar gedacht en bij zich zelve
gezegd: „Jammer dat die jongen toen is
weggegaan, wat had die van Laar een
goeden opvolger voor Houtkamp geweest;
't is toch vreemd dat men nooit meer iets
van dien jongen heeft gehoord."
Op zekeren morgen trad een vreemdeling,
naar 't uiterlijk te oordeelen, een Engelsch-
man of Amerikaan, het kantoor van mijn
heer de Kort binnen, dien hij over bij
zondere aangelegenheden wensentete spreken.
Mijnheer de Kort verzocht den vreemde
hem te willen volgen en bracht hem in 't
spreekkamertje achter 't kantoor.
Toen beide heeren gezeten waren, begon
de vreemdeling: „Permitteer mij te vragen
mijnheer, heeft u voor nu al eenige jaren
geleden, niet een bediende gehad van Laar
of zoo iets genaamd."
„"Welzeker, hernam mijnheer de Kort, een
flink jongmensch, jammer dat hij zoo spoor
loos is verdwenen. Doch permitteer nu ook
mij te vragen, met wien heb ik het ge
noegen te spreken?"
„Gij hebt recht dit te vragen mijnheer,
doéh weet dat ik mij voor uw ouden bediende
nog al intresseer en u ook wel eenige in
lichtingen, omtrent hem, kan verschaffen."
„Wel mijnheer! gij maakt mij hoogst
nieuwsgierig, wie ge ook mocht zijn, ver
oorloof mij te vragen, leeft die van Laar nog?"
Hij zit in levende lijve hier voor u mijn
heer! en meteen greep hij de hand van
zijn ouden patroon, en riep uit „God zij
gedankt, dat ik u nog mocht wedervinden;"
?n tranen rolden langs zijn gebruind gelaat.
Ook de oude heer de Kort was ontroerd,
hij staarde zijn ouden bediende eenige oogen-
blikken aan, als wilde hij zich overtuigen,
dat hij 't werkelijk was en riep toen op
zijn beurt uit: „Van Laar, van Laar! wie
had dat gedacht! Wel mocht gij zeggen
Goddank, want allen en ook ik, wij waanden
u dood." Doch mijn vriend laten wij weer
kalm zien te worden en vergun mij dan
roorloopig twee vragen: Vooreerst: hebt gij
uw weg in 't leven gevonden?"
„Ja mijnheerik ben kapit.-betaalmeester
bij de Amerikaansche marine."
Goed zoo! Hartelijk geluk gewenscht
mijn vriend." En nu de tweede vraag:
„Waarmede kan ik u van dienst zijn Mij
dunkt, uw zoo onverwachte komst moet
een doel hebben
„Ja mijnheer" antwoordde van Laar, „ik
kom om mijne familie, ik kon 't niet lan
ger uithouden, dit is 't groote doel. Ik
kom thans regelrecht van Amerika en ben
gisterenavand laat in de stad aangekomen
en in de Doelen afgestapt; geen menseh
herkende mij, en ik maakte mij ook niet
bekend, na gedane informatie vernam ik
dat gij er nog waart en nu wenschte ik
door u op de hoogte van mijn familie ge
bracht te worden, ik brand van verlangen
en kan het bijna niet meer uithouden."
,,'t Is mij een genoegen u op de hoogte
te kunnen helpen en inlichtingen te kunnen
verstrekken. Uw móeder leeft nog van
Laar en is gezond en goed verzorgd, ook
uw broers en zuster zijn nog in goeden
welstand, doch wonen niet meer in de stad;
uw vader, mijn vriend, is overleden.
Bij 't vernemen van 't laatste, schoot
het gemoed van Van Laar weer vol en
sprak toen, na weer wat kalmer geworden
te zijn „dat is eene blijdschap minder,
maar Goddank, dat moeder en de anderen
er nog zijn; die goede ziel, ik wou wel
naar haar toevliegen."
„Ik kan het mij begrijpen, docii ik moet
u aanraden, wees nog eenige oogenblikken
sterk, en overval haar niet, de schok zou
dan ook voor haar te groot zijn."
„Gij hebt gelijk mijnheer!" sprak van
Laar, „doch hoe 't aan te leggen? waar
is zij?"
„Het beste komt mij voor" hernam mijn
heer de Kort, „dat wij moeder moesten
laten vragen of zij eens bij mij wilde komen.
De heeren gaan zoo van 't kantoor; gij
neemt plaats achter de lessenaar en ik be
reid moeder op de ontmoeting voor; „doch
nogmaals van Laar, overval haar niet te
spoedig."
Van Laar vond het voorstel van zijn
patroon uitmuntend en beloofde tevens zich
zoo goed mogelijk te zullen houden.
Onmiddellijk werd de kaatoorlooper naar
de wed. van Laar gezonden, om deze te
verzoeken, of ze eens spoedig bij mijnheer
op 't kantoor wilde komen.
Moeder van Laar vond het wel wat
vreemd, dat ze bij mijnheer moest komen,
gaf dit ook te kennen aan den boodschappen-
looper, er bijvoegende, dat zij zich toch
eerst wat moest opknappen.
De boodschappenlooper, welke er in 't
minst niet bij had gedacht, of er in zijn
boodschap voor de wed. van Laar iets
vreemds gelegen was, gaf op de tegen hem
gemaakte bedenkingen, ten antwoord: „Wel
menseh gaan jij maar gerust heen, wie
weet welke goede tijding of mijnheer voor
je heeft, meteen ging hij zich fluitende
verwijderen, terstond vergeten wat hij zoo
op 't zelfde oogenblik had gezegd."
Moeder van Laar was 't niet vergeten
wat hij had gezegd en 't woord „goede
tijding," was vooral in hare gedachten
blijven hangen.
Zij verdiepte zich hoe langer zoo meer
in gissingen wat mijnheer toch wel aan
haar zou hebben mee te deeleu.
Eindelijk was haar toilet gereed en be
gaf zij zich naar mijnheer de Kort.
Terwijl moeder van Laar in aantocht
was, had mijnheer de Kort en zijne voor
malige bediende, zich naar het kantoor
begeven.
Men kan begrijpen, dat er veel in 't
gemoed van Dirk van Laar omging toen
hij zich weer op dezelfde plaats bevond,
welke hij voor vele jaren zoo plotseling en
op min eervolle wijze had verlaten.
Mijnheer de Kort eerbiedigde deze aan
doeningen en liet hem aan zijne eigene
overdenkingen over, daar hij hem thans
niet door vragen wilde lastig vallen.
Er werd gescheld. „Dat is moeder." riep
van Laar, ik kan 't aan mijn hart voelen;"
en zoo was 't, de onde vrouw werd binnen
gelaten en naar 't kantoor geleid.
Yan Laar nam plaats achter de lessenaar
en mijnheer de Kort drukte hem nogmaals
op 't gemoed zijn moeder niet te spoedig
te overvallen.
Toen de oude vrouw 't kantoor binnen
trad, verborg haar zoon zijn gelaat in zijn
zakdoek; de man die vele malen en op
vreeselijke wijze met kalme onverschrok
kenheid de dood onder de oogen had ge
zien, kon zijne aandoeningen en ontroering
niet bedwingen bij 't terug zien zijner
moeder.
„Zoo moeder van Laar" begon mijnheer
de Kort, „kom eens bij mij zitten. Je zult
wel gedacht hebben, welke boodschap ik
wel had, he!"
„Ja mijnheer dat dacht ik ook zoo bij
mij zelvemaar ik dacht ook, er is zoo
ver ik weet, geen kwaad, ik kan gerust
heen gaan."
„Welzeker hernam mijnheer de Kort, „en
er is niet alleen geen kwaad, maar ik heb
zelfs een goede tijding, een blijde bood
schap voor u."
„Zoo mijnheer, u maakt mij waarlijk
nieuwsgierig."
„Dat kan ik denken moeder van Laar,
maar eer ik u mijn goede tijding meedeel,
wil ik toch eens vragen: wat zou nu wel
uw laatste wensch zijn?"
„Wel mijnheer! dat is een rare vraag;
ik zou het bijna niet weten, ik hab 't goed,
daar heeft u voor gezorgd en de kinderen
zijn ook goed voor mijze vergeten moeder
niet, ik ben nu weer veertien dagen bij
klaas geweest te Windhoek en de andere
maand ga ik bij leven en welzijn voor
een week of wat naar Jan, 't zijn toch
mijn eigen, nietwaar? 'tEenigst ziet u, wat
mij nog dikwijls een traan kost, is: dat ik me
Dirk zoo verloren heb, ik spreek er anders
nooit over mijnheer; maar een moeder ver
geet haar kind nooitdoch we moeten het
overgeven; zijn vader heeft het ook gedaan,
die had hem ook nog zoo graag eens ge
zien."
(Dirk van Laar boog zijn hoofd nog meer
voorover en verborg zijn gelaat nog dieper
in zijn zakdoek.)
„Dat is braaf gedacht" hernam mijnheer
de Kort," doch wat gij niet gedacht had,
is dit; ik ben zoo gelukkig u iets omtrent
uw zoon te kunnen raededeelen en goede
berichten ook."
„Yan Dirk mijnheerP Leeft Dirk nog?"
„Ja moeder van Laar, Dirk leeft nog en
in gelukkige omstandigheden."
„O God! ik dank n, gij hebt mijn ge
bed verhoord; neeu mijnheer, r.u heb ik
geen wenschen meer; leeft Dirk nog!dan
zal ik hem zien eer ik sterfoch mijnheer
zeg me toch waar is hij wanneer komt hij f"
Op 't zelfde oogenblik viel haar zoon
haar om den hals en riep „Mijn moeder
Vierentwintig uren later, 't Ziet er waar
lijk feestelijk uit in de woning van moeder
van Laar en zij zelve schijnt de feest
vreugde in eig^en persoonzij zit daar thans
te midden van al haar kinderen. Dirk had
hen getelegrapheerd, dat zij onmiddellijk
moesteu overkomen, waaraan zij ook met
groote ingeuonienheid hadden voldaan.
Toen de eerste ontmoeting voorhij en
allen rustig gezeten waren, vroeg Klaas,
de oudste:
„Maar mijn hemel Dirk, waar heb je
gezeten al dien tijd wij dachten niet anders
of je was voor de haaien."
„Hoor" sprak Dirk: „ik kan mij he
grijpen, dat je allen zeer nieuwsgierig zijt
een en ander te vernemen, wat er al zoo
met mij is gebeurd cn waarom ge al dien
tijd niets van mij hebt vernomen.
Ik wil kortelijk mededeelen wat er met
mij is voorgevallen, mogelijk dat 't later
nog eens uitvoeriger wordt opgesteld.
Ge moet weten, dat ik al heel spoedig
na mijne komst in Indië ben gedeserteerd,
't Beviel mij heel slecht bij 't Iudische
leger en dat wilde ik niet schrijven. Even
wel ik zou, omdat 't mij slecht beviel, nog
niet zoo spoedig aan de haal zijn gegaan,
ware het niet, dat ik onverwachts, en waar
lijk buiten mijn schuld in twist was ge
raakt met een onderofficier. Verbeeld je
de vent had een dun, slap, rietingstokje
in ziin hand; in zijn onmiddellijke nabij
heid bevond zich een zwarte jongen en
met een grijnslach op 't gelaat, haalt hij
met kracht zijn rietingstokje over de
naakte beenen des jongens, waardoor deze
kermend van pijn op den grond valt.
Ik werd zoo valsch op den kerel, dat ik
hem een slag gaf, waardoor hij over een
bank heen viel. Daar had je de poppen
aan dansen, 't duurde niet lang of ik was
ingerekend; nu ik ga maar voorbij wat er
toen in mij omgingalleen zij vermeld,
met behulp van een trouwen kameraad,
ook al een ongeluksvogel als ik, werd ik
geholpen om te ontsnappen.
Nu begon voor goed mijn eerste zwerf
tocht en na lang tobben, kwam ik door
behulp van een Engelschman, aan boord
van een Engelsch schip en maakte de reis
mee naar Engeland, en kwam na eenige
moeielijkheden te Londen.
Nu moest er weer wat op gevonden worden,
want heel lang kon ik Ook al niet blijven
passagieren; aangezien mijne finantie's in
bedenkelijken toestand verkeerden. Tot mijn
geluk (er is toch altijd weer een geluk
bij een ongeluk) verzeil ik in een Hol-
landsche herberg en de kastelein is even
als ik, Noordhollander van geboorte; nadat
ik hem eenigsins op de hoogte had ge
bracht van mijn toestand, gelukte het mij
om in Engelsche dienst te komen en wel
voor Engelsch Indië.
Na een uiterst moeielijke zeereis, be
reikte ik met nog ongeveer een paar hon
derd krijgsmakkers de plaats onzer be
stemming. Was 't mij in onze koloniën
slecht bevallen, vergeleken bij Engelsch
Indië, in de Engelsche dienst was 't nog erger.
't Gevolg hiervan was, dat ik er al spoedig
over begon te denken om weer weg te
komeu; en 't resultaat der geschiedenis
was, dat ik na hoogte en breedte te hebben
genomen, andermaal deserteerde. Nu ving
weder een zwerftoeht aan, doch deze zwerf
tocht was van dien aard, dat de eerste,
bij vergelijking, wel als een pleiziertocht
kon beschouwd worden.
Meermalen gaf ik den moed op
doch de zacht tot hot leven, de wensch
om nog eenmaal wat te worden, gaf mij
telkens weer nieuwen moed en niet 't minst
moeder, heeft de gedachte aan u, mij moed
en kracht gegevenik wilde het zoo gaarne
toonen, dat je ondeugende jongeH toch
zijn best had gedaan."
Moeder droogde bij deze laatste opmer
king hare tranen eens af, en gaf haar on-
deugenden jongen een zoen; Dirk snoot in
middels zijn neus, want ook bij hem was
'toog vochtig.
(Slot volgt.)
Snelpersdruk van C. DE BOER Jr,