'T VLIEGEND BLAADJE. KLEINE COURANT VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL. i\o. 802. Vrijdag 22 October 1880. Achtste Jaargang. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Kalender der Week. SPOTVOGEL. Abonnem ent per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent. >3 franco per post75 Afzonderlijke nummers 2 Uitgevers: BERKHOUT <fc Co. te Helder. Boreuux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT. Advertentiën van 1 tot 5 regels25 Cent. Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. OCTOBER, Wijnmaand, SI dagen. Opkomst der Zon 6 u. 40 m. Ondergang 4 u. 40 m. Zondag 24 Maandag 25 Dinsdag 26 Laatste kwartier. WOENSDAG 27 Dondïkdag 28 Vmjdag 29 Zaterdag 30 NIEUWSTIJDINGEN. HELDER, 22 Oct. 1880. In de zitting van den Raad dezer gemeente, op Dinsdag den 19 dezer gehouden, is de begrooting der ontvangsten en uitgaven voor 1881, tot een bedrag van f 173009.775, goedgekeurd en vastgesteld. Onder de uitgaven is opgenomen de post van onderwijsten bedrage van f 55.350. Tevens zijn vastgesteld de begrootingen van bet Burgerlgk Arm bestuur, bet algemeen Weesbuis en dd. Artillerie-Schutterijrespectievelijk ten bedrage van f 9.550, f 15.423,835 en f 1.986.48". Nog is vastgesteld een suppletoire begrooting van 't Armbestuur, voor 1880, tot een be drag van f850.00. Tot hulponder- wijzeresse aan de gemeente-scholen is benoemd mejuffrouw A. H. Brakke, van hier. Onderscheidene beslui ten zgn genomenbetreffende de uitvoering der nieuwe wet op bet lager onderwgs, die op 1 Nov. a. s. in werking treedt, Het aantal scholen is bepaald op 8de gemeenteschool no. 7 wordt in twee scholen, no. 7a (de beneden-lokalen) en no. 7b (de boven-lokalen) verdeeld. De onder wijzers-tractementen worden bepaald op minstens f 550 en hoogstens f 1600. Aan de onderwijzeressen in nuttige handwerken wordt 's jaarlijks f 100 traetement toegestaan. Bij de verifi catie der boeken en de kas van den gemeente-ontvanger was een en ander in orde bevonden, in kas zijnde de som van f 14.318.34. Het aandeel der gemeente in de kwade post der Rijksbelasting bleek te be dragen f5023.94. Door den heer de Lange werden klachten genit over de afgifte van bewijzen van onvermo gen door HH. Wijkmeesters. Spreker wenscbte, dat er, bg de afgifte dier biljetten, onderzoek naar de personen door wie ze werden aangevraagd zou geschieden. De Voorzitter verzekerde, dat dit punt een onderwerp van behandeling bij het Dagelijksch Be stuur zon uitmaken. Bij Zr. Ms. besluit is de be noeming van den korporaal der ma riniers H. J. Van de Bunt tot rid der 4de kl. van de Militaire Willems orde ingetrokken, en ten gevolge daarvan hem de decoratie dier orde ontnomen. Bij Zr. Ms. besluit zijn bevor derd tot officier van gez. der lste kl. bij de zeemacht, de officieren van gez. der 2e kl. I. P. G. Van Mens, arts, en J. R. Berghuis, arts. Blijkens een bij bet Departe ment van marine ontvangen bericht is Zr. Ms. schroefstoomscbip Madura, onder bevel van den luit. ter zee le kl. H. J. Van der Mandele, in den ochtend van 18 dezer te Point de Galle aangekomen. Aan boord is alles wel. De Rijkscommissie voor de examens ter verkrijging van een diploma als stuurman aan boord van koopvaardijschepen zal aanvan gen den 8 November a. s. te half tien uren des morgens, zitting houden de te Amsterdam, op bet Stadhuis. Zjj, die tot een dier examens wenscben toegelaten te worden moeten biervan voor 1 November schriftelijk en vrachtvrjj kennis geven aan den voorzitter der Commissie, den Heer J. H. P. E. Knipborst, te 's Gra- venbage, met overlegging der ge boorte-acte en opgave der tegen woordige woonplaats, en met konnis- geving of zij al dan niet wenscben bewjjzen te leveren van kennis om trent bet stoomwerktuig. Met het stoomschip Prinses Amalia" der Maatschappij Neder land," dat 23 October uit Amster dam vertrekt, zal van daar recht streeks een brievenmaal worden verzonden naar Atjeb. De Vrije Universiteit te Am sterdam is Dinsdagavond van half acht tot tien nnr met een godsdienst oefening door dr. Hoedemaker in de Nieuwe Kerk plechtig Gode toege wijd. Naar aanleiding van 1 Sam. 12 vers 19 22 zette Spr. den grond slag uiteen, waarop de Universiteit is gevestigd, nl. op bet gereformeerd beginsel, dat Christus tot koning erkent in den staat en de kerk. De wetenschap voor Christus zon baar wapenkreet worden, en de wapenen dienovereenkomstig worden gekozen. Te Amsterdam is de algemeene vergadering van de Kweekschool voor machinisten" gehouden. De voorzitter, de Heer P. E. Tegelberg, bracht het verslaguit. Daaruit bleek, dat de kweekschool in het begin van den cursus 1879/80 82 leerlingen telde, waarvan 13 in de 2de kl. en 26 in de le kl. van afd. B. en 20 in de 2de kl. en 23 in de le kl. van afd. A. Bij bet einde van den cursus vol deden 44 leerlingen der le kl. en 33 der 2e kl. aan het examen, zoo dat laatstgenoemden de school ver laten hebben. Later werd medegedeeld, dat al deze laatsten in fabrieken en op stoombooten gelegenheid gevonden hebben tot verdere practische vorming. Aan het toelatingsexamen namen 79 aspiranten deel, waarvan 25 in de afd. B en 21 in de afd. A geplaatst werden. De Kweekschool ondervond in het afgeloopen jaar weder vele blijken van belangstelling. Hare rekening sloot echter met een tekort van ruim f 2200. Gelijk men weet is thans op de Staatsbegrooting een subsidie van f 5000 voorgesteldmen hoopt dan nog een aantal verbeteringen te kun nen invoeren. Verslag en rekening werden na Als leden van bet bestuur zgn herbenoemd de HH. C. Dyserinck en P. H. Holtzman. Ook enkele slachters te Utrecht hebben besloten, de prijzen van bet vleesch met 10 ct. per kilogram te verminderen. In de Amsterdamscbe Dier gaarde Natura Aris Magistra brach ten twee apen elk een jong ter wereld. Terwijl nu de een baar jong met den grootsten ijver ver zorgde, kon men opmerken dat de andere het hare met groote onver schilligheid bejegende, misschien ook omdat zo niet in staat was het be hoorlijk te voeden. Het ongelukkige jong wekte echter blijkbaar bet medelijden op van de eerste, en deze ontfermde zich over hem zoo zeer, dat zij van toen af de beide jongen zoogde en groot bracht. Wat wij veelal menscbeljjke deugden noemen, komt dns bij de dieren ook wel voor. P. S., landbouwer en president van het afdeelingsbestuur der maat schappij tot »Nut van het algemeen" te Hauwerd, is Dinsdag door het ge rechtshof te Amsterdam vrijgespro ken en van de hem te laste gelegde opzetteljjke brandstichting in een hem toebehoorenden vjjzelberg en van bedriegeljjke oplichting door het te hoog opgeven der geleden schade. Omtrent bet laatste punt verklaarde het Hof niet de overtuiging te heb ben gekregen, dat de beschuldigde met een bedriegeljjke bedoeling had gehandeldbet eerste achtte het on bewezen. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft arrest gewezen tegen Eitje Boelens, oud 34 jaar, wonende te Assen, dienstmeid, in hechtenis, en baar ter zake van kindermoord, voor de eerste maal door de ongehuwde moeder gepleegd, onder de omstan digheid van het levend begraven van het kind, tot 7 jaren tuchthuis straf veroordeeld. Bljjkens een buitengewoon po litieblad is uitlevering aangevraagd, wegens het zich door oplichting meestermaken van 16,500 mark, van Eduard Haar burger, oud 26 jaren, wonende te Hamburg, gestalte mid delmatig groot en mager, haar, baard, wenkbr. en oogen bruin, aangezicht lang en zeer bleek, en van Bertha Gohen, uit Altona, oud 31 jaar, gestalte middelmatig groot, haar donkergele kleur. Van hun opsporing en aanhouding bericht te zenden aan het Dep. van Justitie. Een paar nieuwe paneelzagers hebben te Amsterdam weer hun be drijf uitgeoefend. Door den tuin van een hnis in de Vondelstraat hebben zjj de buitenkeukendeur be reikt, daaruit een paneel gezaagd en zgn zoo in huis gedrongen. Zij ontvreemdden twee overjassen, een parapluie, een paar bottines en een paar handdoeken. Brief van een ter dood veroordeelde. (Overgenomen uit de Friesche Courant Ik was verleden week voor zaken op reis en moest in Amsterdam zijn. Ik reis voor provisie en zeg altijd goddank, als ik zie dat onder de door mijn patroon opgegeven reis route Amsterdam voorkomt; dat is nog eens een stad waar een commissionair wat verdienen kan. Zoo ook nu. Ik maakte er beste zaken. Toen ik gedaan had, ging ik bij v. d. Mast en telde mijn verdiensten eens na. Jongens, jongens, zei ik, daar kan een biefje op staan, en, waar ik niet minder aan toe ben, een overjas ook. De koude dagen komen aan, ik ben een koude ziel; een flinke jas kan men den winter doorhelpen. Zoo loop ik bet Rembrandsplein over en zie daar een nieuw magazijn van heerenkleederen en manufacturen. Sapperloot zeg ik, nieuwe bezems vegen schoon; weet je wat, ik zal zien of ik daar een flinke jas voor een beetje geld kan krijgen. Best, ik koop daar een jas, een bovenste beste, voor een beetje geld. Of ik in mijn schik was. Vandaar ga ik in 't spoor, om Haarlem te bezoeken. Aan den trein riep als gewoonlijk, een jongen: Vaderland, Handelsblad, Amster dammer, Utrechtsch Dagblad, Uilenspiegel neen, Uilenspiegel niet, Uilenspiegel heeft een van de beeren der spoor-directie op de teenen getrapt en is hier sedert verboden waar Asmodée, Friesche Courant, enz. enz. Ik koop een van die bladen en ga, verhengd over mijn nieuwe jas en over de goed gedane zaken, in een hoekje zitten en lees bedaard de courant. Daar kom ik aan do sedert eenige dagen gewone rubriek „Moord in 's Gravenhage," toe. Dank je wel, zeg ik bij mij zelf, ik heb er genoeg van. Doch, alsof de duivel er mee speelde, daar valt mijn oog op een correspondentie van den heer J. A. de Bergh, bij alle moord lustige lezers wel bekend. Zoo zeg ik, laat me eens zien wat bij nu weer uitgevonden heeft. Sakkerloot, als die mijnbeer commissaris van politie was mogelijk wordt hij het nog wel eens dan had het wel anders geloopen. Ik lees: „Elk weldenkend menseh roep ik toe: koop niet bij iemand die een portret van het slachtoffer, of het lijkt of niet, bezigen durft tot aanprijzing van zijn kleerenmagazijn, en uit den grond mijns harten hoop ik, al wie een jas gaat koopen bij dezen H. Rit- terband, in dat zelfde kleedingstuk evenveel dolksteken moge ontvangen als den ongeluk- kigen Marius er werden toegebracht." Maas., Heer in den Hemel, juist bij dezen H. Ritterband beb „ik" mijn jas gekocht. Ik wist niemendal van dat portret af. Ik ben er bepaald onschuldig ingeloopen. Had ik het geweten, ik zou wel hebben opgepast me in 't verderf te storten. Maar ik vraag nu toch ieder weldenkend menseh, was het niet de plieht van den heer de Bergh geweest, in plaats van zich met justitiezaken te bemoeien, voor het huis van den heer Ritterband te gaan staan en ieder kooper in dezer voege te waar schuwen „Mijnheer, als je daar een jas gaat koopen, dan wensch ik, dat „jij" in dat zelfde kleedingstuk zooveel dolksteken moogt ontvangen, als den ongelukkigen Marius werden toegebracht. En, wees verzekerd, dat, zoo je het doet, ik mijn lievelingswensch tot vervulling zal weten te brengen." Zie, had de beer de Bergh dat gedaan, dan had het aan ieder vrijgestaan om bang voor die zeven dolksteken te zijn of niet. Wat mij betreft, ik ben er afgerazend bang voor, ik ga er bepaald aan dood. Ik kan niet tegen zeven dolksteken en mijn jas ook niet. In 't eerst was ik voornemens mijn jas in de vaart te werpen; doch ik kon het ook niet van mij verkrijgen een anderen armen duivel die haar misschien zou opvisschen er even ongelukkig te laten inloopen, als ik er ingeloopen ben. En wat zou het mij misschien helpen? Naar alle waarschijnlijkheid sta ik toch al op de lijst van den heer de Bergh. Als de heer de Bergh iets zoekt, dan vindt hij het bepaald, dat is zeker. Daar is de justitie maar een stumpert bij. Mijn leven is nu geen leven meer. Ieder, die er maar eenigszints verdacht uitziet en in mijn oog ziet ieder er verdacht uit zie ik voor een afgezant van den heer de Bergh aan, en in verbeelding zie ik de zeven dolksteken al -in mijn jas en voel ze in mijn hart. Mijnheer de redacteur, ik ben nog zoo jong, ik zou zoo graag nog wat willen leven, maar krijg ik die zeven dolksteken, dan maak ik het bepaald niet lang meer, daarom kom ik tot u met een beleefd verzoek. Ik moet, het kost wat het wil, buiten het bereik zijn van de mogelijkheid der vervulling des heeren de Bergbs wensch. Met iemand die kans heeft onschuldig vermoord te worden, heeft bet publiek in den regel nog al medelijden; nu zou ik u beleefd willen verzoeken een advertentie voor mij in uw veelgelezen blad te willen plaatsen van den navolgenden inhoud: Bede van een ter dood veroordeelde. Weldadige landgenooten Een jongmensch, van goed levensgedrag, beeft door een samenloop van noodlottige omstandigheden, een jas gekocht, die hem dezen winter tegen de koude zou beschutten. Moet hij die jas missen, dan gaat hij van de koude dood. Draagt hij die jas, dan wachten hem zeven dolkst eken, en daar gaat hij ook aan dood. Daarom wendt hij zich tot u, met de dringende bede, hem zooveel reisgeld te verschaffen, dat hij buiten het bereik van do koude en de zeven dolksteken kan komen. Helpt ge hem, dan is hij voornemens naar Afrika te gaan en daar zijn handel in kolonialewaren voort te zettenhij hoopt en vertrouwt daardoor in de gelegenheid gesteld tc worden, de voorgeschoten gelden met rente op rente te kunnen restitueeren. Wie wenscht te helpen, doe het spoedig, daar het anders te laat is. Toezendingen van geld worden ingewacht onder het motto „zeven dolksteken," aan het bureau der „Friesche Courant," Leeuwarden, Groote Hoogstraat 50, waar tevens nadere informatiën worden verstrekt. In 't vertrouwen, mijnheer de redacteur, FEUILLETON. Tafereel uit het Beierscbe Volksleven. HERMAN VON SCHMID 12. naverteld. (Ons laatste Feuilleton is in het vorig No. onjuist afgebroken; we herhalen daarom hier 'aatste alinea.) _maals blozende, snelde Corona 't speeltuig r de melkkamer, eu spoedig daarna kwam terug met een schotel, dien ze nevens den gen op de bank plaatste. Wilde ze voor de ast eiken omgang met hem afbreken as was hij eenmaal door eigenaardige ruiken haar gast geworden, en zo was s op zich zelve, dat ze aan die gastvrij- 1 tegenover hem een oogenblik te kort kunnen doen. Half onwillekeurig liet ze ook op de baak neervallen, zoodat de •tel tnsschen hen stond. Zij keek voor neer en scheen niet in staat haar gewone vinnige woorden weer te vinden gemeenzame en onverwachte manier waar- Tde jongen zich jegens haar gedroeg, iht haar totaal in de war en hare nieuws heid omtrent wat hij haar te vragen had, was in hooge mate gespannen. Hij scheen evenwel daarmee geen haast te heb ben, evenmin als het hem met de begeerte naar een schotel vol melk en brood ernst geweest was, want hij at slechts een paar lepels vol. Onderwijl waagde hij het een blik te slaan in de hut. Eensklaps stond hij op, liep de deur in, alsof hij er reeds thuis hoorde, en kwam terug met een citer, dien hij op eene plank boven den baard had zien liggen. Zonder te letten op het verwonderde gezicht van zijne waardin, legde hij ze op zijne knie en begon te spelen zoodat spoedig geheel oor was voor de vlugheid, waarmee hij dit instrument han teerde. In de steelsche blikken, welke zij van tijd tot tijd op hem wierp, lag niets meer van die vijandige gezindheid, waarmee ze zijn komen had te gemoet gezienhaar gelaat drukte eerder verwondering uit hoe ze hem bij de eerste ontmoeting toch zoo afschrikwekkend bad gevonden. Zij had hem toen voor een volmaakten deugniet ge houden; maar daaraan was waarschijnlijk de groote afstand en de avondschemering schuld geweest, want thans vond ze van dat alles niets meer aan hem. Tot de jeugdige knapen, die anders wel om haar aanhielden, kon hij niet meer gerekend wordenmaar hij maakte op haar den ind.uk van een krachtig man, die ook, wat zijne gestalte betrof, niet tot de minste behoorde; dat half kale hoofd, waarover zij zich op den feestavond aan de Tegernsee zoo vroolijk had gemaakt, gaf hem zelfs iets stonta en verhevens, en het groote litteeken, dat er als een roode band over heen liep, was in geen geval bij maebte dien indruk te verkleinen. Allengskens ging de citerspeler van de boerendansjes, die hij eerst had aangeslagen, tot bekende zangwijzen over en begon daarna de liedjes van den feestavond te zingen. Het was als wilde bij zijn zegevierende tegenpartij van toen tot een nieuwen wed strijd uitlokken zij schoen dit te gevoelen en was geen oogenblik verlegen den strijd te beginnen. De koddige, vierregelige vers jes vlogen spoedig als plagende bijen heen en weer en in het gejodel aan het slot van elk couplet, vereenigden zich hunne stemmen zóó zuiver en welluidend, als hadden ze 't jaren lang samen gedaan. De trek tot zingen had bij Corona langzamerhand de laatste 'tegenbedenkingen overwonnen, zoodat ze aan hare stem en baar goeden luim den vrijen teugel liet. „Sacra!" zei de jongen na een poos. „Wij zingen immers samen, alsof wc bij mekaar hooren! Jou stem is waarempel net als een klokje, of neen, als een klokkenspel, dat prachtig door elkaar klinkt, dat men niet weet, waar ooren genoeg van daan te halen, om toe te luisteren. Zoo zou ik bijna hcclemaal vergeten, wat ik graag van je weten wilde." Corona bloosde; ook zij was het vergeten. „Het is maar één vraag," begon de jon geling weer, „waarop je mij antwoord te geven hebt of een goeden raad. Je bent zoo'n verstandig schepseltje, dat ik daarom trent bij niemand beter zou terecht kunnen. Je moet dan weten, mijn beste Corona," ging hij op ernstigen toon voort, „dat ik een arme drommel ben, en als ik, zooals je mij hier ziet zitten, boven in een boom klim, dan zou ik beneden mij op aarde niet veel meer te zoeken hebben. Ik ben nog armer dan vele andere armenlui, want ik heb nooit een thuis gebad en mijn vader en moeder niet gekend. Toen ik op de wereld kwam, was het overal oorlog; de Fransehen hadden hun koning het hoofd afgeslagen en kwamen tot ons over. 't Ging er geweldig toe in het landalles wat beenen had vluchte naar de bergen en naar de bosschen. Ik moet toen van een wagen gevallen en ver loren geraakt zijn, want men heeft mij in oen sloot aan den kant van den straatweg gevonden en naar den dag, waarop ze mij meenamen, hebben ze mij Quirinus genoemd en naar de plaats, waar ik lag, Slooter. Er hoeft ook nooit iemand naar mij gevraagd; dearom moest de gemeente, waar men mij gevonden had, mij opnemen, en zoo ben ik in het armhuis grootgebracht. Naderhand heb ik nu bij den eenen, dan bij den anderen boer den kost opgehaald bij mensehen, die heel dikwijls zelf niet genoeg hadden om te leven maar daarover heb ik me nooit erg bekommerdik ben toch opgegroeid en gezond en sterk geworden als een forache eik. Ik was zoov/at volwassen, omtrent het tijdstip dat meneer Bonaparte naar Rusland trok. Die vent kon niet genoeg soldaten opscharrelen naar zijn zin, en nam toen maar wat hij krijgen kon, zonder er naar te vragen, of men de jaren had of niet. En zoo maakten ze van mij ook maar een soldaat, en eerlijk gezegd, ik had er niets tegendat" rondslenteren toch bij de boeren viel volstrekt niet in mijn smaak, en vrien den of bloedverwanten hield ik er niet op na Corona had reVs bij het begin zijner vertelling met deelfiemiug geluisterd. Deze nam met ieder wootó toe; zij zag den ver- Luier niet meer ter zijde aan, maar keerde hem haar géBele aangezicht toe."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1880 | | pagina 1