'T VLIEGEND BLAADJE.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER. NIEÜWEDIEP EN TEXEL.
JETALEN KRUIS"
No 906.
V rijdag 21 October 1881.
Negende Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Kalender der Week.
Atoonnement
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nummers
UitgeversBERKHOUT Co. te Helder.
BoreaalSPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
Aavertontlön
yan 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters wordeB naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn
OCTOBER, Wijnmaand, 31 dagen.
Opkomst der Zon 6 u. 39 m.
Ondergang 4 u. 49 m.
Zondag 23 Nieuwe Maan.
Maandag 24
Dinsdag 25
Woensdag 26
Donderdag 27
Vrijdag 28
Zaterdag 39
NIEUWSTIJDINGEN
HELDER, 21 Oet. 1881.
Bij 't vervoeren der vaten met
palmolie, van 't voorbij Huisduinen
gestrande schip naar hier, had eon
paar dagen geleden een knaap bet
ongelnk onder de kar te geraken.
Zwaar gekwetst, vooral aan 't eene
been, moest bij weggebracht worden.
Voorzichtigheid zg aanbevolen.
Hel schroefstoomschip lste kl.
de »Ruyter" is Woensdag van 's Rijks
werf te Amsterdam, via IJmuiden,
naar hier overgebracht.
Dezer dagen doorreisde de heer
W. G. Powell, van Springboro (Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika),
de provincie Noord-Holland. Bg die
gelegenheid is door hem aan ons
Nederlandsch vee een niet geringe
onderscheiding bewezen door veertig
stuks zwartbont fokvee op te koopen,
waaronder de kalfstier Kroonprins,"
welke den eersten prjjs behaalde op
de jongste Landbouwtentoonstelling
te Scl
Uit Zwartsluis meldt men dat
van het onder Schokland gezonken
vaartuig, door een schipper, de Igken
van de vrouw, de 18-jarige dochter
en een 10-jarig knaapje te Genemuiden
zgn aangebracht.
Bij den storm van Vrijdag op
Zaterdagnacht is een Friesche tjalk,
van schipper Dijkstra, op het Kam-
perstrand geslagen. De bemanning
de schipper, vrouw. 4 kinderen en
een knecht, is daarbg omgekomen.
Zaterdag zijn door den postschipper
van Urk op zijn reis naar Kampen,
2 jongens, vermoedelijk 12 en 14 jaar,
in een mast vastgebonden gevonden
en naar Kampen vervoerd. De lijken
zijn op 't Stadsziekenhuis.
De broeder van schipper Dijkstra
zit met zijn praam, geladen met turf,
op een dgk hg Genemuiden.
Volgens telegraphisch bericht
van Terschelling is aldaar binnenge
sleept de bomschuit Landbouw en
Zeevaart" van den reeder Hubrecht
Van der Marei, te Katwijk, welk
vaartuig vier man der equipage heeft
verloren, te weten Pieter van Dui-
venboden, schipper, gehuwd, Simon
De Best, matroos, idem, Cornelis Ru
waard, matroos, ongehuwd, Dirk
Haasnoot, matroos, ODgehuwd.
Mast, zeilen, roer, zwaarden enz.,
alles was verloren gegaan. De ove
rige bemanning is gered. Van de
18 uit Katwijk afwezige schuiten
zgn tot heden 4 behouden aangekomen,
waarvan een met verlies van 16 netten.
Men meldt uit Hellevoetsluis:
Was het aanvankelijk moeielgk
uit de vele loopende geruchten op
te maken welke loodskotters van het
loodswezen van Goeree Maas er
vermist werden, thans kan met zeker
heid worden gemeld dat alleen kotter
No 8. die den dienst voor den Wa
terweg had, vermist wordt.
Aan boord van dezen bodem dienden
de schipper W. De Neef, de loodsen
B. Hans, H. Hollaar, P. Groenevelt,
en C. Burger en de matrozen J. De Neef,
M. Kroijne, Goudeke en van Rij.
Al de binnengevallen kotters hebben
in meerdere of mindere mate schade
bekomen aan de romp, het tuig en
de zeilen. Sommigen hebben rond
houten, ankers en kettingen verloren.
Door het stoomschip Zeemeeuw,"
dat te Hellevoetsluis teruggekeerd is,
van een ter opsporing van kotter
N°. 8 ondernomen tocht, zgn in zee
een steng en meer artikelen van dien
bodem afkomstig aangetroffen, waar
door het vermoeden bevestigd wordt,
dat het vaartuig en de bemanning
in den jongsten storm gebleven zijn.
Uit Delfzijl wordt gemeld
De te Papenburg tehuis behoorende
stoomsleepboot is in den nacht van
Vrijdag op Zaterdag 11., op de Eems
vertoevende, door den storm geheel
omgeslagen. De bemanning, bestaande
uit drie personen, verloor daarbij
het levenook de stoombaggerma
chine, werkzaam achter de knok aan
de Duitsche kust, onderging hetzelfde
lot; van de acht personen die zich er
op bevonden, zgn slechts de stoker en
een der matrozen gered.
Tusschen Harderwgk en Nun-
speet zgn ongeveer 40 koeien verdron
ken, terwijl bovendien een jongen,
die de koeien wilde binnenbrengen,
daarbg verdronken is.
Aan de Bakkers Courant"
meldt men uit Amsterdam, dat een
vergadering ter oprichting van een
bakkersbond is gehouden. 38 brood-
en koekbakkers hebben de vergadering
bezocht, terwgl er vele brieven van
belangstelling zgn ingekomen.
Er is besloten, dat het doel van
den Bond zal zijn
1. Om met alle gepaste middelen
het oprichten van maatschappijen
voor broodfabrieken tegen te gaan,
daar bet deze meer te doen is om
booge renten dan om het voordeel
der burgerij.
2. Het op de hoogte stellen van de
uitvindingen en hulpmiddelen, ten
einde daarvoor brood, koek en ban
ket beter en voordeeliger aan het
publiek te kunnen leveren.
3. Om van tijd tot tgd scheikan
dige onderzoekingen te doen van meel
en andere door de bakkers gebruikte
waren, om zoo tevens het nuttige
en gezellige der bijeenkomsten van
de leden tc bevorderen.
4. Om het welzijn van bedienden
en gezellen ter harte nemen.
Dit werd voorloopig besloten en
is dus voor wijziging vatbaar.
Uit Oostmahorn schrijft men
van 17 October
Zooals te verwachten was, zijn door
den storm van verleden week op de
naburige kusten verschillende onge
lukken voorgevallen.
De loodskotter Frieschegat N°. 2,
op een naburige reede geankerd,
werd losgerukt en verloor drie ankers
ook het beurtschip van Amsterdam
op Ameland, schipper de Bruin, werd
van de reede van dit eiland afgeslagen
en is met zware averjj te Schiermon
nikoog komen aandrijven het post-
schip van Ameland naar Holwerd
wordt tot nog toe vermist. Door den
loodsafhaler werd drijvende gevonden
en alhier binnengebracht een visscher-
schuit zonder bemanning, die later
bleek te Paezens thuis te bebooren.
Veel erger liep het af met een
tjalkschip, dat bij Zoutkamp ten
anker lagook dit geraakte los en
strandde, met het noodlottig gevolg,
dat alle opvarenden, man, vrouw, 3
kinderen en de knecht hun graf in
de golven vonden. Op verschillende
plaatsen is dood hoornvee aange
dreven, vermoedelijk afkomstig van
een verongelukte stoomboot.
Het vergaan van de „Cyprian."
De geduchte storm ?an Vrijdag jl. heeft
vreeselijke verwoestingen teweeggebracht.
Het aantal groote en kleine schepen, sche
pen voor de groote vaart en visschersvaar-
tuigen, in de Engelsche havens te huis
behoorende, die door den storm zwaar
hebben geleden en geheel zijn verloren ge
gaan, is buitengewoon groot.
Onder de gestrande schepen, die totaal
zijn verloren gegaan nadat de bemanning,
opcnkelen na,door de woedende baren werden
verzwolgen en duizend dooden had uitgestaan,
behoort ook de „Cyprian. Uit den mond
der weinige geredde personen heeft men het
verhaal opgeteekend van uen vreeselijken
toestand, waarin zij gedurende zooveel uren
hebben verkeerd. In groote trekken komt
het ongeveer hierop neder:
Donderdagmiddag (de vorige week) ver
liet de „Cypiran" de haven van Liverpool
met bestemming naar Genua. Tijdens het
stoomschip de Mercy verliet waren wind en
zee reeds zeer onstuimig; het vaartuig zette
in haast den tocht voort en werd later
gepraaid door een binnenkomend stoomschip.
Intusschen nam de kracht van den wind
allengs toede storm verhief zich tot een
orkaan het schip had veel te lijden van
de hooge zeeën, die elk oogenblik over de
"verschansing sloegen en wel met zulk een
onweerstaanbare kracht, dat alles van het dek
werd geslagen, dat niet buitengewoon
stevig was vastgesjord. Geen enkel man
van de equipage, die niet door zijn plicht
geroepen werd om dienst te doen op dek,
vertoonde zijn gelaat aan een der luiken
zoo groot was het gevaar, dat er sleehts een
enkele plek op dek werd gevonden, waar
men betrekkelijkerwijs veilig was, veilig
hevigen storm, die tot een orkaan was
gestegen Die plek was de brug waar de
moedige gezagvoerder van het schip stand
hield, in weerwil van al 't geen rondom
hem plaats had.
Uren gingen in dien vreeselijken strijd
voorbij. De wanden van het schip werden
gehamerd en gebeukt, dat alle voegen
kraakten, en onder al dit oproer der ele
menten ging de bemanning voort in 't
betrachten van haar zoo moeielijken plicht.
De vreeselijke kracht van orkaan en zee
had den stuurtoestel onklaar gemaakt en
gedeeltelijk verbrijzeld, zoodat het schip
niet langer was te regeeren't had alle
stuur verloren. Om dit zoo mogelijk te
verhelpen moest gebruik worden gemaakt
van een hnlptoestel van het roer, en men
had het gelnk daardoor althans eenigermate
stuur in het. schip te brengen.
Maar een nieuw onheil ontstond. Een
der pijpen van den stoomketel sprong en
het vuur werd hierdoor uitgedoofd. Nu bleef
nog de tweede stoomketel over, die nog
ongedeerd was gebleven. Ten einde het
geleden onheil te herstellen, ging de ma
chinist terstond aan het werk, om den ketel
weder bruikbaar te maken.
Terwijl men hiermede druk bezig was,
sloeg een reusachtige haar met zoo geduehte
kracht tegen den achtersteven, dat het roer
totaal onbruikbaar werd en nu verloor het
schip alle stuur. Toch gaf men den strijd
niet op
Er werden zeilen bijgezet, maar zonder
vrucht. De bemanning had sedert het
eerste onheil, het bersten van een stoompijp,
acht uren zonder verpozing gewerkt om in
den nood te voorzien. Sedert het schip de
Mercey had verlaten, had geen enkel man
aan boord een oog geloken, had de gezag
voerder de brug niet verlaten.
De sloepen werden van levensmiddelen en
andere benoodigdheden. als compas, enz.,
voorzien, maar ze te water te laten, scheen
ten eenenmale ondoenlijk te zijn. Geen
man durfde het meer wagen om in de
machinekamer of in de kajuit te gaan, want
ieder oogenblik verwachtte men dat het
vaartuig door de baren zou worden ver
zwolgen, en dc hoop was nog niet ver
vlogen om zelfs dan nog het leven er te
kunnen afbrengen.
Alle manschappen, 27 in getal, hadden
zich vereenigd op de brug. Velen waren
voorzien van lijfgordels, anderen hadden
zich een of ander voorwerp als reddings
middel gezocht, De „Cyprian" bevond zich
nu ongeveer op de hoogte van Holyhead
en naderde in vreeselijke vaart de rots
achtige kust.
Noodseinen werden geheschen.
Men was nu reeds zóó dicht bij de kust,
dat men duidelijk de strandbewoners kon
tellen, die op de kust het schouwspel aan
staarden, zonder in staat te zijn hulp aan
te brengen.
Eindelijk stiet het schip met geweld op
een rif. Dit was het sein voor allen om
zich zoo mogelijk te redden, want de wan
den van het schip werden derwijze gebeukt,
dat alles vaneen werd gereten, in minder
tijd dan noodig is om het te verhalen.
Een-en-twintig schepelingen vonden hun
graf iu de golven. Die nog als door een
wonder gered werden, vond men bewuste
loos, uitgeput hier en daar aan 't strand.
De gezagvoerder, die met zooveel man
nenmoed pal had gestaan in den schrikke-
lijken strijd, viel als het offer zijner plichts
betrachting.
Van het wrak was binnen weinig tijds
niets meer zichtbaar. Alles was weggeslagen-
IISGEZOXDEX.
ONTBOEZEMING
bij de Feestviering van het 50-jarig
bestaan van bet
Gegroet, o blijde dag!
Het uur is thans j_
Dat men vau allen kant
De strijders op ziet dagen,
"Wier borsten zijn versierd
Met het Metalen Kruis,
En Vaderlandsch liefd' in gloeit
Voor het Oranjehuis.
Ja, oud Bataafsche trouw
Deed u „te Wapen" snellen,
Gij straftet het verraad,
Van eerlooze rebellen.
Dit immers was nw leus,
Te water en te land?
Waar ook de wimpel zweefde
De vlag ook stond geplant.
Komt! achtb're strijders, komt!
De hand inéén geslagen,
't Verbond thans weer vernieuwd,
In deze lauwe dagen,
Nu de liefde wordt verdoofd,
Voor Vorst en Vaderland,
Het Neêrlandsch bloed verdroogt
Door onverschill'ge hand.
O! onverschilligheid,
Gij slooper van den zegen,
Wie beeft niet voor nw komst?
Voor uwe slinksche wegen?
Verwoester van 't geluk,
Hoe sluipt g' in 't Neêrlandsch hart,
Dat het verzinken doet
In kommer, wee en smart.
Deed gij Oranje niet
De Noordzee oversteken?
Den Franschen Adelaar
„Beschermengel" heetenP
Verslondt ge geen goed en^ bloed,
De welvaart en 't geluk?
Smeeddet gij de boeien niet,
Waardoor Neerland werd gedrukt?
Verwoester van een volk,
Vorstinne der tyrannen,
Wat zaad strooit gij in 't rond?
Welk net hebt gij gespannen?
Voor d' eed'le goede jeugd,
De hoop van 't Vaderland,
Waardoor gij liefde en trouw
Uit hunne harten bant?
En, zondt gij dan ook nu
Geachte Kameraden,
Die velen om n heen
Zaagt vallen op de aarde,
Die trotsch hun bloed vergoten
Voor Vaderland en Vorst,
Ook onverschillig zijn,
Niet staan op uwen post?
We hebben 'n duren plicht:
Dien vijand te bestrijden,
De revolutiegeest,
Die werkt ten allen tijde,
Maar. ware liefde en trouw.
Die zijn het kruit en lood,
Het donderend kanon,
Waardoor hij wordt gedood.
Ach! kon mijn zwakke stem
In aller harten dringen,
Die Koopman met C h a s s
Of die Van Geen omringen,
Om met Van Dam zijn geest,
Met. Willem II zijn zinnen
Van Vaderland en Vorst,
Oprecht, getrouw te minnen.
Laat het Bataafsche bloed
Niet in onz' adr'en drogen,
De jeugd moet kunnen zien,
Dat 't vonkelt in onze oogen.
De liefd' tot Vorst en Volk,
Gepaard aan moed, beleid,
Dit zij ons aller leus
In deez' verkoelden tijd.
Met dit ons eenig doel,
Kunnen wij nuttig wezen;
Dan kan het nageslacht,
d' Historierol vrij lezen;
„Oranje en Vaderland"
Zij leven in voorspoed saam,
Zooals geen volk bestaat;
Vereert dan steeds hun naam.
Laat Fransch- of Engelschman,
Of zelfs de nagebnren
Het kleine lapje grond
Met nijdig oog begluren.
Wij hebben dan geen nood
De plek van wier en zand,
Wordt dan gewis bewaard
Door Godes Vaderhand.
Eens komt de wreede dood,
Hij velt ons allen neer;
Achwaar is dan de roem
Vervlogen is de eer.
Maar toch kan onze geest
In 't hart der natie leven,
Waarvoor de oproervaan
Moet sidderen en beven.
Komtstrooien wij dit zaad
Een ander moog' 't vrij maaien
Maar weduwe en wees,
Zij plengen ook geen tranen;
Zij zeeg'nen onze asch.
Welvaart is de belooning,
Omdat er liefde heerscht
Voor Vaderland en Koning.
Gods gunst daal' op elk neer,
d' Oranjeboom blijv' groeien,
Dat voorspoed en gelnk
In eiken stand mag bloeien;
Dat ouderdom en jeugd,
Dat armen en rijken
Met 't Vaderlandsche beeld
Van ware godsvrucht prijken.
Dit is mijn haartewensch
Wat zegt gij kameraden
Heb ik in dezen stond
Uw leus ook niet geraden P
Wat lees ik in uw oog,
Wat hoor 'k van allen kant
„Dat Neêrlands Koning leev'!
God zeegne 't Vaderland!"
W. C. HENKES,
gewezen Matroos van de »Euridice,"
thans Kommandeur op 's Rgks Werf
te Willemsoord.