'T VLIEGEND BLAADJE.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL
Feuilleton.
No. 1029.
Woensdag 27 December 1882.
Tiende Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Atoonnoment
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
Uitgevers: BERKHOUT Co. te Helder.
BureauSPOORSTRAAT ei ZUIDSTRAAT.
Advertentien.
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
Gelijk voorgaan
de jaren, zal er
ook nu weder in ons blad van
1 JANUARI gelegenheid bestaan
tot het plaatsen van adver
tentiën als NIEUWJAARSGROET,
aan Familie, Vrienden en Be
kenden, tegen 25 CENT,
per advertentie.
Men wordt vrien-
delijk verzocht TIJ
DIG in te zenden.
BERKHOUT Co.
Onzen geabonneerden buiten de
gemeente Helder, wordt verzocht,
't bedrag van de abonnementsgelden
4e kwartaal 1882, te willen over
maken in postzegels of per postwissel
vóór 5 JANUARI 1883, zullende
anders na dien tijd daarover be
schikt worden met 10 Ceuts ver
hooging per post.
DE UITGEVERS.
NI EU WSTIJ DING EN
HELDER, 27 Dec 1882.
Van een der botters van de
visscherp-maat8chappij Triton, alhier,
is ter hoogte van Callantsoog een dei-
opvarenden, K. D., door de zeilschoot
overboord geslagen en, zonder dat men
iets tot zijne hulp kon aanwenden,
verdronken. De ongelukkige was ge
huwd en laat een zwangere weduwe
en twee nog jonge kinderen onver
zorgd achter.
Het machinekamer - personeel,
dat den lOden Febr. a. s. per stoom
schip Drenthe" naar Oost-Indië zal
vertrekken, bestaat uitden machinist
lste kl. v. c. A. F. Lambert, den
machinist lste kl. B. L. C. Marchand,
de mach. 2de kl. C.i Koeman, J. H.
Gotz van der Vet, P- F. Dubber,
S. Taaie, F. G. A. Wissel, J. N.
De Klerk en P. J. Verschoor en de
mach. 3de kl. J. Van der Vaart,
H. L. E. Van der Brugh en W.
R. Buijs.
Hoogmoed komt voor de val.
Roman naar 't Duitsch,
IS. van
FRIEDRICH FRIEDRICH.
VII.
Kurt had den volgenden morgen zijn
oom weder bezocht en verliet dezen tegen
den middag met de geruststellende zeker
heid, dat er op het oogenblik voor het
leven van den gewonde geen ernstig ge
vaar bestond. De geneesheer had hem zeer
zorgvuldig onderzocht en de zekerheid ge
geven, dat hij in weinige weken geheel her
steld zoude zijn, wanneer hij zich ontzag
en de noodige rust gunde.
Wel had Polier daartegen ingebracht,
dat het hem niet mogelijk was den arbeid
zoolang te laten rasten, daar hij voor de
zijnen moest zorgen, doch Knrt had
hem de verzekering gegeven, dat hij die
zorg op zich zon nemen cn hij daartoe de
middelen bezat. Verder had hij zich daar
over niet uitgelaten, wijl hij den zieke een
verrassing wilde bereiden.
Daaraan dacht hij, toen bij het huis zijns
vaders betrad. Den twist met Qeino was
hij bijna reeds vergeten, omdat
dere gedachten hem bezighielden.
Toen hij de trap besteeg, welke naar
zijn kamer voerde, kwam hij een bediende
togm, die hem mededeelde, dat zijn moeder
Te Paramaribo is voor de slacht
offers van de Adderramp f903.08 bij
eengebracht.
Naar men verneemt zal door
het Centraal-Comité in zake »De Ad
der" een verslag worden uitgebracht
en openbaar gemaakt, hetwelk een
nauwkeurige opgave zal bevatten van
de ondersteuning, aan ieder der na
gelaten betrekkingen sedert het oo
genblik der ramp verleend, den on
derstand hun voor het vervolg toe
gekend, en hoe met de in kas blij
vende gelden verder zal worden ge
handeld.
Ten gerieve van het publiek
is in de gemeente Anna Paulowna
aan de postboden E. Groet, C. Smiers
P. Smiers verstrekt post-en portzegels,
Briefkaarten en Postwissels welke zij
steeds voortdurend mouten hebben en
in geen geval hooger dan bet
daarop uitgedrukten bedrag mogen
berekenen.
Men deelt aan een Fransch blad
onder reserve mede, dat Koningin
Emma der Nederlanden op nieuw in
toestand verkeert.
De hear D. G. Minkema, smid
en fabrikant van schaatsen te Oos-
terlittens (Friesland), is op de gedach
te gekomen aan den Koning en de
Koningin een paar Friesche schaats
jes te zenden bestemd voor de jonge
Prinses Wilhelmina. De schaatsjes,
die met erkentelijkheid werden aange
nomen, zijn van echt Friesch model
en werden kant en klaar verzonden.
De St.-Ct. N°. 301 bevat een
Kon. besluit van 17 December 1882
betreffende den vorm van het plak-
zegel voor quitantiën en handelspa
pier, bedoeld in de artt. 2 en 9 der
wet van den llen Juli 1882.
De vorm, bij Kon. besl. van 8 De
cember 1859 bepaald voor het plak-
zegel voor handelspapier, blijft voors
hands behouden voor het plakzegel
voor quitantiën en handelspapier, in
de art. 2 en 9 der wet van 11 Juli
1882.
Voorts een Kon. besluit van 18
Dec. 1882, houdende vaststelling van
de wijze, waarop het plakzegel voor
quitantiën en handelspapier behoort
gebruikt te worden.
Het plakzegel wordt op het aan ze
gelrecht onderworpen stuk geheel en
al vastgeplakt, gaaf en ongeschonden,
zooals het van Rijkswege wordt uit
gegeven, en zonder dat papier of
eenige andefe stof tusschen het stuk
en het zegel aanwezig zij. Het wordt
vastgeplakt daar, waar het stuk moet
worden onderteekend door hem, die
het zegel gebruikt. Deze schrijft
zijne onderteekening met inkt, en op
of over het zegel. Hij vermeldt te
vens, op het zegel, en mede met inkt,
het tijdstip waarop het wordt gebruikt,
door aanduiding van den dag de maand
en het jaar.
Beide besluiten treden in werking op
1 Jan. 1883.
Door het Engelsche gouverne
ment is aan schipper P. Van der
Hoeven, van de te Hellevoetsluis te
huis behoorende vischsloep Willem
Schoon", uitgereikt een kijker, voor
de redding van de equipage der En
gelsche bark Suzzie op 18 December
1881, in de Noordzee. De verdere
bemanning der sloep ontving eene
geldelijke belooning van 25 pond
sterling.
Een postbode van Doesborgh
op Velp heeft bij de politie te Arn
hem zich zelf aangegeven wegens
diefstal van het bedrag van 2 post
wissels. Armoede schijnt den man
tot die oneerlijke daad gebracht te
hebben.
Een slachtoffer der mode.
Ren jonge juffer reeg zich dermate,
dat haar middel bijna met een hand
te omspannen was. Het stond erg
mooiin haar oog. Dezer dagen
echter werd zij ongesteld en moest
de bespottelijke en gevaarlijke mode
van rijgen met den dood bekoopen
Het mag een geluk heeten voor
den arbeidenden stand dat op zoovele
plaatsen in ons land, voornamelijk
daar waar geen groote steden zjju,
tegenwoordig zoovele bijzondere wer
ken te verrichten zijn. Hier zijn
onbegaanbare wegen of zwakke dijken
die herstelling brhoeven, daar forti
ficatiën welke belangrijke veranderin
gen ondergaan, ginds weer worden
spoorbanen aangelegd. Vooral de
laatsten eischeu veler handen werk
en voegt men daar de stoom- en
paardentram wegen bij, dan vindt men
daarin een bron van inkomsten voor
deu werkenden stand, die vooral dit
jaar of dezen winter velen voeden zal.
Uitstel is geen afstel dit on
dervond ook een restaurateur die in
1878 te Koningsbergen tot 3 maanden
gevangenisstraf veroordeeld werd,
wegens het verkoopen van vervalsch-
ten wijn. Door allerlei omwegen
wist hij zich aan de straf te ont-
trekkeu en vertrok naar Munster,
waar hij weder een restaurant op
richtte. De politie liet hem ook daar
niet met rust, zoodat hij genoodzaakt
was weer een veiliger haven te zoe
ken en hij vestigde zich vóór een half
jaar in Wezel. Hij zond aan de
rechtbank een verzoekschrift om vrij
stelling, dat ook van de hand werd
gewezen en werd eindelijk in de af-
geloopen week in hechtenis genomen
om de zoolang uitgestelde straf te
ondergaan.
Vrijdagavond heeft door het
Belgische gerechtshof de uitspraak
plaats gehad in de zooveel gerucht
makende zaak van de gebroeders
Peltzer.
De jury keert te kwart over ze
venen in de gerechtszaal terug, er
heerscht een plechtige aaugrijpende
stilte. Aller harten zijn bevangen.
Na ettelijke minuten van aandoening,
legt de voorzitter van de jury de
baud op het hart en verklaart voor
God en de menschen, dat de vier
vragen door de jury bevestigend
zijn beantwoord.
Luide bravo's weerklinken van de
publieke tribunes, onderdrukt door
de protesten van fatsoenlijke lieden.
De veroordeelden binnengelaten
zijnde, geeft de griffier lezing van
het besluit der jury, waarna de pro
cureur-generaal de doodstraf requi-
reert.
De voorzitter van het hof zeide
daarop tot Léon »hebt gij niets aan
te merken".
AntwoordIk accepteer wat mij
aangaat de straf, want ik heb die
verdiend, maar verklaar op dit plech
tig oogenblik, dat tegenover mijn
broeder een gerechtelijke misdaad is
begaan.
De voorzitter ik verbied u zoo te
spreken, en zou tegen u moeten laten
requireeren.
Antwoord: »Dat zou mij niet
beletten bet nogmaals te zeggen."
De gendarmes dwingen hem totzwijgen
en zitten.
Op zijn beurt zegt Armand »Mijn
vloek en die van mijn kind over de
jury".
Voorzitter. »Wat gij daar zegt is
een infamie".
Armand zet zich bedaard neder,
terwijl het publiek luide kreten van
afkeuring hooren doet.
Alvorens het Hof in raadkamer gaat,
werpen de verdedigers drie cassatie
middelen op.
Na een kwart uur komt het Hof
terug met een arrest, akte gevende
van de cassatiemiddelen, en Léon en
Armand veroordeelende tot de straffe
des doods, uit te voeren te Brussel.
De voorzitter herinnert den beschul
digden dat zij drie dagen voor cas
satie hebben en beft vervolgens de
zitting op.
De veroordeeldeelden worden weg
gevoerd. Armand kan nauwelijks
op zijn beenen staan. Buiten waren
sterke militaire maatregelen geno
men om bet volk in bedwang te
houden en den gevangenwagen te
beschermen. Wie in het paleis van
justitie was,werd opgesloten gehouden,
totdat de wagen op weg naar de
gevangenis was.
Er heerscht eene geweldige agita
tie in de stad. Het vonnis valt in
den volksgeest. Het is verschrikkelijk
het te moeten zeggen, maar het volk
is in vreugde en laat zijn »leve de
justitie" allerwege hooren.
hem'; wenachte te spreken en in hare kamer
verwachtte.
Argeloos ging hij het vertrek binnen,
waar zijne moeder zich bevond. Eensklaps
bleef hij verrast staan, toen hij behalve zijne
moeder ook zijnen vader, Heino en Selma
aantrof.
Zijn vader liep zichtbaar opgewonden de
kamer op en neder. Hij had de handen
op den rug gelegd, iets wat hij altijd placht
te doen, wanneer hem iets hinderde. Hij
wierp op den binnentredende van ter zijde
slechts een toornigen blik en zette daarna
zijn wandeling voort.
De „genadige vronw" zat op de sofa.
Haar rood gelaat verried duidelijk, dat er
reeds een heftig tooneel moest hebben
plaats gegrepenzij scheen moeilijk adem te
halen en zag haren zoon lang niet vrien
delijk aan.
Heino lag half uitgestrekt in een fau
teuil. Hij liet den rechtervoet heen en weer
gaan en blies den rook van een sigaar weg.
Zijn gelaat was opvallend bleek, wat nie
mand, na den nacht dien hij had doorge
bracht, kon verwonderen, en zijne wenk
brauwen waren te zamen getrokken. Hij
had den door hem gewonnen prijs, vijf
honderd thalers, in een enkelen nacht ver
teerd, want het souper dat hij zijnen vrienden
had aangeboden, kostte zeer veel geld en
't geen door hem nog was overgehouden,
had hij bij 't spel verloren. Daaraan dacht
hij echter in 't minst niet, want het geld
had weinig waarde voor hem j de onprettige
stemming, waarin hij zich bevond, gold zijn
jongeren broeder.
Selma stond aan het raam en keek naar
de tegenover haar wonenden luitenant.
Dat hare broeders een twist hadden gehad,
daarover bekommerde zij zich volstrekt niet.
Kurt had zeer spoedig bemerkt, wat er
aan het handje was. Wel werd hij een
beetje bleeker, doch bleef niettemin kalm.
„Gij wenscht mij te spreken," zeide hij
tot zijne moeder.
„De „genadige vrouw" wendde met min
achting haar blik van hem af.
„Neen, ik moet u spreken," riep zijn
vader, die zijne wandeling door de kamer
staakte en voor hem ging staan. „Heino
heeft mij verteld op welke uitdagende wijze
gij hom in den vorigen nacht behandeld
hebt."
„Niet ik, maar hij zelf heeft zich uit
dagend getoond," antwoordde Kurt kalm.
„Ik heb hem dat echter niet zwaar aan
gerekend, daar hij beschonken was."
„Hij liegt," riep Heino op heftigen toon.
„Polier, ik denk, dat gij wel zult weteu,
wien ge hebt te gelooven," bracht mevrouw
iu 't midden.
„Hebt gij hem op den grond geworpen
of niet," vroeg de bouwheer driftig.
„Ik heb hem teruggestooten, omdat hij
mij wilde slaan," antwoordde Kurt.
„Ja ik wilde hem tuchtigen, omdat hij
zich onbeschaamd tegenover mij gedroeg,"
riep Heino opstaande. „Ik heb mij over
hem geschaamd, waut Barou von Meppen
en al mijne vrienden waren tegenwoordig.
Hij had een flinke tuchtiging verdiend."
Hij scheen niet weinig lust te hebben,
zijn broeder thans eens gevoelig onder handen
te nemen, doch zijn vader strekte den arm
uit ora hem terug te houden.
„Ik heb thans de quaestie uit te maken,"
zeide deze. „Waarom hebt ge je zoo on
beschaamd tegenover uw broeder gedragen
Spreek zeide hij, zich tot Kurt wendende.
„Ik heb bereids gezegd, dat dit verwijt
Heino moest treffen," gaf Kurt ten ant
woord. „Ik ging rustig mijn weg, toen
hij aangeschoten uit het hotel kwam en
mij barsch vroeg, wanr ik van daan kwam?"
„Nu, ik denk dat hij tot het doen van
die vraag wel eenig recht had," zeide me
vrouw Polier.
„Ik beu hem geen rekenschap schuldig,"
was Kurt's antwoord.
„Doch wel mij," zeide Polier driftig.
„Heino heeft mij gezegd, dat de morgen
reeds aanbrak. Van waar kwaarnt gijjP
Waar zijt gy gedurende den nacht geweest
Kurt zweeg.
„Spreek," zeide zijn vader.
„Ik wil het u zeggen, doch niet hier,"
antwoordde Kurt.
„Hier wil ik het weten."
„Ik zal het u hier niet zeggen" zeide
Kurt op vasten toon.
„Haha Ik weet reeds lang dat hij de
meeste nachten niet te huis doorbrengt,"
riep Heino.
„Gij liegt", riep Kurt onthutst, want
geen verwijt kon hem onaangenamer treffen.
„Onbeschaamde fielt", riep Heino en hij
wilde zich op zijnen broeder werpen.
De arm zijns vaders hield hem ander
maal terug.
„Ik wil weten waar gij geweest zijt,"
wendde zich Polier op nieuw tot zijnen
zoon en het beven zijner stem, het rollen
zijner oogen verried maar al te duidelijk,
dat hij zich met moeite meester bleef.
Kurt aarzelde met het geven van een
antwoord.
„Ik was bij uwen broeder," zeide hij
eindelijk. „Ik wilde mij overtuigen, hoe
het met hem gesteld was en ik heb den
nacht bij hem doorgebiacht, daar hij zeer
zwaar gekwetst is."
De rijke bouwheer was bij deze verkla
ring onwillekeurig een schrede teruggewe
ken en zijn gelaat verbleekte. Lag in de
ernstige, zoo kalm uitgesproken woorden
geen verwijt jegens hem P En dat verwijt
trachtte in zijn ziel ruimte te vinden. Een
beter gevoel had wellicht bij hem de over
hand gekregen als Heino niet, terwijl hij
honend lachte geroepen had „HahaEen
onbel gezelschap."
„Polier, gij wilt zulks toelaten, dat
hij tegen onzen zin, met dergelijke men
schen omgang heeft P" vroeg mevrouw Pol
ier. „Wij willen en kunnen met die men
schen niets te doen hebben en hij zoekt ze
op. 't Is ongehoord. De jongen brengt
over onze geheele familie smaad en schande".
Knrt schrok bij het hooren van deze