DE LIJST
I, W. 83.
SPARREN ie loop,
BIERHAL POLAK Go.
de
KLEEDING-STOKKEN,
Prima fcwaiiteit BOTER,
BOEKBINDERIJ
J.ysBeisoiijé&Zoi.
een M nieuwe VLET,
iflveBrenworflBumacliiuaalÊezuivBrfl. GelieelnieuwevinflM.
BERKHOUT Co, Boott
LAGER.
HAND- enREISKOFFERS
HEININGDRAAD
een PAKHUIS met roi
Te koop aangeboden
SCHEEPSHUT,
FEESTELIJKE B IJ E E N K O M S T
BEDDEN-MAGAZIJN.
Prijs 5 Cent.
H H. Schippers.
I, No. 88
4 Cents per stuk.
S. BAKKER Co.
ONTVANGEN:
Een groote partij
Op zeer aannemelijke voorwaar
den te koop aangeboden
zeer gemakkelijk tot twee Woningen
in te richten, staande aan de Binnen
haven. Adres: P. DUINKER,
Ankerpark K 211.
2 JHUIZKN
in de Walvischstraat.
in de HARTENSTRAAT, en
2 HUIZEN, in de Wagenstraat.
Te bevragen bij Mej. Wed. .T. W.
KAMPER, Spoorgracht O 352,
Nieuwediep.
Te Isloop
lang 22 voet.
Adres BERKHOUT Co.
bij J. KL IP ER,
BINNENHAVEN No. 101.
een dubbel beschoten
lang 5 Meter 20 centimeter, breed
3 Meter 70 centimeter, hoog 1 Meter
85 centimeter.
Te bezichtigen op den kant van het
Heldersch Kanaal, achter het pakhuis
van den Heer VAN ES. Te bevragen
bH. KLIJN of JOHn. KRUGER.
Een Onderwijzer met hoofdacte
en bekend met WISKUNDE, beveelt
zich aan tot het geven van
Privaatlessen,
Adres BERKHOUT Co.
voor de Leden met hunne Dames,
DKR VKREENIGING
„OHSTTW-^^IKIT BIJ TIJES,"
ter gelegenheid van het Tienjarig bestaan,
op ZONDAG 25 MEI 1884,
des avonds te 8 uren precies, in het lokaal „TIVOLI."
Hoofdgracht K 85. HOLZMÜLLER.
vermeldende de uren van ver
trek en aankomst van het Spoor,
Stoombooten en Trekschuiten,
benevens den dienst op het Post
kantoor, enz., is verschenen.
De ondergeteekeude bericht aan
zijne geëerde begunstigers, dat hij,
volgens bericht van den Fabrikant,
de pryzen van zijn Visachersgaren
aanmerkelijk heeft verlaagd,
en voortaan tegeu alle winkels kan
concurreeren.
J. J BROUWER,
Winkelier, Oosterend op Texel.
Weêrverkeopers totSchager marktprijs.
HOENDERFOKKERIJ
te Ooaterend, Texel.
Oostslootstraat.
Overlieerllj R.
Onmiddellijke vernietisrin; van levend
Iloofdonrein zonder schadelijke ge
volgen. 1'rUs per flesck 50 Cent.
Depot J. N. QUERELLE,
3S. anaal weg.
In de Uitdragerij
van den Heer G. PI WEN TEL,
Dljkstraat H 373, te Helder,
vindt men de meeste en soliedste
gedragen Mans- en Vrouwen-
die voor alle prijzen opgeruimd
zullen worden.
van af 30 Cent per 5 ons.
F. OETELMANS.
van
Leveren zoo spoedig mogelijk
alle soorten BINDWERK. Solide
bewerkt en matige prijzen.
in alle prijzen.
KANAALWEG. J.N. QUERELLE.
voorhanden.
J J. &UIJPER,
o o s r e n e .vd. r e x e l.
V oor handen:
Het merk DELI, a f20 per Mille.
VERKOOPHUIZEN
.Amsterdam, Vijgendam.
Amsterdam, Rembraudtsplein.
Rotterdam, Wijde Marktsteeg.
Den Haag, Spuistraat.
Leiden, Breedestraat.
Utrecht, Choorstraat.
Groningen, tusschen de Markten,
liampen, Oudestraat.
DEPöTS
Schagen, hg W. Roggeveen Dz.
Purraerende H. V. van Halm.
Breda, F. de Koning.
Helder, A. B. Weber.
Den Bosch, C. van Wordragen.
Koog a. d. Zaan, bij J. Kopper.
Alraeloo, bjj L. A. Hubscher.
Dordrecht, J. H. J. de Zoete.
Batavia, G. W. Versteeg.
Samarang, bij van Bemmel Co.
Amsterdam, bij W. R. Mep er, Nieuwe
Heerengracht 73.
FEUILLETON.
De strijd om een millioen.
ROMAN IN DRIE DEELEN,
49. MAAB 'x DüITSCH VAM
EDWARD AUGUST Kö\IG.
TWEEDE BOEK.
„Strijdt dat alles tegen de juistheid van
mijn vermoeden," viel Boumann hem in de
rede. „In de verste verte niet. Dat de moord
niet om zeven uur terwijl het op straat nog
▼rij levendig was, gepleegd kon worden, zult
ge moeten toegeven en niets was voor den
moordenaar gemakkelijker dan den ouden
man op een stillen weg op te wachten, te
meer, aangezien hij wist, dat deze daar langs
moest komen."
„Het is een gevaarlijke zaak," zeide Feodor
bedenkelijk, „zoo snel besluit men toch niet
tot het plegen van een moord."
„Mijn beste mijnheer, wij kunnen niet we
ten wel een gevaarlijke vijand de koster voor
uwen gewaanden neef was en in de ziel van
een mau die alles op 't spel durft zetteu ko
men plannen snel tot rijpheid. Ik moet thans
naar het „Keizershof."
„Wij ziju op weg daarheen," antwoordde
Heinrich.
„Goed, nu ge toch eenmaal in de zaak zijt
ingewijd kunt ge mij vergezellen. Van vrouw
Lamm zullen wij wel niets gewaar worden,
ten minste thans nog niet. Zij is een verstokt
en vorhard persoon. Ze zou eerst dan spre
ken, wanneer de erfgenaam zyn millioen ont
vangen had en zijn gegeven woord niet na
kwam. Daarop kunnen wij echter niet wach
ten en de Amerikaan zal ook wel te slim zijn,
om baren haat op te wekken."
„Gelooft gij dat die vrouw in de misdaad
ingewijd is f" vroeg Feodor.
„Ja, althans indien wij aannemen, dat
haar beschermeling die bedreven heeft. Zij is
op bedoelden avond hem gevolgd en nu laat
het zich aannemen, dat zij het deed, om hem
in 't oog te houden. De Amerikaan vreest
haar, alhoewel hij ook zijn best doet van die
▼rees niets te laten blijken, en hij wordt door
de vrouw beheerscht."
„Wij moeten haar een val stellen," zeide
Frieser, „een onbedachte uitdrukking van de
▼rouw is wellicht genoeg om haar in hechtenis
te laten nemen."
„En gelooft ge dat ik daarover al niet reeds
lang heb nagedacht," antwoordde Bonmann
eenigszins spottend. „Het stellen van zulk
een val is een gevaarlijke zaak; mist de vos
de val, dan is het leelijk voor den jager, en
om listiger te zijn dan een vos moet men ver-
daiveld slim zijn. Ik zeg u, vrouw Lamm is
nog sluwer en wantrouwender dan een vos, ik
heb niet den moed haar een wal te stellen
en
„Wij zijn hier voor het hotel," viel Feodor
hem in de rede, „laat bet aan mij over wijn
te bestellen, ik zal daartoe het bevel geven
aan den kellner, die vermeent met mijnen
neef bekend te zijn."
„Zeer goed," zeide Boumann snel, terwijl
hij den jongen man terug hield. „Gij kunt
u dan toch belasten met hem uit te hooren,
althans, de inleiding van het verhoor op u
nemen."
„Wat wenscht gij te weten P"
„Of de Amerikaan dien avond in het hotel
gebleven, en wanneer hij naar huis gegaan is."
„Laat dat verhoor aan mij over," antwoord
de Frieser, „ik ben jurist en die Amerikaan
is ook mijn neef, zijne moeder was de zuster
mijns vaders."
„Zoo gij wilt, mijneheeren, voorzichtig
slechts, zeide BoumAnn, „niet met de deur
iu huis vallen."
Eeuige minuten later zaten de drie heeren
in een hoek van de elegante eetkamer en daar
ze de eenige gasten waren, zoo kondeu ze ho
pen, dat de kellner tijd genoeg zou hebben
hen te woord te staan.
„Zeidet gij mij voor eenige dagen geledon
niet, dat gij de eer hadt gehad mijn neef uit
Amerika te leeren keDnen?" vroeg Feodor,
terwijl de kellner een flesck ontkurkte."
„Jawel, zeker," Juidde het antwoord, ,,'t
was mij zeer aangenaam."
„Hij heeft u zeker wel een groot drink
geld gegeven," zeide Frieser lachend.
„Weineen, juist het tegendeel, ik heb hem
dat inderdaad niet kwalijk genomen, warem
pel niet, want hij bezit de millioenen nog niet,
die hij in B. bekomen zal."
„Wie heeft u dat wijs gemaakt?" vroeg
Feodor.
„Wel, ieder zegt het," zeide de kellner, de
schouders ophalende, „en hij zelf heeft het
ook gezegd."
„En omtrent zijne familie was hij zeker
wel zoo goed niet te spreken," zeide Frieser
op een zoo onverschilligen toon, alsof hij geen
antwoord op die vraag verwachtte.
„Van zijne familie P Die zal hem wel
niet vriendelijk ontvangen hebben; zijn plot
seling verschijnen kon haar niet aangenaam
zijn.
,,'t Is merkwaardig, zoo gauw de lieden
met hun oordeel gereed zijn," zeide Henricb,
zich tot den 8gent wendende, die de belang
stelling, welke hij in het verhoor stelde, ach
ter een onverschillig lachje verborg. „De
heer in quaestie is ook mijn neef, wij beiden
hadden hem uitgenoodigd den avond met ons
door te brengen, en wij deden dat hoofdza
kelijk om nader met hem in kennis te komen
en ieder verwijt vaD ons af te wenden. Hij be
loofde te zullen komen, doch wij wachten hem
te vergeefs en nu gelooft men dat wij hem
vijandig gezind zijn. Is hij op dien avond niet
uitgegaan P
„Natuurlijk," antwoordde de kellner.
„Zoo, wanneer verliet hij het hotelP"
„Reeds in den namiddag."
„En wanneer kwam hij terogP"
„Na tienen."
„Is hij in dien tusachentijd in 't geheel
niet in het hotel geweest P"
„Neen, hij moet zich daarbuiten goed ge
amuseerd hebben, want hij was bij zijn terug
keer zeer vroolijk. Ik heb nog een tijd iang
met hem gepraat."
„Zeide bij toen niet waar hij geweest wasP"
vroeg Feodor.
„Waar zal hij anders geweest zijn dan bij
u," antwoordde de kelner.
„Dat vermoedt gij f"
„Neen, dat zeide hij mij. Hij sprak van eeu
studentenkneip, waarin hij u had ontmoet,
doch op den duur was hem dat drinkgelag
niet bevallen en het bier was ook niet naar
zijnen smaak, daarom dronk hij hier nog een
fle9ch Rudcsheimer geheel leeg. En daarbij
had hij honger als een wolf; eerst at hij een
biefstuk met aardappelen en salade, daarna
een halve kip met compotes en ten slotte nog
een geheele portie haringsalade."
„Gij hebt een goed geheugen," zeide Bou
mann schertsend.
„Dank u voor uw compliment; voor een
kellner is dat de hoofdzaak."
„Alzoo zou hij met ons tezamen geweeBt
zijnP" vroeg Feodor. „En wij hebben te ver
geefs op hem gewacht, dat is merkwaardig,"
zeide Frieser de schouders ophalende. „Mij
blijkt daaruit, dat hij met ons uiets te doeu
wil hebben. Hij had mij een Araerikaanschen
stok beloofd en 't zou mij nu niets verwonde
ren als hij dien, om mij te ergeren, aan een
anderen student cadeau gemaakt had."
„Den stok had hij nog toen hij vertrok,"
zeide de kellner, „ik heb daaraan niets moois
kunnen vinden."
„En wanneer is hij vertrokken P Hij had
zeker wel haastP"
„Ja, haast had hij, dat is waar. Hij vroeg
mij of ik hem de papieren bezorgen kon, die
hij verwachtte, dan zou hij reeds den volgen
den ochtend met den eersten trein vertrok
ken zijn. Ik had dat wel kunnen doen, doch
ik belast mij niet gaarne met dergelijke za
ken, want wordt daarbij iets verzuimd of over
het hoofd gezien, dan oogst ik slechts ondank
en daarom wees ik zijn verzoek van de hand."
„Nu het was ook beter dat hij zelf daar
voor zorgde," antwoordde Heinrich, „van de
stukken uit het kerkregister is spoedig ge
noeg eeu uittreksel gemaakt. Doch daar
schiet mij iets te binnen Feodor; als ik mij
goed heriuuer werd dan in dienzelfden nacht
koster Burgraf niet vermoord P Dan zal de
dominé wel geen lust gehad hebben de uit
treksels klaar te maken. De geheele stad was
door die misdaad in opschudding."
„De dominé heeft ze desniettemin afgege
ven," zeide de kellner, „en den volgenden
dag, dadelijk nadat de tafel was afgeloopen,
is de beer Ommerborn vertrokken."
„En heeft men tot beden den moordenaar
nog niet gevonden," vroeg Boumann, terwijl
hij zijn glas tegen het licht hield, als be
schouwde hij de kleur van den wijn.
„Nog geen spoor; men vermoedt niets an
ders dau dat een buitenlander dien moord
gepleegd heeft en dadelijk daarna verdwenen
is. Waarschijnlijk is de miu bij eeu vecht
partij tusschenbeiden getreden, om vrede te
stichten."
„Zoo kan het gekomen zijn," zeide Frieser.
„Wij staan bier voor eeu raadsel, dat wellicht
nooit zal worden opgelost."
„Er heerschte hier dien dag in het hotel
zeker ook niet weinig opschudding?"
„Dat kunt gij u denken. De heeren reizi
gers vreesden dadelyk, dat zich hier eeu ge
heele rooverbende moest ophoudendenzelf
den dag zijn er nog eenige vertrokken, die
anders hier nog langer verblijf hadden ge
houden."
„Nu, mijn Amerikaansche neef zal zich
de zaak wel niet zoo erg hebben aangetrok
ken P"
„Hij was zeer kalm en scheen zich den
moord en de geheele zaak al een bitter beetje
aan te trekken. Dat was ook zeer natuurlijk,
want hij had andere dingen in het hoofd."
„Natuurlijk," zei.de Feodor spottend. „Die
millioenen, waarvan zooveel gesproken wordt."
„Gelooft u dat hij ze niet bekomen zal P"
vroeg de kellner nieuwsgierig terwijl Bou
mann de studenten door een wenk te ken
nen gaf, dat hij genoeg wist."
„Millioenen niet," antwoordde Frieser,
„maar het moet toch een kolossale som zijn,
als hij de erfenis in handen krijgt. Breng ons
nog een flesck van hetzelfde merk."
De kellner verwijderde zich. Boumann
bracht het gesprek op een stadspraatje en
andere zaken, zoodat de kellner, toen hij met
het bestelde terugkwam, geen gelegenheid
meer vond zich verder in het gesprek te
mengen.
„Wij zullen de flesch uitdrinken en ons
verwijderen," zeide de agent zachtjes, „het
is niet raadzaam hier nog verdei over deze
aangelegenheid te spreken. Kellnersooren
hooren scherp en wij kunnen niet weten of
de jongen ons ook bij den neus neemt."
De jongelieden gaven de juistheid van
deze opmerking toe. Feodor betaalde eu te
oordeelen naar de diepe buiging, die de kell
ner maakte, moest deze wel een goed fooitje
ontvangen hebben.
„En wat denkt ge nu wel van de zaak P"
vroeg Boumann, toen zij het hotel verlaten
hadden.
„Uwe vermoedens kunnen volkomen jnizt
zijn, doch bewijzen hebben wij daarvoor nog
niet in handen. De Amerikaan kan best op
dien avond iu een studentengezelschap ver
dwaald zijn geraakt. Hij heeft toen ziju
na«m genoemd, avontuurlijke geschiedenis
sen verhaald, en 't is best mogelijk, dat een der
studenten hem geplaagd heeft toen hij zich
als diens neef voorstelde. Ons beiden kende
hij niet, zoodat de grap gemakkelijk slagen
kon."
„Neen, neen, daarmede wederlegt ge mij
ne vermoedens niet," zeide Boumann, „do
mogelijkheid van zulk een grap wil ik toe
geven, maar de wantrouwende Amerikaan
zon wel spoedig gezien bobben, dat hij in
't ootje genomen werd. Ik heb wel geen
bewijzen, maar toch genoeg gehoord, dat
aan mijne vermoedens een vasten grondslag
geeft. En nu voor alles stilzwijgendheid,
mijneheeren. Wie u ook iets vragen mocht,
wie ook het gesprek op dezo zaak mocht
willen brengen, 't zij hier of in B., ver
raadt niets, laat geen lettergreep los. Een
enkel onoverdacht woord kan alles beder
ven."
„Mijn vader weet nog niets?" vroeg
Feodor.
„Hij is de laatste die daarvan iets te
weten mag komen."
„Maar het proces
„Laat dat alles zijn gang gaan; het pro
ces is een zaak, die hem aangaat, wij kun
nen dat niet tegenhouden. Vergeet niet,
mijneheeren, dat, zooals gij daareven zeer
juist opmerktet, nog geene bewijzen voor
banden zijn en dat wij zoolang die ontbre
ken niets kunnen of mogen ondernemen.
Alzoo niet de minste zinspeling op iets, en
ik verzoek u nogmaals dringend alles aan
mij over te laten. Heb ik uwe hulp nog
noodig, dan weet ik wanr die te vinden is.
En een afschrift vac het rapport dat de
dokter bij de lijkschouwing heeft opgemaakt,
zult gij mij wel zoo spoedig mogelijk wil
len bezorgen, nietwaar mijnheer Frieser?"
„Zoo spoedig ik kan."
„Goed, dan zullen wij nu scheiden; mijn
trein vertrekt binnen een half uur en ik
heb hier voorloopig niets meer te doen."
Hij reikte den jongelieden daarop de hand
on verwijderde zich snel, om den trein niet
te verzuimen, die hem naar B. zou terug
voeren.
BIMDB VAM HET TWEEDE BOEK.
Wordt vervolgd.
Snelpersdruk van C. DE BOER Ju.