Prins Bentt-PÉer,
Prins lendrit Poifler.
Tabak- ea Sigarea-Magazp „de klo k."
ZEIL- EN ROEIWEDSTRIJD.
1884. MANILLA'S. 1884.
W. V. BRUINVIS.
S. J. MANHEim,
op Wooisiai 3 Sopt. 18&
W. J. JAGER GERLINGS,
J.L WINKLER,
in voorraaö: JE WILLEIPJES," 5 a 10 Gent.
een blauwe PAPAGAAI,
Een jonge Papegaai,
Heeren Voerlieden
m narijs luwt HAVER.
twee pedloopentlB BILJARTEN,
in Diamanten, Gouden en
Zilveren Werken,
Hollandsche IJzeren
Spoorweg-Maatschappij.
P&M0IMM&8,
AMSTERDAM
ju terag.
Zie verder Aanplakbiljetten.
J. E. DE JONGH,
Gelden beschikbaar op
solide onderpanden,
De Spiegelglas-
Ontvangen een keurige partij
LAGE IP IR IT Z JEj TT.
FASOL. HELDER.
De ondergeteekende bericht den geëerden
bezoekers der Tribunes, dat hy welingerichte
BUFFETTEN zal plaatsen, waar tegen een zeer
matig tarief, alle mogelijke VERVEBSCHINGEN
te verkrijgen zijn.
fflUIZENTARWE
-LID
bd ïricMfiistroop, lij
FEUILLETON.
Te lioop
van de kust van Guinea.
Adres BERKHOUT Co.
TEXEL.
blauw, met reotlen borst, prachtig
beest, iu ruil aangeboden, voor een
Vogel die spreekt.
Adres BERKHOUT Co.
Te üoop
Monsters en prys te vernemen bij
C. SCHILDER, Melkverkooper te
Nieuwediep, Keizerstraat.
Koegras. H. H. NOOT.
Te koop
een partij SPARREN,
SCHROOTEN en
HEKPAALTJES,
bij J. KUIPER, Binnenhaven No. 101.
Uit de hand te koop
van de voornaamste fabriek, en 12
kleine Drank vaatjes met Koperen
Kr a n e n. Te bezichtigen aan de
Zuidstraat bij F. S. G. HENNING.
T© ÜOOp
voor billijken prys: SCHROTEN,
PLANKEN, Vuren en Greenen
PLAATSTUKKEN, Greenen PLA
TEN en BADDINGS, van af 15 tot
24 voet, SPIEREN vau af 40 tot
60 voet, per stuk en bij partij.
By G. BAS, Binnenhaven No. 4.
bericht zjjnen geaehten begunstigers,
dat hij Dinsdag en Woensdag a. s., (3
en 3 Sept.), te spreken is, ten huize
van Mej. de Wed. Manheim, Langestr.
Inzet der VERHURING
van de LANDERIJEN in bovenge-
noemden polder, den 2 September
a. s., des voormiddags te elf uren,
in het Logement »DE VERGULDE
KIKKERT," aan Oen Burg.
Kaarten der te verburen Lande
rijen en inlichtingen op franco aan
vrage verkrijgbaar.
De Administrateur,
J. E. WINKLER.
V ©rtLuring
Belanghebbenden wordt bekend ge
maakt, dat de aanwijzing der te ver
huren perceelen Zondag en Maandag
u.s., voorm. ten 10 ure, zal geschieden,
te beginnen by de hofstede Amalta,
terwijl de inzet en ook de afslag
der 19 afzonderlijke perceelen den
2en September zullen plaats hebben.
De te combineeren perceelen, voor
zoover noodig, zullen den 9en daar
aanvolgende afgeslagen worden.
Verder wordt gegadigden aanbe
volen, het vee en land van FULPS
DUINKER, op de hofstede Cérès,
te gaan zien.
Deze heeft er o. a. zes koebeesten,
waaronder twee melkgevende, en 30
De Administrateur,
J E WINKLER.
Wegens verandering
van woonplaats, bericht
de ondergeteekende, dat
hij zyne affaire in Mode-Artikelen zal
UITVERKOOPEN tont prlx
EEN ZEER NETTE PARTIJ
van af 5 Cent per el.
De verdere [ARTIKELEN zullen
voor spotprijzen worden opgeruimd.
M. L. GRIESHAVER,
Spoorgraclit.
üe oxx 3e Klasse,
van Helder, Anna-Paulowna,
Schagen, Noord-Scharwoude,
Hugowaard en Alkmaar, naar
Prijs voor heen en terug
in de 2e klasse f 1.50,
3e -1.00
Vertrek van HELDER voorm. 6.55,
terug van AMSTERDAM W. D.,
8.20 's avonds.
DE ADMINISTRATEUR.
firma J. H. ENSCHEDÉ,
WIJNHANDELAAR.
HAARLEM.
Vertegenwoordiger voor HELDER,
NIEUWEDIEP en OMSTREKEN
LANGESTRAAT C 129.
TEXEL.
tegen 41/, 47,%.
AGENT van
De Nederlandsche Onderlinge
Brandwaarborg-Maatschappij.
LEVENSVERZEKERING-MAATSGHAPPli
„LA FONCIÈRE."
(By v.: Een koopman, die zijne familie
twintig duizend gulden wil nalaten,
zoo hij door een ongelnk komt te
overlijden, betaalt daarvoor slechts
een premie van f 10.'s jaars.)
traot mark
Kalrerstraat 15$, Amsterdam.
Alleen in verzegelde
voorzien van bovenstaand gedeponeerd'
handelsmerk, verkrijgbaar te Helder
bij J. KORVER; Mej. C. ZUNDER-
DORP; Mej. J. CAARLSMej. L.
SCHRöDER; W. H. BURGERS; P.
A. E. THIJSSEN; G. OTTO; P.
OETELMANS. Te Texel bij J. M.
DEKKER; Mej. de Wed. JOH. ZIJM,
Mej. ANNA BAKKER.
In bet bijzonder wordt de aandacht
gevestigd op SOUCHON THEE 4
f 1.30 per 5 ons.
-W. KOENEN
H. L. SCHRöDER,
Hoofdgracht 49.
De Smokkelaar.
L
De grenzen tusschen Bokemen, Beieren en
Saksen worden eenigszins natuurlijk door liet
iTichtel-gebergte gevormd, waaruit dit ver
haal zijn oorsprong ontleend heeft. Deze ber
gen worden zelden door iemand bezocht, en
hierdoor, als ook omdat zij zoo op de grenzen
dezer landen liggen, zijn zij zeer geschikt
voor het smokkelen, hetwelk er ook ten tijde
van dit verhaal veel gedaan werd; tusschen deze
bergen stroomt een rivier, de Eger genaamd.
Na eene korte wandeling, komt men bij de
Saksische grenzen, waar zich een schoon en
tevens schrikverwekkend gezicht voordoet.
Aan de eene zijde ziet men een diepen af
grond, op wiens bodem eene beek afstroomt;
terwijl aan de andere zijde zich eene groene
weide uitstrekt, waar nu en dan de herder
zijne kudden weidt. Verder voortgaande,
worden de bergen steeds hooger en eindelijk
verdwijnt ook het groene loof en komt men in
eene rotsachtige woestijn. Van de hoogste
toppen ziet men de ondergaande zon, en de
gezichteinder wordt door de grijze torens der
rijksstad Eger bedekt. Eene aangename stilte
heersohte over de aardede avondschemering
verspreidde zich over berg en dal en niets
scheen die stilte te kunnen storen, maar
hoor, wat was dat voor een geluid in de
verte P.... En nog eensP.... En wederom P
Het zijn de grensjagers met groene rokken,
die hun eentoonig geluid in Saksen, Beieren
en Bobemen van post tot post overbrengen
hunne kogels kunnen zeer goed het drievou
dig gebied bestrijken.
Tusschen deze bergen loopt naar het wes
ten een bergpas, waarin hier en daar eenzame
hutten gebouwd zijn, welke de smokkelkaa-
toren der Bohecm9chc vereenigingen uitma
ken, en waardoor ook bet smokkelen van bet
in groote hoeveelheid voorhanden zijnde zout
en koloniale waren in Beieren, benevens den
tabak uit Saksen gemakkelijker wordt.
Reeds voor langen tijd hadden de grensja
gers alles aangewend, om dezen smokkelhan
del paal cn perk te stellen, maar niets bad aan
het doel beantwoord. Terwijl Napoleon oor
log voerde, om land en menschenlevens te
veroveren, voerden de smokkelaars, met zeer
goed Bucces, hun sluikhandel; hunne verme
telheid, list en beradenheid trotseerden ten
allen tijde het grootste gevaar. Gebeurde het
evenwel, dat de grensjagers hen overvielen en
een van de smokkelaars gevangen genomen
werd, dan boetten ook zeker tien grensjagers
bij eene der volgende tochten voor het leven
van dezen oenen.
De hoofdaanvoerders dezer smokkelaars
vereenigden zich met de Saksische en Beier-
sche kooplieden en dreven zoo onderlinggroo-
ten handel; zij deelden onderling de gesmok
kelde goederen en verkochten die voor drie-
en viervoudigen prijs. Deze lieden waren
kooplieden, die een bankroet geslagen had
den en op deze wijze voor het oog der wereld
een eerlijken handel dreven. Een groot ge
deelte der grensbewoners wa3 met lijf en
ziel ifan dezen handel gehecht en de dertien
jarige knaap kende reeds de wet van den
smokkelaar.
Eindelijk gelukte het den grensjagers, om
streeks het jaar 1840, zulk eeu hoofdaanvoer
der op bet spoor te komen. Men vond even
wel weinig meer in zijne woning, die in een
arm Boheemsch dorp, dat gedeeltelijk op
Sakeiscb grondgebied lag, stond. Men hield
hem voor een afgeleefdeu grijsaard, die, met
zijne kleindochter, de overige dagen zijns
levens in eenzaamheid sleet, en onder den
naam van Peter Ahrens bekend was. Zijne
kleindochter heette Maria.
Omstreeks de helft der maand October kon
men drie personen bij een haardvuur zien zit
ten, dat, door gebroken takken en spaanders
onderhouden, recht lustig brandde en knapte.
Het licht der vlammen bescheen het rimpe
lige, blecke gelaat van een langen zestiger,
wiens donkere oogen onder zijne borstelige
wcukbrauwen ver uitstaken; kin en neus raak
ten elkander bijna en het geheel gaf duidelijk
een schraapzuchtige!! gierigaard te kennen.
Hij droeg een lederen gordel, waarin twee
pistolen staken, om het lijf. Deze man was
Peter Ahrens, bezig zijnde zijne ijskoude han
den bij bet vuur te warmenhij sprak tot de
naast hem zittende op heeschen toon
Ik zeg u, meisje, het wordt meer dan
tijd om heen te gaan, ons huis is ontdekt en
alles wat daarin is in beslag genomen.
Is dan bet portret van mijne moeder,
uwe dochter, voor mij ook voor eeuwig verlo
ren P vraagde het'meisje.
Hm, juist daarom is het jammer, die
schilderij in die schoone lijst heeft mij meer
dan twintig dukaten gekost. Ja, toen was
uwe moeder even als gij nu, achttien jaar
oud; ook zij had donkere oogen en zulke lange
zwarte harenhare stem klonk ook niet min
der sohoon en liefelijk dan de uwe; gij hebt
veel, ja, zeer veel van haar. Maar ik hoop,
dat gij u zult laten raden en haar voorbeeld
niet volgen.
Daar hoop ik voor te zorgen, hoewel gij
het beter zoudt kunnen doen, wijl gij haar
hart beter kent, sprak de- derde der aanwezige
personen.
De jongeling, die aldus sprak en tot nu toe
gezwegen had, was een bijna vier-en-twintig-
jarig, levendig jongmensch. Op zijn hoofd
droeg hij een groenen hoed met eene pluim,
even als de grensjagers.
Begint gij wederom met uwe gekheid,
GeorgeP bromde Peter Ahrens; gij weet bet,
ik heb het u al zoo dikwijls gezegd: Marie
zal nooit de vrouw van een smokkelaar wor
den.
Peter! riep.de jongeling, vergeet niet,
dat gij zelf een smokkelaar zijt, of verbeeldt
gij u nog een koopman te zijnzoo als gij vroe
ger in Saksen waart. Nu zijt gij niets beter
dan ik en ook herinnert gij u niet, dat ik mij
om de liefde voor Marie en in de hoop, dat gij
mij hare hand schenken zoudt, bij u aansloot.
Wilt gij nu uw woord breken P
Ik heb mijn woord niet gebroken, om
dat ik het niet gegeven heb, slechts hoop gaf
ik u. Mijn zoon is door een grensjager dood
geschoten. In een donkeren nacht stortte
uw vader in een diepen afgrond, en sedert
heeft meu niets meer van hem gehoord. Ik
zelfben sedert jaren geen uur van mijn leven
zeker. Kan nu zulk een man zijne vrouw ge
lukkig maken? Of heb ik daarom mijn leven
zoo dikwijls in de waagschaal gesteld, om bet
kind mijner dochter als jonge weduwe te
zienP
Lftat dat gevaarlijke beroep varen, gij
hebt reeds sedert jaren geld genoeg saamge-
schraapt, wij kunnen nu wel zorgeloos leven.
Ah! mijn geld wilt gij dus, mijn bloe
dig zweet? hoonde de grijsaard, en daarom
staat gij naar de band van dit meisje. Neen
morgen gaat Marie naar hare tante in Dres-
dengij zult haar misschien in geen drie
jaren terugzien, dan ga ik haar weder halen,
en dan dan kunnen wij nog zien. Boven
dien moeten wij ons een tijd lang van hier
verwijderen, want die ellendige grensjagers
zijn ons op het spoor. Nog dezen nacht zul
len wij onze zaken afmaken.
Grootvader, ga dezen nacht toch niet,
smeekte Marie, met hare schoone en heldere
stem. Gy hebt zelf gezegd, dat de grensja
gers u op het spoor en in de nabijheid zijn.
Hoor maar, hoe de storm door de pijnboomen
loeit en de golven van den Eger tegen zijne
oevers klotsen.
Dat is een heerlijk geluid, dat begrijpt
gij nog niet, mijn kind, zeide haar grootva
der: ik heb aan den overkant 1000 tbaler
voor die goederen gegeven en slaagt onze
onderneming om ze hier te brengen, dan win
ik er 4000. Laat die storm maar huilen, hoe
meer hij woedt des te donkerder wordt de
nacht; daH zijn die schnrken, die grensja
gers met blindheid geslagen. Komaan,
George, het is twaalf uur.
En Marie?
Zij moet onze terugkomst hier maar
afwachten; voor dat de morgen aanbreekt
zijn wij terug. Gij zijt immers niet bang
Och, ik ben reedB aan die afwezigheid
gewend.
Gij zijt een goed, braaf en bescheiden
meisje, Mariewij sluiten den ingang weder
met den steen, dan kan niemand hier bin
nenkomen en gij zijt dan ook gerust.
En al8 wij dan beide, hetgeen gemak
kelijk gebeuren kan, dezen nacht omkomen
vraagde George.
Dat is waar, dan zit zij gevangen, maar
wij willen hopen, dat dit het geval niet wezen
zal. Kom voorwaarts, George, ons volkje
wuckt reeds.
Met deze woorden drong Peter den jonge
ling vooruit.
Onbemerkt fluisterde George het meisje
toe
Wees maar gerust, Marie, ik zal u het
portret uwer moeder brengen, al kost het mij
het leven. Hierop volgde hij schielijk den
oude.
Marie was alleen. Het vuur brandde hel
der en verlichtte de met mos begroeide rots
wanden; in haar hoofd kwamen allerlei ge
dachten op, zij wist dat de grot door den
steen, welken de oude gewoonlijk voor den
ingang rolde, gesloten en zij den hongerdood
prys gegeven was, wanneer de oude en George
niet meer terugkwamen.
Niettegenstaande de eenzaamheid, waaraan
zij sedert hare jeugd gewoon was, had zij veel
gereisd en op eene kostschool eene goede op
voeding genoten. Hare moeder had zij nooit
gekend; zij was door haar grootvader uit de
hoofdstad naar zijne, in dit ellendig Bo
heemsch dorpje gelegene hut overgebracht.
Zij was een edel en schoon meisje, maar zij
had één gebrek, zij miste des meisjes schoon
ste sieraad: de vrouwelijke zwakheid. Zelden
bespeurde men op haar gelaat een lachje en
als zij sprak, dan schitterden hare oogen van
vuur. Hare donkere gelaatstrekken had men
buitengewoon schoon kunnen noemen, wan
neer hare donkere, over den neus flauw te
zamenloopende wenkbrauwen, haar niet
eenigszins een mannelijken trek gegeven
hadden. Zij beminde George, den zoon des
schoolmeesters uit het nabijgelegene stadje,
met de liefde eener zoogzuster, want beide
hadden dezelfde min gehad, maar ook zonder
eenige hoop, want het was knar niet onbe
kend, dat de oude gierigaard andere bedoe
lingen met zijn bijeen geachraapten schat had.
Ook George, den oude begrijpende, bad zich,
om zijne genegenheid te verwerven, als hulp
bij zijne waagstukken laten gebruikenhoe
wel het uitzicht niet wonderschoon voor hem
was, liet hij al zijne hoop nog niet varen en
bonwde op de toekomst. Eens moest de onde
sterven, vroeg of laat, en dan was alles klaar,
want dat Marie geen ander tot man nemen
zou dan hem, scheen hij bijna zeker te weten.
Zoo stonden de zaken, toen de oude AhrenB
er lucht van kreeg, dat hij als smokkelaar ver
dacht werd en zich gedrongen zag zijn huis,
ja zelfs deze omstreken te verlaten. Hij had
het plan gevormd, om op Beiersch grondge
bied te gaan wonen, doch wilde zijne klein
dochter daarheen niet medenemen, en zou
haar daarom maar eene van hare naaste bloed
verwanten te Dresden brengen.
Marie was dus op den avond voor haar ver
trek alleen in de grot en bouwde zieh dui
zenden aangename luchtkasteelen over de
vermaken der hoofdstadlang zat zij stil in
de grot kaars grootvaders, die diep in de
rotsen verscholen was en reeds lang door onze
twee smokkelaars tot het uitoefenen van hun
sluikhandel gebruikt was. Peter en George
alleen wisten den ingang te vinden, die door
een grooten platten steen gesloten werdde
grot was aan den ingang laag en nauw, meer
binnenwaarts werd zij hooger en breeder,
daarna weder nauwer en eindelijk verdeelde
zij zich in ontelbare gangen, die door de na
tuur schenen gevormd te zijn, doch men kon
in geen dezer een uitgang vinden, zelfs Ahrens
had na lang en zorgvuldig zoeken er geen
kunnen ontdekken. De hoofdingang was ook
zoodanig door wilde struiken omgroeid, dat
men slechts met moeite tot den hem bedek-
kenden platten steen komen kon. Tegenover
dezen ingang strekt zich in een hal veu cir
kel eene andere rotsketen uit, wier tegen
woordige helling door de daarin bruisckende
golven van den Eger bespoeld wordt.
Wordt vervolgd.
Snelpersdruk van C. DE BOER Je.