'T VLIEGEND BLAADJE.
KLEINTE COURANT
VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL
No. 1258
Zaterdag 7 Maart 1885
Dertiende Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Kalender der Week.
Atoonnement
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bnreaux: SPOORSTRAAT en ZCIDSTRAAT.
Advertentiën
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
MAART, Lentemaand, 31 dagen.
Opkomat der Zon 6 u. 30
Onderg.
Zondag 8
Maandag 9
Dinsdag 10
Woensdag 11
Donderdag 12
Vrijdag 13
Zaterdag 14
5 m. 52 m.
Laatste kwartier.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 6 Maart 1885.
Met 1 dezer is in werking ge
treden een reglement voor het korps
torpedisten en voor het personeel,
bij den torpedodienst gedetacheerd.
Uit dit reglement blijkt o. a., dat
het korps bestaat uitopper-torpedo-
makers en opper-torpedisten, met
den graad van adjudant-onderoffic.
torpedomakers-majoor en torpedisten-
majoor, met den graad van sergeant
majoor sergeant-torpedomakers en
sergeant-torpedisten, met den graad
van sergeant; korporaal-torpedoma
kers en korporaal-torpedisten, met
den graad van korporaaltorpedisten
1ste en 2de kl., met den graad van
soldaat of matroos.
De uniform van torpedomakers is
gelijk aan die van het korps torpe
disten de geborduurde granaat
evenwel als onderscbeidingsteeken
van laatstgenoemde wordt voor de
torpedomakers vervangen door twee
gekruiste vischtorpedo'svoor de
opper- majoor- en sergeant-torpedo-
makers van gouddraad, voor de kor
poraal-torpedomakers van geel ke-
Bij Zr. Ms. besluit van 4 dezer
is 's Konings adjudant in b. d de
schout-bij-nacht F. H. P. Van Alphen,
eervol ontheven van de betrekking
van commandant der zeemacht en
chef van het departement der marine
in Nederlandsche-Iudie, onder dank
betuiging voor zijne daarin bewezen
diensten, en die opgedragen aan
's Konings adjudant in buitenge
wonen dienst, den schout-bij-nacht
J. W. Binkes, een en ander met den
datum van overgave en overname
van dat bevel
Aan het station te Leeuwarden
kwamen Maandagavond om halfelf
de Friesche hardrijders R. van der
Zee en B. Kingma aan, die gelijk
bekend is, aan den wedstrijd te
Christiania hebben deelgenomen. Zij
werden bij de aankomst verwelkomd
door een luid gejuich der duizenden,
die in den omtrek van bet station
aanwezig wareu en door rar. S. Sal-
verda, vice president van bet Nederl.
Scbaatsenrijdersbond. Begeleid door
het muziekkorps der infanterie, de
bestuursleden der Leeuwarder IJsclub
en een groote menigte, ging de
tocht naar bet Friesche Koffiehuis,"
alwaar de wakkere Friezen nogmaals
werden wolkom gebeeten. Eenige
prettige uren werden hier doorge
bracht, waarbij den rijders vele har
telijke ovatiën ten deel vielen.
Men schrijft uit Vlissingen:
Onder de passagiers der mailboot Prinses
Marie van do Maatschappij Zeeland, Dins
dag van Queenboro' alhier aangekomen, be
vond zich een drietal merkwaardige perso
nen, die, voor zoover de omstandigheden
dit gedoogden, heel wat bekijks hadden van
hunne medereiziger» en van het bij de aan
komst der boot aanwezige publiek.
Uet waren drie dwergen, naar beweerd
wordt de kleinste menschen der wereld, en
met hun drieën vormende de Royal Ameri
can Midgets Company, in Amerika en En
geland algemeen bekend en daar kortweg
de Midgets genoemd.
De beide hoofdpersonen van het dwergen-
gezelschap, dat op reis was van Plymouth
naar Berlijn, om zich in laatstgenoemde
plaats te laten bekijken, zijn de „Generaal"
Mite en diens echtgenoot Mrs. Mite. (Het
huwelijk tussohen deze twee werd eenigen
tijd gejeden te Manchester voltrokken).
De „Generaal", wiens eigenlijke naam
Joseph Elynn is, werd in 1865 te Greene
(Chenango) in den Amerik. Staat New-York
geboren en heeft, op ruim 20jarigen leef
tijd, eene lengte van slechts 22 Eng. duim
(M. 0.56), terwijl hij geheel gekleed, niet
méér dan 7i kilogr. weegt.
Mrs. Mite werd eveneens in Amerika ge
boren, en wel in 1868 te Calamazo in den
ataat Michigan. Zij heet Millie Edwards
en wint het zoowel in kleinte als in licht
heid van haren gemaal, daar zij slechts
191 Eng. duim (M. 0.50) lang is en nog
geen 6$ kilogr. weegt.
Het paartje is dus als voor elkander ge
knipt.
Ofschoon de begeleiders van dit miniatuur
echtpaar zoo goed mogelijk zorgden het nau
de nieuwsgierige blikken van het publiek
te onttrekken, het liet men ons toch den „Ge
neraal" en zijne gemalin even zien, en kon
den wij opmerken, hoe ze, in tegenstelling met
andere zoogenaamde dwergen, die meestal
mismaakte schepsels zijn, welgevermd waren.
Zooals zij daar, op de armen hunner ge
leiders, en onder een doek, werden rondge
dragen, geleken zij echter méér op aange-
kleeda poppen dan op menschelijke wezens.
De derde persoon van het gezelschap is
zekere heer D. Ulpts, een Duitscher, 24
jaren oud. Hij is een reus, vergeleken bij
het echtpaar Mite, maar toch niet grooter
dan een kind van 3 a 4 jaren. Hij be
woog zich vrij tusschen de overige passa
giers, en verschafte ons welwillend eenige
inlichtingen omtrent zijn eigen persoontje
en zijue superieuren; (want Ulpts is, onder
den titel van „kolonel", als koetsier in dienst
van den „Generaal"). Het was aardig te
zien, boe de „kolonel" met eene zware stem
als een man bij den steward „a bottle
of ale" bestelde, en toen als een kind
op de teenen zich uitrekte om zijne betaling
op de toonbank neer te leggen, hetgeen hem
ternauwernood gelukte.
De equipage van den „Generaal", be
staande uit een sierlijk vierwielig rijtuig,
bespannen met twee bijzonder kleine paardjes,
trok mede zeer de aandacht van het publiek.
Maandagavond omstreeks 6 uur
had in de Prinsenstraat te Dordrecht
een heftig tooneel plaats. Bij G. J.
y. W. aldaar werd, naar de Dordr.
Ct. mededeelt, door een rijksveld
wachter een dagvaarding thuis be
zorgd, ter verschijning voor de recht
bank, waarover de betrokkene zoo
verwoed werd, dat hij den veld
wachter te lijf ging en dezen met
een revolver dreigde. De veldwachter
wist echter den gewapeudeu arm
van den woestaard in bedwang te
houden, die trachtte hem zijn harts
vanger afhandig te maken. Door
de inmiddels toegesnelde hulp van
een agent van politie, die op het
geroep van moord binnensnelde, liet
v. W. af en vluchtte achter iu zijn
woning.
Daar was echter geen uitgang,
maar v. W. maakte gebruik van
een gat van het tonnenstelsel, het
welk in de Kalkstraat ^uitkomt en
kroop daardoor naar buiten, waar
hij het op een loopen zette en den
weg naar de rivier insloeg. Daar
gekomen sprong hij te water, hetgeen
gezien werd door den stukadoor A.
Kuikman, die mede zich te water
begaf om den drenkeling te redden.
Deze was hiervan echter niet gediend,
want hij weerde zijn helper met
vuistslagen af, zoodat deze zelfhulp
noodig had, wilde hij niet omkomen,
v. W. werd later opgevischt, maar
alle pogingen om de levensgeesten
bij hem op te wekken waren vruch
teloos.
Naar men verneemt, moet de
voortvluchtige directeur der Haag-
sche brood- en meelfabriek, Van der
Putten, te Brussel zijn aangehouden.
De Nederl. Regeering heeft aan
de Belgische de uitlevering van Yan
der Putten aangevraagd.
In de Oudegracht te Utrecht
ligt een schip, waarvan de lading
oogenschijnlijk uit steenkolen bestaat.
Dat onschuldig uiterlijk is echter be-
driegelijk, gelijk aan den dag kwam
toen de goede verstandhouding tus
schen den schipper en zijn knecht
verbroken werd en laatstgenoemde
er een door zijn patroon niet ge-
wenschte ruchtbaarheid aan gaf, dat
onder de steenkolen een belangrijke
hoeveelheid spiritualia verborgen is.
De ambtenaren der belastingen heb
ben thans op schip en lading beslag
gelegd.
In een der meest bevolkte
wijkeu van St. Petersburg had den
21sten Februari een groot onheil
plaats, waaromtrent de volgende
bijzonderheden worden vermeld
De vorstelijke familie Viassensky
bezat er een huis, dat door een
overgroot getal arbeiders met hunne
gezinnen werd bewoonden het vormde
een der voornaamste bronnen van
inkomsten dier familie hoewel het
geheel en al op een kazerne geleek,
had het volk het den spotnaam
paleis Viassensky" gegeven.
Dit reusachtige gebouw nu stortte
in, en men kan zich eenig denk
beeld maken van de ontsteltenis die
deze instorting in de hoofdstad te
weegbracht, wanneer men weet dat
het door meer dan tweeduizend
personen bewoond werd, waarvan
de meesten handwerkslieden waren.
Het officieele cijfer der bij het
ongeval omgekomenen, dat vier heet
te bedragen, wordt door het publiek
dan ook zeer ongeloovig opgenomen
men beweert, dat er meer dan tachtig
slachtoffers zijn gevallen en het ge
rucht is verspreid, dat verscheidene
lijken in stilte naar het kerkhof
zijn gebracht op karren die, om de
aandacht af te wenden, met sneeuw
waren aangevuldhet is trouwens
een feit, dat vele met sneeuw heiaden
karren van de binnenplaats van het
gebouw werden weggevoerd.
De opgravingen die onmiddellijk
na het gebeurde in tegenwoordig
heid van den keizer en verscheidene
grootvorsten werden ondernomen,
werden onafgebroken voortgezet
een geheele compagnie sapeurs der
garde was aan den arbeid, maar de
opruiming zoude ongetwijfeld ver
scheidene dagen duren.
Op bevel des keizers is een ge
streng onderzoek naar de oorzaken
van het ongeval ingesteld, dat on
getwijfeld te wijten is aan de na
latige wijze, waarop het reusachtig
gebouw werd onderhouden.
Omtrent de instorting in het
Domhotel te Keulen, blijkt nader dat
er reeds sinds eenigen tijd was begon
nen met de verbouwing van het hotel
en er Maandagochtend, toen men
aan het achtereinde van het hotel
in een groote zaal bezig was, het
gebouw begon te kraken en er groote
scheuren in de hoofdmuren ontston
den. De bewoners en logeergasten
verlieten derhalve het gebouw. Te
gen 11 ure volgde de instorting.
Het grootste gedeelte van het ge
bouw ligt in puin. Het meubilair
FEUILLETON.
Een onverbiddelijke Vijand.
Vertaling
48.)
van GERRIT J.
„Ik geloof niet, dat je niijne moeder kent
en ook niet dat se om me gestuurd heeft!"
riep Marie driftig.
„De tijd zal 'tleeren. Ik zeg niets meer;
alleen wil ik hierbij voegen, dat u aan vis-
schers is afgegeven om naar een klooster ge
bracht te worden, door een heer op een jacht.
Ziet u nu, dat ik veel van n weet P"
„Dat kan je toevallig gehoord hebben.
„Herinner u eens, juffrouw, heeft u voor
heen den naam Rit* niet gehoordP"
„Rita!" herhaal ze nadenkend." Ja, ik
hoorde dien, maar weet niet meer waar. Werd
ik Rita genoemd P" vraagde ze verwonderd.
„Ja, zoo is't. Uwe moeder aoemde u zoo.
Er zijn omstandigheden, die 't haar onmoge
lijk maken op dit oogenblik openlijk op te
treden, en daarom moest u in 't geheim tot
haar gebracht worden. Hadt n gehoor gege
ven aan do boodschap van mijnheer Hagen,
dan hadt n alles vernomen; maar n waart te
voorzichtig."
Zuchtend schudde hij 't hoofd.
„Had ik kunnen denken," zeide Marie
onthutst.
„Men moet vertrouwen stellen in zijne
vrienden, zeide de man met nadruk. Men
moet loeren vertrouwen. Als u nu verstan
dig zijt en meegaat naar uwe moeder, zult u
apoedig alles vernemen."
Marie vertrouwde haar geleider niet veel'
maar ze was weerloos, vreesde voor 't aan'
wenden van chloroform en schreeuwde daar'
om niet. Oplettend keek ze rond, of ze ook
hnizen of menschen zag, vastbesloten uit den
wagen te springenmaar 't rijtuig ging alleen
door bosschen en velden. Na eenige nren
hield 't stil in de nabijheid van 't strand. In
hetzelfde oogenblik hield, haar geleider baar
zijn hand, waarin hij een met ohloroform be]
vochtigd stnk zwam had, voor den mond, en
ofschoon ze zich met alle kracht verzette,
scheen leven en bewustzijn haar te ontvlieden.
Ze werd door den sterken Zigeuner, die thans
een gewone koetsierskleeding droeg, opgeno
men en in een boot gedragen, die aanstonds
van wal stak. Steeds bewusteloos, werd ze
aan boord van een jacht gebracht en in de
kajuit nedergelegd.
In die kajuit was alles met de meeste
pracht ingericht. Zijden gordijnen hingen
voor de vensters, een fraaie lamp hing aan de
zoldering en rondom waren mollige divans.
Verbaasd blikte Marie om zich heen. Een
tafel stond gedekt. Terwijl ze hare gedachten
verzamelde, werd de deur geopend en trad
haar bewaker met een blad, waarop levens
middelen, in de hand, naar binnen.
„Nu, juffrouw Rita," zeide hij, 't heeft u
geen kwaad gedaan, dat doet me pleizier.
Toen ik zag dat u de cogen opende, heb ik
voor arondeten gezorgd. Ik raad n, gebruik
iets, vooral wanneer u op zee niet gewoon is,
want 't jacht ligt zeilklaar."
„Ik ben zeer ziek en kan niet eten," zeide
't meisje,
„Neem dan wat cognac met water en een
beschuit.
„Neen." Een plotseling gevoel van weeheid
deed haar echter vragen
„Kan ik een kop koffie of thee met een be
schuit krijgen P"
„Zeker, juffrouw, dadelijk. U behoeft den
knecht echter uw uood niet te klagen, want
hij is een Griek en verstaat geen woord
Duitsch."
Hij verliet de kajuit en kwam weldra terug
met een jongen, knappen Griek, die echter
iets zoo boosaardigs, in zijne oogen had, dat
't meisje alle gedachten opgaf hem bijstand
te vragen. Na thee gedronken te hebben, ge
voelde ze honger, zoodat ze ook nog eieren en
brood gebruikte.
Toen haar ontvoerder terugkeerde, zag ze
er opgeruimd uit.
„Zoo is 't goed, juffrouw," begon hij. Uw
slaapkamer is hier, zie
Hij opende een deur naast een divan.
„U kunt ook blijven waar u zijt. Niemand
zal u lastigvallen. Goeden nacht,juffrouw,"
Marie doorzocht de kajuit, om te zien of er
ook iemand zich verborgen had em besloot op
den divan te slapen. Ze sloot de deur met een
korten maar stevigen ijzeren staaf, die ze
vond, knielde daarna neder en bad den
Almachtigen om hulp en bijstand. Dat ge
bed schonk haar kalmte en schraagde baar
moed. Weldra sloot ze de oogen. Toen ze
den volgenden morgen ontwaakte en op haar
horloge, een geschenk van Emma, keek, was
't reeds lialfacht. Zonder twijfel was 't vaar
tuig in volle zee, dat gevoelde ze bij 't over
Btag gaan. Toen ze haar toilet gemaakt had,
waartoe ze 't noodige in de slaapkamer vond,
werd er aan dc deur geklopt en Karl, zooals
haar ontvoerder zich noemde, berichtte dat
't ontbijt gereed stond. Vrijmoedig schreed
ze naar de deur en opende die.
„Niet zeeziek Goed zoozeide Karl
die met den Griek, welke 't ontbijt droeg, bin
nenkwam." Zeer goed. Uwe moeder zal ver
heugd zijn. Bij de vraag, waarheen de be
stemming van 't schip was, verwijderde hij
zich. Marie werd zeer ongerust, toen ze bij
't einde van den dag nog op zee waz. Den vol
genden morgen vroeg lag 't vaartuig voor
anker. Een nar later verzocht Karl binnen
te mogen komen.
„Kom, juffrouw Rita," zeide hij, de boot
is bemand. Wc zullen aan land gaan."
„Waar landen weP" vraagde 't meisje,
toen ze met hem op de scheepstrap stond.
„Dat zal uwe moeder u wel zeggen."
,,'t Was nog niet volkomen licht. Een
koude wind zweepte de golven. Karl wik
kelde Marie zorgvuldig in een mantel en hielp
haar in de boot, die naar een eenzaam strand
roeide. Eindelijk betrad Marie weer 't land.
Geen hut, geen lichtwachterswoning was
er te bespeurenalles in 't rond was doodsch
moernsUnd. Een wagen stond gereed, Karl
hielp haar instijgen en na eenige uren bevond
ze zich in een afgelegen kasteel.
Een door ouderdom gebogen vrouw opende.
„Zoo, ben jelui daarsprak ze.
„Wel moeder, begroet je zoo je zoonP"
riep Karl. „Hier is juffrouw Rita weer. Zou
je haar wel herkend hebben P
„Neen, ik niet," zeide de oude vrouw, na
't meisje oplettend bekeken te hebben. Ze is
een knap meisje geworden en heeft meer van
haar vader dan van hare moeder weg, uitge
nomen die zwarte oogen.
„Heeft u me vroeger gezienP" vraagde
Maiie verrast.
„U gezien P Dat sou ik meenen. Denk
maar aan dat onde buis met dien vreeselgkea
kuil bij de trap."
„Ja, ik herinner me!" riep Marie eens
klaps.
„Kom mede, juffrouw en verkleed u!"
Bij die woorden bracht ze 't meisje in een
bovenkamer, waar een gedekte tafel stond.
„Waar is mijne moeder P" vraagde Marie.
„Uwe moeder?" vraagde de oude verwon
derd." Waarom denkt n dat ze hier is P
„Uw zoon heeft me gezegd, dat ze om me
gezonden heeft," zeide Marie verbleekend.
„Deed hij datP Dat was slecht van hem.
Ze is thans hier niet. Kwam u vrijwillig hier
heen om haar te zien?"
„Neen, met geweld heeft men me hier
heen gesleepthij zeide 't was mijn moeders
begeerte, dat ik hior zon komen."
„Mijn God, hoe kon hij doen."
„Weet u iets van mijne moeder? Leeft ze?"
vrasgde Marie.
„Ja, lieve juffrouw, ze leeft en wellicht zult
n haar zien, ofschoonZe mompelde iets,
dat Marie niet verstond.
„Aob, hoe dankbaar zal ik uzijn!" riep't
meisje, terwijl ze vermoeid op een stoel zonk.
„Maar zeg eens, lieve vrouw, waarom ben ik
hierheen gebrachtP"
„Ik weet 't niet, juffrouw Rita; ik mag ook
zonder verlof niets zeggen."
Wordt vervolgd.